Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zundert

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Zundert 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZundert
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Zundert 2022
CiteertitelBeleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Zundert 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Dit besluit is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Deze regeling vervangt de Beleidsregels Bibob-beleid gemeente Zundert 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. Algemene plaatselijke verordening gemeente Zundert 2020
  3. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
  4. Huisvestingswet 2014
  5. Jeugdwet
  6. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. Wet op de kansspelen
  8. Aanbestedingswet 2012
  9. Huisvestingswet 2014
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-12-2022nieuwe regeling

06-12-2022

gmb-2022-561181

ZD22048774

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Zundert 2022

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert, elk voor zover bevoegd;

 

overwegende dat de Wet Bibob (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) een instrument is om te beoordelen of partijen waar de gemeente vergunningen of subsidies aan verleent, dan wel overheidsopdrachten aan gunt, dan wel vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn.

 

Gelet op:

Het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsook de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Algemene plaatselijke verordening(m.b.t. gemeentelijke vergunningen), de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, de Omgevingswet, de Omgevingswet, de Huisvestingswet en Huisvestingsverordening, de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de gemeentelijke Horecaverordening en subsidieverordening(en), de Wet op de kansspelen de aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek.

 

  • 1.

    De beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Zundert 2022 vast te stellen onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels Bibob-beleid gemeente Zundert 2018;

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

De beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Zundert 2022

 

1 Begripsbepalingen

 

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

 

  • a)

    Aanvraag: de aanvraag om een beschikking;

  • b)

    Advies: het advies zoals door het Bureau wordt uitgebracht;

  • c)

    Beschikking: een beschikking betreffende een subsidie, alsmede een beschikking betreffende een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie of ontheffing;

  • d)

    Bestuursorgaan: de burgemeester of het college van burgemeester en wethouders;

  • e)

    Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan;

  • f)

    Bibob-toets: een toets aan de wet door het bestuursorgaan en/of het Bureau bij een aanvraag om een beschikking, een verleende beschikking, een overheidsopdracht of een vastgoedtransactie;

  • g)

    Bureau: het Landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

  • i)

    Overheidsopdracht:

    • 1.

      een opdracht die wordt verstrekt op basis van een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel die is gesloten tussen enerzijds een aannemer, leverancier of dienstverlener en anderzijds een rechtspersoon met een overheidstaak, en die betrekking heeft op:

      • a.

        de uitvoering dan wel het ontwerp alsmede de uitvoering van werken in het kader van beroepswerkzaamheden die zijn gebaseerd op de algemene systematische bedrijfsindeling, dan wel op het laten uitvoeren met welke middelen dan ook van een werk dat aan de door de rechtspersoon met een overheidstaak vastgestelde eisen voldoet,

      • b.

        de aankoop, leasing, huur of huurkoop, met of zonder koopoptie, van producten, met dien verstande dat dit tevens de nodige werkzaamheden kan omvatten voor het aanbrengen en installeren van die producten bij de levering daarvan, of

      • c.

        de uitvoering van diensten in de meest ruime zin;

    • 2.

      het geheel van afspraken dat vastgelegd is in een schriftelijke overeenkomst tussen enerzijds een rechtspersoon met een overheidstaak en anderzijds een of meer private partijen, over de uitvoering van werken of diensten geheel of ten dele voor rekening en risico van een of meer van die private partijen;

  • j)

    RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum. Dit samenwerkingsverband richt zich op de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van georganiseerde criminaliteit, bestrijding van handhavingsknelpunten en bevordering van integriteitsbeoordelingen.

  • k)

    Vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

    • 1.

      het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

    • 2.

      huur of verhuur;

    • 3.

      het verlenen van een gebruikrecht;

    • 4.

      de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren of verhuurt of zal verhuren;

  • l)

    Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

2 Inleiding

 

De gemeente Zundert wil weerbaar zijn en wil daarom enkel zaken doen met integere partijen. De Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) is een instrument om te beoordelen of partijen waar de gemeente vergunningen en subsidies aan verleent, dan wel overheidsopdrachten aan gunt, dan wel vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn. Het doel van de wet is het voorkomen dat bestuursorganen strafbare activiteiten faciliteren. Dit gebeurt door een bibob-toets uit te voeren. Kern van de bibob-toets is het onderzoek naar betrokkene en aan betrokkene gerelateerde personen als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet.

 

Belangrijkste veranderingen ten opzichte van het Bibob-beleid van 2018:

De beleidslijn uit 2018 is in 2021 geëvalueerd. Drie belangrijke constateringen/ gebeurtenissen:

  • 1.

    Wijziging van de Wet Bibob per 1 augustus 2020, die nieuwe kansen en mogelijkheden biedt;

  • 2.

    De inhoud van het beleid 2018 is anno 2022 te beperkt voor een goede uitoefening van taken en bevoegdheden ten aanzien van ondermijning, openbare orde en veiligheid.

  • 3.

    De wijziging van de Wet Bibob per 1 oktober 2022.

De wijziging van de Wet Bibob die op 1 augustus 2020 in werking is getreden, versterkt de aanpak van ondermijning door de gemeente.

Deze wijziging zorgt ervoor dat gemeenten, provincies en het Rijk nog beter hun eigen Bibob- onderzoek kunnen doen. Zij kunnen voortaan de justitiële antecedenten nagaan van de personen die achter de schermen feitelijke zeggenschap hebben over degene die de vergunning heeft aangevraagd. Zo kan makkelijker worden voorkomen dat naast criminelen, hun stromannen misbruik maken van dienstverlening door de overheid. De maatregel geldt ook voor de zakelijke relaties van de wederpartij van de overheid bij een vastgoedtransactie of overheidsopdracht. Tot de wijziging van de wet in 2020 konden alleen justitiële gegevens worden verstrekt over de wederpartij van de overheid - meestal de aanvrager van een vergunning - maar niet over zijn zakelijke relaties.

