Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

Beleidsregels bijzondere bijstand en draagkracht Gemeente Hulst 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels bijzondere bijstand en draagkracht Gemeente Hulst 2023
CiteertitelBeleidsregels bijzondere bijstand en draagkracht gemeente Hulst 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels draagkracht bijzondere bijstand Hulst 2009.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 7, eerste lid, van de Participatiewet
  2. artikel 11 van de Wet werk en bijstand
  3. artikel 35 van de Participatiewet
  4. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  5. artikel 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

15-11-2022

gmb-2022-558923

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand en draagkracht Gemeente Hulst 2023

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Uitgangspunten

Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente kan doen als inwoners bepaalde noodzakelijke kosten niet kunnen betalen. Inwoners zijn in de eerste plaats zelf aan zet als er financiële problemen zijn. Als het inwoners niet lukt om zelf hun kosten te betalen, kan de gemeente hulp bieden. Die hulp heet bijzondere bijstand, en is bedoeld om inwoners te helpen onverwachte noodzakelijke kosten te betalen als ze dat zelf niet meer kunnen. Hoe en wanneer die hulp gegeven kan worden, leggen we in deze beleidsregels uit. Het zijn regels op hoofdlijnen. Per situatie onderzoekt de gemeente wat de beste oplossing is voor het probleem van de inwoner. Dat noemen we maatwerk.

Artikel 1.2 Begrippen

In deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders. Sommige begrippen uit de wet zijn namelijk lastig te vertalen. De eerste keer dat we zo’n begrip gebruiken, geven we aan uit welke wet dat begrip komt. Dat begrip heeft in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet. Andere begrippen die we in deze beleidsregels gebruiken zijn:

  • -

    arbeidsperspectief: de mogelijkheid die iemand volgens de gemeente heeft om met werk het inkomen te vergroten;

  • -

    beslagvrije voet: het bedrag dat de inwoner moet overhouden om de basiskosten van levensonderhoud te kunnen betalen zoals huur en boodschappen. Op deze inkomsten mag geen beslag gelegd worden;

  • -

    bijstandsnorm: de uitkeringsbedragen uit de Participatiewet. Dit bedrag kan afwijken als er sprake is van medebewoners/kostendelers of lage woonlasten. De toepasselijke bijstandsnorm is het uitkeringsbedrag dat afhangt van leeftijd en gezinssituatie;

  • -

    draagkracht: wat de inwoner zelf kan bijdragen aan de kosten;

  • -

    gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst;

  • -

    inwoner: de persoon die een rechtstreeks belang heeft bij een besluit van de gemeente (de belanghebbende uit art. 1:2 Algemene wet bestuursrecht) en zijn gezin;

  • -

    kind: kind als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder d van de Participatiewet;

  • -

    ouders: waar in deze beleidsregels gesproken wordt over ouders, kan ook gelezen worden: ouder, verzorger of verzorgers;

  • -

    vrij te laten bedrag: het minimumbedrag dat iemand met schulden overhoudt om van te leven. Het bedrag boven het ‘vrij te laten bedrag’ wordt afgedragen aan de schuldeisers;

  • -

    wet: Participatiewet.

Artikel 1.3 Voorwaarden

Een inwoner moet voldoen aan een aantal voorwaarden om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Die voorwaarden staan in de wet, vooral in de artikelen 15 en 35. De belangrijkste voorwaarden benoemen we hier in het kort.

 

Artikel 1.3.1 Geen beroep op een andere voorziening

De inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, als géén beroep kan worden gedaan op een andere uitkering of regeling die de extra of hoge kosten vergoedt. De inwoner kan met andere woorden geen beroep doen op een (voorliggende) voorziening. Het gaat om een voorziening die toereikend (=voldoende) en passend in de kosten van de inwoner voorziet, zie artikel 15 van de wet. Die voorliggende voorziening moet de inwoner dan eerst aanvragen en benutten voordat er recht is op bijzondere bijstand. Als de kosten volgens die voorziening niet noodzakelijk zijn, dan kan de inwoner voor die kosten ook geen bijzondere bijstand ontvangen.

