Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Woerden

Besluit van de raad van Woerden houdende een financiële verordening (Financiële verordening Woerden 2023)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWoerden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de raad van Woerden houdende een financiële verordening (Financiële verordening Woerden 2023)
CiteertitelFinanciële verordening Woerden 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening Woerden 2020

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

23-12-2021

gmb-2022-558081

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de raad van Woerden houdende een financiële verordening (Financiële verordening Woerden 2023)

 

De raad van de gemeente Woerden;

 

gelezen het voorstel d.d. 21 december 2021 van:

- Auditcommissie

 

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

Artikel 212, eerste lid

 

b e s l u i t:

 

1. De Financiële verordening Woerden 2023 vast te stellen met invoeringsdatum 1 januari 2023, waarbij het jaar 2022 gebruikt wordt ter voorbereiding van de implementatie;

2.Het college opdracht te geven voor de Voorjaarsrapportage de raad een onderbouwd voorstel voor te leggen met scenario’s ten aanzien van de implementatietijdlijn van onderdelen in relatie tot de financiële consequenties.

3. De Verordening van de raad van Woerden houdende regels voor financieel beleid, beheer en inrichting van de financiële organisatie en de Nota Financiële Sturing 2020 versie 2020/1 per 1 januari 2023 in te trekken;

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    Beklemde Algemene Reserve: deel van de Algemene Reserve dat op basis van de risico inschatting nodig is voor de dekking van de incidentele risico’s en de overbruggingsperiode structurele risico’s;

  • c.

    Algemene Reserve Grondbedrijf: deel van de Algemene Reserve dat bestemd is voor de dekking van de risico’s in de meerjaren grondexploitaties.

  • d.

    Beleidsprogramma: een aantal samenhangende activiteiten voorzien van ten minste inhoudelijke doelstellingen en een budget en eventueel indicatoren; voor ieder programma wordt bij de begroting omschreven wat er bereikt gaat worden, wat daarvoor gedaan gaat worden en wat de omvang is van de directe lasten en baten, inclusief dotaties en onttrekkingen aan reserves (het gaat hierbij om de materiële en personele lasten en baten primair proces, dus exclusief overhead);

  • e.

    Doelmatigheid: verhouding tussen de handelingen, beslissingen en middelen enerzijds en de hiermee te realiseren of gerealiseerde doelen anderzijds;

  • f.

    Doeltreffendheid: mate waarin de handelingen, beslissingen en middelen daadwerkelijk bijdragen de realisatie van de gestelde doelen

  • g.

    Gebiedsontwikkeling: het geheel van gebiedsvisie, haalbaarheidsonderzoeken, financiële verkenningen, bestemmingsplannen en realisatie inclusief het beheer van de openbare ruimte;

  • h.

    Incidentele risico’s: mogelijke tegenvallers op begrotingsposten voor het betreffende begrotingsjaar;

  • i.

    Indicatoren: de absolute of verhoudingsgetallen die informatie geven over de ontwikkelingen in de output en/of effecten van een programma of activiteit. Onderscheiden worden door de gemeente vastgestelde prestatie-indicatoren, effectindicatoren en kengetallen, en vanuit het Rijk voorgeschreven beleidsindicatoren;

  • j.

    Investeringen met een meerjarig maatschappelijk nut: uitgaven inzake wegen, waterwegen, civiele kunstwerken, herinrichtingen en groen;

  • k.

    Jaarrekening: De jaarrekening is een verantwoordingsinstrument voor het gevoerde (financiële en niet financiële) beleid en beheer;

  • l.

    Kadernota: Door middel van de Kadernota stelt de raad de kaders vast voor de begroting van het komende jaar + de drie jaren er na. Aan de hand van de Kadernota stelt het college de (meerjaren)begroting op;

  • m.

    Planning en control: het proces binnen de kaders van het financieel beleid waarbij aansturing van de organisatie plaatsvindt door het formuleren van doelen, het aangeven van termijnen, het beschikbaar stellen van middelen, het aanwijzen van verantwoordelijken, het volgen van de uitvoering, het normeren van gewenste effecten, het meten van resultaten en het informeren van alle betrokkenen;

  • n.

    Programmabegroting: de (programma) begroting is de uitwerking van de Kadernota. De (programma) begroting bestrijkt het komende jaar + de drie jaren er na. De begroting bevat de ''drie W's'' (Wat willen wij bereiken, Wat gaan wij er voor doen en Wat mag het kosten). Dit vertaalt zich in (maatschappelijke) effecten, resultaten en inspanningen. Voor het begrotingsjaar (t) wordt het college geautoriseerd voor het doen van de investeringen en baten/lasten in dat jaar. De drie jaren daarna zijn prognoses;

  • o.

    Najaarsrapportage: een tussentijdse voortgangsrapportage over de bereikte doelen, geleverde inspanningen en de besteding tot dat moment van de toegekende budgetten (exploitatie en investeringen). Tevens geeft het inzicht in de prognose (verwachting) voor jaarresultaten. Het begeleid een raadsvoorstel voor een wijziging van de (financiële) (meerjaren)begroting.

  • p.

    Netto schuldquote: weerspiegeling van het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen;

  • q.

    Netto-risico: is het risico na het nemen van de beheersmaatregelen en na verwerking van de inschatting van de kans op het zich voordoen van dit risico;

  • r.

    Rechtmatigheid: het overeenkomstig wet- en regelgeving tot stand komen van baten en lasten en mutaties in balansposten;

  • s.

    Risico: het effect voor de gemeente van een onzekerheid op het realiseren van een doelstelling (betekenis voor de doelstelling en het financieel effect);

  • t.

    Risicomethode: de wijze waarop risico’s in beeld worden gebracht en worden gecalculeerd;

  • u.

    Strategische processen: lange termijn doelen en financiële gezondheid;

  • v.

    Streefwaarde: de waarde waarnaar gestreefd wordt. Als bewust wordt afgeweken van de streefwaarde, wordt raad geïnformeerd.

  • w.

    Structurele risico’s: risico’s die zich ieder jaar kunnen voordoen over een periode van vier jaar;

  • x.

    Tactische processen: realiseren van de doelen van de programmabegroting, ruimtelijke visies, (ruimtelijke) projecten, verslaglegging, rechtmatigheid en budgetbeheer;

  • y.

    Team: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • z.

    Treasury: alle activiteiten die zich richten op het sturen, beheersen en verantwoorden van de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de

  • 1.

    hieraan verbonden risico’s;

  • aa.

    Uitgangspunt: grondbeginsel. Als (bewust) wordt afgeweken van het uitgangspunt, wordt de raad geïnformeerd.

  • bb.

    Vermogenscapaciteit ter dekking van structurele risico’s: onbenutte belastingcapaciteit, structurele exploitatieruimte in toekomstige begrotingsjaren, de mate van voorzichtigheid in de (uitgangspunten) van de ramingen in de programmabegroting;

  • cc.

    Voorjaarsrapportage: een tussentijdse voortgangsrapportage over de bereikte doelen, geleverde inspanningen en de besteding van de toegekende budgetten tot dat moment (exploitatie en investeringen). Tevens geeft het inzicht in de prognose (verwachting) voor jaarresultaten. Het begeleid een raadsvoorstel voor een wijziging van de (financiële) (meerjaren)begroting.

  • dd.

    Weerstandsvermogen: Beklemde Algemene Reserve + vermogenscapaciteit voor het opvangen van structurele risico’s + vrije Algemene Reserve.

Hoofdstuk 2 Financieel beleid

Artikel 2 - Algemene uitgangspunten financieel beleid

  • 1.

    Uitgangspunt is een verantwoord financieel beleid met een stabiele en gezonde financiële positie op de korte en de lange termijn.

  • 2.

    Binnen het college, de organisatie en de raad is sprake van een gezond financieel/risico bewustzijn.

  • 3.

    Er is een plicht tot transparante en betrouwbare (financiële en niet financiële) informatievoorziening binnen de organisatie en tussen het college en de raad.

Artikel 3 - Verantwoorde gemeentefinanciën

  • 1.

    Er is sprake van een reëel en structureel sluitende meerjarenbegroting.

  • 2.

    Het college zorgt voor maatregelen om budgetoverschrijdingen tijdig te voorkomen.

  • 3.

