Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende vaststelling van de Beleidsregels Studietoeslag gemeente Amsterdam

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende vaststelling van de Beleidsregels Studietoeslag gemeente Amsterdam
CiteertitelBeleidsregels studietoeslag gemeente Amsterdam
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 36b van de Participatiewet
  3. artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

20-12-202201-04-2022nieuwe regeling

06-12-2022

gmb-2022-561447

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam houdende vaststelling van de Beleidsregels Studietoeslag gemeente Amsterdam

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

 

gelet op

  • 1.

    titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 2.

    artikel 36b Participatiewet;

  • 3.

    artikel van 160, eerste lid onder a Gemeentewet

overwegende dat het college het nodig vindt kaders te maken voor de studietoeslag,

besluit de volgende regeling vast te stellen:

 

Beleidsregels Studietoeslag gemeente Amsterdam

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • 1.

      aanvraag: een verzoek om studietoeslag als bedoeld in artikel 36b lid 1 Pw

    • 2.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht

    • 3.

      Pw: Participatiewet

    • 4.

      Wajong: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

    • 5.

      WSF: Wet studiefinanciering 2000

    • 6.

      Wtos: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Artikel 2. Structurele medische beperking

  • 1.

    Structurele medische beperking: een fysieke en/of psychische beperking die voortkomt uit een in de persoon gelegen ziekte of medisch gebrek die voldoende ernstig is dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen het gebrek en het structureel niet in staat zijn van het verdienen van inkomsten door belanghebbende naast de studie.

  • 2.

    Structureel: als er binnen een periode van 12 maanden na de aanvraag geen herstel of verbetering is te verwachten in de medische beperking, zodanig dat belanghebbende wel in staat is om naast de studie te werken en daar inkomen mee te verdienen.

  • 3.

    Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:

    • 1.

      mantelzorg;

    • 2.

      een gebroken been;

    • 3.

      kortdurende beperkingen;

    • 4.

      beperkingen niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken.

Artikel 3. Voorwaarden

  • 1.

    Er bestaat recht op studietoeslag als belanghebbende:

    • 1.

      als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat is naast de studie inkomsten te ververwerven;

    • 2.

      studiefinanciering ontvangt op grond van de WSF of een tegemoetkoming krijgt op grond van de Wtos. Het levenlanglerenkrediet van de WSF valt niet hieronder;

    • 3.

      geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wajong.

Artikel 4. Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor studietoeslag wordt schriftelijk ingediend middels het aanvraagformulier studietoeslag bij een jongerenpunt.

  • 2.

    Belanghebbende verstrekt bij de aanvraag de volgende stukken:

    • 1.

      een bewijs van het ontvangen van studiefinanciering op grond van de WSF of een tegemoetkoming op grond van de Wtos;

    • 2.

      bij stage: een kopie van de stageovereenkomst waaruit de hoogte van de stagevergoeding blijkt.

  • 3.

    Belanghebbende kan bij de aanvraag een deskundigenverklaring verstrekken waarin staat waarom belanghebbende niet kan werken naast de studie.

  • 4.

    In een persoonlijk gesprek met een jongerenadviseur wordt de aanvraag mondeling besproken. Het gesprek is ook bedoeld om zicht te krijgen op eventuele andere hulpvragen van de belanghebbende.

Artikel 5. Toekennen en uitbetalen

  • 1.

    Als door het college is vastgesteld dat recht op studietoeslag bestaat, wordt de studietoeslag toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt studietoeslag met terugwerkende kracht ook toegekend over een periode die is gelegen voor de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend als:

    • 1.

      belanghebbende daarom verzoekt; en

    • 2.

      belanghebbende over deze periode voldoet aan de voorwaarden voor het recht op studietoeslag;

  • 3.

    In afwijking van lid 2 wordt studietoeslag niet met terugwerkende kracht toegekend over een periode die is gelegen:

    • 1.

      voor 1 april 2022;

    • 2.

      5 jaar voorafgaand aan de dag waarop de belanghebbende de aanvraag om studietoeslag heeft ingediend. Studietoeslag wordt niet met terugwerkende kracht toegekend;

  • 4.