 

Artikel 1.3.2 Aanvraag vooraf indienen

De inwoner vraagt de bijzondere bijstand schriftelijk aan bij de gemeente. Gehuwden vragen de bijzondere bijstand samen aan. De inwoner doet de aanvraag voordat de kosten zijn gemaakt. De gemeente geeft geen bijzondere bijstand voor kosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag is ingediend tenzij er sprake is van een bijzondere omstandigheid. In die situatie biedt de gemeente de mogelijkheid om een aanvraag binnen 3 maanden in te dienen nadat de kosten zijn gemaakt. De inwoner moet wel voldoen aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand.

De gemeente hanteert geen drempelbedrag bij bijzondere bijstand.

 

Artikel 1.3.3 Noodzakelijke kosten en bijzondere omstandigheden

De kosten moeten noodzakelijk zijn en het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden (art. 35 lid 1 van de wet). Of dit zo is, bepaalt de gemeente per situatie, maar voor sommige kosten nemen we dat altijd aan. Bijvoorbeeld voor kosten bewindvoering en eigen bijdrage griffierechten.

 

Artikel 1.3.4 Te weinig draagkracht

De inwoner kan pas in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als hij de kosten niet zelf kan betalen. In hoofdstuk 2 wordt uitgelegd wanneer de inwoner de kosten zelf moet betalen.

 

Artikel 1.3.5 Kosten door eigen schuld

Als de inwoner de kosten zelf heeft veroorzaakt, dan kan de gemeente besluiten om de bijzondere bijstand te verlagen of als lening te verstrekken. Dat wordt per situatie bepaald en is geregeld in de Verordening participatie, inkomen en inburgering Gemeente Hulst 2022.

Artikel 1.4 Hoogte van de bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Soms zijn er meerdere mogelijkheden om in de kosten te voorzien. Uitgangspunt is dan dat de gemeente bijstand verleent voor de goedkoopste passende oplossing. Als de meest actuele prijzengids van het Nibud normbedragen voor die kosten beschrijft, dan sluit de gemeente daarbij aan voor het bepalen van de hoogte van de bijstand. Behalve als er in deze beleidsregels al een bedrag voor die kosten is benoemd.

Artikel 1.5 Vorm van de bijstand

Bijzondere bijstand betaalt de gemeente in principe ‘om niet’ (als gift). Soms kan bijzondere bijstand als lening worden verstrekt. Dat is bijvoorbeeld zo als de bijstand bestemd is voor de aanschaf van huishoudelijke apparaten en woninginrichting, zie artikel 3.5.

 

Bijzondere bijstand kan ook een lening zijn als de inwoner op korte termijn voldoende geld ontvangt om de kosten zelf te betalen, of als de inwoner schuld heeft aan het ontstaan van de kosten of de kosten had kunnen voorkomen. Per situatie bepaalt de gemeente of de bijstand dan als lening wordt verstrekt.

 

De lening moet worden terugbetaald in maximaal 36 aaneengesloten maanden. Bij het bepalen van het bedrag dat de inwoner per maand moet terugbetalen, houdt de gemeente rekening met de beslagvrije voet.

Als de inwoner gedurende 36 maanden volgens afspraak heeft afgelost, dan wordt na die periode de resterende lening omgezet in een gift.

Hoofdstuk 2 Draagkracht

 

De gemeente onderzoekt of de kosten kunnen worden betaald uit het inkomen en het vermogen van de inwoner. Daarvoor gelden de hieronder beschreven regels.

Artikel 2.1 Welk inkomen telt mee?

Om te bepalen of de inwoner recht heeft op bijzondere bijstand, berekent de gemeente hoe hoog het inkomen van de inwoner is. De inwoner maakt aanspraak op bijzondere bijstand als het inkomen (inclusief vakantiegeld) maximaal 120% is van de bijstandsnorm die geldt voor de inwoner. We noemen dat de inkomensgrens. Is het inkomen niet hoger dan deze inkomensgrens, dan hoeft de inwoner uit zijn inkomen niets bij te dragen aan de kosten. Ligt het inkomen boven de inkomensgrens, dan is het mogelijk dat de inwoner moet bijdragen aan de kosten. De inwoner heeft dan namelijk draagkracht.

 

De inkomensgrens van 120% van de betreffende bijstandsnorm geldt niet voor bijzondere bijstand aan 18 t/m 20 jarigen als aanvulling op hun uitkering (artikel 3.1) en woonkosten (artikel 3.3). In die situaties geldt een inkomensgrens van 100% van de bijstandsnorm. De inwoner komt dan in aanmerking voor bijzondere bijstand. Bij het bepalen van de inkomensgrens houdt de gemeente rekening met eventuele medebewoners op het adres van de inwoner (kostendelers). De gemeente houdt rekening met de vraag of de inwoner een woonruimte heeft waaraan geen of lage kosten verbonden zijn.