    Het college hanteert een stringent begrotingsbeleid waarbij:

    • a.

      budgettaire overschrijdingen (in alle begrotingsjaren) bij voorkeur zijn gecompenseerd binnen het taakveld maar in ieder geval binnen hetzelfde beleidsprogramma;

    • b.

      onvermijdelijke uitgaven niet naar de toekomst zijn geschoven;

    • c.

      dekking voor risico’s deugdelijk is, conform hoofdstuk 6;

    • d.

      structurele uitgaven structureel gedekt zijn;

    • e.

      de Algemene Reserve niet is ingezet voor structurele uitgaven of structurele risico’s;

    • f.

      overschotten ten gunste van het resultaat komen en niet zijn besteed aan andere prestaties dan in de programmabegroting opgenomen;

    • g.

      gestuurd is op een stabiel investeringsvolume zonder grote fluctuaties over de jaren;

    • h.

      de vervalkalender van de leningenportefeuille in evenwicht is wat betreft de aflossingsmomenten en momenten van renteherziening;

    • i.

      onderbouwde en haalbare stelposten/taakstellingen zijn opgenomen in de programmabegroting.

Artikel 4 - Stabiele en gezonde financiële positie

  • 1.

    Een stabiele en gezonde financiële positie houdt in dat de financiële ratio’s voldoen aan de streefwaarden voor:

    • a.

      Netto schuldquote

    • b.

      Solvabiliteitsratio

    • c.

      Grondexploitatie

    • d.

      Beklemde Algemene Reserve

    • e.

      Vermogenscapaciteit

  • 2.

    Voor de netto schuldquote geldt de streefwaarde van 130% en gelden de signaleringswaarden:

    • 1.

      Netto schuldquote >130%

    • 2.

      Netto Schuldquote >150%

  • 3.

    Voor de solvabiliteit is de streefwaarde 25% en gelden de signaleringswaarden:

    • 1.

      Solvabiliteit <25%

    • 2.

      Solvabiliteit <20%

  • 4.

    Voor aandeel van de grondexploitatie is de streefwaarde <10% en gelden de signaalwaarden:

    • 1.

      aandeel grondexploitatie >15%

    • 2.

      aandeelgrondexploitatie >20%

  • 5.

    De Algemene Reserve Grondbedrijf is minimaal gelijk aan het cumulatieve risico voor de grondexploitaties.

  • 6.

    Voor de Beklemde Algemene Reserve voor incidentele risico’s (met uitzondering van risico’s grondexploitaties) en voor de overbruggingsperiode van de structurele risico’s (artikel 24 lid 3 en artikel 26) en geldt een minimale omvang van factor 1,4 en geldt de signaalwaarde:

    • 1.

      factor omvang < 1,4

  • 7.

    Voor de vermogenscapaciteit geldt een minimale omvang van factor 1 van het geschatte totale structurele risico en geldt de signaalwaarde:

    • 1.

      factor omvang vermogenscapaciteit < 1

  • 8.

    Bij het optreden van een begrotingswijziging waardoor er een overschrijding optreedt van de signaalwaarden 1 en/of 2, conform lid 2, 3, 4 , 6 en 7, is een besluit van de raad vereist.

  • 9.

    Bij overschrijding van de signaalwaarde 2, conform lid 2, 3 en 4, is de raad voor besluitvorming in kennis gesteld op welke wijze is voldaan aan volgende voorwaarden:

    • a.

      De exploitatie is voor ieder jaar van de komende begrotingsperiode minimaal sluitend;

    • b.

      In de meerjarenbegroting is binnen 3 jaar zicht op verbetering naar minimaal signaleringswaarde 2;

    • c.

      Het risicoprofiel van de leningenportefeuille en de relatie tussen de jaarlijkse investeringsomvang en het afschrijvingsvolume zijn evenwichtig.

  • 10.

    Voor het aandeel grondexploitaties geldt (aanvullend op lid 8) dat de raad voor besluitvorming in kennis is gesteld op welke wijze voldaan is aan de volgende voorwaarde:

    • a.

      signaalwaarde 1: de gezamenlijke risico’s van de grondexploitaties bedraagt maximaal 50% van de Algemene Reserve Grondbedrijf;

    • b.

      signaalwaarde 2: de gezamenlijke risico’s van de grondexploitaties bedraagt maximaal 40% van de Algemene Reserve Grondbedrijf.

Artikel 5 - Gezond financieel/risico bewustzijn

  • 1.

    College, raad en organisatie handelen vanuit een gezond financieel/risico bewustzijn. Bij besluiten worden de afwegingen (inclusief de financiële gevolgen en kansen en risico’s) transparant gemaakt. Raadsvoorstellen zijn onderbouwd met deze afwegingen en geven inzicht in scenario’s.

  • 2.

    Gezond financieel bewustzijn vraagt in aanvulling op een gedegen risicomanagement systeem met checks & balances (hoofdstuk 6) :

    • a.

      investeren in vakbekwaamheid

    • b.

      zorgdragen voor een cultuur van openheid

    • c.

      denken vanuit schaarste en zorgvuldigheid

    • d.

      eigenaarschap en verantwoording

  • 3.

    In de paragraaf Risicomanagement van de jaarrekening legt het college verantwoording af over de resultaten conform lid 2.

Artikel 6 - Transparante en betrouwbare financiële en niet financiële informatieplicht

  • 1.

    Het college informeert de raad tijdig en volledig over (financiële) ontwikkelingen, waardoor bijsturing door de raad mogelijk is.

  • 2.

    Voorafgaand aan enige besluitvorming door de raad is de raad in kennis gesteld van de integrale financiële consequenties van het te nemen besluit op de korte en lange termijn, inclusief de risico’s. Waaronder ook over de (meerjaren) consequenties op het netto resultaat, de investeringen en de invloed op de financiële positie.

  • 3.

    In de informatie die door het college aan de raad is verstrekt, is een integraal beeld gegeven, legt het college verantwoording af, geeft het college een toekomstperspectief en/of doet het college bij afwijkingen van de plannen en programmabegroting een gemotiveerd dekkingsvoorstel.

  • 4.

    Conform de P&C-cyclus (hoofdstuk 12) wordt de raad periodiek geïnformeerd. Aanvullend geldt dat het college pas een besluit neemt, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen inzake:

    • a.

      aankopen/verkopen van goederen en diensten waarbij een verplichting wordt aangegaan met een omvang groter dan € 1.000.000 of een verplichting voor de duur van vier jaar of langer met een omvang groter dan €250.000;

    • b.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan €250.000;

    • c.

      het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties zonder dat daarvoor een volledig dekkend onderpand is;

    • d.

      het wijzigen van garantstelling/waarborg met omvang groter dan €250.000.

Artikel 7 – Budgetrecht

  • 1.

    In de programmabegroting stelt de raad de budgetten op programmaniveau vast.

  • 2.

    De raad stelt de investeringsbudgetten per investeringsproject vast bij het vaststellen van het Meerjarig Investeringsplan dan wel bij separaat raadsvoorstel, conform artikel 8.

  • 3.

    De raad stelt toevoegingen en onttrekkingen aan reserves en voorzieningen vast per afzonderlijke reserve en voorziening bij de programmabegroting, conform artikel 17 en 18.

  • 4.

    Bij een budgettaire overschrijding of onderschrijding van een programma groter dan €100.000 informeert het college de raad over deze overschrijding of onderschrijding.

  • 5.

    Bij een budgettaire overschrijding of onderschrijding van een investeringsbudget groter dan 10% van het toegekende budget voor het investeringsproject, informeert het college de raad over deze overschrijding of onderschrijding.

  • 6.

    Bij een overschrijding, conform lid 4 en 5,informeert het college de raad voordat het een nieuwe verplichting ten behoeve van het programma of investeringsproject aan gaat en biedt het college de raad een separaat begrotingswijzigingsvoorstel voor compensatie aan ter vaststelling. Bij een onderschrijding, conform lid 4 en 5, informeert het college uiterlijk drie maanden na beëindiging van de inspanning over de bestemming van het bedrag van de onderschrijding waarbij het uitgangspunt is dat het resterende budget vrijvalt en wordt toegevoegd aan de Algemene Reserve.

  • 7.

    Als het aangaan van een nieuwe verplichting, zoals genoemd in artikel 7 lid 4 en 5, geen uitstel kan lijden, is het college bevoegd te besluiten. Het college brengt zijn besluit op redelijke termijn en gemotiveerd naar de raad.

