Beleidsregels zonnestroomsystemen voor eigen gebruik in het buitengebied van Oost Gelre

November 2022

Aanleiding

Het aantal verzoeken voor zonnestroomsystemen voor eigen gebruik in het buitengebied neemt toe.

Het huidige beleid (bestemmingsplan en Beleid installaties opwekking hernieuwbare energie Oost Gelre) is hiervoor op dit moment niet altijd toereikend. Daarom zijn deze beleidsregels opgesteld.

Met deze beleidsregels wordt het huidige beleid voor het buitengebied met betrekking tot het plaatsen van zonnepanelen verruimd ten behoeve van het eigen gebruik voor de functies wonen, bedrijf (of daaraan een gelijk te stellen bestemming niet zijnde een agrarisch bouwvlak) of binnen het agrarische bouwvlak. Met eigen gebruik wordt bedoeld het gebruik ten behoeve van de functie van het perceel waarvoor het zonnestroomsysteem geplaatst wordt.

Wettelijke grondslag

Deze beleidsregels zijn gebaseerd op artikel 2.1 lid 1 sub b van de Wabo en 2.12 lid 1 onderdeel a van de Wabo.

Beleidskader

Voor de zonnestroomsystemen voor eigen gebruik wordt een voorkeursvolgorde voor plaatsing gehanteerd. Deze leidt tot de volgende stappen:

• 1.

  Dakgebonden; zonnestroomsystemen op het dak of aan de gevel

• 2.

  Grondgebonden; zonnestroomsystemen binnen het bestemmingsvlak van de functies wonen, bedrijf (of daaraan een gelijk te stellen bestemming niet zijnde agrarisch) of binnen het agrarische bouwvlak;

• 3.

  Grondgebonden; zonnestroomsystemen buiten het bestemmingsvlak van de functies wonen of bedrijf (of een daaraan gelijk te stellen bestemming niet zijnde een agrarisch bouwvlak)

Hierbij zal de volgende afweging worden gevolgd:

• a.

  Zonnestroomsystemen op daken en aan gevels genieten de voorkeur ten opzichte van grondgebonden zonnestroomsystemen. Dit is in de meeste gevallen vergunningvrij.

• b.

  Daarnaast kunnen grondgebonden zonnestroomsystemen binnen het bestemmingsvlak wonen overwogen worden. Deze verdienen de voorkeur wanneer plaatsing van zonnestroomsystemen op het dak constructief niet mogelijk is of redelijkerwijs niet rendabel kan worden toegepast. Enkele voorbeelden hiervoor zijn ongeschikte dakrichting, beschaduwing van het dak of het dakvlak is qua vorm niet geschikt (denk aan de aanwezigheid van schoorstenen, dakkapellen en dergelijke). Hiervoor is een reguliere omgevingsvergunning benodigd.

• c.

  Wanneer zonnestroomsystemen op daken en grondgebonden plaatsing van zonnestroomsystemen binnen het bestemmingsvlak redelijkerwijs niet mogelijk is, kunnen grondgebonden initiatieven buiten het bestemmingsvlak overwogen worden. Drie redenen waarom plaatsing binnen het bestemmingsvlak niet mogelijk is, zijn 1) onvoldoende beschikbare ruimte, 2) schaduwvorming, en 3) bestaand gebruik van de tuin. Hiervoor is in de regel een omgevingsvergunning benodigd, waarbij er afgeweken moet worden van het bestemmingsplan. Voor wat betreft de situering van het zonnestroomsysteem geldt dat:

  • i.

    het zonnestroomsysteem dient aansluitend aan het bestemmingsvlak te worden geplaatst;

  • ii.

    indien het voorgaande ruimtelijk gezien onmogelijk is, mag het zonnestroomsysteem worden geplaatst buiten het bestemmingsvlak, zo dicht mogelijk bij het hoofdgebouw, waarbij het gehele zonnestroomsysteem binnen 50 meter geplaatst dient te worden, gemeten vanaf het hoofdgebouw. De maximale oppervlakte van het zonnestroomsysteem bedraagt 50 m2;

  • iii.

    de hoogte van het zonnestroomsysteem ten opzichte van het maaiveld mag niet meer dan 1,50 meter bedragen.

• Toepassing van deze mogelijkheid moet onderbouwd worden. De onderbouwing gaat in op de vraag waarom het onmogelijk is om het dak te gebruiken (o.a. constructief, schaduw, onhandig dak) en waarom de beoogde plek de beste plek is (berekening van leverancier panelen bijvoorbeeld).

  Het zonnestroomsysteem mag geen beperking opleveren voor aangrenzende percelen en het zonnestroomsysteem moet gerealiseerd worden op een afstand van minimaal 50 meter van woningen van derden.

Voor onderdeel c geldt dat het zonnestroomsysteem landschappelijk dient te worden ingepast. Hierbij kan gedacht worden aan het plaatsen van een haag die het zonnestroomsysteem aan het zicht onttrekt.

Grondgebonden zonnesystemen kunnen niet worden gerealiseerd op percelen gelegen in het Gelders Natuur Netwerk of gerealiseerde natuur in de Groene Ontwikkelingszone.

Uitzondering

Het kan zijn dat een verzoek niet aan bovenstaande eisen kan voldoen, omdat er bijvoorbeeld sprake is van een aangewezen monumentaal pand of dat, in het belang van de gebruiksfunctie op het perceel, het zonnesysteem op meer dan 50 meter afstand gelegen moet worden en/of, vanwege de aanwezige gebruiksfunctie, een oppervlakte groter dan 50 m2 wenselijk is. Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van bovenstaand beleid en toch zonnestroomsystemen toestaan. Dit ter bevordering van opwekking van hernieuwbare energie.