 

Voor het bepalen van de draagkracht sluit de gemeente aan bij de wet. Inkomsten tellen mee als de inwoner daarover beschikt of kan beschikken. De draagkracht wordt afwijkend berekend in de onderstaande situaties:

  • -

    Er is een schuldsaneringsregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (Wsnp) uitgesproken of er is een minnelijke schuldregeling met de inwoner afgesproken. De gemeente kijkt naar het Vrij te laten bedrag.

  • -

    Er ligt beslag op het inkomen van de inwoner. De gemeente kijkt naar het inkomen dat overblijft na beslaglegging.

  • -

    De inwoner betaalt een eigen bijdrage voor de Wet langdurige zorg. De gemeente kijkt naar het inkomen dat overblijft na het betalen van deze bijdrage.

  • -

    De inwoner betaalt de bestuursrechtelijke premie (bronheffing) voor de zorgverzekering. De gemeente kijkt naar het inkomen dat overblijft na het betalen van dit bedrag.

Inkomsten die de wet (art. 31 lid 2) vrijlaat bij algemene bijstand, laten we ook vrij bij bijzondere bijstand. Dat betekent dat die inkomsten niet meetellen bij het bepalen van de draagkracht. Ook de volgende middelen tellen niet mee als inkomen: de individuele inkomenstoeslag en de jonggehandicaptenkorting voor personen tot 27 jaar.

Vrijgelaten inkomsten blijven buiten beschouwing, behalve als het gaat om:

  • -

    huurtoeslag en de inwoner vraagt bijstand aan voor woonkosten;

  • -

    belastingteruggave wegens bepaalde kosten en voor die kosten ook bijstand wordt gevraagd.

Artikel 2.2 Welk vermogen telt mee?

De regels uit de wet voor het vaststellen van het vermogen gelden ook voor bijzondere bijstand. Als de inwoner een vermogen heeft dat niet hoger is dan de bedragen uit artikel 34 lid 3 van de wet, hoeft de inwoner uit zijn vermogen niets bij te dragen aan de kosten, tenzij er in deze beleidsregels iets anders is geregeld. Is het vermogen hoger dan die bedragen uit de wet, dan telt het vermogen boven die grens volledig mee als draagkracht.

 

Artikel 2.2.1 Bijzondere situatie

Soms gelden er andere regels voor het vermogen: de waarde van een eigen woning telt niet mee als de inwoner die woning zelf bewoont.

 

Artikel 2.3 Over welke periode wordt de draagkracht berekend?

De gemeente stelt de draagkracht vast voor een periode van twaalf maanden. Dit is het draagkrachtjaar. Die periode begint op de 1e dag van de maand waarin de bijzondere bijstand wordt toegekend. De gemeente berekent wat de inwoner in die periode zelf kan bijdragen aan de kosten.

 

Bijzondere situaties

Soms gelden er bijzondere regels:

  • 1.

    Gaat het om kosten die zich één keer voordoen? Dan wordt de berekende draagkracht in één keer in mindering gebracht op de toekenning.

  • 2.

    Gaat het om kosten die maandelijks terugkeren? Dan wordt de berekende draagkracht gelijk verdeeld over deze maanden en per maand in mindering gebracht op de toekenning.

Hoofdstuk 3 Veelvoorkomende kosten

 

Voor een aantal veelvoorkomende kostensoorten gelden bijzondere regels:

  • a.

    levensonderhoud van 18 t/m 20-jarigen (3.1)

  • b.

    medische kosten (3.2)

  • c.

    woonkosten (3.3)

  • d.

    doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting (3.4)

  • e.

    duurzame gebruiksgoederen (huishoudelijke apparaten) (3.5)

  • f.

    reiskosten (3.6)

  • g.

    reiskosten leerlingen Eerste Opvang Anderstaligen (3.7)

Let op: de voorwaarden voor bijzondere bijstand gelden voor al deze kostensoorten. Dat betekent dat de inwoner in aanmerking komt voor bijzondere bijstand als aan de voorwaarden uit hoofdstuk 1 en 2 is voldaan.