Hoofdstuk 3 Investeringen

Artikel 8 - Meerjarig Investeringsplan

  • 1.

    De raad stelt het Meerjarig Investeringsplan (MIP) vast als onderdeel van de programmabegroting en stelt daarmee de investeringsbudgetten per genoemd investeringsproject beschikbaar aan het college. Bij het vaststellen van het MIP kan de raad verzoeken om een separaat raadsvoorstel ten behoeve van specifieke investeringen uit het MIP.

  • 2.

    Het MIP bestaat uit een planningshorizon van vier jaar. Gedurende een raadsperiode wordt eenmaal in de MIP een doorkijk van tien jaar gegeven.

  • 3.

    In het MIP zijn de categorieën investeringen opgenomen:

    • a.

      gronden en terreinen;

    • b.

      woonruimten;

    • c.

      bedrijfsgebouwen, welke afzonderlijk zijn onderscheiden naar investeringen in:

      • I.

        onderwijsgebouwen;

      • II.

        overige gemeentelijke gebouwen.

    • d.

      grond-, weg- en waterbouwkundige werken, welke afzonderlijk zijn onderscheiden naar investeringen in:

      • I.

        wegen;

      • II.

        riolering;

      • III.

        water;

      • IV.

        groen;

      • V.

        kunstwerken;

    • e.

      vervoersmiddelen;

    • f.

      machines, apparaten en installaties;

    • g.

      overige materiele vaste activa.

  • 4.

    In het MIP zijn naast de onder lid 3 genoemde categorieën investeringen ook afzonderlijk onderscheiden naar:

    • a.

      investeringen met economisch nut;

    • b.

      investeringen met economisch nut gedekt uit heffingen;

    • c.

      investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut;

    • d.

      investeringen in de grondexploitaties.

  • 5.

    Raadsvoorstellen met investeringen zijn voorzien van een dekking voor de kapitaallasten en een dekking voor toekomstig financiële lasten voor beheer en onderhoud.

  • 6.

    Het college informeert de raad over wijzigingen in jaarschijven van de investeringsprojectbudgetten en de eventueel daarbij behorende begrotingswijzigingen van de exploitatie.

  • 7.

    De raad besluit over investeringen die niet in het MIP zijn opgenomen en een totale omvang hebben groter dan €250.000 (bruto).

Artikel 9 - Activering materiele vaste activa

  • 1.

    Uitgaven aan materiele activa gelijk aan of groter dan €20.000 worden geactiveerd.

  • 2.

    Gronden en terreinen zijn ongeacht de hoogte van uitgaven geactiveerd.

  • 3.

    Een overzicht van de materiele activa is opgenomen in de afschrijvingstabel conform de voorschriften van het BBV bij de jaarstukken.

Artikel 10 - Afschrijving materiele vaste activa

  • 1.

    Afschrijving op de materiele vaste activa vindt lineair plaats met uitzondering van de afschrijving op gebouwen, grote kunstwerken en vaste activa die bijdragen aan het genereren van middelen/tariefstellingen. Hierop wordt volgens de annuïtaire methode afgeschreven.

  • 2.

    Afschrijvingen vinden plaats volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de afschrijvingstabel, welke is opgenomen als bijlage bij de programmabegroting.

  • 3.

    Afschrijvingen vangen aan vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin de investering gereed komt/verworven wordt.

  • 4.

    Wijzigingen in de afschrijvingstermijnen worden bij de programmabegroting door de raad vastgesteld. In de toelichting bij de voorgestelde wijzigingen is ingegaan op de:

    • a.

      overwegingen voor nieuwe afschrijvingstermijnen;

    • b.

      omvang van de huidige boekwaarde;

    • c.

      omvang van de eventuele extra afboeking;

    • d.

      gevolgen voor de financiële positie en de programmabegroting van de volgende jaren.

Artikel 11 - Restwaarde

  • 1.

    Activa wordt afgeschreven naar een boekwaarde nul. Er wordt geen rekening gehouden met restwaarde.

  • 2.

    Als uitzondering op het eerste lid geldt de grond waarop de activa zich bevindt nog een economische waarde vertegenwoordigt. Op deze gronden wordt niet afgeschreven.

Artikel 12- Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    De raad stelt eenmaal in de vier jaar een Meerjarig Onderhoudsplan vast, voor het groot onderhoud van de kapitaalgoederen.

  • 2.

    In het MOP zijn de volgende categorieën kapitaalgoederen opgenomen:

    • a.

      gebouwen, onderverdeeld in woonruimte, onderwijs- en overige gemeentelijke gebouwen;

    • b.

      wegen;

    • c.

      riolering;

    • d.

      water;

    • e.

      groen;

    • f.

      kunstwerken.

  • 3.

    De lasten van de meerjarige onderhoudsplannen zijn in de programmabegroting opgenomen.

  • 4.

    De onderhoudsplannen volgen het kader voor het beoogde onderhoudsniveau en omvatten de planning van het onderhoud, eventuele uitbreidingen en de daaraan verbonden kosten per kapitaalgoed.

  • 5.

    Voor de uitvoering van de plannen vindt een inspectie plaats. Wanneer bij inspectie de staat van het kapitaalgoed beter is dan verwacht, wordt het geplande onderhoud niet uitgevoerd maar minimaal een jaar uitgesteld.

  • 6.

    Conform de P&C-cyclus (hoofdstuk 12), informeert het college over de voortgang van het geplande onderhoud, de omvang van het eventueel achterstallig onderhoud en de planning wanneer de onderhoudsplannen worden herzien.

Hoofdstuk 4 Inkoop

Artikel 13 - Inkoopvoorwaarden en aanbestedingen

  • 1.

    Het college biedt de raad het gemeentelijke inkoopbeleid ter vaststelling aan. Dit beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd en waar nodig herzien. De evaluatie inclusief voorstellen voor aanpassing stelt de raad vast.

  • 2.

    Het gemeentelijk inkoopbeleid bevat de volgende uitgangspunten:

    • a.

      kansen voor lokale ondernemers;

    • b.

      focus op inclusie en social return on investment;

    • c.

      100% duurzaam en circulair inkopen.

Hoofdstuk 5 Financiering, reserves en voorzieningen

Artikel 14 - Treasury

  • 1.

    Het college biedt de raad een nota Treasury ter vaststelling aan. Deze nota wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd en waar nodig herzien. De evaluatie inclusief voorstellen voor aanpassing stelt de raad vast.

  • 2.

    De nota Treasury bevat regels ten aanzien van de wijze waarop de financieringsfunctie wordt ingevuld en uitgevoerd en de voorwaarden waaronder borgstellingen, garanties en leningen worden verstrekt (hoofdstuk 7). Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

    • a.

      er zijn niet meer financiële middelen aangetrokken dan benodigd is voor de financiering van de financieringsbehoefte van een jaar (geen overfinanciering);

    • b.

      er is uitgegaan van totaalfinanciering en geen projectfinanciering;

    • c.

      risico’s verbonden aan de financieringsfunctie (renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en risico’s ten aanzien van participaties en waarborgen en garanties) zijn beheerst;

      • d.

        de financieringsbehoefte kan binnen de kasgeldlimiet worden opgevangen door kortlopende geldleningen (kasgeldleningen) voor een periode van maximaal één jaar;

      • e.

        langlopende leningen zijn aangetrokken in aansluiting op de meerjarige financieringsbehoefte, rekening houdend met de renterisiconorm.

  • 3.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de treasury-functie voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van tijdelijk overtollige gelden om de beleidsprogramma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beperken van de rentekosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op tijdelijke uitzettingen;

    • c.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 4.

    Ten aanzien van de cashflow geldt dat:

    • a.

      een raadsvoorstel met een investering groter dan €250.000 een kasstroomoverzicht met de netto financieringsbehoefte per jaar heeft. In het overzicht wordt het effect op de schuldquote opgenomen;

    • b.

      in de programmabegroting een overzicht is opgenomen, welke inzicht geeft in de opbouw van de financieringsbehoefte naar:

      • I.

        kasstromen exploitatie;

      • II.

        kasstromen investeringen;

      • III.

        kasstromen financiering (aflossing en aantrekken financiering);

      • IV.

        kasstromen grondexploitaties;

      • V.

        schulden met een looptijd langer dan een jaar en het verschuldigde rentepercentage;

      • VI.

        liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte.