 

Overheidsopdrachten met een aanzienlijke maatschappelijke of economische waarde zijn kwetsbaar voor criminele activiteiten. Daarom wordt het bibob-onderzoek uitgebreid naar alle overheidsopdrachten en beperkt het zich niet langer tot de sectoren bouw, ICT en milieu.

Verder wordt bibob-onderzoek uitgebreid naar omgevingsvergunningen milieu voor inrichtingen van categorieën 12, 25 en 28 van Bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht en vastgoedtransacties in het geval van overdracht van erfpacht, mits de gemeente een toestemmingsvereiste voor die overdrachten heeft bedongen en overheidsopdrachten. Daarnaast regelt de wetswijziging diverse andere bevoegdheden om de Wet Bibob effectiever te kunnen toepassen. Zo kan het Landelijk Bureau Bibob overheidsinstanties tippen de Wet Bibob toe te passen als het relevante informatie heeft over strafbare feiten.

 

Gevolgen inwerkingtreding gewijzigde wet Bibob m.i.v. 1 oktober 2022

Uitbreiding artikel 11a

Door de uitbreiding van artikel 11a van de Wet Bibob krijgt de gemeente de mogelijkheid om ook gevaar conclusies, die bestuursorganen zelf op basis van eigen onderzoek hebben getrokken, op te vragen. Hiertoe is een digitaal register ontwikkeld, dat bij het Landelijk Bureau Bibob (LBB) is ondergebracht. Er is een meldplicht voor bestuursorganen die de Wet Bibob toepassen opgenomen. Dit betekent dat iedere gevaar conclusie die op basis van eigen onderzoek is getrokken gemeld moet worden bij het LBB.

 

Tipbevoegdheid tussen bestuursorganen onderling

Naast het LBB en het Openbaar Ministerie krijgen ook bestuursorganen de bevoegdheid om elkaar te tippen wanneer vermoed wordt dat een betrokkene of bepaalde derden uit de zakelijke omgeving, in relatie staan tot strafbare feiten die al gepleegd zijn of mogelijk gepleegd zullen worden.

 

Onderlinge informatiedeling tussen bestuursorganen

Met de wetswijziging wordt een selectieve vorm van onderling informatie uitwisseling tussen bestuursorganen mogelijk gemaakt, uiteraard onder voorwaarden omdat het over privacygevoelige informatie gaat.

 

Toepassingsbereik

Met de gewijzigde Wet Bibob wordt ook het toepassingsbereik uitgebreid met speciale sectoropdrachten en (semi-) open house- of toelatingsprocedures in de zorg, met het toestemmingsvereiste bij zowel de vervreemding van een opstalrecht als bij de vervreemding van registergoederen (kettingbeding) en met bepaalde omgevingsvergunningen. (vindt pas plaats op het moment dat de Omgevingswet in werking treedt).

 

3 De Wet Bibob

3.1 Reikwijdte van de wet

De wet is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk), bepaalde categorieën van overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk) en biedt de mogelijkheid deze te weigeren, in te trekken of niet aan te gaan wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.

 

Het centrale artikel in de wet is artikel 3 lid 1:

 

Hierin worden de twee weigeringsgronden genoemd, de zogenaamde a- en b-grond.

 

Voor zover bestuursorganen bij of krachtens de wet daartoe de bevoegdheid hebben gekregen, kunnen zij weigeren een aangevraagde beschikking te geven dan wel een gegeven beschikking intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de beschikking mede zal worden gebruikt om:

 

  • a.

    uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of

  • b.

    strafbare feiten te plegen.

Een derde weigeringsgrond staat in artikel 3 lid 6 van de wet:

 

Eenzelfde bevoegdheid tot weigering dan wel intrekking als bedoeld in het eerste lid hebben bestuursorganen, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd. De weigering dan wel intrekking vindt slechts plaats, indien deze tenminste evenredig is met, ingeval van vermoedens, de ernst daarvan en met de ernst van het strafbare feit.

 

Dit kan bijvoorbeeld intreden bij: valsheid in geschrifte of omkoping.

 

Het 'gevaar' wordt vastgesteld op basis van antecedenten van de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen waarmee hij in een zakelijk samenwerkingsverband staat die erop wijzen of doen vermoeden dat strafbare feiten zijn gepleegd.

 

3.1.1Subsidiariteit en proportionaliteit

Volgens de Memorie van Toelichting op de wet zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de wet. Het subsidiariteitsbeginsel wordt als volgt ingevuld. Het bestuursorgaan moet eerst bezien of er andere gronden zijn, dan de Wet Bibob, waarop bijvoorbeeld de vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken, omdat het bibob-instrumentarium een aanvulling is op reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Van deze aanvullende mogelijkheid wordt in beginsel uitsluitend gebruik gemaakt, als een vergunning niet op andere gronden en met gebruik van minder in de persoonlijke levenssfeer binnendringende instrumenten kan worden geweigerd of ingetrokken. Dus eerst moeten alle gangbare en minder vergaande opties worden benut.