Artikel 3.1 Levensonderhoud van 18 t/m 20-jarigen

Jongeren van 18 t/m 20 jaar kunnen in aanmerking komen voor algemene bijstand als ze geen andere mogelijkheden hebben om rond te komen. De bijstandsnormen voor jongeren zijn laag, omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn. Uitwonende jongeren kunnen in aanmerking komen voor aanvullende bijzondere bijstand als de bijstandsnorm te laag is om van te leven en zij geen beroep kunnen doen op hun ouders. De hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand hangt af van de noodzakelijke extra kosten die de jongere moet maken. De jongere moet aantonen welke noodzakelijke kosten hij maakt.

 

De hoogte van de bijstand is maximaal het verschil tussen de algemene bijstandsnorm voor de jongere en die voor een 21-jarige in dezelfde woon- en leefsituatie.

De gemeente verhaalt de aanvullende bijzondere bijstand op de ouders, tot de grens van hun onderhoudsplicht.

 

Let op: jongeren van 18 t/m 20 jaar die in een instelling wonen hebben geen recht op algemene bijstand. Wel kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Ook daarvoor geldt dat de gemeente eerst moet beoordelen of de ouders kunnen bijdragen in de kosten (onderhoudsplicht). De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal gelijk aan de bijstandsnormen voor 18 t/m 20-jarigen die niet in een inrichting verblijven. Als de ouders niet willen bijdragen in de kosten, dan onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om de verstrekte bijstand op hen te verhalen.

Artikel 3.2 Medische kosten

Voor vergoeding van noodzakelijke medische en paramedische kosten kan de inwoner een beroep doen op de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Bovendien kan de inwoner deelnemen aan de collectieve zorgverzekering (Gemeentepolis). Het is daarom niet nodig om voor medische kosten bijzondere bijstand te verstrekken. De gemeente verstrekt ook geen bijzondere bijstand voor de bekostiging van de premie van de basisverzekering, het eigen risico, de eigen bijdrage CAK in het kader van de Wmo en de Wet langdurige zorg.

 

De gemeente kan in bijzondere omstandigheden van het bovenstaande afwijken. De hoogte van de bijzondere bijstand hangt af van de zorgverzekering van de inwoner.

 

Artikel 3.2.1 Inwoner heeft geen toereikende zorgverzekering

Als de inwoner niet verzekerd is op het niveau van CZ Gemeenten Extra uitgebreid en nog niet kan overstappen naar deze variant van de Gemeentepolis of een vergelijkbare zorgverzekering, dan is bijzondere bijstand mogelijk voor kosten die niet vanuit de eigen middelen voldaan kunnen worden. De vergoeding is niet hoger dan de vergoeding uit de CZ Gemeenten Extra uitgebreide zorgverzekering. Deze uitzondering geldt niet als de inwoner een betalingsachterstand heeft en daarom niet aanvullend verzekerd kan zijn bij de zorgverzekeraar van de Gemeentepolis.

 

Artikel 3.2.2 Inwoner heeft toereikende zorgverzekering

Is de inwoner verzekerd op het niveau van CZ Gemeenten Extra uitgebreid, dan kan bijzondere bijstand aangevraagd worden voor kosten die uitstijgen boven de vergoeding van de zorgverzekeraar.

 

Artikel 3.2.3 Hoogte van de vergoeding

De jaarlijkse vergoeding van medische kosten is ten hoogste €500,- per inwoner.

Artikel 3.3 Woonkosten

Woonkosten moet de inwoner uit het maandelijkse inkomen betalen. Soms is dat lastig, omdat de kosten hoog zijn en er geen huurtoeslag mogelijk is. Onder bepaalde voorwaarden kan de inwoner dan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.

 

Artikel 3.3.1 Woonkostentoeslag bij huur

Voor de huur van een woning kan de inwoner in principe huurtoeslag krijgen. Bijzondere bijstand is daarom meestal niet mogelijk. In drie situaties is dat anders. De gemeente kan bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekken, als de inwoner geen huurtoeslag kan krijgen:

  • a.

    over de eerste maand huur; of

  • b.

    omdat de huur te hoog is; of

  • c.

    omdat het jaarinkomen te hoog is.