    De studietoeslag wordt maandelijks uitbetaald.

  • 5.

    De studietoeslag die met terugwerkende kracht wordt toegekend, wordt na toekenning als een bedrag ineens uitbetaald.

Artikel 6. Hoogte studietoeslag

  • 1.

    De hoogte van de studietoeslag is minimaal gelijk aan de bedragen bedoeld in artikel 7a van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021 en de regeling Individuele Studietoeslag Amsterdam tot 1 april 2022. De bedragen worden met terugwerkende kracht ingevoerd vanaf 1 april 2022.

     

    23-jarigen en ouder

    € 389,90

    22-jarigen

    € 327,52

    21-jarigen

    € 300,00

    20-jarigen

    € 240,00

    19-jarigen

    € 233,94

    18-jarigen

    € 233,94

    17-jarigen

    € 233,94

    16-jarigen

    € 233,94

    15-jarigen

    € 233,94

     

  • 2.

    Als uitganspunt voor het bepalen van de hoogte van de studietoeslag geldt in de maand waarin een belanghebbende jarig wordt, het bedrag dat hoort bij de leeftijd die belanghebbende op de verjaardag heeft bereikt.

Artikel 7. Medisch advies

  • 1.

    Het college is verplicht een medisch advies te vragen aan een onafhankelijke deskundige voor de beoordeling of er sprake is van een structurele medische beperking.

  • 2.

    Het college vraagt het medisch advies aan bij GGD.

  • 3.

    In afwijking van lid 1 kan het college alleen in deze situaties een medisch advies achterwege laten als:

    • 1.

      direct duidelijk is dat er recht bestaat op studietoeslag gelet op de ernst/aard van de structurele medische beperking;

    • 2.

      vaststaat dat belanghebbende geen studiefinanciering op grond van de WSF of tegemoetkoming op grond van de Wtos wordt ontvangen;

    • 3.

      belanghebbende recht heeft op een Wajong uitkering;

    • 4.

      belanghebbende werkt naast de studie, niet zijnde een stage.

Artikel 8. Nieuw medisch advies bij zicht op verbetering

Wanneer het eerste medisch advies daartoe aanleiding geeft, bepaalt het college dat binnen een bepaalde periode een nieuw medisch advies zal bij de GGD worden gevraagd om te beoordelen of belanghebbende nog steeds niet in staat is om naast de studie te werken.

Artikel 9. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen in het voordeel van belanghebbende afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 10. Inwerkingtreding beleidsregels en toepassingsbereik

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na publicatie in het Gemeenteblad en werken terug tot en met 1 april 2022.

  • 2.

    De bepalingen voor de Individuele Studietoeslag (hoofdstuk 4) in de re-integratieverordening zijn ingetrokken op 1 april 2022.

Artikel 11. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als:

 

Beleidsregels studietoeslag gemeente Amsterdam.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 6 december 2022

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemene toelichting

Aanpassing van de individuele studietoeslag was nodig volgens de wetgever om het doel van de regeling te bereiken: jongeren met een structurele medische beperking die niet kunnen bijverdienen naast en tijdens hun studie, een extra (financiële) steun in de rug te geven.

 

Met de inwerkingtreding van de nieuwe studietoeslag is de verordeningsplicht komen te vervallen. De oude regeling (individuele studietoeslag) is opgenomen in de Re-integratieverordening Participatiewet Amsterdam (hoofdstuk 4). Bij de komende wijzigingen in de verordening zal dit hoofdstuk worden geschrapt. Dat betekent dat de verordening op dit onderdeel niet meer geldt.

 

Het college kan in beleidsregels aangeven hoe het met een wettelijke bevoegdheid omgaat. Op grond van het gelijkheidsbeginsel moeten individuele beslissingen genomen worden in overeenstemming met het gevoerde beleid. Bij het hoger vaststellen van de studietoeslag dan de minimumbedragen uit de wet is het, met het oog op de rechtszekerheid voor de student, zinvol om het beleid over de studietoeslag zoveel mogelijk vast te leggen in beleidsregels.