        Eenmaal in de vier jaar ontvangt de raad een overzicht voor de komende 10 jaar, inclusief het verloop van de schuldquote over die jaren.

        • c.

          Bij de jaarstukken is een overzicht opgenomen met de indeling zoals genoemd onder lid 3 sub b onder II t/m VI, inclusief een toelichting met de relatie naar de balansposten.

Artikel 15 - Algemene Reserve

  • 1.

    De Algemene Reserve is om incidentele risico’s en structurele risico’s gedurende een bijsturingsperiode van 1,5 jaar, van de bestuurlijke ambitie, op te vangen en wordt niet ingezet voor structurele uitgaven/tekorten.

  • 2.

    Een overschot en tekort op het resultaat komt ten gunste of ten laste van de Algemene Reserve.

  • 3.

    De Algemene Reserve is ter dekking van de risico’s van de gebiedsontwikkelingen waar nog geen grondexploitatie voor is geopend.

  • 4.

    Voor specifieke bestedingen zijn reserves gevormd conform artikel 17.

Artikel 16 - Algemene Reserve Grondbedrijf

  • 1.

    De Algemene Reserve Grondbedrijf is ter dekking van de risico’s in de grondexploitatie.

  • 2.

    Winsten uit de grondexploitaties komen ten gunste van de reserve. De verliezen komen ten laste van de reserve.

  • 3.

    De omvang van de Reserve Grondbedrijf is minimaal gelijk aan de cumulatieve meerjarenrisico’s van de grondexploitaties.

  • 4.

    Bij de jaarrekening is in het overzicht van reserves en voorzieningen een toelichting gegeven op het verschil tussen de geraamde onttrekkingen en toevoegingen met de werkelijke onttrekkingen.

  • 5.

    De raad besluit jaarlijks bij de jaarrekening welk gedeelte van de reserve, voor zover dat boven het minimum ligt, aan de Algemene Reserve wordt toegevoegd.

Artikel 17 - Vorming en mutaties reserves

  • 1.

    De raad besluit over de vorming, besteding en rentetoerekening van reserves.

  • 2.

    Reserves zijn gevormd voor:

    • a.

      egalisatie van bestedingen over de jaren, waaronder ook het vasthouden en vermeerderen van financiële middelen voor een doel in de beleidshorizon van vier jaar;

    • b.

      dekking van specifieke risico’s die over een looptijd langer dan de begrotingsperiode zich kunnen voordoen.

  • 3.

    Bij een raadsvoorstel voor de vorming van een (bestemmings)reserve is minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het beleidsprogramma en taakveld waaronder de reserve valt;

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • e.

      de instellingsdatum en de maximale looptijd ;

    • f.

      een onderbouwd en gekwantificeerd meerjarenplan voor besteding (activiteiten en euro’s) van de reserve over de tijd dat de reserve naar verwachting in stand blijft;

    • g.

      de voorwaarden voor onttrekking aan de reserve;

    • h.

      dat eventueel sprake is van een systeemreserve.

  • 4.

    Op voorwaarde dat een bestemmingsreserve niet met juridisch onontkoombare verplichtingen is belast, komt het (restant)saldo van een bestemmingsreserve zonder voorafgaand raadsbesluit ten gunste van het resultaat als:

    • a.

      het doel waarvoor de bestemmingsreserve is gevormd vervalt; of

    • b.

      gedurende drie jaar niets aan de bestemmingsreserve is onttrokken of toegevoegd (inactieve reserve).

  • 5.

    Bij de jaarstukken is per reserve het genoemde in lid 3 opgenomen, aangevuld met de onttrekkingen en toevoegingen. Het meerjarenplan is onderdeel van de programmabegroting.

Artikel 18 - Vorming voorzieningen

  • 1.

    De raad besluit over de vorming en opheffing van voorzieningen.

  • 2.

    Voorzieningen zijn onvermijdelijk en vinden de basis in het verleden. Voorzieningen worden gevormd voor:

    • a.

      verplichtingen en verliezen (inclusief de op balansdatum bestaande risico's ter zake) waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, maar redelijkerwijs is te schatten;

    • b.

      kosten die in volgende begrotingsja(a)r(en) worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van de lasten over een aantal begrotingsjaren;

    • c.

      de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven, zoals rioolrecht en afvalstoffenheffing;

    • d.

      van derden verkregen middelen die specifiek besteed worden, met uitzondering van de voorschotbedragen van uitkeringen van Europese en Nederlands overheden met een specifiek bestedingsdoel;

    • e.

      het risico met betrekking tot het verstrekken van leningen en garanties aan derden, ten laste van het betreffende beleidsprogramma;

    • f.

      privaatrechtelijke vorderingen op derden met uitzondering van individuele vorderingen groter dan €100.000 wegens het risico op oninbaarheid ter grootte van het historische percentage van oninbaarheid (dynamische methode). Voor de vorderingen groter dan €100.000 is de voorziening gevormd op basis van een individuele beoordeling op de inbaarheid van de openstaande vorderingen (statische methode).

  • 3.

    Het college ziet er op toe dat de hoogte van de voorziening toereikend is en zorgt jaarlijks voor voldoende voeding aan de voorziening om aan de verplichtingen te kunnen voldoen, dan wel laat het niet langer benodigde deel van de voorziening vrijvallen ten gunste van het resultaat. Dit geldt ook voor voorzieningen die tegen contante waarde zijn opgenomen.

  • 4.

    De raad stelt toevoegingen en onttrekkingen aan voorzieningen vast per afzonderlijke voorziening bij de programmabegroting

Artikel 19 - Prijzen economische leveringen, rechten en heffingen

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan derden waarbij de gemeente in concurrentie treedt met marktpartijen, is ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. De raad besluit over afwijkingen vanwege een publiek belang.

  • 2.

    Bij de bepaling van de integrale kostprijs zijn overhead en andere kosten toegerekend.

  • 3.

    Voor het bepalen van de integrale kostprijs van goederen, werken en diensten die zijn geleverd aan derden, en van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening zijn gebracht, is een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd met de volgende calculatieregels:

    • a.

      de totale directe kosten inclusief bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen en reserves. Tot de directe kosten met betrekking tot rechten en heffingen zijn ook gerekend de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW), de eventueel verschuldigde vennootschapsbelasting en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid;

    • b.

      naast de directe kosten zijn ook de overheadkosten betrokken, minus de bijdrage van de gemeente Oudewater in de overheadkosten;

    • c.

      De door te belasten kosten komen op basis van nacalculatie ten laste van de betreffende taakvelden.

  • 4.

    Een besluit van de raad conform lid 1 is niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en sprake is van:

    • a.

      levering van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

Artikel 20 - Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen

  • 1.

    Het college biedt de raad jaarlijks een onderbouwd raadsvoorstel aan voor de hoogte van de tarieven voor gemeentelijke belastingen, rechten en heffingen, waaronder in elk geval begrepen worden de onroerende zaakbelastingen, de afvalstoffenheffing, de rioolheffing, de leges, de marktgelden en de toeristenbelasting.

  • 2.

    De onderbouwing van het raadsvoorstel heeft minimaal de volgende informatie:

    • a.

      De tarieven voor de lokale (bestemmings)heffingen en rechten zijn maximaal kostendekkend.

    • b.

      Indien in een zeker jaar de tarieven niet kostendekkend zijn volgt een plan om dit in een periode van drie jaar te bereiken.

Hoofdstuk 6 Risicomanagement en -beheersing

Artikel 21 - Risicomanagement en risicodekking

  • 1.

    Het college biedt de raad een Nota Risicobeleid ter vaststelling aan. Deze nota wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd en waar nodig herzien. De evaluatie inclusief voorstellen voor aanpassing stelt de raad vast.

  • 2.

    Het college zorgt voor een systeem van risicomanagement vanuit het perspectief rechtmatigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid, en dit systeem omvat ook dat wat nodig is voor risicobewuste houding en gedrag.

  • 3.

    Het systeem van risicomanagement strekt zich uit van operationele processen, tactische processen, tot de strategische processen.

  • 4.

    Het systeem van risicomanagement omvat ook de risico’s die de gemeente heeft van garanties en waarborgen en vanuit de relatie met verbonden partijen.

