Organisatie | Terneuzen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening fysieke leefomgeving Terneuzen |
Citeertitel | Verordening fysieke leefomgeving Terneuzen 2023 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Verordenng fysieke leefomgeving Terneuzen 2023 |
Deze regeling vervangt de Bouwverordening gemeente Terneuzen 2016, de Afvalstoffenverordening Terneuzen 2020, de Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren, de Destructieverordening Terneuzen, de Erfgoedverordening Terneuzen 2011, de Gebruiksverordening tweede woningen Terneuzen, de Parkeerverordening Terneuzen 2008 en de Wegsleepverordening gemeente Terneuzen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-06-2023 | 1ste wijziging Verordening fysieke leefomgeving Terneuzen 2023 | 08-06-2023 | |||
01-01-2023 | 15-06-2023 | nieuwe regeling | 15-12-2022 |
De raad van de gemeente Terneuzen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van november 2022
gelet op de artikelen 147, 149 en 154 van de Gemeentewet, de artikelen 3.16 van de Erfgoedwet in samenhang met artikel 38 van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Erfgoedwet, de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 8.42b en 10.23 tot en met 10.26 van de Wet milieubeheer en artikel 3.5 van de Wet Dieren, artikelen 2a en 173 lid 2 Wegenverkeerswet 1994, en het Besluit wegslepen voertuigen, artikel 8 van de Woningwet, artikel 36 van de Wet op de Lijkbezorging en de artikelen 2.18, eerste lid onder f en g, 2.21, eerste lid onder a en b en 3.148, tweede lid onder a, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
vast te stellen de Verordening fysieke leefomgeving Terneuzen.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Bijlage I bij deze verordening bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen.
Artikel 1.3 Doelen van de verordening
Deze verordening is, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van de gemeente en de bescherming en verbetering van het leefmilieu gericht op het in onderlinge samenhang:
Artikel 1.4 Verhouding tot andere regelgeving
Deze verordening is niet van toepassing op onderwerpen met betrekking tot de fysieke leefomgeving of onderdelen daarvan, die bij of krachtens een wet, een algemene maatregel van bestuur, een ministeriële regeling of provinciale verordening uitputtend zijn geregeld, tenzij uit de bepalingen van deze verordening anders blijkt.
HOOFDSTUK 2 AANWIJZINGEN IN DE FYSIEKE LEEFOMGEVING
§ 2.1.1. Gemeentelijke monumenten
Artikel 2.6 Wijziging gemeentelijke monumentenlijst, vervallen aanwijzing monument
Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument, waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt direct bijgehouden op de gemeentelijke monumentenlijst.
Artikel 2.8 Aanwijzing van inzamelplaats
Het college draagt zorg voor ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats, binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, waar in voldoende mate gelegenheid wordt geboden om (gescheiden) huishoudelijke afvalstoffen, met inbegrip van grof huishoudelijk afval, achter te laten.
Afdeling 2.4 Beschermenswaardige bomen
Artikel 2.10 Aanwijzing Monumentale en waardevolle bomen
Afdeling 2.7 Aanwijzen wegen waar wegsleepregeling geldt
Artikel 2.13 Aanwijzing wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd
Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c van de Wegenverkeerswet 1994 worden alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente aangewezen voor zover ze behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.
Afdeling 2.9 Gebruik woonruimte als 2e woning
Artikel 2.16 Aanwijzing gebied verbod gebruik woningen als 2e woning
Als woonruimte als bedoeld in artikel 21 van de Huisvestingswet 2014 worden aangewezen, de woonruimten in de bebouwde kom van de kernen Biervliet, Hoek, Sluiskil, Terneuzen, Zaamslag, Philippine, Sas van Gent, Zandstraat en Westdorpe, Axel, Koewacht, Zuiddorpe, Kijkuit, Graaf Jansdijk, Magrette, en Overslag, zoals deze is vastgesteld op basis van artikel 27 van de Wegenwet.
HOOFDSTUK 3: ACTIVITEITEN IN DE FYSIEKE OMGEVING
Afdeling 3.1 Inleidende bepalingen
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij deze verordening anders bepaalt. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 3.3 Specifieke zorgplicht
Degene die een activiteit als bedoeld in artikel 3.1 verricht en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen met het oog waarop de regels over die activiteit zijn gesteld, is verplicht:
§ 3.3.2. Geluid en lichthinder door festiviteiten
Artikel 3.17 Aanwijzing activiteiten
Als activiteit als bedoeld in artikel 3.1. wordt aangewezen het vieren van festiviteiten.
Artikel 3.18 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten in de daarbij aan te wijzen woonkernen of delen van woonkernen gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen tot de vermelde eindtijd.
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht, zoals bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit, gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
In een aanwijzing zoals bedoeld in het eerste lid en tweede lid, kan het college bepalen, dat de aanwijzing slechts geldt in één of meer van de volgende woonkernen of delen van woonkernen: Axel, Koewacht, Nieuwe Molen (bij Koewacht), Zuiddorpe, Overslag, Magrette, Spui, Schapenbout, Sas van Gent, Philippine, Westdorpe, Zandstraat, Binnenstad Terneuzen (het gebied binnen de ring Scheldeboulevard inclusief restaurant aan de Scheldeboulevard 1, Binnenvaartweg, Kennedylaan, Herengracht en De Blokken), Terneuzen, Biervliet, Driewegen (bij Biervliet), Hoek, Sluiskil en Zaamslag.