 

Inwerkingtreding

De nieuwe studietoeslag treedt in werking per 1 april 2022.

 

Geen bijstand meer maar toeslag

De studietoeslag is geen bijstand meer. Daarom is er geen vermogenstoets. Ook de gegevens over de woon/leef situatie (gezinssamenstelling) zijn niet van invloed op het recht. Er geldt geen leeftijdsgrens. Het recht is gekoppeld aan het recht op studiefinanciering op grond van de Wet Studie Financiering (WSF) of een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos).

 

Ontvangst of recht op studiefinanciering WSF of een tegemoetkoming op grond van de Wtos

In de wettekst van artikel 36b Participatiewet staat dat een aanvraag kan worden gedaan als iemand studiefinanciering of Wtos ontvangt. Dit moet zo worden gelezen: er bestaat recht op studietoeslag als er recht bestaat op studiefinanciering op grond van de WSF 2000 of een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 Wtos. Of er recht bestaat, blijkt uit een beschikking van DUO. Voor het moment waarop is voldaan aan de voorwaarden voor studietoeslag is niet de datum van ontvangst van studiefinanciering of Wtos van belang, maar de datum vanaf wanneer het recht bestaat.

 

Structurele medische beperking

Een belanghebbende moet als rechtstreeks gevolg van een ziekte of gebrek structureel niet in staat zijn naast de studie inkomsten te verdienen. Zie de artikelsgewijze toelichting voor uitleg wat hiermee wordt bedoeld.

 

Stagevergoeding

Stage is vaak een verplicht onderdeel van de opleiding en ook wanneer het niet verplicht is, draagt het wel bij aan het vergroten van de toekomstige kansen op de arbeidsmarkt. Onverplichte stages of niet formeel door de onderwijsinstelling erkende stages vallen dus ook onder de vrijlating. Vereist is alleen dat de stage wel plaatsvindt in het kader van de studie. De stagevergoeding is gemaximaliseerd bij wet (€ 180 per maand). Indien de stagevergoeding hoger is, vindt er een verrekening plaats.

 

Inlichtingenplicht en terugvordering

Op grond van artikel 36b lid 4 Participatiewet (Pw) geldt een aparte inlichtingenplicht voor de studietoeslag. Artikel 17 Participatiewet is niet van toepassing, omdat de studietoeslag geen bijstand betreft. Als de inlichtingenplicht wordt geschonden en achteraf blijkt dat op basis van onjuiste informatie ten onrechte of een te hoog bedrag studietoeslag is verstrekt, dan mag het college overgaan tot terugvordering op grond van artikel 58 lid 2 en artikel 36b lid 4 Participatiewet. Dit is een bevoegdheid, geen verplichting.

 

Overgangsrecht

De studietoeslag voorziet in overgangsrecht in de volgende situatie: de toegekende individuele studietoeslag op basis van de wet van voor 1 april 2022, is hoger dan het bedrag waarop iemand recht heeft op grond van de nieuwe studietoeslag.

 

Is het toegekende bedrag hoger, dan houdt een belanghebbende dit hogere toegekende recht voor de duur van de toekenning. Tijdens deze hele periode behoudt de belanghebbende dus zijn recht op het hogere bedrag. Bijvoorbeeld als deze is toegekend voor de duur van de studie of voor de duur van een jaar. Bij een nieuw verzoek na afloop van die termijn geldt dan pas de hoogte van de nieuwe studietoeslag zoals geldend per 1 april 2022. Ook wanneer deze lager is dan het eerder toegekende bedrag. Dit is bijvoorbeeld het geval als de studietoeslag is toegekend voor de duur van een jaar.

 

Als het toegekend individuele studietoeslag op basis van de wet van voor 1 april 2022 lager was dan het bedrag op grond van de nieuwe studietoeslag, dan is bedrag direct aangepast aan de hoogte van de bedragen zoals die gelden per 1 april 2022.

 

Hardheidsclausule

Het college heeft voor de duidelijkheid ervoor gekozen in de beleidsregels een hardheidsclausule op te nemen.