  • 5.

    Bij de jaarstukken is de opzet en werking van het systeem van risicomanagement opgenomen. In de paragraaf Risicomanagement van de jaarrekening is een evaluatie opgenomen van de risico’s die zich in het jaar hebben voorgedaan, hun effect en de genomen maatregelen om deze risico’s in de toekomst te beheersen.

Artikel 22 - Risico-inventarisatie en risicobeoordeling

  • 1.

    Het college inventariseert de risico’s in de programmabegroting, bij raadsvoorstellen en in raadsinformatiebrieven. De monitoring op risico’s vindt plaats bij de rapportages, inclusief projectrapportages en de verantwoording in de jaarrekening.

  • 2.

    De raad stelt de risicomethode vast waarbij onderscheid wordt gemaakt in de volgende type risico’s:

    • a.

      structurele risico’s;

    • b.

      incidentele risico’s;

    • c.

      risico’s investeringsprojecten conform (= incidenteel risico);

    • d.

      risico’s gebiedsvisies voor ruimtelijke ontwikkeling (incl. ontwikkelingen door derden) (= incidenteel risico) ;

    • e.

      risico’s ontwikkeling en realisatie grondexploitaties ( = incidenteel risico)

  • 3.

    De raad kan vanuit risicoperspectief het college verplichten tot het periodiek verstrekken van informatie over risico’s bij specifiek daartoe aangewezen grote projecten/risicovolle projecten, niet zijnde gebiedsontwikkeling. Het college rapporteert deze via de P&C-cyclus.

  • 4.

    De rapportage op de inventarisatie van de incidentele risico’s zijn gebaseerd op de volgende gegevens en zijn op verzoek van de raad ook beschikbaar:

    • a.

      de doelstelling die, of het product dat, door het risico wordt bedreigd;

    • b.

      de veroorzakende gebeurtenis;

    • c.

      wie risico-eigenaar is;

    • d.

      de (bruto) inschatting van de financiële gevolgen in meerjarenperspectief;

    • e.

      de (bruto) inschatting van de kans dat het risico zich voordoet;

    • f.

      de beheersmaatregelen en de mate van uitvoering hiervan;

    • g.

      het effect van de beheersmaatregelen, uitgedrukt in een inschatting van de verlaging van de kans en financiële impact na toepassing beheersmaatregelen;

    • h.

      het netto risico (kans maal impact) in euro’s;

    • i.

      het totaal netto risico gecorrigeerd voor de kans dat al de risico’s zich tegelijkertijd voordoen. De raad stelt de kans, als onderdeel van de risicomethodiek, vast.

  • 5.

    Aanvullend op het genoemde in lid 4, heeft de inventarisatie en rapportage van de structurele risico’s een onderbouwing aan de hand van meerdere scenario’s.

  • 6.

    De onderbouwing van de risico inventarisatie bij grote projecten, conform lid 2 sub c, en bij gebiedsontwikkelingen en grondexploitaties, conform lid 2 sub d en e kent scenario’s op prijs, plan, plankosten, parameters, planning (de 5 P’s).

  • 7.

    In ieder fase-document van de ontwikkeling of van het project wordt de raad geïnformeerd over de (ontwikkeling van de) risico’s en de mogelijke beheersing. Uitwerking van de methode vindt plaats in de nota grondbeleid, en in nota risicobeleid.

Artikel 23 - Risicobeheersing

  • 1.

    Voordat tot (weloverwogen) acceptatie van het risico is besloten, zijn eerst de mogelijkheden om risico’s te vermijden, verminderen of over te dragen benut.

  • 2.

    Overdragen van risico’s door verzekering of uitbesteding kan alleen als dit vanuit een kosten/batenperspectief als de meest gunstige optie wordt gezien of wanneer de benodigde expertise dit noodzakelijk maakt.

  • 3.

    Het college beperkt het risico voor de gemeente van ‘verbonden partijen, garanties en waarborgen’ door de (juridische) zekerstellingen.

Artikel 24 - Dekking structurele risico’s.

  • 1.

    De vermogenscapaciteit is ter dekking van het totaal structurele risico en bestaat uit:

    • a.

      onbenutte belastingcapaciteit;

    • b.

      structurele begrotingsruimte toekomstige jaren;

    • c.

      post onvoorzien.

  • 2.

    De vermogenscapaciteit is minimaal een factor 1 van het geschatte totale structurele risico.

  • 3.

    Naast de vermogenscapaciteit is voor de dekking van de risico’s gedurende een overbruggingsperiode van 1,5 jaar, een bedrag ‘beklemd’ in de algemene reserve conform artikel 26.

  • 4.

    In de overbruggingsperiode worden keuzes gemaakt over de inzet van de vermogenscapaciteit voor de structurele dekking.

  • 5.

    Wanneer begrotingsruimte voor structurele risico’s in enig jaar niet gebruikt is voor dekking van een structureel risico, dan valt deze vanzelf in de algemene reserve.

Artikel 25 - Dekking incidentele risico’s

  • 1.

    De raad stelt, in de nota risicobeleid, de correctiefactor voor de correctie van de cumulatieve netto risico vast.

  • 2.

    Het cumulatieve netto risico voor incidentele risico’s conform artikel 22 lid 2 b t/m e na correctie is incidenteel gedekt in de beklemde Algemene Reserve.

  • 3.

    Voor de cumulatieve netto risico’s uit gebiedsontwikkelingen met een grondexploitatie wordt de minimale omvang van de Algemene Reserve Grondbedrijf aangehouden conform artikel 16 lid 3.

  • 4.

    Bij onderschrijding van de minimale omvang van de Algemene Reserve Grondbedrijf biedt het college de raad een raadsvoorstel aan voor aanvullende beheersmaatregelen om de risico’s te beheersen, of maatregelen om de Algemene Reserve Grondbedrijf te verhogen.

Artikel 26 – Beklemde algemene reserve

  • 1.

    De Beklemde Algemene Reserve voor incidentele en structurele risico’s heeft minimaal de omvang van factor 1,4 maal het netto cumulatieve incidentele risico (niet gedekt door bestemmingsreserve) gedurende de meerjarenbegroting + een factor 1,4 van het jaarbedrag van de structurele risico’s dat voorzien wordt in de komende jaren (artikel 24 lid 3).

  • 2.

    Bij een Algemene Reserve groter dan tweemaal het netto cumulatieve incidentele risico en voor de overbruggingsperiode van het structurele risico, is het meerdere ‘niet beklemd’.

Hoofdstuk 7 Waarborgen en garanties

Artikel 27 - Oprichting en deelneming

Het college neemt geen besluit tot de oprichting van en deelneming in coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld om haar wensen en bedenkingen te uiten ten aanzien van het voorstel.

Artikel 28 - Waarborgen

Bij de jaarstukken is de raad geïnformeerd over de omvang van de borgstelling, de waarde van de zekerheden onder deze borgstellingen, de risico’s en het risicomanagement van de waarborgfondsen. De risico’ zijn betrokken in het systeem van risicomanagement.

Artikel 29 - Garanties en leningen

  • 1.

    Een gemeentegarantie wordt incidenteel verleend en is alleen afgegeven aan een organisatie die geen winst beoogt en een doel heeft dat het algemeen belang dient. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      zonder de afgifte van een garantie komt het initiatief/project niet van de grond;

    • b.

      andere gemeentelijke interventies zijn niet mogelijk (gebleken);

  • 2.

    Een lening of garantie groter dan € 100.000 is alleen verstrekt als de risico’s voor de gemeente aanvaardbaar zijn door middel van zekerheden met een waarde minimaal gelijk aan de verstrekte lening of garantie.

  • 3.

    Als er geen zekerheden zijn dan is de garantie of lening groter dan € 100.000 alleen verstrekt als de gemeente een zeggenschap heeft (meerderheid).

  • 4.

    Bij de zekerheid van een eerste hypotheek, is de looptijd van de garantie/lening maximaal gelijk aan de technische levensduur van de objecten die de gemeente tot zekerheid strekken voor de verleende garantie. Bij verkoop van het onderpand, vervalt de garantie en moet de lening worden afgelost.

  • 5.

    Ter beheersing van het risico zijn de volgende maatregelen genomen:

    • a.