Artikel 3.19 Melding incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan op maximaal twaalf dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf dagen of dagdelen per kalenderjaar met de viering van incidentele festiviteiten, de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit, niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting tenminste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
Artikel 3.22 Geluidhinder door motorvoertuigen en bromfietsen
Het is verboden buiten een inrichting zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Artikel 3.27 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 3.3, houdt voor de activiteiten, bedoeld in artikel 3.26 in ieder geval in dat:
Artikel 3.31 Gescheiden afvalinzameling
Het college stelt regels over de bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen, die afzonderlijk met inzamelvoorzieningen nabij percelen ingezameld worden en gescheiden aangeboden dienen te worden alsook op een daartoe ter beschikking gestelde plaats afzonderlijk ingezameld en gescheiden aangeboden dienen te worden.
Artikel 3.33 Tijdstip van aanbieding
Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden anders dan op de door het college daartoe bepaalde dag en tijden. Deze kunnen voor verschillende bestanddelen verschillend worden vastgesteld.
Artikel 3.35 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door inzameldienst
Het college kan bestanddelen van bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die worden ingezameld door de inzameldienst die is aangewezen op grond van artikel 2.7.
Artikel 3.36 Aanbieding ter inzameling van bedrijfsafvalstoffen
Het is verboden anders dan in overeenstemming met artikel 3.35 bedrijfsafvalstoffen ter inzameling door de inzameldienst aan te bieden, of over te dragen of bij een inzamelplaats, als bedoeld in artikel 2.8, achter te laten. Op de milieustraat worden geen bedrijfsafvalstoffen geaccepteerd.
Artikel 3.41 Zwerfafval rondom inrichtingen
Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting, van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
Artikel 3.42 Afval en verontreiniging op de weg
Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt of diens opdrachtgever zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 3.43 Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met de artikelen 3.28 tot en met 3.34 van deze verordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen. Het verbod geldt niet als voor de opslag van afvalstoffen een omgevingsvergunning is afgegeven.
Artikel 3.44 Kadavers van gezelschapsdieren
Het derde lid is niet van toepassing op het kadaver dat wordt begraven op een terrein dat ter beschikking staat van de houder van het kadaver of dat uiterlijk de eerste werkdag na overlijden wordt afgegeven aan een ondernemer die is erkend op grond van artikel 24, eerste lid, onder b, c of d, van de Verordening 1069/2009/EG.]
§ 3.3.4 Bodem-, weg-, en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 3.47 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 3.48 Verontreiniging door honden
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is een ieder die een hond bij zich heeft binnen de bebouwde kom, verplicht een deugdelijk hulpmiddel ter onmiddellijke verwijdering van hondenuitwerpselen op een openbare plaats bij zich te hebben en dit hulpmiddel op eerste aanvraag van een daartoe bevoegd opsporingsambtenaar te tonen.
Artikel 3.49 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 3.51 Aanwijzing activiteiten
Als activiteiten als bedoeld in artikel 3.1. worden voor deze afdeling aangewezen
het graven in openbaar gebied en het opbreken van verharding in openbaar gebied, en het aanleggen, instandhouden, onderhouden, verleggen en verwijderen van kabels en leidingen - niet zijnde kabels en leidingen voor telecommunicatie - in, op en boven de openbare gronden, voor zover de gemeente deze gronden beheert, in eigendom heeft of daarover wettelijke coördinatieverplichtingen heeft. (par. 3.4.5);
Artikel 3.56 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college, een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
§ 3.4.4 Uitrit aanleggen of veranderen
Artikel 3.57 Omgevingsvergunning voor het maken, of veranderen van een uitweg
§ 3.4.5 Ondergrondse infrastructuur
Artikel 3.58 Specifieke zorgplicht openbaar gebied
De zorgplicht, bedoeld in artikel 3.3, houdt voor het opbreken van de verharding in openbaar gebied en het aanleggen, in stand houden en verwijderen van een kabel of leiding in het openbaar gebied, in ieder geval, in dat:
Artikel 3.61 Melding of aanvraag
Een aanvrager doet minimaal acht weken voor de geplande aanvang van de werkzaamheden bij het college of via een registratiesysteem melding voor een instemmingsbesluit dan wel een aanvraag voor een vergunning voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.60, eerste lid, van deze verordening. Afzonderlijke werken dienen per locatie en per discipline afzonderlijk te worden aangevraagd.
Indien voor de voorgenomen werkzaamheden tevens (privaatrechtelijke) toestemming nodig is van andere grondeigenaren of grondbeheerders, dient de aanvrager dit bij de melding of aanvraag aan te geven en uiterlijk vier weken na de melding of aanvraag, aan het college het bewijs van verkregen toestemming te overleggen.
In geval van voorgenomen werkzaamheden van niet ingrijpende aard, moet de aanvrager minimaal vijf werkdagen voor uitvoering van deze werkzaamheden schriftelijk (in geval van e-mail bij het door de gemeente aangegeven mailadres) bij de gemeente melden. Op grond van belangen als genoemd in artikel 3.66, eerste lid, sub a tot en met i, van deze verordening, kan het college bepalen dat realisatie op een ander tijdstip moet plaatsvinden.
In geval van spoedeisende werkzaamheden of calamiteiten volstaat een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. Als een melding vooraf niet mogelijk is, moet de gemotiveerde melding uiterlijk binnen één werkdag na de start van de uitvoering worden gedaan aan het college. Indien achteraf blijkt dat de uitgevoerde werkzaamheden vergunnings-, of instemmingsplichtig zijn, dient er alsnog een vergunning of een instemmingsbesluit aangevraagd te worden
Binnen 12 maanden na verlening van de vergunning of het instemmingsbesluit moeten de werkzaamheden zijn voltooid, tenzij anders is bepaald in de vergunning of het instemmingsbesluit dan wel tenzij sprake is van aantoonbare overmacht. Indien de (graaf)werkzaamheden niet binnen de vastgestelde data en termijnen zijn uitgevoerd, vervalt de vergunning of het instemmingsbesluit. Een situatie van overmacht moet tijdig worden medegedeeld, met in acht name van de maximale geldigheidsduur en ter beoordeling van het college.