 

Het college mag van eigen beleidsregels afwijken als toepassing ervan in een individueel geval door bijzondere omstandigheden onevenredig is in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit is geregeld in artikel 4:84 Awb.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

Alleen de artikelen die toelichting nodig hebben, zijn uitgewerkt.

 

Artikel 2. Structurele medische beperking

Voor het recht op studietoeslag is een voorwaarde dat belanghebbende als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek structureel niet in staat is om naast de studie inkomen te verwerven. Zie artikel 36b lid 1 Participatiewet. Het college legt in dit artikel vast wat wordt verstaan onder een structurele medische beperking.

 

Begrip inkomsten kunnen verwerven

Gelet op de toelichting bij artikel 36b Participatiewet wordt hier bedoeld in het geheel geen inkomen te verwerven. Beoordeelt moet worden of een student met een structurele medische beperking al dan niet voldoende kan werken zonder dat dit ten koste gaat van de studie.

 

Het college mag geen regels stellen over wanneer een beperking dusdanig is dat iemand naast de studie niet meer kan werken. Dit is een individuele beoordeling die in principe door de medisch adviseur wordt gedaan.

 

Volgens de wet moet iemand (medisch) geen inkomsten naast de studie kunnen verwerven. Dit wordt met een medisch advies vastgesteld. Voor de rest is er geen inkomenstoets. Dit impliceert dat inkomsten op zichzelf niet relevant zijn voor het recht op studietoeslag. Denk aan alimentatie, giften en inkomsten uit vermogen. Bepalend is of iemand door zijn medische beperking niet in staat is naast de studie inkomen te verwerven.

 

Wanneer iemand wel werkt, ook al is dat zeer gering (bijvoorbeeld een vakantiebaan) dan vervalt het recht op studietoeslag (tijdelijk). Als de vakantiebaan is gestopt, kan een nieuwe aanvraag worden gedaan.

 

Economische omstandigheden, bijvoorbeeld hoge werkloosheid, spelen bij de bepaling of iemand structureel niet in staat is inkomen te verdienen uitdrukkelijk geen rol.

 

Medische beperking moet structureel zijn

Het vereiste dat de medische beperking een structureel karakter heeft, betekent dat bij de beoordeling in ieder geval van belang is dat de medische beperking langdurig is en er geen verbetering te verwachten valt binnen een afzienbare termijn.

 

In lid 1 legt het college vast wat wordt verstaan onder een medische structurele medische beperking.

 

In lid 2 staat wat wordt gezien als structureel.

 

Lid 3 bevat een opsomming van situaties waarbij op zichzelf geen sprake is van een structurele medische beperking. Een gebroken been of een medische ingreep met bijvoorbeeld een hersteltermijn van een half jaar is volgens de regering geen structurele medische beperking. Hieruit kan worden afgeleid dat als de medische beperking langer duurt dan een half jaar er wel sprake kan zijn van een structurele medische beperking.

Ook zijn er medische beperkingen die wel structureel zijn, maar niet voldoende ernstig. In dat geval kan de belanghebbende naast zijn studie inkomsten verdienen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan iemand met een schildklierafwijking die geen last heeft van complicaties of iemand met een milde vorm, enkelvoudige vorm van dyslexie. Zo iemand is goed in staat met deze chronische ziekte - die wel structureel is - inkomsten uit arbeid verdienen naast de studie. Natuurlijk moet er altijd in het licht van de omstandigheden van het geval moeten worden gekeken of voldaan is aan de wettelijke vereisten.

 

Er is in ieder geval geen sprake van een structurele medische beperking bij:

  • 1.

    mantelzorg

  • 2.

    gebroken been

  • 3.

    kortdurende beperkingen, bijvoorbeeld ziekenhuisopname tot 6 maanden.

  • 4.

    beperkingen die niet dusdanig ernstig zijn dat iemand naast de studie niet meer kan werken, bijvoorbeeld een milde, enkelvoudige vorm van dyslexie.