      Onderzoek naar financiële gezondheid (solvabiliteit, liquiditeit, meerjarenplannen) van de aanvrager voorafgaand aan de garantieverlening, op basis van de ingediende meerjarenbegroting en jaarstukken;

    • b.

      bij de organisaties die de garantie/lening hebben ontvangen: jaarlijks opvragen en controleren van de jaarrekening met accountantsverklaring; inclusief een verklaring waaruit blijkt dat de besteding van de geldlening is gebruikt overeenkomstig het doel waarvoor gemeentegarantie is afgegeven.

    • c.

      Voor garanties/lening groter dan € 250.000 is in de overeenkomst bij garantstelling of leningovereenkomst opgenomen dat de ontvangende instelling verplicht is risico- verhogende voornemens te melden en goedkeuring te vragen aan de gemeente.

    • d.

      Jaarlijkse verantwoording van de lopende garanties/leningen en de controle in een presentatie van gewaarborgde geldleningen in de jaarrekening/programmabegroting van de gemeente;

    • e.

      Een te betalen vergoeding van 0.25% op de hoofdsom van garantstelling of lening van de te garanderen lening of garantie met een maximum van €50.000.

  • 6.

    Het verstrekken of wijzigen van een garantstelling/waarborgovereenkomst/leningovereenkomst of een wijziging van de waarde van het onderpand met meer dan 10% is door college aan de raad ter informatie voorgelegd, inclusief de daarbij de risicobeperkende maatregelen.

  • 7.

    Jaarlijks informeert het college informeert de raad over de omvang van de garanties en verstrekte leningen, de waarde van de zekerheden onder deze garantstellingen, en de risico’s. De risico’s worden betrokken in het systeem van risicomanagement.

Hoofdstuk 8 Verbonden partijen

Artikel 30 - Oprichting en deelneming

  • 1.

    Het college neemt geen besluit tot de oprichting van en (bestuurlijke) deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld om haar wensen en bedenkingen te uiten ten aanzien van het voorstel.

  • 2.

    De raad besluit over goedkeuring voor de oprichting of wijziging van of deelneming in een gemeenschappelijke regeling.

  • 3.

    In een voorstel tot oprichting /wijziging van, of deelname in een verbonden partij is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de expliciete koppeling van het doel van de verbonden partij aan een gemeentelijk doel;

    • b.

      de financiële relatie met de verbonden partij en de financiële gevolgen;

    • c.

      welke portefeuillehouder eigenaar is, en welke portefeuillehouder opdrachtgever;

    • d.

      de risico's en beheersmaatregelen, de indeling naar risicoklasse en de exit- mogelijkheden;

    • e.

      het motief om deel te nemen aan de verbonden partij en de taak niet zelf uit te voeren, uit te besteden of hiervoor subsidie te verlenen;

    • f.

      de betrokkenheid, invloed en wijze van informatievoorziening aan de raad;

    • g.

      de herijkings- of evaluatiemomenten.

Artikel 31 - Verbonden partijen

  • 1.

    Het college biedt de raad en Nota Verbonden Partijen ter vaststelling aan. Deze nota wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd en waar nodig herzien. De evaluatie inclusief voorstellen voor aanpassing stelt de raad vast.

  • 2.

    De nota omvat minimaal de volgende onderdelen:

    • a.

      het kader voor de gemeentelijke governance verbonden partijen (verantwoordelijkheden, sturingsrelatie en besluitvormingsproces);

    • b.

      het afwegingskader voor oprichting of deelname (inhoudelijk, zeggenschap, proces en financieel);

    • c.

      de informatievoorziening over de verbonden partijen en inzicht in de risico’s binnen de verbonden partij;

    • d.

      het risicomanagement op de relatie met de verbonden partij.

  • 3.

    Voor het uitbesteden van wettelijke taken aan verbonden partijen biedt het college de raad een raadsvoorstel ter besluitvorming aan.

  • 4.

    Het college voert iedere raadsperiode een evaluatie/herijking uit voor alle deelnemingen, conform artikel 31 lid 3. De herijking is ter informatie aangeboden aan de raad. Tevens is dan in beeld gebracht welk aandeel van de jaarexploitatie van de gemeente is vastgelegd door afspraken met verbonden partijen.

Hoofdstuk 9 Grondbeleid

Artikel 32 - Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad een Nota Grondbeleid ter vaststelling aan. Deze nota wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd en waar nodig herzien. De evaluatie inclusief voorstellen voor aanpassing stelt de raad vast.

  • 2.

    De nota omvat minimaal de volgende onderdelen:

    • a.

      gemeentelijke visie op grond;

    • b.

      de beleidskaders voor gebiedsontwikkeling;

    • c.

      nadere regels voor het opstellen en financiële beheer van grondexploitaties;

    • d.

      de methodiek voor risicomanagement (hoofdstuk 6) en voor de vaststelling van de grondprijzen;

    • e.

      beslissingsbevoegdheid in relatie tot de positie van de raad;

  • 3.

    Jaarlijks besluit de raad voor welke nieuwe (gebieds)ontwikkeling en op welk moment in de fase van het planproces de raad een raadsvoorstel ontvangt.

  • 4.

    Elke fasedocument van de (gebieds)ontwikkeling kent een paragraaf risicomanagement, waarin minimaal drie scenario’s uitgewerkt zijn (worst case, best case en reële schatting) om te komen tot een beeld van de risico’s die liggen onder het besluit, de beheersmaatregelen en de mogelijke effecten op de Algemene Reserve (Grondbeleid).

  • 5.

    De raad stelt, in de nota risicobeleid, de grenzen voor de risico’s (risicobereidheid) vast.

  • 6.

    De raad stelt eenmaal in de vier jaar een kader vast voor de minimale financiële bijdrage van de portfolio grondexploitaties aan de financiële positie van de gemeente (exploitatie, vermogen en schuldenlast).

  • 7.

    De raad stelt het kader en de systematiek voor de bepaling van de grondprijzen vast.

  • 8.

    Het college biedt de raad jaarlijks ter informatie een actuele grondprijzentabel aan, wat een kader vormt voor de prijzen voor uitgifte gronden.

  • 9.

    In alle raadsvoorstellen over ruimtelijke vraagstukken (van gebiedsvisie tot bestemmingsplannen) zijn de financiële consequenties (netto resultaatbijdrage en benodigde financiering) van het voorstel inzichtelijk gemaakt. Als sprake is van een risico voor de gemeente, bevatten de voorstellen tevens een risicoparagraaf met minimaal daarin opgenomen drie scenario’s (best case, worst case en reële schatting) op de 5 P’s (conform artikel 22 lid 6) om een inschatting te maken van het netto risico dat opgevangen moet worden met de Algemene Reserve (Grondbedrijf).

  • 10.

    Over wijzigingen in de uitgangspunten/ het kader (beleidsprogramma, woonprogramma, kwaliteit, infrastructuur) van de ruimtelijke ontwikkeling en afwijkingen van de prognose van het netto resultaat groter dan 5%, en minimaal € 250.000 rapporteert het college en besluit de raad.

Artikel 33 - (Meerjaren)Begroting, Jaarrekening en Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG)

  • 1.

    Het college rapporteert in de paragraaf Grondbeleid van de programmabegroting over de invulling van het gemeentelijk grondbeleid en de visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstelling van de beleidsprogramma’s die zijn opgenomen in de programmabegroting en de gebiedsontwikkelingen;

  • 2.

    De informatie in de paragraaf Grondbeleid in de programmabegroting is mede gebaseerd op actuele doorrekeningen van de grondexploitaties welke minimaal eenmaal per jaar plaatsvinden en vastliggen in Meerjaren Perspectief Grondexploitaties (MPG).

  • 3.

    De informatie conform lid 1 gaat gepaard met een beschrijving van de ingeschatte risico’s (5 P’s conform artikel 22 lid 6) en de mogelijke maatregelen ter beheersing van die risico’s.

  • 4.

    De informatie conform lid 1 omvat de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico’s van grondzaken.

  • 5.

    Het college legt vóór of gelijktijdig met de jaarstukken de actualiseringen van de grondexploitaties, gebiedsontwikkelingen en de financiële gevolgen van de gebiedsvisies aan de raad ter vaststelling voor. Inclusief het effect van de besluiten die dat jaar genomen zijn.

  • 6.