 

Het proportionaliteitsbeginsel wordt onder meer tot uitdrukking gebracht door de informatie- en risico gestuurde wijze van toetsen. Daarnaast moeten de gevolgen die voortvloeien uit de besluitvorming door het bestuursorgaan, als gevolg van en gebaseerd op de resultaten van de bibob-toets, evenredig zijn aan de mate van gevaar.

 

3.2 Toepassing van de wet

Het bestuursorgaan heeft een eigen bevoegdheid over de toepassing van de wet. Hierna lichten wij toe hoe wij onderscheid maken tussen de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke toepassingsmogelijkheden en de zogeheten zal- en kan-bepalingen.

 

3.2.1Publiekrechtelijk en privaatrechtelijk: waarom onderscheid?

De publiekrechtelijke onderdelen van de wet zijn de beschikkingen. Deze vallen uiteen in vergunningen en subsidies. De privaatrechtelijke onderdelen van de wet zijn de overheidsopdrachten en de vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is. De gemeente acteert bij deze onderdelen in een andere hoedanigheid.

 

De gevolgen van een Bibob-toets voor de publiekrechtelijke onderdelen zijn geregeld in artikel 3 van de wet, echter, de gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen zijn niet geregeld in de wet. De gemeente kan de onderhandelingen afbreken of voorwaarden opnemen in de overeenkomst. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij de gemeente instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden.

 

3.3 Publiekrechtelijk

De publiekrechtelijke onderdelen in de wet vallen uiteen in het verlenen dan wel intrekken van vergunningen en subsidies. In welke gevallen en in hoeverre het bestuursorgaan de Bibob-toets toepast op vergunningen staat vermeld in hoofdstuk 5 en op subsidies in hoofdstuk 6.

 

3.4 Privaatrechtelijk

3.4.1Overheidsopdrachten

Op overheidsopdrachten is de Aanbestedingswet van toepassing. Hieruit volgt dat alleen indien er sprake is van verplichte en/of facultatieve uitsluitingsgronden het mogelijk is een partij uit te sluiten of, indien dit duidelijk is aangegeven in de aanbestedingsdocumenten, een overeenkomst te ontbinden als in de looptijd van de overeenkomst alsnog sprake is van een uitsluitingsgrond.

 

Verplichte en facultatieve uitsluitingsgronden volgen uit de wet en/of worden opgenomen in het aanbestedingsdocument. Dit gaat bijvoorbeeld om de eisen die minimaal worden gesteld aan de (kennis en/of kunde) van de potentiële opdrachtnemer, de wijze waarop de opdracht moet worden uitgevoerd en dat op basis daarvan een opdracht gegund kan worden (overeenstemming met die eisen) of geweigerd dan wel dat het niet geheel voldoen aan een eis minder punten oplevert voor gunning van de aanbesteding.

 

De gevaarconclusie ‘mindere mate van gevaar’ leidt tot het opnemen van voorschriften en/of beheersmaatregelen in de te sluiten overeenkomst. Van belang is dat bij de start van elke aanbestedingsprocedure met betrekking tot het aangaan van een overheidsopdracht de gemeente de wederpartij ervan in kennis stelt dat een bibob-toets kan worden uitgevoerd en dat:

 

  • dit mogelijk is in iedere fase van de totstandkoming van een overheidsopdracht, ook na gunning;

  • dit mogelijk is bij iedere soort aanbestedingsprocedure (Europees, nationaal openbaar, meervoudig onderhands, enkelvoudig onderhands);

  • een bibob-toets ook mogelijk is naar een door betrokkene ingeschakelde onderaannemer.

In welke gevallen en in hoeverre de Bibob-toets wordt toepast op overheidsopdrachten staat vermeld in hoofdstuk 7.

 

3.4.2Vastgoedtransacties

Op vastgoedtransacties is het civiele recht van toepassing. Argumenten om met een partij al dan niet een vastgoedtransactie te sluiten, moeten dan ook worden beoordeeld naar civielrechtelijke maatstaven. Bij vastgoedtransacties staat het uitgangspunt van contractsvrijheid voorop. Enerzijds betekent dit dat partijen vrij zijn met elkaar in onderhandeling te treden en ook om die onderhandelingen weer af te breken. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Het bestuursorgaan is gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het afbreken van de onderhandelingen kan bijvoorbeeld als onaanvaardbaar worden beschouwd indien de wederpartij het gerechtvaardigd vertrouwen mocht hebben dat een vastgoedtransactie tot stand zou komen. In hoeverre onderhandelingen als gevolg van een bibob-toets kunnen worden afgebroken, hangt af van de concrete omstandigheden van het geval waarbij onder meer van belang is of de wederpartij ervan op de hoogte is gesteld dat de Wet Bibob zou worden toegepast.

 

Anderzijds brengt de contractsvrijheid met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken indien geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de Wet Bibob, maar er naar het oordeel van het bestuursorgaan wel sprake is van een integriteitsrisico.

 

In welke gevallen en in hoeverre de Bibob-toets wordt toepast op vastgoedtransacties staat vermeld in hoofdstuk 8.

 

3.5 Zal- en kan-bepalingen

In dit beleid wordt onderscheid gemaakt tussen de verschillende onderdelen van de wet en in welke gevallen daarop een bibob-toets wordt uitgevoerd. Dit komt mede doordat er niet op álle onderdelen in álle gevallen een bibob-toets wordt toegepast. Dit komt tot uitdrukking door het gebruik van '… zal worden toegepast …'en '… kan worden toegepast indien daartoe aanleiding bestaat…'. De reden hiervoor ligt in lijn met het proportionaliteitsbeginsel zoals eerder genoemd.