De opsomming is niet limitatief. Ook kan het zo zijn dat iemand met een gebroken been ook een andere medische beperking heeft, waardoor er toch recht op studietoeslag bestaat. Stel nu dat er bij iemand met een gebroken been heftige complicaties optreden, waardoor deze persoon een jaar lang niet in staat is om te werken naast de studie. In dat geval kan worden bekeken of er na een half jaar binnen een periode van 6 maanden geen verbetering valt te verwachten. Zo nee, dan kan dit worden aangemerkt als structureel. Dit is een redelijke termijn, ook gelet op de duur van een studie. Voor wat betreft de termijn van 6 maanden is aansluiting gezocht bij artikel 10 lid 2 en lid 3 Ontslagregeling. Bij ontslag vanwege langdurige ziekte moet ook aannemelijk gemaakt worden dat er na die langdurige ziekte (meestal 2 jaar) geen herstel te verwachten is binnen 6 maanden.

 

Artikel 4. Aanvraag

In dit artikel staat hoe een aanvraag moet worden ingediend (lid 1).

 

Ook is bepaald welke stukken de aanvrager moet verstrekken bij de aanvraag (lid 2). Deze stukken moet de aanvrager verplicht verstrekken mits die stukken van toepassing zijn.

 

In lid 3 staat dat de aanvrager ook een deskundigenverklaring kan verstrekken. Dit hoeft niet. Maar het kan wel helpen om de medische situatie van belanghebbende inzichtelijk te maken. Het inleveren van een deskundigenverklaring betekent niet automatisch dat een medisch advies voor de beoordeling of recht op studietoeslag bestaat niet meer nodig is. Maar soms kan uit de door aanvrager ingeleverde stukken wel al duidelijk zijn dat er sprake is van een structurele medische beperking. Dan kan een medisch advies door een onafhankelijke deskundige achterwege blijven. De studietoeslag kan dan worden toegekend.

 

Belanghebbende hoeft niet te laten weten welke medische beperking hij heeft. Onder bewijs van de structurele medische beperking wordt verstaan een verklaring van een arts of het UWV waaruit dit blijkt. De deskundigenverklaring hoeft nadrukkelijk geen medische gegevens van de belanghebbende te bevatten. Dit zijn bijzondere persoonsgegevens die alleen aan een medische deskundige voor de uitvoering van het medisch advies hoeven te worden gegeven. De verklaring hoeft zich slechts te richten op de vraag of de belanghebbende in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden.

 

Het persoonlijk gesprek met de aanvrager is met name bedoeld om eventuele andere hulpvragen te bespreken, bijvoorbeeld om na te gaan of andere re-integratie-instrumenten kunnen worden ingezet.

 

Artikel 5. Toekennen en uitbetalen

Het verstrekken van een studietoeslag is een gebonden bevoegdheid. Dat betekent dat als een belanghebbende aan de wettelijke voorwaarden voldoet, er recht op studietoeslag bestaat. De wet voorziet niet in een verbod om met terugwerkende kracht studietoeslag te verlenen. Artikel 44 lid 1 Pw is immers niet van overeenkomstige toepassing verklaard voor de studietoeslag.

 

Dit betekent dat een belanghebbende recht op studietoeslag heeft tot 5 jaar voorafgaand aan de dag waarop hij zijn aanvraag heeft ingediend. Dat komt omdat financiële aanspraken jegens de overheid op grond van de rechtszekerheid tot een termijn van vijf jaren in rechte afdwingbaar zijn. De terugwerkende kracht kan niet verder gaan dan 1 april 2022 aangezien vanaf die datum de nieuwe regels voor de studietoeslag gelden. Dit is vastgelegd in lid 3.

 

Het college hoeft niet ambtshalve te onderzoeken of een aanvrager met terugwerkende kracht recht heeft op studietoeslag. Dit hoeft alleen als belanghebbende daarom verzoekt. Dit is neergelegd in lid 2 van dit artikel. De gedachte hierachter is dat het in lijn in met het doel van de regeling om studietoeslag toe te kennen met ingang van de datum waarop de studietoeslag wordt aangevraagd. Het doel is namelijk het bieden van een steuntje in de rug van mensen met een medische beperking zodat zij zich op het studeren kunnen focussen. Dit omdat de combinatie met een bijbaan niet mogelijk is. Omdat het college het verlenen van terugwerkende kracht tot 5 jaar aan een aanvrager niet kan weigeren, wordt dit alleen op verzoek toegekend. Overigens moet uit het medisch advies dan wel naar voren komen dat belanghebbende in het verleden (ook) niet in staat was naast de studie te werken.