    In de rapportages is het genoemde in lid 5 met de consequenties van de besluiten die na balansdatum genomen zijn opgenomen, als het effect van deze besluiten groter is dan € 500.000.

  • 7.

    In de paragraaf Grondbeleid in de jaarrekening doet het college verslag van de ontwikkelingen in het afgesloten jaar betreffende het grondbeleid in relatie tot het vigerend beleidskader:

    • a.

      de door de raad vastgestelde aan- en verkoop van vastgoed en/of gronden;

    • b.

      de realisatie binnen de grondexploitaties in afgelopen jaar;

    • c.

      de actualisatie van de totaal geraamde kosten en opbrengsten van de actieve gemeentelijke grondexploitaties en de analyse ten opzichte van vorige raming;

    • d.

      de ontwikkeling van de grondprijzen;

    • e.

      de ontwikkeling van de risico’s op het geheel van de gebiedsontwikkeling en de reserves van grondbedrijf.

  • 8.

    De informatie in de paragraaf Grondbeleid van de programmabegroting en de jaarrekening steunt op jaarlijkse doorrekeningen die zijn van het MPG. Dit document heeft de status “vertrouwelijk’.

  • 9.

    Het MPG omvat minimaal de jaarlijkse kasstromen en de financieringsbehoefte die volgt uit de grondexploitaties en andere gebieds/locatieontwikkelingen voor de komende tien jaar.

  • 10.

    In de MPG is jaarlijks weergegeven op welke besluiten de grondexploitaties en gebieds(locatie)ontwikkelingen zijn gebaseerd en wat de programmatische en financiële consequentie is van die besluiten op de grondexploitatie.

Hoofdstuk 10 Lokale heffingen

Artikel 34 - Kostendekkende lokale heffingen

  • 1.

    De tarieven voor de lokale (bestemmings)heffingen en rechten zijn maximaal kostendekkend.

  • 2.

    Als in een zeker jaar de tarieven niet kostendekkend zijn volgt een plan om dit in een periode van drie jaar te bereiken.

  • 3.

    Bij de programmabegroting in de paragraaf Lokale heffingen is aanvullend op de verplichte onderdelen, opgenomen:

    • a.

      de opbrengsten per lokale heffing;

    • b.

      toelichting op de kostendekkendheid van de bestemmingsheffingen en rechten.

Hoofdstuk 11 Financieel beheer en organisatie

Artikel 35 - Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, investeringen (incl. grondexploitatie), voorraden, vorderingen, schulden, financieringsbehoefte, verplichtingen en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over de mate van besteding en aangegane verplichtingen van toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties en prognoses;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren en het geven van inzicht over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en over het bereiken van de gestelde maatschappelijke doelen en gewenste effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting, de investeringen, financiering en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • g.

      de kaderstelling voor verbonden partijen, de rapportage en verantwoording van de effecten samenhangend met de verbonden partijen inclusief het inzicht en de beheersing van de risico’s van de verbonden partijen.

  • 2.

    Het college biedt de raad een controleprotocol en controleverordening ten behoeve van de accountantscontrole ter vaststelling aan. Deze nota wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd en waar nodig herzien. De evaluatie inclusief voorstellen voor aanpassing stelt de raad vast.

Artikel 36 - Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan verantwoordelijke teams;

  • b.

    een eenduidige toewijzing van rollen en verantwoordelijkheden binnen de verantwoordelijke teams;

  • c.

    regels, definities en processen voor een eenduidige uitvoering en controle van de registraties;

  • d.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden, zodat aan de minimale eisen van controle-technische functiescheiding wordt voldaan en de betrouwbaarheid en tijdigheid van de verstrekte informatie aan bestuurs- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • e.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten, in lijn met deze financiële verordening;

  • f.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie en voor het grondbedrijf, in lijn met deze financiële verordening;

  • g.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden, en voor vaststellen kostprijzen dienstverlening;

  • h.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten, uitputting van middelen (inclusief de reeds aangegane verplichtingen) en de prognose van de jaarbestedingen.

  • i.

    het beleid, de wetgeving en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • j.

    het beleid, de wetgeving en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies, garanties/leningen en borgstellingen aan ondernemingen, instellingen en verenigingen;

  • k.

    het beleid, de wetgeving en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen; zodat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording is voldaan.

Artikel 37 - Bedrijfsvoering

Ten aanzien van de bedrijfsvoering is in de jaarstukken opgenomen:

  • a.

    de plannen en realisatie van de kwaliteit van dienstverlening en interne processen

  • b.

    de omvang, opbouw en ontwikkeling van de personeelslasten;

  • c.

    de wijze waarop de personeelslasten (niet zijnde overhead) aan de beleidsprogramma’s worden toegerekend;

  • d.

    een overzicht van de lasten en baten van personeel voor het begrotingsjaar + 3 jaren daarna;

  • e.

    een overzicht van lasten van inhuur die in de beleidsprogramma’s en overhead zijn geraamd;

  • f.

    een overzicht van aantal fte’s (primo, ultimo en gemiddeld) voor het begrotingsjaar + 3 jaren daarna;

  • g.

    de plannen en de hoofdlijnen van de organisatieontwikkeling, het financieel bewustzijn en de interne sturing;

  • h.

    de plannen en realisatie in hoofdlijnen op het gebied van data gestuurd werken, procesinrichting, automatisering en informatievoorziening en privacy;

  • i.

    de plannen in hoofdlijnen op het gebied van Governance.

Artikel 38 - Rechtmatigheid

  • 1.

    Het college zorgt voor een zodanige opzet en werking van een intern beheersingsstelsel dat de rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het door haar gevoerde bestuur en administratie, alsmede de getrouwheid (en rechtmatigheid) van de daarbij tot stand gekomen (verantwoordings-) informatie, gewaarborgd is. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college biedt jaarlijks in december voorafgaand aan het begrotingsjaar de raad een normenkader aan ter vaststelling. Het normenkader bevat:

    • a.

      een overzicht van de interne en externe wet- en regelgeving;

    • b.

      de bijbehorende verantwoordingsgrens en een onderbouwing daarvan;

    • c.

      de rapportagegrens ten behoeve van de afwijkingen in de paragraaf Bedrijfsvoering.

  • 3.

    Te verwachten overschrijdingen van de verantwoordingsgrens en de getroffen beheersmaatregelen zijn gemeld in de rapportages. Ook als er geen overschrijdingen van de verantwoordingsgrens wordt verwacht is dit in de rapportages vermeld.

  • 4.

    Het college voegt bij de jaarrekening een rechtmatigheidsverantwoording toe, waarin overschrijdingen van de verantwoordingsgrens uit het normenkader is toegelicht en van een inhoudelijke motivatie is voorzien.

  • 5.

    Het college neemt in de paragraaf Bedrijfsvoering van de jaarstukken een toelichting op over de geconstateerde afwijkingen voor zover groter dan de rapportagegrens zoals vermeld in artikel 39 lid 2c en de getroffen beheersingsmaatregelen ten aanzien van:

    • a.

      het begrotingscriterium

    • b.

      het voorwaardencriterium

    • c.

      misbruik en oneigenlijk gebruik

    • d.

      informatie beveiliging en privacy

  • 6.

    Een overschrijding op een beleidsprogramma is onrechtmatig tenzij

    • a.

      de omvang van de overschrijding kleiner is dan €100.000;

    • b.

      de overschrijding geheel of grotendeels wordt gecompenseerd door direct gerelateerde opbrengsten;

    • c.

      sprake is van een overschrijding bij een open einde (subsidie)regeling.

Artikel 39 - Interne beheersing

  • 1.

    Het interne beheersingsstelsel omvat de volgende onderdelen:

    • a.

      de in de processen en/of systemen uitgevoerde interne controle (zelfcontrole en lijncontrole);

    • b.

      de verbijzonderde interne controle;

    • c.

      de interne auditfunctie;

    • d.

      het risicomanagement;

    • e.

      afstemming van werkzaamheden en planning tussen de verschillende actoren en het twee paar ogen principe.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische verificatie van de registratie en ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waarde papieren, de voorraden, debiteuren, de uitstaande leningen, garanties, waarborgen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende leningen en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden geverifieerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 12 Planning en controlcyclus

Artikel 40 - Planning en controlcyclus

  • 1.