Artikel 3.3.1.1 Eerste maand huur

Huurtoeslag gaat in op de eerste dag van de maand, als de inwoner op die eerste dag al op dat adres was ingeschreven. Anders gaat de huurtoeslag een maand later in. Als dat het geval is, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken ter hoogte van de niet ontvangen huurtoeslag over de gebroken eerste maand, vanaf de dag van inschrijving in de Basisregistratie Personen.

 

Artikel 3.3.1.2 Te hoge huur

Als huurtoeslag niet mogelijk is omdat de huur te hoog is, kan de gemeente bijzondere bijstand in de vorm van een woonkostentoeslag verstrekken.

De gemeente berekent de woonkostentoeslag als volgt:

  • -

    Welke huurtoeslag kan maximaal worden verkregen voor deze woning, met deze huur? Dat bedrag kan als bijzondere bijstand worden verstrekt;

  • -

    Hoeveel hoger dan de maximale huurgrens voor de huurtoeslag is de huur van deze woning? Voor die hogere huur kan dan ook bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • -

    Beide bedragen worden opgeteld en samen als woonkostentoeslag verstrekt.

Onder ‘huur’ verstaan we de ‘kale’ huur. Dat is de huur die voor de huurtoeslag meetelt. Daarnaast kunnen servicekosten meegenomen worden. Het gaat om de servicekosten waarvoor huurtoeslag kan worden verstrekt. Zie ook: www.toeslagen.nl.

 

De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal twaalf maanden. De inwoner is in die periode verplicht om:

  • a.

    te zoeken naar goedkopere woonruimte waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag; en

  • b.

    als woningzoekende ingeschreven te staan bij lokale woningcorporaties.

De woonkostentoeslag kan met zes maanden worden verlengd wanneer de inwoner geen goedkopere woonruimte heeft gevonden en de gemeente vindt dat dit de inwoner niet te verwijten is.

 

Artikel 3.3.1.3 Te hoog jaarinkomen

Wanneer een inwoner een woning huurt die recht geeft op huurtoeslag, maar de inwoner heeft een te hoog jaarinkomen, ontvangt deze geen (maximale) huurtoeslag. Het inkomen is dan hoger dan het genoemde bedrag uit artikel 17, eerste lid, van de Wet op de Huurtoeslag. Het inkomen kan op enig moment op bijstandsniveau zijn, maar door een hoger inkomen in de eerdere maanden, is het jaarinkomen te hoog voor huurtoeslag. In zo’n situatie kan bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag toegekend worden tot januari van het volgende jaar. Per januari van dat volgende jaar zal dan weer recht op maximale huurtoeslag bestaan, omdat het inkomen op bijstandsniveau is. Is dit niet het geval, dan wordt voor maximaal twaalf maanden woonkostentoeslag toegekend.

De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag dat aan huurtoeslag verstrekt zou zijn op basis het actuele inkomen, of – als wel enige huurtoeslag is verstrekt – tussen de huurtoeslag op grond van dat minimum inkomen en de toegekende huurtoeslag.

 

Artikel 3.3.2 Woonkostentoeslag bij eigen woning

Een inwoner die een eigen huis bewoont kan geen huurtoeslag krijgen. De gemeente kan toch woonkostentoeslag verstrekken als:

  • a.

    het om een woning gaat waarvoor de inwoner huurtoeslag zou kunnen krijgen als die woning gehuurd was, los van de hoogte van de huur, en als

  • b.

    de woonkosten hoger zijn dan de basishuur die voor de woning van de inwoner geldt op grond van de Wet op huurtoeslag. De basishuur is een drempelbedrag. Zijn de woonkosten lager, dan kan geen woonkostentoeslag worden verstrekt.

De gemeente berekent de woonkostentoeslag op dezelfde manier als bij een huurwoning met hoge huur, zie artikel 3.3.1.2. De volgende woonkosten worden daarbij meegeteld:

  • a.

    de kosten van de hypotheekrente en

  • b.

    de zakelijke lasten van de woning, zoals premie opstalverzekering en onroerende zaakbelasting.

Wanneer de gemeente de hoogte van de woonkostentoeslag vaststelt, wordt de teruggave van de inkomstenbelasting (vanwege betaalde hypotheekrente) hiervan afgetrokken.

 

De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal twaalf maanden. De inwoner is in die periode verplicht om:

  • a.

    te zoeken naar goedkopere woonruimte waarvoor wel recht bestaat op huurtoeslag; en

  • b.

    als woningzoekende ingeschreven te staan bij lokale woningcorporaties.