4 De Bibob-toets

4.1 De inhoudelijke Bibob-toets

 

4.1.1Eigen onderzoek

De bibob-toets start met het uitreiken van het bibob-vragenformulier. De betrokkene weet op dat moment direct dat een bibob-toets door het bestuursorgaan zal worden uitgevoerd. Het bestuursorgaan vraagt aan de betrokkene om het bibob-vragenformulier naar waarheid in te vullen. Betrokkene dient dit bibob-vragenformulier ingevuld en ondertekend in te leveren samen met de documenten en bewijsstukken die in het bibob-vragenformulier worden gevraagd. De aangeleverde stukken kunnen aanleiding geven tot het opvragen van aanvullende gegevens.

 

Het eigen onderzoek bestaat verder uit controle en analyse van:

 

  • Het door betrokkene aangeleverde bibob-vragenformulier alsmede de gevraagde bewijstukken, documenten en aanvullende gegevens;

  • De opgevraagde justitiële documentatie en politiegegevens;

  • De geraadpleegde open en gesloten bronnen;

  • De beschikbare informatie binnen de gemeentelijke organisatie.

Indien het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet, dan kan ingevolge artikel 9 van de wet ook een advies worden aangevraagd bij het Bureau.

 

4.1.2Ondersteuning RIEC

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van het bestuursorgaan versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Het RIEC is opgericht om de samenwerking tussen strafrechtelijke en bestuurlijke partijen te versterken en te ondersteunen, ook bij de toepassing van de Wet Bibob. Het RIEC kan bij complexe onderzoeken gevraagd worden het bestuursorgaan te ondersteunen. Mede door de samenwerking met het RIEC kan het bestuursorgaan een conclusie trekken uit het eigen onderzoek.

 

4.1.3Adviesaanvraag bij het Bureau

Een advies zal worden aangevraagd als:

 

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan omtrent de betrokkene of aan betrokkene gerelateerde personen zoals bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur

  • Na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering

  • De officier van justitie gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid op grond van artikel 26 van de wet

  • Informatie is verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC

  • Andere relevante informatie daartoe aanleiding geeft.

4.1.4Informatieplicht bestuursorgaan

De betrokkene wordt door het bestuursorgaan schriftelijk geïnformeerd over een adviesaanvraag bij het Bureau.

 

In geval dat een van het Bureau ontvangen advies leidt tot het voornemen een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, dan wel aan een vergunning aanvullende voorwaarden te verbinden, dan wel niet mee te werken aan een transactie of geen overheidsopdracht te verstrekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport verstrekt. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

 

4.1.5Gegevensverstrekking

In het geval van een bibob-toets van een aanvraag om een beschikking zal deze aanvraag buiten behandeling worden gesteld, indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de betrokkene. Het buiten behandeling stellen is mogelijk op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht.

 

In het geval van een bibob-toets van een reeds verstrekte beschikking zal bij het niet, niet tijdig of onvolledig ontbrekende dan wel aanvullende gegevens, de beschikking worden ingetrokken omdat dit in de wet wordt aangemerkt als een ernstig gevaar. Het intrekken is mogelijk op grond van artikel 30 jo. artikel 4 jo. artikel 3 Wet Bibob.

 

In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht of vastgoedtransactie kan de gemeente afzien van het aangaan van een overeenkomst, bijvoorbeeld indien ontbrekende dan wel aanvullende gegevens niet, niet tijdig of onvolledig worden verstrekt door de wederpartij.

 

4.1.6Adviestermijn

Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau wordt op grond van artikel 31 van de wet de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling is genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan acht weken met een eenmalige verlenging van vier weken. Het bestuursorgaan informeert de betrokkene direct over deze opschorting.

 

De verlenging van de adviestermijn van het Bureau met vier weken en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen zoals bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, kan leiden tot verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

 

4.1.7Mogelijk conclusies advies Bureau en vergewisplicht

De conclusie van het advies van het Bureau levert drie mogelijke uitkomsten op, te weten:

 

  • 1.

    geen gevaar;

  • 2.

    mindere mate van gevaar;

  • 3.

    ernstig gevaar.

Het bestuursorgaan mag, gelet op de deskundigheid van het Bureau, in beginsel van diens advies uitgaan. Het bestuursorgaan beoordeelt wel of het advies en het daartoe ingestelde onderzoek naar de feiten op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de feiten de conclusies kunnen dragen.

 

Het bestuursorgaan mag een ontvangen advies van het Bureau, conform artikel 29 van de wet, gedurende vijf jaar gebruiken in relatie tot andere beslissingen.

 

4.2 Gevolgen Bibob-toets

De mogelijke conclusies van de bibob-toets, vanuit het eigen onderzoek van de gemeente dan wel het advies van het Bureau, te weten: geen gevaar, mindere mate van gevaar, ernstig gevaar, zijn voor zowel de publiekrechtelijke als privaatrechtelijke onderdelen hetzelfde. Dit geldt ook voor het in de gelegenheid stellen van de betrokkene of de mogelijke derde, tot het indienen van een zienswijze naar aanleiding van het voorgenomen besluit op grond van artikel 33 van de wet. De gevolgen van een bibob-toets, echter, kunnen behoorlijk van elkaar afwijken. Hieronder wordt dit nader toegelicht.

 

4.2.1Gevolgen ten aanzien van publiekrechtelijke onderdelen

Indien uit het eigen onderzoek en/of het advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet, leidt dit tot een negatief besluit op de aanvraag om een beschikking of de intrekking van een beschikking. Naar aanleiding van het voorgenomen besluit wordt de betrokkene en/of de derde in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Tegen een voor de betrokkene negatief besluit kan vervolgens bezwaar en beroep worden ingesteld.