Artikel 3.66. Voorschriften, beperkingen en weigeringsgronden
Het college kan aan een instemmingsbesluit of een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden, dan wel een vergunning weigeren, dan wel bij werkzaamheden van niet ingrijpende aard bepalen dat realisatie op een ander tijdstip moet plaatsvinden, in het belang van:
de ondergrondse ordening, waaronder mede verstaan wordt het zo min mogelijk hinder veroorzaken voor in de grond aanwezige werken en het niet in gevaar brengen of zonder noodzaak bemoeilijken van deze werken, waaronder werken ten behoeve van de levering of het transport van elektronische informatie, gas, water en elektriciteit;
Het college stelt nadere regels vast in de vorm van een Handboek voor de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels en leidingen en medegebruik van voorzieningen. Bij tegenstrijdigheden tussen de bepalingen van deze verordening en het Handboek hebben de bepalingen van deze verordening voorrang.
Het college stelt nadere regels vast over schadeherstel en vergoeding van degeneratiekosten. De netbeheerder of diens grondroerder is gehouden tot het, op basis van redelijkheid en billijkheid, vergoeden van alle schade, geleden en te lijden door de gemeente, voortvloeiende uit de door of vanwege de aanvrager of diens grondroerder uit te voeren werkzaamheden. De berekening van de schadevergoeding is gebaseerd op vijf kostensoorten: herstel-, onderhouds-, beheers- en degeneratiekosten of werkelijke kosten, met als uitgangspunt kostendekkendheid voor de gemeente
Indien het leidingentracé geen ruimte biedt voor de aanleg van nieuwe kabels, legt de netbeheerder (dan wel de door deze ingeschakelde derde partij) de gemeente een alternatief tracé voor en wordt daarbij bezien of andere netbeheerders eventuele voorgenomen werkzaamheden op dat tracé willen combineren, of (in geval van elektronische communicatienetwerken) doet hij aan andere netbeheerders een verzoek tot medegebruik van kabels en/of leidingen.
Artikel 3.69. Niet-openbare kabels en leidingen
Het college kan een vergunning weigeren in geval van werkzaamheden aan niet-openbare kabels en/of leidingen in of op openbare gronden. In het geval van te verlenen toestemming is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige toepassing, maar houdt dit geen gedoogplicht in van de betreffende kabels en leidingen.
Artikel 3.71 Verleggingen van leidingen
Voor verleggingen van leidingen van een netwerk van een nutsbedrijf in of op openbare gronden op verzoek van het college, gelden de volgende bepalingen:
De netbeheerder is verplicht op verzoek van het college over te gaan tot het nemen van maatregelen voor kabels en leidingen ten dienste van zijn net, waaronder het verplaatsen, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de oprichting van gebouwen of de uitvoering van werken door of vanwege de gemeente in het algemeen belang;
Indien ten gevolge van werkzaamheden, niet zijnde gemeentelijke werkzaamheden, verplaatsing, wijziging of verwijdering van enig eigendom van de gemeente noodzakelijk is, dan wel ten behoeve van werkzaamheden speciale voorzieningen moeten worden getroffen, komen de kosten ervan voor rekening van de opdrachtgever, tenzij er redelijkerwijs aanleiding bestaat om de kosten over meerdere partijen te verdelen, dan wel om geen kosten in rekening te brengen.
§ 3.4.6. Recreatief nachtverblijf
Artikel 3.76 Uitzonderingsbepaling
Het verbod, als vermeld in artikel 3.75, lid 1, is niet van toepassing:
Voor het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van het kamperen door groepen, uitgaande van een vereniging of andere organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, sportieve, educatieve of wetenschappelijke aard, gedurende een periode van maximaal twee weken indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Artikel 3.77 Aanwijzing activiteiten
Als activiteit als bedoeld in artikel 3.1. wordt aangewezen het parkeren van een voertuig op de weg.
Artikel 3.78 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht als bedoeld in artikel 3.3. houdt voor het parkeren van motorvoertuigen, aanhangers en (brom)fietsen op de openbare weg in ieder geval in dat:
Artikel 3.81 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 3.86 Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 3.88 Fietswrakken, weesfietsen en overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 3.89 Aanwijzing activiteiten
Als activiteit als bedoeld in artikel 3.1. wordt aangewezen het parkeren van een voertuig op een parkeerplaats, gelegen binnen de zone die op grond van artikel 2.12 van deze verordening is aangewezen
Artikel 3.90 Parkeervergunning belanghebbenden
Een vergunning kan in ieder geval worden verleend:
voor het vergunninggebied aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;
Artikel 3.93 Intrekken en wijzigen van een vergunning
Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:
Artikel 3.95 Verbod in werkingstelling parkeerapparatuur
Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.
Artikel 3.115 Aanwijzing activiteiten
Als activiteit bedoeld in artikel 3.1. wordt aangewezen het innemen van een standplaats op de openbare weg voor het bedrijven van handel
Artikel 3.116 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 3.3, houdt voor het innemen van een standplaats in ieder geval in dat:
Artikel 3.120 Aanwijzing activiteiten
Als activiteit bedoeld in artikel 3.1. wordt aangewezen het verhandelen van goederen of diensten vanaf een standplaats.