De woonkostentoeslag kan met maximaal zes maanden worden verlengd wanneer de inwoner geen goedkopere woonruimte heeft gevonden en de gemeente vindt dat dit de inwoner niet te verwijten is.

 

Artikel 3.3.3 Eerste huur, waarborgsom en administratiekosten

Bij verhuizing of eerste huisvesting moet de inwoner vaak extra woonkosten maken, zoals het betalen van een waarborgsom, vooruitbetaling van de eerste huur en administratiekosten. Deze kosten moeten uit het maandelijkse inkomen worden betaald. Deze kosten komen in principe niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Hiervan kan de gemeente afwijken als de kosten niet voorzienbaar waren en de inwoner niet (of onvoldoende) kon reserveren voor deze kosten. Het niet hebben gereserveerd vanwege schulden ziet de gemeente niet als een bijzondere situatie: in die situatie verstrekt de gemeente geen vergoeding. De gemeente verstrekt bijzondere bijstand voor een waarborgsom als lening. Voor de eerste huur en de administratiekosten verstrekt de gemeente een gift.

Artikel 3.4 Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting

De inwoner die opgenomen wordt in een inrichting, kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de vaste lasten van de woning die hij achterlaat, als:

  • a.

    hij een periodieke uitkering bijstand voor levensonderhoud ontvangt;

  • b.

    het noodzakelijk is om die woning aan te houden, en

  • c.

    het plan is om binnen zes maanden terug te keren naar de woning.

De inwoner moet ook aan de andere voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoen.

 

Bij een langdurige opname in een inrichting, waarvan bij aanvang de duur nog niet duidelijk is, wordt de bijstandsnorm aangepast volgens artikel 23 van de wet, op de eerste dag van de derde maand volgend op de dag van opname.

 

Na omzetting van de bijstandsnorm wordt er voor de duur van het verblijf maar voor maximaal zes maanden bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van de vaste lasten: de huur (min eventuele huurtoeslag) en de kosten van vastrecht van nutsvoorzieningen.

 

Bijvoorbeeld: belanghebbende wordt 4 februari opgenomen. De derde maand na dag van opname is mei. Per eerste van die maand, dus vanaf 1 mei, wordt de bijstandsnorm omgezet naar de inrichtingsnorm. Vanaf dat moment wordt ook bijzondere bijstand verstrekt, voor maximaal zes maanden.

 

De bijzondere bijstand in de vaste lasten opgeteld met de omgezette bijstandsnorm in verband met verblijf in een inrichting is maximaal gelijk aan de bijstandsnorm die belanghebbende ontving voordat deze werd omgezet.

Artikel 3.5 Duurzame gebruiksgoederen (huishoudelijke apparaten, woninginrichting)

Duurzame gebruiksgoederen zoals een koelkast of wasmachine moet de inwoner uit het maandelijkse inkomen betalen. De inwoner kan niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Op die regel zijn enkele uitzonderingen. De gemeente kan wel bijzondere bijstand verstrekken voor duurzame gebruiksgoederen als de kosten onvoorzien waren en de inwoner onvoldoende in staat is geweest om voor de kosten te sparen. Het niet hebben gereserveerd vanwege schulden ziet de gemeente niet als een bijzondere situatie: in die situatie verstrekt de gemeente geen vergoeding.

 

Voor de hoogte van de bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen gaat de gemeente uit van de goedkoopste passende oplossing. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal 50% van de richtprijzen uit de actuele prijzengids van het Nibud. De gemeente verstrekt de bijzondere bijstand als lening. Bij het bepalen van de aflossingsruimte houdt de gemeente rekening met de beslagvrije voet.

Artikel 3.6 Reiskosten

Artikel 3.6.1 Uit huis geplaatst kind

Bijzondere bijstand voor reiskosten is mogelijk voor het bezoek aan een uit huis geplaatst kind als het gaat om reiskosten in Nederland. De vergoeding kan ook worden gegeven als het uit huis geplaatste kind in een instelling in België verblijft, wanneer dit de dichtstbijzijnde instelling is waar de zorg passend geboden kan worden. Bijzondere bijstand is mogelijk voor maximaal twee bezoeken per maand tenzij de Jeugdzorgaanbieder een hoger aantal bezoeken noodzakelijk vindt.