 

Bij de conclusie 'een mindere mate van gevaar' kunnen aan een beschikking voorwaarden worden verbonden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar.

 

Bij de conclusie ‘geen gevaar’ uit het advies eigen onderzoek of van het Bureau, kan de beschikking worden verleend.

 

Conclusie

Gevolg

Ernstig gevaar

Niet verlenen beschikking, dan wel intrekken beschikking

Mindere mate van gevaar

Verlenen beschikking onder voorwaarden, dan wel handhaven beschikking onder voorwaarden

Geen gevaar

Verlenen beschikking, dan wel handhaven beschikking

 

4.2.2Gevolgen ten aanzien van privaatrechtelijke onderdelen

De gevolgen voor de privaatrechtelijke onderdelen, overheidsopdrachten en vastgoedtransacties, zijn niet geregeld in de Wet Bibob. Hiervoor past de gemeente het privaatrecht toe. Anders dan het weigeren of intrekken van een beschikking, is het niet aangaan of beëindigen van een overeenkomst ten aanzien van een overheidsopdracht dan wel een vastgoedtransactie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In dit kader spreken we dan ook liever van een beslissing. De betrokkene kan daardoor geen bezwaar of beroep bij de gemeente instellen, maar kan zich tot de civiele rechter wenden. Het naar voren brengen van een zienswijze tegen de voorgenomen beslissing is wel mogelijk.

 

Het daadwerkelijke gevolg voor de overheidsopdracht en de vastgoedtransactie is afhankelijk van de beginselen in de Aanbestedingswet, contractsvrijheid, gerechtvaardigd vertrouwen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De contractsvrijheid brengt bijvoorbeeld met zich mee dat onderhandelingen ook kunnen worden afgebroken als er geen sprake is van een ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet, maar er naar het oordeel van de gemeente wel sprake is van een integriteitsrisico of andere omstandigheden op basis waarvan de gemeente geen overeenkomst wenst aan te gaan. Een civiele rechter oordeelt over de gevolgen ten aanzien van de privaatrechtelijke onderdelen.

 

De gemeente verbindt de volgende gevolgen ten aanzien van overheidsopdrachten aan de mogelijke conclusies van het advies uit eigen onderzoek of van het Bureau:

 

Conclusie

Gevolg

Sprake van verplichte uitsluitingsgrond(en)

Uitsluiting van de partij, niet aangaan overheidsopdracht, niet gunnen aanbesteding, dan wel ontbinden van de overeenkomst

Sprake van facultatieve uitsluitingsgrond(en)

Uitsluiting van de partij, niet aangaan overheidsopdracht, niet gunnen aanbesteding dan wel ontbinding van de overeenkomst

Ernstig gevaar op basis van a- en/of b-grond

Niet aangaan overheidsopdracht, niet gunnen aanbesteding

Mindere mate van gevaar op basis van a- en/of b-grond

Aangaan overheidsopdracht, gunnen aanbesteding, verbinden van voorschriften / beheersmaatregelen

Geen gevaar op basis van a- en/of b-grond

Aangaan overheidsopdracht, gunnen aanbesteding

 

Het bestuursorgaan verbindt de volgende gevolgen ten aanzien van een vastgoedtransactie aan de mogelijke conclusies uit eigen onderzoek of van het advies van het Bureau.

 

Conclusie

Gevolg

Ernstig gevaar op basis van a- en/of b-grond

Niet aangaan vastgoedtransactie, ontbinden overeenkomst

Mindere mate van gevaar op basis van a- en b-grond

Niet aangaan vastgoedtransactie, ontbinden overeenkomst

Geen gevaar op basis van a- en/of b-grond

Wel aangaan vastgoedtransactie / overeenkomst

 

Schematische weergave Bibob-besluitvorming

5 Vergunningen: wanneer een Bibob-toets?

5.1 Aanvragen om vergunningen Alcoholwetvergunning, APV, Huisvestingsvergunning Wet op de Kansspelen

Het bestuursorgaan zal met inachtneming van hetgeen in deze beleidslijn daarover is bepaald een bibob-toets uitvoeren met betrekking tot aanvragen om (wijziging van) vergunningen voortkomend uit:

 

5.1.1. De Alcoholwet

Artikel 3 en 30 a van de Alcoholwet (vergunningplicht Alcoholwet), tenzij sprake is van wijziging van leidinggevende als bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet (niet zijnde de exploitant zelf) en para-commerciële inrichtingen.

 

5.1.1Algemene Plaatselijke Verordening (APV), Wet op de kansspelen, Huisvestingswet enHuisvestingsverordening

  • Exploitatievergunning (waaronder horeca);

  • Exploitatievergunning voor smart- en headshops;

  • Vergunning voor een seksinrichting en / of escortbedrijf;

  • Huisvestingsvergunning

  • Kansspelautomatenvergunning op grond van artikel 30b Wet op de Kansspelen

5.1.2Uitzondering para-commerciële instellingen

Para-commerciële instellingen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet worden niet getoetst. Bij een vergunningsaanvraag voor een para-commerciële instelling moet een bestuursreglement worden aangeleverd. Het bestuursorgaan kan op voorhand ook voorschriften en beperkingen aan de vergunning verbinden.