§ 3.5.6 Openbaar water en waterstaatswerken
Artikel 3.122 Aanwijzing activiteiten
Als activiteit bedoeld in artikel 3.1. wordt aangewezen het plaatsen c.a. van voorwerpen in openbaar water, het innemen van ligplaats en het varen op de Otheense kreek
Artikel 3.123 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel 3.126 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
§ 3.6.2 Beschermde gemeentelijke monumenten en voorbeschermde monumenten
Artikel 3.128 Aanwijzing activiteiten
Als activiteiten als bedoeld in artikel 3.1. worden aangewezen:
§ 3.6.3 Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken
Artikel 3.131 De schriftelijke aanvraag
Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 3.130 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend.
§ 3.6.4 Instandhouding van archeologische terreinen
Artikel 3.134 Vangnet archeologie
Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:
het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2, en het geen diepere verstoring betreft dan 0,50 m beneden maaiveld;
de gemeenteraad nader beleidsregels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot de verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan, de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;
§ 3.8.2. Vergunningen grafkelder en grafbedekking en onderhoud
Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op het beschermen van de leefbaarheid en de vitaliteit en de beschikbare woningvoorraad in de gemeente
Artikel 3.144 Aanwijzing activiteiten
Als activiteit als bedoeld in artikel 3.1. van de verordening wordt aangewezen het in gebruik geven of nemen van een woonruimte, zonder dat de gebruiker van de woonruimte ingeschreven is in het persoonsregister van de gemeente ( register als bedoeld in artikel 1.1. van de Wet basisregistratie).
Artikel 3.145 Gebruiksverbod 2e woningen
Onder het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van een tot bewoning bestemd gebouw als tweede woning wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van zodanig gebouw ten behoeve van zichzelf of van een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden dan niet meer geacht kan worden te geschieden met het doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als hoofdverblijf.
HOOFDSTUK 5 FINANCIËLE BEPALINGEN
Afdeling 5.1 Wegslepen voertuigen
Artikel 5.1 Kosten overbrengen en bewaren van voertuigen
Het tarief wordt jaarlijks per 1 januari, aangepast. Wijziging van de tarieven vindt plaats op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (CPI) reeks alle huishoudens (2015=100), gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het gewijzigde tarief wordt berekend volgens de formule: het gewijzigde tarief is gelijk aan het geldende tarief op de wijzigingsdatum, vermenigvuldigd met het indexcijfer van de kalendermaand die ligt vier kalendermaanden voor de kalendermaand waarin de huurprijs wordt aangepast, gedeeld door het indexcijfer van de kalendermaand die ligt zestien kalendermaanden voor de kalendermaand waarin het wordt aangepast. Het wordt niet gewijzigd indien een indexering van het tarief leidt tot een lager tarief.
Artikel 5.1.1. Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van gebleken onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn de artikelen 1.1, 2.14 en 5.1 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Afdeling 5.2 Tegemoetkoming in schade
Artikel 5.2 Gemeentelijke en archeologische monumenten
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:
Artikel 6.1. Gereserveerd Artikel 6.2. Monumentencommissie c.q. Commissie ruimtelijke kwaliteit
Artikel 6.3 Advisering omgevingsvergunning
In het verzoek om advies kan het college een langere termijn dan vier weken geven voor het uitbrengen van advies. Een langere termijn kan worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
HOOFDSTUK 7 HANDHAVING EN STRAFBEPALING
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens § 3.3.2, § 3.3.4, § 3.4.2, § 3.4.3, § 3.4.4, § 3.4.6, § 3.5.1, § 3.5.4, § 3.5.5, § 3.5.6, § 3.5.7 en § 3.7.2 van deze verordening bepaalde zijn belast: de in artikel 141 Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en de als buitengewoon opsporingsambtenaar of- ambtenaren beëdigde ambtenaren zoals bedoeld in artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering.
Overtreding van de artikelen genoemd in de § 3.3.2, § 3.3.4, § 3.4.2, § 3.4.3, § 3.4.4, § 3.4.6, § 3.5.1, § 3.5.4, § 3.5.5, § 3.5.6, § 3.5.7 en § 3.7.2, alsmede van de artikelen 3.130 en 3.134 van deze verordening en de op grond van artikel 3.7 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
In afwijking van artikel 7.2, lid 1 is overtreding van het bij of krachtens het bepaalde in de artikelen 3.52, 3.56 eerste lid - als sprake is van een omgevingsvergunningplichtige activiteit – 3.57 en 3.139, eerste lid een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, van de Wet op de economische delicten.
Artikel 8.1. Overgangsbepalingen
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning, een ontheffing of een aanwijzing op grond van de verordeningen genoemd onder lid 1 van dit artikel is ingediend, en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag/het verzoek is beslist, dan wordt daarop deze verordening toegepast.
De aanwezigheid van kabels en/of leidingen in of op openbare gronden, voor zover deze zijn gemeld of aangevraagd en aangelegd met toepassing van verleende vergunningen of andere rechtsgeldige overeenkomsten of andere schriftelijke afspraken met de gemeente, wordt door inwerkingtreding van deze verordening beheerst door de regels daarvan.
Bijlage I: Begripsbepalingen als bedoeld in artikel 1.1. van deze verordening
Bijlage 2: Aangewezen hondenuitlaatterreinen als bedoeld in artikel 2.11 van deze verordening
Bijlage 3: Aangewezen zones parkeren door vergunninghouders, als bedoeld in artikel 2.12 van deze verordening
Bijlage 4: Aangewezen standplaatsen als bedoeld in artikel 2.15 van deze verordening
Lijst vaste standplaatsen en standplaatsen die gebruikt worden als incidentele standplaats gemeente Terneuzen. Deze lijst kan wijzigen doordat er nieuwe locaties komen. De lijst wordt jaarlijks geactualiseerd.