 

Artikel 6. Hoogte studietoeslag

Uitgangspunt van de hoogte van de bedragen zijn is dat zij minimaal gelijk zijn aan de bedragen bedoeld in artikel 7a van het Besluit loonkostensubsidie en minimumbedragen studietoeslag Participatiewet 2021 en maximaal gelijk zijn aan de regeling Individuele Studietoeslag Amsterdam (tot 1 april 2022).

 

De bedragen worden (half-)jaarlijks geïndexeerd.

 

Als uitgangspunt voor het bepalen van de hoogte van de studietoeslag geldt in de maand waarin een belanghebbende jarig wordt, het bedrag dat hoort bij de leeftijd die belanghebbende op de verjaardag heeft bereikt.

 

Artikel 7. Medisch advies

Medisch advies door onafhankelijke deskundige

Het college vraagt een medisch advies aan voor de beoordeling of recht bestaat op de studietoeslag. Het college kan een eigen keuze maken voor een instantie. Het medisch advies wordt uitgebracht door de GGD

 

Het advies bevat nadrukkelijk geen medische gegevens van belanghebbende. Het heeft alleen betrekking op de vraag of de belanghebbende in staat is een eigen inkomen te verwerven naast een voltijd studie, zonder dat dit ten koste gaat van de tijd die benodigd is om de studie met succes af te ronden.

 

Het college moet bij de advisering de zorgvuldigheidsnormen van de Awb in acht nemen.

 

Afzien medisch advies

Artikel 36b lid 2 Pw biedt de mogelijkheid om af te zien van een medisch advies. Het college kan dit doen op grond van bij het college bekende gegevens of door de belanghebbende verstrekte gegevens. Dit kan alleen als op voorhand duidelijk is dat er recht bestaat op een studietoeslag. Bijvoorbeeld doordat de belanghebbende bekend is als student van een VSO-school en het dossier bekend is bij het zorgteam van de school inclusief de vertegenwoordiger van de afdeling WOJ/WPI (uitvoerder van de regeling).

 

Het afzien van een medisch advies mag niet ten nadele van belanghebbende zijn. De aanvrager houdt de mogelijkheid een beroep te doen op een onafhankelijk medisch oordeel.

 

In lid 3 wijkt het college af van de hoofdregel. Dit kan alleen omdat al vaststaat dat er geen recht bestaat op studietoeslag. Een medisch advies heeft dan geen invloed meer op het recht op studietoeslag. Dit is het geval als belanghebbende is uitgesloten van het recht op studietoeslag. Dit omdat belanghebbende geen studiefinanciering ontvangt of een tegemoetkoming op grond van de Wtos. Dit is ook het geval als belanghebbende een Wajong-uitkering ontvangt.

Ook is dit het geval als belanghebbende al werkt naast de studie (behalve als het een stage betreft). In dat geval bestaat er geen recht omdat belanghebbende kennelijk in staat is om te werken naast de studie.

 

Artikel 8. Nieuw medisch advies bij zicht op verbetering

De duur van de studietoeslag is in principe gelijk aan de duur van de studiefinanciering. Het is verder aan het college om met inachtneming van onafhankelijk medisch advies vast te stellen voor welke duur de studietoeslag wordt verstrekt en hoe het de controle op rechtmatigheid vormgeeft.

Zo kan het onafhankelijk medisch advies aanleiding vormen voor het college om de duur van de studietoeslag niet af te stemmen op de duur van de opleiding, bijvoorbeeld in geval van een medische ingreep waarbij zicht is op verbetering van de medische situatie van betrokkene. In dat geval bepaalt het college dat binnen een bepaalde periode een nieuw medisch advies zal worden gevraagd. Dit om te beoordelen of belanghebbende nog steeds niet in staat is om naast de studie te werken.