De para-commerciële horeca onderscheidt zich daarnaast van commerciële horeca door geen duidelijk winstoogmerk te hebben. De mogelijkheden binnen de para-commerciële horeca in vergelijking tot de commerciële horeca zijn veel gereserveerder en dit type horeca is gelieerd aan club- en verenigingsbelang, waardoor ook toezicht vanuit de leden bestaat. Daarom is het risico in deze gevallen klein(er). Bij verpachting van de (inrichting van de) horeca aan een derde, is geen sprake van para-commerciële horeca en is er dus geen uitzondering op de bibob-toets.

 

5.2 Aanvragen om omgevingsvergunning-bouwactiviteit

5.2.1Bouwwerken met de functie wonen

Een bibob-toets zal plaatsvinden in geval van een aanvraag van een omgevingsvergunning-bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt dit artikel 5.1 Omgevingswet) en een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef onder b van de WABO (aanlegvergunning) als in onderstaande gevallen voor een bouwwerk:

 

  • 1.

    met de functie wonen met een bouwsom van meer dan €500.000,- (excl. btw).

  • 2.

    met overige functies of projecten met een bouwsom van meer dan €500.000,- (excl. btw).

De bouwsom wordt door de gemeente berekend. Onder een bouwwerk met de functie wonen vallen onder andere, maar niet uitsluitend: woningen, wooncomplexen, appartementencomplexen, verbouwen van een pand tot meerdere zelfstandige wooneenheden en bouwprojecten bestaande uit meerdere woningen. In het geval van een bouwproject bestaande uit meerdere woningen is de totale bouwsom van het gehele project bepalend voor de vraag of een bibob-toets zal plaatsvinden.

 

5.2.2Cumulatie bij bouwwerken met de functie wonen

In het geval een aanvrager of een aan aanvrager gelieerde rechts- dan wel natuurlijke persoon in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag meerdere aanvragen doet voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor een bouwwerk met de functie wonen met een bouwsom van meer dan €50.000,-, maar minder dan €500.000,- (excl. btw), zal een bibob-toets plaatsvinden op de vierde aanvraag van dezelfde aanvrager.

 

5.2.3Bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

Een bibob-toets zal plaatsvinden in geval van een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor een bouwwerk ten behoeve van een bedrijfsmatige activiteit indien de bouwsom meer dan €50.000,- bedraagt en sprake is van één van de risicocategorieën zoals hieronder genoemd.

 

Risicocategorieën

  • hotels;

  • pensions;

  • horecabedrijven;

  • coffeeshops;

  • smartshops;

  • headshops;

  • darkrooms;

  • sekswinkels;

  • escortbedrijven;

  • prostitutiebedrijven;

  • seksbioscopen;

  • erotische massagesalons;

  • speelautomatenhallen;

  • recreatieparken/campings.

  • afvalbewerkings-en verwerkingsbedrijven;

  • vuurwerkbranche;

  • kapsalons;

  • cadeauwinkels;

  • vrijplaatsen;

  • kinderdagverblijven;

  • sloopbedrijven;

  • autodemontagebedrijven;

  • wisselkantoren;

  • sportscholen;

  • kamerverhuurbedrijven;

  • autohandel (verkoop en verhuur);

  • transportondernemingen;

  • niet geregistreerde uitzendbureaus;

  • beauty- welness- en saunabedrijven;

  • in- en exportbedrijven(handels- ondernemingen bv. schoenen, kleren);

  • bedrijfsverzamelgebouwen;

  • gamecenters.

5.2.4Cumulatie bij bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten

In het geval een aanvrager of eigenaar in het tijdvak van één jaar gerekend vanaf de eerste aanvraag meerdere aanvragen doet voor een omgevingsvergunning-bouwactiviteit voor dezelfde locatie en met een bouwsom van in totaal meer dan €50.000,- en lager dan €500.000,- (beiden excl. btw), zal een bibob-toets plaatsvinden op de vierde aanvraag van dezelfde aanvrager.

 

Bij een bouwsom van meer dan €500.000,- geldt de algemene regel.

 

Er vindt geen bibob-onderzoek plaats als er meerdere aanvragen gedaan worden en:

  • -

    er sprake is van ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van de eerdere aanvraag voor wat betreft betrokkenen, bedrijfsstructuur, financiering, opdrachtgevers, zakelijke partners en dergelijke, én

  • -

    het eerdere Bibob onderzoek een positieve uitkomst had (“geen gevaar”).

5.2.5Geen Bibob-toets

Bij een aanvraag omgevingsvergunning-bouwactiviteit vindt er geen bibob-toets plaats in het geval een aanvraag afkomstig is van:

  • 1.

    overheidsinstanties

  • 2.

    semi-overheidsinstanties,

  • 3.

    woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting)

  • 4.

    door het college bij specifiek besluit aangewezen aanvragers, zoals Publiek-Private Samenwerkingsconstructies voor particuliere ondernemingen en overheid, in bijvoorbeeld de ontwikkeling van een schouwburg of winkelcentrum.

Indien daarvoor aanleiding is, kan hiervan worden afgeweken.

 

5.2.6Risicogebieden

Het college van B&W kan risicogebieden aanwijzen in de gemeente, die mogelijk gevoelig zijn voor criminele invloeden. Een bibob-onderzoek zal plaatsvinden als:

  • -

    de bouwactiviteiten zich binnen een door het college als zodanig aangewezen of aan te wijzen risicogebied bevinden, én

  • -

    de bouwsom meer bedraagt dan € 50.000,-

Het aanwijzen van een risicogebied op grond van de APV, kan voortkomen uit bijvoorbeeld aanwijzingen dat in een gebied (bijzondere) activiteiten plaatsvinden die verweven lijken met criminele activiteiten. Een aanwijzing kan zijn dat er meer van dezelfde activiteiten bijkomen, zonder dat daar een specifieke reden voor is, zoals locatiegebondenheid of centraal gelegen ten opzichte van voorzieningen. “Waterbedeffecten”, het feit dat ondernemers wegtrekken elders om zich te vestigen in Zundert, kunnen ook een reden zijn om een risicogebied aan te wijzen.