Bijlage 5: Aangewezen zoekgebieden windenergie en afgewezen gebieden windenergie als bedoeld in artikel 2.17 van deze verordening
Gebied B: Naast DOW Mosselbanken
Gebied C: Herontwikkeling windpark Koegors
Gebied D: Westelijke Kanaaloever
Afgewezen gebieden voor windenergie
Waterbekkens naast de N61 ten noorden van de kern Philippine
Bijlage 6: Excessenregeling als bedoeld in artikel 3.15 van deze verordening
Voor u ligt de excessenregeling van de gemeente Terneuzen.
De gemeenteraad van Terneuzen besloot eind 2012 het welstandsbeleid te herzien. De raad heeft tevens gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de wetgever bood door de welstandscommissie af te schaffen. Het nieuwe welstandsbeleid, de excessenregeling, wordt conform besluit d.d. 8 november 2012 ambtelijk getoetst.
Sinds 2004 heeft Terneuzen welstandsbeleid, waarin de gemeente de gewenste ruimtelijke kwaliteit heeft vastgelegd. Die kwaliteit met de daaraan te koppelen criteria wordt gebruikt als toetsingskader bij aanvragen. Hiermee is uitvoering gegeven aan de Woningwet van 2003. Welstandstoezicht is daarmee dichter bij de burger gekomen. Deze ontwikkeling heeft zich echter daarna nog verder doorgezet. Een trend naar deregulering en een verdere individualisering in de maatschappij ging samen met veel discussie over welstand binnen de gemeente. Deze omstandigheden zijn aanleiding geweest tot het besluit het welstandsbeleid te herzien.
Het nieuwe welstandsbeleid van de gemeente Terneuzen gaat uit van de gedachte, dat burgers zelf voldoende inzicht hebben in redelijke eisen van welstand. De gemeente zorgt daarom slechts voor een minimaal noodzakelijk vangnet voor ruimtelijke kwaliteit. De gemeente toetst een vergunningaanvraag niet meer vooraf maar grijpt alleen achteraf in bij een exces. Van een exces is sprake wanneer een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Criteria hiervoor zijn opgenomen in deze beleidsnota welstand.
In een beperkt aantal beeldbepalende gebieden waar een grootschalige of ingrijpende ontwikkeling plaatsvindt kunnen in de toekomst wél welstandscriteria vooraf worden opgesteld. In deze gevallen wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat opgenomen wordt in de nota. Voor monumenten zal welstandstoezicht vooraf blijven bestaan.
Drs. F.O. van Hulle, wethouder
HOOFDSTUK 1INLEIDING EN LEESWIJZER
De Woningwet van 1 januari 2003 roept gemeenten op welstandsbeleid te voeren. De gemeente Terneuzen heeft in 2004 deze gelegenheid te baat genomen om te komen tot een samenhangend beleid. De samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten werden vertaald in objectieve beoordelingscriteria, die de burger een houvast moesten bieden bij het opstellen en indienen van een bouwplan.
De laatste jaren gingen een trend naar deregulering en een verdere individualisering in de maatschappij samen met veel discussie over welstand binnen de gemeente. De gemeenteraad van Terneuzen besloot daarom eind 2012 het welstandsbeleid te herzien en om te vormen tot excessenregeling.
Welstandstoezicht heeft allereerst ten doel te voorkomen, dat bouwwerken de openbare ruimte ontsieren. Deze beoordeling is gebaseerd op artikel 12 van de Woningwet.
Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger, agrariër of ondernemer wordt afgewogen tegen de aantrekkelijkheid van de leefomgeving als algemene waarde. De kaders waarbinnen deze afweging plaatsvindt worden vastgesteld met een politieke keuze door de gemeenteraad, die moet zijn gebaseerd op inhoudelijk onderzoek en een maatschappelijke discussie.
Modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht was een belangrijke doelstelling van het voorstel tot wijziging van de Woningwet, die in januari 2003 van kracht is geworden. Artikel 12 van de Woningwet werd in dit wijzigingsvoorstel uitgebreid met een nieuw artikel 12 A, dat bepaalt dat de welstandsbeoordeling alleen nog maar kan worden gebaseerd op door de gemeenteraad in een welstandsnota vastgestelde welstandscriteria. Het proces van modernisering en vermaatschappelijking is hier echter niet opgehouden.
Door een wijziging in het Besluit Omgevingsrecht is het vanaf 1 januari 2013 niet meer verplicht een welstandscommissie te raadplegen. De “Kamerbrief standpuntbepaling welstandscommissies” van 22 november 2011 geeft hier nadere informatie over, ook wel bekend als de “Kan bepaling”. “Welstandstoezicht blijft bestaan, maar welstandscommissies zijn niet langer nodig en de voorschriften over welstand worden overgeheveld naar het ruimtelijk instrumentarium”.
Uitgangspunten voor de excessenregeling
Het nieuwe welstandsbeleid van de gemeente Terneuzen gaat uit van de gedachte, dat burgers zelf voldoende inzicht hebben in redelijke eisen van welstand. De gemeente zorgt daarom slechts voor een minimaal noodzakelijk vangnet voor ruimtelijke kwaliteit. De gemeente grijpt alleen achteraf in bij een exces. Van een exces is sprake wanneer een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. Criteria hiervoor zijn opgenomen in de beleidsnota welstand.
In een beperkt aantal beeldbepalende gebieden waar een grootschalige of ingrijpende ontwikkeling plaatsvindt kunnen in de toekomst wél welstandscriteria vooraf worden opgesteld. Het schaalniveau en het belang van de plek van dergelijke ontwikkelingen maakt dat gemeenschappelijk belang uitstijgt boven individuele vrijheid. In deze gevallen wordt een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat opgenomen wordt in de beleidsnota welstand. Voor monumenten zal welstandstoezicht vooraf blijven bestaan.