 

Artikel 3.6.2 Gedetineerde

Er kan bijzondere bijstand toegekend worden voor reiskosten voor bezoek aan een in Nederland gedetineerd gezins- of naast familielid in rechte lijn (grootouders, ouders, kinderen en kleinkinderen).

  • -

    Voor het bezoeken van gezinsleden (de aanvrager, diens partner en inwonende kinderen) is bijzondere bijstand mogelijk voor maximaal twee bezoeken per maand voor maximaal twee gezinsleden.

  • -

    Voor het bezoeken van familieleden in rechte lijn (grootouders, ouders, kinderen en kleinkinderen) is bijzondere bijstand mogelijk voor maximaal één bezoek per maand voor maximaal twee gezinsleden.

Artikel 3.6.3 Ziekenbezoek

Bijzondere bijstand voor reiskosten kan toegekend worden voor een ziekenbezoek als een opgenomen gezins- of naast familielid (in rechte lijn: grootouders, ouders, kinderen en kleinkinderen) buiten de gemeente Hulst wordt verzorgd. De vergoeding kan ook worden gegeven als de zieke in een ziekenhuis net over de grens in België verblijft. De reiskosten worden vergoed voor de reisafstand naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis waar de noodzakelijke zorg passend geboden kan worden. Voorwaarde voor vergoeding van reiskosten is dat de zorgverzekeraar toestemming geeft voor het gebruiken van de betreffende zorg in het buitenland. Als belanghebbende in aanmerking komt voor een collectieve aanvullende zorgverzekering, geldt de vergoeding daaruit als een voorliggende voorziening.

Bij ziekte en verzorging vergoedt de gemeente:

  • -

    gezinslid: dagelijks, voor maximaal twee gezinsleden;

  • -

    familie in rechte lijn: tweemaal per week, voor maximaal twee gezinsleden.

Artikel 3.6.4 Hoogte bijzondere bijstand

De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op het goedkoopste tarief van het openbaar vervoer en op een kilometervergoeding van maximaal het belastingvrije bedrag. Indien gebruik moet worden gemaakt van de Westerscheldetunnel of Liefkenshoektunnel komen ook de tolkosten daarvan voor bijzondere bijstand in aanmerking op basis van reguliere tarief (cash).

 

Artikel 3.6.5 Bewijsstukken

U levert de volgende bewijsstukken aan:

  • -

    bewijsstuk waaruit blijkt dat sprake is van: uithuisplaatsing; verblijf van kind in instelling of bij pleegouder; verblijf in detentie waarbij geen recht is op weekendverlof; verpleging of verzorging en bevestiging opname door zorgverzekeraar;

  • -

    betaalbewijzen van openbaar vervoer of ingevuld en ondertekend declaratieformulier als met eigen vervoer wordt gereisd.

Artikel 3.7 Reiskosten leerlingen Eerste Opvang Anderstaligen

Bijzondere bijstand is mogelijk voor reiskosten van leerlingen naar de Eerste Opvang Anderstaligen. Dit onderwijs is in de regio Zeeuws-Vlaanderen alleen beschikbaar in de gemeente Terneuzen. Er is geen passende en toereikende onderwijsvorm binnen onze gemeente. De vergoeding is mogelijk voor zo lang het volgen van dit onderwijs noodzakelijk is, maar voor hooguit twee jaar.

 

De hoogte van deze bijzondere bijstand voor reiskosten is gebaseerd op de kosten van de goedkoopste manier van reizen met openbaar vervoer.

 

Indien ouders de leerling met de auto naar school kunnen brengen, is de vergoeding maximaal het belastingvrije bedrag.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Hardheidsclausule

Als de inwoner aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoet, kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voldoet de inwoner niet aan de voorwaarden, dan kan hij toch in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als er sprake is van ‘zeer dringende redenen’ (artikel 16 van de wet). De inwoner moet dan in een acute noodsituatie zitten die alleen met bijstand opgelost kan worden. De inwoner moet aantonen dat zo’n situatie zich voordoet. Per situatie beoordeelt de gemeente of bijzondere bijstand wordt verleend.

Artikel 4.2 Intrekking en inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2023. De ‘Beleidsregels draagkracht bijzondere bijstand Hulst 2009’ worden per die datum ingetrokken.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand en draagkracht gemeente Hulst 2023.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 15 november 2022.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst,

secretaris,

S. ter Wal

burgemeester,

I.M.M. Jense-van Haarst