 

5.2.7. Illegaal gestarte bouwactivieit

Er vindt een bibob-onderzoek plaats in geval reeds aanvang is genomen met de realisering van een vergunning plichtig bouwwerk, zonder dat daarvoor de vereiste vergunning verleend en de bouwsom/bouwkosten meer bedragen dan € 50.000,00

 

5.3 Aanvragen om omgevingsvergunning Milieu

Het bestuursorgaan zal een bibob-toets uitvoeren bij elke aanvraag om omgevingsvergunning milieuactiviteit en een omgevingsvergunning beperkte milieutoets waarbij sprake is van een of meerdere in dit artikel opgenomen risico-categorieën.

 

Risico categorieën

 

  • -

    afval- en recyclingbedrijven;

  • -

    containerterminals en scheepsreparatie-/ industriële tankreinigingsbedrijven;

  • -

    chemische procesindustrie;

  • -

    mestverwerking;

  • -

    op- en overslag van gevaarlijke (kunstmest)stoffen en distributiecentra met opslag van meer 10 ton aan gevaarlijke stoffen. (dit zijn juist de bedrijven die bekend zijn en regelmatig door overheidsinstanties worden gecontroleerd;

  • -

    Agrarische sector:

    • o

      Veehouderij (Niet IPPC)

    • o

      Veehouderij (IPPC)

    • o

      Akkerbouw en open grondteelt

  • -

    Industrie:

    • o

      Voedingsmiddelen industrie

    • o

      Afval(water)beheer

    • o

      Bouwmaterialenproducenten

    • o

      Chemische industrie (kleinschalige opslag gevaarlijke stoffen)

    • o

      Metalectrobedrijven

  • -

    Winkelfunctie:

    • o

      Benzinestation zonder LPG

  • -

    Bijeenkomstfunctie:

  • -

    Beurzen en evenementencomplexen

5.3.1. Uitzonderingen

Bij een aanvraagde of een reeds verleende omgevingsvergunning milieu of beperkte milieutoets zal de Wet Bibob in beginsel niet worden toegepast in geval dat de aanvraag afkomstig is van :

 

  • a.

    Overheidsinstanties

  • b.

    Semi-overheidsinstandties

5.3.2. Cumulatie

Indien een aanvrager in het tijdvak van twee jaar (gerekend vanaf de eerste aanvraag) meer aanvragen voor eenzelfde omgevingsvergunning milieuactiviteit indient, zal bij ongewijzigde omstandigheden ten opzicht van de eerdere aanvraag (bedrijfsstructuur, financiering, zakelijke partners etc.) en indien sprake is van een positieve uitkomst van de bibob-toets op de eerdere aanvraag, bij volgende aanvragen een nieuwe bibob-toets achterwege blijven.

 

5.4 Aanvragen om recreatieparken en campings

Een bibob-onderzoek zal plaatsvinden bij de aanvraag voor een vergunning op grond van de APV voor de exploitatie van een recreatiepark of camping.

 

Bij overgang van een recreatiepark of camping naar een nieuwe eigenaar, is er aanleiding om deze aan een bibob toets te onderwerpen. De exploitatievergunning is een persoonsgebonden vergunning. Daarom moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd bij een overname. Voor eigenaren / financiers van bestaande recreatieparken kan alsnog een bibob-toets worden uitgevoerd.

 

5.5 Aanvragen om overige vergunningen

Het bestuursorgaan kan een bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om een vergunning, anders dan genoemd in de voorgaande beleidsuitgangspunten en die voortkomt uit de APV. Hierbij moet een relatie bestaan tussen de soort vergunning (ook: is vergunningplicht mogelijk op grond van de wetgeving en is vergunningplicht rechtmatig opgenomen in de eigen regelgeving) en het doel van de Bibob-toets. De risico-categorieën onder paragraaf 5.2.3: “vanuit APV aan te wijzen bedrijvigheid of detailhandel, uitgebreide motiveringsplicht” zijn een voorbeeld. Het bestuursorgaan is op basis van de APV bevoegd om een vergunningplicht in te stellen en daarbij wordt dan ook de mogelijkheid gegeven om die vergunning aan een bibob-toets te onderwerpen.

 

Hier geldt een strenge motiveringsplicht, omdat het voor aanvrager kenbaar moet zijn waarom de bibob-toets wordt uitgevoerd, met inachtneming van proportionaliteit en subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid.

 

5.6 Reeds verleende vergunningen

Het bestuursorgaan zal een bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een reeds verleende vergunning indien daartoe aanleiding bestaat blijkens uit:

 

  • Sprake is van een melding als bedoeld in artikel 2:25 van de Wabo. (wijziging tenaamstelling)

  • Uit eigen informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC sprake is van informatie die het vermoeden rechtvaardigen dat ten aanzien van de betrokkene(n)n en/ of derden als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstig dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en of;

  • Er een tip van het Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

  • Er een tip van de officier van Justitie, een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen.