Afschaffing van de welstandscommissie
In november 2012 heeft de gemeenteraad gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de wetgever bood en de welstandscommissie afgeschaft. Het nieuwe welstandsbeleid, de excessenregeling, wordt voortaan ambtelijk getoetst.
Welstandstoezicht op monumenten wordt uitgevoerd door een externe deskundige van bijvoorbeeld SCEZ (Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland) of DSL (Dorp, Stad en Land).
Raadpleging van de excessenregeling
Nu vrijwel de gehele gemeente repressief welstandstoezicht heeft is raadpleging van de nota voorafgaand aan een bouwaanvraag niet meer noodzakelijk. In gebieden met enkel repressief welstandstoezicht zal géén welstandstoezicht plaatsvinden bij de aanvraag. Wel kan achteraf door de gemeente handhavend worden opgetreden als er sprake is van een exces.
Na opstelling van een concept voor de beleidsnota is deze door de gemeente onder de aandacht van het publiek gebracht. Alvorens het beleid vast te stellen is de nota in de inspraak geweest om burgers de gelegenheid te geven hun inzichten kenbaar te maken. Na vaststelling van de beleidsnota welstand in de gemeenteraad zijn de excessencriteria voor iedereen beschikbaar.
Hoofdstuk 2 beschrijft het ruimtelijk beleid. Het omvat een beschrijving van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid als basis voor het gewenste welstandstoezicht (de excessenregeling).
Hoofdstuk 3 beschrijft de essentie van deze nota: criteria voor excessen. In de gehele gemeente geldt repressief welstandstoezicht. Van een exces kan sprake zijn als een bouwwerk in ernstige mate in het uiterlijk in strijd is met redelijke eisen van welstand. Met behulp van deze criteria kan de gemeente achteraf ambtelijk toetsen of sprake is van een exces. Het college kan vervolgens op grond van een advies besluiten om handhavend op te treden.
In hoofdstuk 4 volgt een omschrijving van de te volgen procedure voor grotere projecten op beeldbepalende locaties, waarvoor bijvoorbeeld het bestemmingsplan moet worden aangepast naar aanleiding van stedenbouwkundige plannen. Voor dergelijke projecten kunnen welstandscriteria worden opgesteld in de vorm van een beeldkwaliteitsplan, dat door de gemeenteraad dient te worden vastgesteld.
HOOFDSTUK 2RUIMTELIJK KWALITEITSBELEID
In het ruimtelijk beleid van een gemeente is de excessenregeling het vangnet, waarmee de ondergrens van de visuele kwaliteit van gebouwen wordt bewaakt. Het niveau waarop dit net komt te hangen, is mede afhankelijk van het beleid van de gemeente. Daarom is het ruimtelijk kwaliteitsbeleid geïnventariseerd en een analyse gemaakt van de consequenties voor het welstandsbeleid. Het ruimtelijk beleid wordt op hoofdpunten beschouwd.
In het nieuwe omgevingsbeleid van de Provincie Zeeland (2012) wordt een nieuwe taakverdeling tussen Rijk, Provincie Zeeland, waterschap en gemeenten geïntroduceerd. In die nieuwe taakverdeling liggen meer taken en verantwoordelijkheden bij de gemeenten en beperkt de Provincie zich tot de kerntaken. Daarbij geeft de Provincie kaders aan en maken de gemeenten afspraken over hoe die kaders in de eigen regio worden ingevuld. Onderwerpen opgenomen in de nieuwe verordening ruimte en voor onze provincie van groot belang, zijn bijvoorbeeld woningbouw, bedrijventerreinen, windmolens, natuurgebieden en intensieve veehouderij. Deze onderwerpen zijn vooral gerelateerd aan bestemmingsplannen en hebben geen directe consequentie voor het welstandsbeleid van de gemeente Terneuzen.
De basis voor het ruimtelijk beleid van de gemeente is vooral vastgelegd in de structuurvisie en in bestemmingsplannen, aangevuld met visies en beeldkwaliteitsplannen.
De structuurvisie 2025 geeft richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van een gebied waardoor voor iedereen in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet daartoe van uitvoeringsinstrumenten, zoals het vaststellen van bestemmingsplannen, het beschikbaar stellen van financiële middelen en het sluiten van (bestuurs)overeenkomsten. De structuurvisie gaat tevens in op de wijze waarop het gemeentebestuur zich voorstelt de voorgenomen ontwikkeling te doen verwezenlijken.
De Structuurvisie Binnenstad (2012) is een uitwerking van de structuurvisie 2025. Het relatief grote aantal projecten op deze belangrijke plek in de gemeente wordt beschreven in onderlinge samenhang en in relatie tot gewenste ontwikkelingen. Ook de structuurvisie binnenstad is een formeel kader volgens de Wro.
In de meeste gevallen geven visies en plannen vooral aan welke richting ontwikkelingen dienen te gaan zonder directe gevolgen voor het welstandsbeleid. Een voorbeeld is het masterplan voor de Axelsedam, waarin wordt aangegeven dat de gemeente streeft naar kwaliteitsverbetering van de structuur, openbare ruimte en bebouwing en naar een functionele invulling om zo de stad Terneuzen en de binnenstad te versterken. Het plan heeft daarmee vooral zijdelings invloed op de beleidsnota welstand.
Het stedenbouwkundig plan voor Othene Zuid is een uitzondering op deze regel. Het is een opzet voor de verdere uitbreiding van de woonwijk. De gemeente wenst een heldere structuur gekoppeld aan een grote diversiteit in woningen met een eigen identiteit binnen een viertal herkenbare stedenbouwkundige eenheden.
De bestemmingsplannen in de gemeente leiden vooral tot een individueel juridisch kader en een actualisering van de bestaande situatie. De actualisering van bestemmingsplannen is een aanleiding om per gebied een ruimtelijke visie te beschrijven en deze op te nemen in de toelichting van het bestemmingsplan. Daarvoor worden de natuurlijke waarden, ruimtelijke structuur en cultuurhistorische karakteristieken geïnventariseerd. In juli 2013 moet de actualisering van bestemmingsplannen voltooid zijn.
Per 1 januari 2012 werd het voor gemeenten verplicht in nieuwe bestemmingsplannen aandacht te besteden aan cultuurhistorie. Daarbij gaat het niet alleen om objecten als monumentale panden maar nadrukkelijk ook om bijvoorbeeld landschappelijke elementen. De gemeente Terneuzen heeft een Cultuurhistorische Waardenkaart vervaardigd op basis van een inventarisatie van de Provincie Zeeland en in overleg met betrokken organisaties. In deze kaart wordt informatie over cultuurhistorisch waardevolle elementen gecombineerd met ontwikkelingsstrategieën uit de Structuurvisie 2025. Monumenten zijn op deze kaart gemarkeerd.
Per bestemmingsplan zal vervolgens besloten worden in hoeverre cultuurhistorische elementen beschermd worden of mogelijkheid bieden tot (nieuwe) ontwikkeling.
Het beleid voor landschap en openbare ruimte is in kwantitatieve zin terughoudend. Voor het zuidelijke deel is de provinciale nota Staats Spaanse Linies van belang. Daarnaast is er recentelijk veel aandacht geschonken aan de inpassing van de Westerscheldetunnel en is er een Landschapsuitvoeringsplan gemaakt voor de Kanaalzone, maar de daarvoor gekozen uitgangspunten hebben weinig tot geen gevolgen voor het welstandsbeleid.
Om de ruimtelijke kwaliteiten van de structuur en het landschap van de gemeente in kaart te brengen is een analyse gemaakt van de opbouw, die zijn weerslag heeft gevonden in de kaartbeelden op de volgende pagina’s. Uit deze analyse van de ruimtelijke kenmerken van zowel het landschap, als de bebouwingsvlakken, is een visie op het gebied voortgekomen waarbij de belangrijkste kenmerken van de samenhang tussen de bebouwde omgeving en het landschap centraal staan.
In de zestiende eeuw zag het landschap er mede onder de invloed van de tachtigjarige oorlog geheel anders uit dan vandaag de dag. Het Axelse Gat was doorgestoken en Terneuzen lag daarmee op een eiland. Aan beide zijden van het water werden door de Spanjaarden en hun Hollandse tegenstanders versterkingen aangelegd. De meeste van deze fortificaties bestonden uit aardwerken, die tegenwoordig nauwelijks van de inpolderingsdijken te onderscheiden zijn. Wellicht dienden sommige dijken ook beide doelen.
Op de topografische kaart van Terneuzen, Axel en Sas van Gent in 1850 is de situatie vastgelegd vlak na het graven van het kanaal. Te zien is hoe dit waterbouwkundige werk het landschap ingrijpend heeft beïnvloed. Niet alleen is hiermee de positie van Terneuzen veranderd, ook Axel ondergaat gevolgen. Het verzande Axelse gat loopt nog maar tot aan Sluiskil en de stad waaraan dit zeegat zijn naam ontleende ligt midden in de uitgestrekte polders. Ook is het proces van inpoldering goed waar te nemen. Steeds wordt een deel van de oorspronkelijke kreken bedijkt.
Water en dijken bepalen ook tegenwoordig het landschap van de huidige gemeente Terneuzen. De grens tussen land en zee is veel korter dan in de afgelopen eeuwen. De kustlijn is strak. De kreken van de Westerschelde zijn vrijwel geheel ingepolderd. Overgebleven zijn de vele dijken, die getuigen van de opeenvolgende fasen in de landwinning. In het huidige landschap is het kanaal van Gent naar Terneuzen met daarlangs gelegen een industriële zone de meest aanwezige doorgaande lijn. Deze deelt het grondgebied van de gemeente in tweeën, maar vormt ook een verbindingslijn waarlangs de (industriële) bebouwing zich concentreert.
De hoge zeewering langs de kust van Zeeuws-Vlaanderen is meer dan een waterstaatkundig werk. Vanuit de polders is het zeewater, dat zo’n grote invloed heeft gehad op het landschap, nauwelijks meer te ervaren. De dijk zelf echter is een bijna onontkoombare verwijzing naar de delta. Ook zijn de vele kleinere bedijkingen die vanaf de middeleeuwen zijn aangelegd nog goed te zien en vormen de vele kreken en kreekrestanten een tastbare herinnering aan het ontstaan van het landschap. Ze delen het vlakke land op in kamers met verschillende karakters. Vele dijken zijn ook beplant, daardoor nog herkenbaarder en tevens versterkt dit het ‘kamergevoel’. Omdat de wegen meestal midden door de polders lopen, bevind je je steeds in één van die kamers om na een volgende dijk in een andere ruimte te komen.
Naast de drie grotere plaatsen Terneuzen, Axel en Sas van Gent bestaan de kernen vooral uit een aantal dorpen, waaronder plaatsen als Hoek, Zaamslag, Koewacht en Philippine en het stadje Biervliet. Deze liggen in een weids landschap met een voornamelijk agrarisch karakter. In de stedelijke zone langs het kanaal is een industriegebied ontstaan met natte bedrijventerreinen, waarlangs procesindustrie en overslag te vinden is. Ook het aan het diepe vaarwater van de Westerschelde gelegen Dow Chemical mag in deze opsomming niet ontbreken. De verwachting is, dat het gebied met de komst van de Westerscheldetunnel verder tot ontwikkeling zal komen. Deze biedt niet alleen kansen voor de industrie, maar maakt de gemeente ook beter bereikbaar voor toerisme en meer aantrekkelijk als woon- en werkgebied. Terneuzen als stad fungeert als centrum met voorzieningen voor de regio, zoals onderwijs, zorg, cultuur, uitgaan (horeca), detailhandel etc. Deze voorzieningen maken Terneuzen een aantrekkelijke stad om te wonen en maken dat Terneuzen de grootste woonconcentratie vormt in de regio.