  • Andere relevante signalen

6 Subsidies: wanneer een Bibob-toets?

 

Het bestuursorgaan kan een bibob-toets uitvoeren met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds verleende subsidie zoals bedoeld in de algemene subsidieverordening. De bibob-toets kan in alle fasen van het subsidieproces worden ingezet. Dit biedt de mogelijkheid om de strafrechtelijke achtergrond van zowel de subsidieaanvrager of –ontvanger, als diens relevante zakelijke omgeving te controleren. Op basis van die strafrechtelijke informatie kan een subsidie-aanvraag preventief worden geweigerd of een verstrekte subsidie worden ingetrokken, zodat crimineel misbruik in de toekomst kan worden voorkomen

 

Een bibob-toets zal worden uitgevoerd indien daarvoor aanleiding bestaat blijkens uit:

 

  • Uit eigen informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC sprake is van informatie die het vermoeden rechtvaardigen dat ten aanzien van de betrokkene(n)n en/ of derden als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstig dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en of;

  • Er een tip van het Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

  • Er een tip van de officier van Justitie, een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen.

  • Andere relevante signalen

7 Overheidsopdrachten: wanneer een Bibob-toets?

 

Het bestuursorgaan kan een bibob-toets uitvoeren met betrekking tot alle overheidsopdrachten. Bij de start van elke aanbestedingsprocedure met betrekking tot het aangaan van een overheidsopdracht stelt het bestuursorgaan de wederpartij ervan in kennis dat een bibob-toets kan worden uitgevoerd en dat:

 

  • dit mogelijk is in iedere fase van de totstandkoming van een overheidsopdracht, ook na gunning;

  • dit mogelijk is bij iedere soort aanbestedingsprocedure (Europees, nationaal openbaar, meervoudig onderhands, enkelvoudig onderhands);

  • een bibob-toets ook mogelijk is naar een door betrokkene ingeschakelde onderaannemer.

Een bibob-toets zal worden uitgevoerd indien het om overheidsopdrachten gaat met een aanzienlijke maatschappelijk en/of economische waarde en/of betrekking heeft op kwetsbare personen en/of indien daarvoor aanleiding bestaat blijkens uit:

 

  • Uit eigen informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC sprake is van informatie die het vermoeden rechtvaardigen dat ten aanzien van de betrokkene(n)n en/ of derden als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstig dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en of;

  • Er een tip van het Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

  • Er een tip van de officier van Justitie, een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen.

  • Andere relevante signalen

Dit soort projecten heeft vaak een grote gunfactor vanuit college en/of inwoners maar bij malversaties en onrechtmatigheden is het afbreukrisico ook groot. Hierbij wil het college niet investeren in of voordeel geven aan maatschappelijke projecten die mede met crimineel geld worden gefinancierd dan wel die functioneren als criminele dekmantel.

8 Vastgoedtransacties: wanneer een Bibob-toets?

 

Er kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidslijn daarover is bepaald, een bibob-toets worden uitgevoerd met betrekking tot vastgoedtransacties. Dit geldt in het bijzonder voor:

  • Kavelverkoop

  • Verhuur gemeentelijke vastgoed

  • Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

  • Vastgoedtransacties met nutsbedrijven

  • Particulier opdrachtgeverschap waarbij gemeente partij is

  • Erfpacht.

Vastgoed dat in eigendom is van de gemeente willen wij niet vervreemden aan partijen die met dat vastgoed criminele bedoelingen hebben. Bij de start van elke onderhandeling over het aangaan van een vastgoedtransactie zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een bibob-toets kan worden uitgevoerd, als onderdeel van de integriteitsbeoordeling, voordat een overeenkomst kan worden aangegaan.

 

Een bibob-toets zal worden uitgevoerd indien daarvoor aanleiding bestaat blijkens uit:

 

  • Uit eigen informatie en/ of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC sprake is van informatie die het vermoeden rechtvaardigen dat ten aanzien van de betrokkene(n)n en/ of derden als bedoeld in artikel 3 lid 4 van de wet, mogelijk sprake is van een ernstig dan wel mindere mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en of;

  • Er een tip van het Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

  • Er een tip van de officier van Justitie, een tip van een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen.

  • Andere relevante signalen

8.1.1Geen Bibob-toets

Vastgoedtransacties met een waarde van minder dan €10.000 worden niet onderworpen aan een integriteitsbeoordeling of bibob-toets, tenzij daarvoor aanleiding is.

9 Afsluiting

9.1 Geheimhouding

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is eenieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde, verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

 

9.2 Evaluatie en aanpassing

De inzet van deze beleidslijn evalueren we binnen twee jaar na inwerkingtreding. Aandachtspunten daarbij zijn knelpunten bij de uitvoering van de wet, effecten in Zundert, juridische ontwikkelingen, regionale ontwikkelingen, samenwerking tussen partners en samenwerking met het RIEC en het Bureau.

 

9.3 Overgangsbepaling

Deze beleidslijn is van toepassing op ontvangen aanvragen voor beschikkingen, subsidies, aangevangen onderhandelingen voor vastgoedtransacties en overheidsopdrachten, en op reeds verleende beschikkingen, subsidies, aangegane vastgoedtransacties en gegunde overheidsopdrachten, vanaf de datum van inwerkingtreding.

 

9.4 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit beleid treedt in werking op de dag na die van publicatie. Dit beleid kan worden aangehaald als beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Zundert 2022.

Aldus besloten op 30 november 2022

De burgemeester van de gemeente Zundert.

J.G.P. Vermue

Aldus besloten op 6 december 2022

Burgemeester en wethouders van Zundert,

de secretaris,

drs. J.W.F. Compagne

de burgemeester,

J.G.P. Vermue