De hoofdas voor zowel industrie als infrastructuur is de Kanaalzone. De combinatie van water, wegen en spoor maakt het gebied een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. In aanvulling op deze Noord-Zuidas is langs de kust vanaf Terneuzen in de richting van de zee een industriezone ontstaan met bedrijvigheid die afhankelijk is van het diepe water. Parallel daaraan ligt de provinciale weg, die met de opening van de Westerscheldetunnel groeit in belang. Waar eerst de ontsluiting van Terneuzen en de bedrijvigheid daaromheen vanuit Nederland gezien via de twee veerverbindingen of via Antwerpen plaats vond, is nu de tunnel een hoofdontsluiting van Zeeuws-Vlaanderen, terwijl voor het voet- en fietsveer slechts een nevenrol is weggelegd. Terneuzen is daarmee komen te liggen op het kruispunt van de ontsluitingswegen van de streek.
Gevolgen voor ruimtelijk beleid
De inzet voor het ruimtelijk beleid van Terneuzen is samen te vatten in de volgende hoofdpunten, die te maken hebben met de wens de streek verder te ontwikkelen:
Verder is de naderende demografische krimp in Zeeuws-Vlaanderen een aandachtspunt voor het kwaliteitsbeleid. De relatie tot het welstandsbeleid van deze problematiek is nog niet uitgewerkt.
Er zijn enkele tientallen rijksmonumenten in de gemeente. Ook zijn er inmiddels gemeentelijke monumenten aangewezen. Beschermde dorps- of stadsgezichten zijn er niet. Voor toezicht op monumenten wordt een externe deskundige ingeschakeld van bijvoorbeeld SCEZ (Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland) of DSL (Dorp, Stad en Land).
Voor een effectief en praktisch hanteerbaar kwaliteitsbeleid is het zaak zorg te dragen voor een goede aansluiting tussen de verschillende instrumenten. In het kader van de excessenregeling is vooral de relatie met het bestemmingsplan van belang. Het bestemmingsplan regelt de ruimtelijke ordening van onder meer functie en ruimtebeslag van bouwwerken.
In de beleidsnota welstand kan worden verwezen naar welstandscriteria uit andere beleidsdocumenten, waaronder beeldkwaliteitsplannen (hoofdstuk 5). Deze verwijzingen worden geacht deel uit te maken van de nota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde eisen als voor de nota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die 'zo veel mogelijk' zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en die specifieke aspecten van het bouwwerk normeren. In de praktijk zullen gebieden waarvoor beeldkwaliteitsplannen gelden na realisatie terugvallen tot repressief welstandstoezicht.
HOOFDSTUK 3CRITERIA BIJ EXCESSEN
Excessen in gebieden met enkel repressief welstandstoezicht
Alle bouwwerken in gebieden met enkel repressief welstandstoezicht (al dan niet vergunningplichtig) kunnen in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. In feite betreft dit de gehele gemeente, uitgezonderd beeldbepalende objecten in het buitengebied (zie hoofdstuk 4). Volgens artikel 13a Ww kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Volgens datzelfde wetsartikel moeten de criteria hiervoor in de beleidsnota welstand zijn opgenomen. Deze ‘excessenregeling’ is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan, maar excessen vanuit welstand te voorkomen. Omdat voorkomen beter is dan genezen wordt in geval van twijfel geadviseerd vooraf ambtelijk advies aan te vragen.
De gemeente hanteert bij het toepassen van de excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet- deskundigen evident is en die afbreuk doet een de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Een exces kan aanwezig zijn in alle bouwwerken in gebieden met enkel repressief welstandstoezicht, ook als deze vergunningsvrij zijn gebouwd. Vaak heeft een exces betrekking op:
HOOFDSTUK 4CRITERIA VOOR (HER)ONTWIKKELINGS- PROJECTEN
De beleidsnota welstand bevat geen algemene criteria voor nieuwe, grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke criteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt. Het kan in de toekomst echter wel wenselijk zijn bij grootschalige nieuwe plannen criteria vast te stellen in de vorm van beeldkwaliteitsplannen, om daarmee de ruimtelijke kwaliteit te kunnen sturen.
Procedure voor beeldkwaliteitsplannen
Het opstellen van criteria voor (her)ontwikkelingsprojecten kan een onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding zijn. De criteria worden opgesteld door of onder regie van de stedenbouwkundige, in de vorm van een beeldkwaliteitsplan. De gemeenteraad stelt de criteria (het beeldkwaliteitsplan) vervolgens vast ter aanvulling op de nota. De gemeenteraad kan dit delegeren aan de raadscommissie ‘omgeving’. Voor dergelijke aanvullingen op de nota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.
De criteria moeten zijn vastgesteld voordat de planvorming van de concrete bouwplannen start en worden bekend gemaakt aan alle potentiële opdrachtgevers in het gebied. Toetsing vindt ambtelijk plaats.
Het concept voor de oorspronkelijke welstandsnota Terneuzen 2005 werd in opdracht van de gemeente Terneuzen onder begeleiding van een ambtelijke werkgroep opgesteld door Architectenwerk Twan Jütte te Delft. De nota is daarna in 2013 aangepast tot een excessenregeling.