    Met de planning en controlcyclus is door het college inzichtelijk gemaakt in hoeverre inspanningen en resultaten gerealiseerd worden (voortgang en prognose) en welke financiële middelen daarvoor nodig zijn (begroting en wijzigingen van begroting).

  • 2.

    De planning en controlcyclus bestaat uit de:

    • a.

      kadernota, ter voorbereiding op het opstellen van de programmabegroting voor het komende jaar;

    • b.

      programmabegroting, voor het komende jaar en de meerjarenbegroting om de doelen en middelen voor komend jaar vast te stellen (budgetrecht);

    • c.

      voorjaarsrapportage, over de voortgang van de doelen en de uitputting van de programmabegroting over de eerste vier maanden van het jaar; de prognose voor verwacht jaarresultaat en onderbouwde voorstellen voor begrotingsaanpassing en verwerking circulaires

    • d.

      najaarsrapportage, gelijk aan voorjaarsrapportage maar dan over de voortgang en uitputting van de programmabegroting over de eerste 8 maanden van het jaar;

    • e.

      jaarrekening, verantwoording ter afsluiting van het afgelopen begrotingsjaar, inclusief rechtmatigheidsverantwoording.

 

Artikel 41 - Programma-indeling

De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling en het format voor de programmabegroting voor de komende raadsperiode vast.

Artikel 42- Kadernota

  • 1.

    Het college biedt voor 15 juni de raad de kadernota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de programmabegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming ter vaststelling.

  • 2.

    De raad stelt de kadernota vast voor het zomerreces, tegelijkertijd met de voorjaarsrapportage.

  • 3.

    De kadernota bevat in ieder geval:

    • a.

      het actuele realisatie uit de voorjaarsrapportage;

    • b.

      Prognose verwachte resultaat over betreffende jaar

    • c.

      voorstellen voor nieuw beleid met consequenties voor doelen en financiën;

    • d.

      de investeringsplanning van investeringen;

    • e.

      de streefwaarden (komende vier jaar) voor:

      • I.

        de netto schuldquote;

      • II.

        de solvabiliteitsratio;

      • III.

        de Beklemde Algemene Reserve ;

      • IV.

        de vermogenscapaciteit;

      • V.

        de grondexploitatie.

Artikel 43 - Programmabegroting

  • 1.

    Het college biedt voor 1 oktober de raad de programmabegroting met meerjarenraming aan.

  • 2.

    De raad behandelt de programmabegroting in oktober en stelt de programmabegroting vast.

  • 3.

    Met het vaststellen van de programmabegroting zijn afzonderlijk voor de beleidsprogramma’s door de raad vastgesteld:

    • a.

      de maatschappelijke effecten (lange termijn);

    • b.

      de resultaten en budgetten voor het begrotingsjaar en de verwachting voor drie jaren daarna);

    • c.

      de inspanningen die worden verricht in het begrotingsjaar per taakveld;

    • d.

      de wettelijke indicatoren (met de streefwaarden (artikel 4) voor de jaren van de programmabegroting versus de huidige realiteit);

    • e.

      de eigen indicatoren (met de streefwaarden voor de jaren van de programmabegroting versus de huidige realiteit);

    • f.

      de lasten en baten per taakveld;

    • g.

      de mutaties reserves en voorzieningen per beleidsprogramma en taakveld conform artikel 17 lid 5 en artikel 18 lid 3;

    • h.

      de investeringen per beleidsprogramma en taakveld;

    • i.

      de verschillenanalyse tussen de programmabegroting van het komend jaar ten opzichte van de jaarrekening van het afgelopen jaar, de programmabegroting van het lopende jaar en de voorjaarsrapportage inclusief de prognose van lopend jaar.

  • 4.

    Een totale investeringsplanning (voor het begrotingsjaar + 3 jaren daarna) ingedeeld naar de categorieën conform artikel 8 lid 2 is als bijlage bij de programmabegroting opgenomen.

  • 5.

    De raad kan paragrafen aan de programmabegroting toevoegen.

Artikel 44 - Voorjaars- en najaarsrapportage

  • 1.

    Het college biedt voor 15 juni de raad de voorjaarsrapportage aan en voor 15 oktober de raad de najaarsrapportage aan en geeft daarmee inzicht in de voortgang en realisatie van de voorgenomen inspanningen en (financiële) resultaten.

  • 2.

    De voorjaarsrapportage heeft als peildatum 1 mei van het lopende jaar, de najaarsrapportage heeft als peildatum 1 september van het lopende jaar.

  • 3.

    In de rapportage is in ieder geval opgenomen:

    • a.

      de financiële afwijkingen groter dan €50.000 op baten of lasten per beleidsprogramma en per taakveld.

    • b.

      de (financiële) afwijkingen bij investeringsprojecten conform artikel 8 lid 7.

    • c.

      de voortgang van de afgesproken resultaten per beleidsprogramma van het lopende jaar;

    • d.

      een overzicht van de in het lopende jaar geplande investeringen met daarbij de afwijkingen in de planning en bedragen op de programmabegroting;

    • e.

      een prognose voor de lasten en baten en investeringen naar 31 december van het lopende jaar;

    • f.

      de indicatoren per beleidsprogramma uit de programmabegroting met daarnaast een prognose van de indicatoren per 31 december van het lopende jaar;

    • g.

      een overzicht van de in de programmabegroting opgenomen risico’s met vermelding van de afwijkingen en de daarbij behorende bijstelling van de beheersmaatregelen conform artikel 23 lid 1;

    • h.

      de effecten van de mei-, september- en decembercirculaires.

  • 4.

    In de najaarsrapportage is, aanvullend op het genoemde in lid 4, opgenomen:

    • a.

      een overzicht van de stand van zaken van de overhevelingen uit het vorige jaar en de verwachtingen voor gehele jaar;

    • b.

      een voorstel met betrekking tot de overhevelingen naar het volgende jaar.

  • 5.

    Per beleidsprogramma/taakveld zijn de afwijkingen, conform lid 3 sub a, separaat samengevat in de volgende oorzaken:

    • a.

      afwijkingen door circulaires algemene uitkering;

    • b.

      afwijkingen als gevolg van aangenomen raadsvoorstellen

    • c.

      afwijkingen door verbonden partijen;

    • d.

      overige budgettaire verschillen.

  • 6.

    Voor de compensatie van de afwijkingen, conform lid 3 sub a, is artikel 3 lid 2 van toepassing en biedt het college eventueel de raad een separaat begrotingswijzigingsvoorstel aan ter vaststelling.

Artikel 45 - Jaarrekening

  • 1.

    Het college biedt voor 1 juni de raad de jaarrekening en het jaarverslag aan waarin het college verantwoording aflegt over het gevoerde (financiële) beleid. Ook biedt het college de raad de bijbehorende controleverklaring en het verslag van bevindingen van de accountant aan en de rechtmatigheidsverklaring (conform artikel 38).

  • 2.

    De raad behandelt de jaarrekening in juni en stelt de jaarrekening vast.

  • 3.

    De indeling van de jaarrekening is gelijk aan die van de rapportages (conform artikel 44) met uitzondering van de prognoses.

Artikel 46 - Budgetoverhevelingen

  • 1.

    Als in het begrotingsjaar (t) de geplande inspanningen niet (geheel) geleverd kunnen worden, dan kan het bijbehorende budget, mits goed in te schatten, overgaan naar een volgend begrotingsjaar (t+1)/volgende begrotingsjaren als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Bij de najaarsrapportage (jaar t) is een toelichting gegeven op de genoemde situatie en zijn de daaraan gerelateerde bedragen genoemd en onderbouwd;

    • b.

      Tegelijkertijd informeert het college de raad of de verwachte budgetuitputting in jaar t van het beleidsprogramma -inclusief de nog niet bestede budgetten- leidt tot een budgetoverschrijding op het programmasaldo conform artikel 6.

    • c.

      De niet bestede budgetten, als gevolg van het niet realiseren van de geplande inspanningen, vallen vrij in het begrotingsjaar t;

    • d.

      De raad besluit separaat bij de najaarsrapportage, doch uiterlijk voor 31 december van begrotingsjaar t of de in sub c genoemde vrijgevallen budgetten worden toegevoegd aan de ‘overhevelingsreserve’ en in jaar t+1 (of volgende jaren) onttrokken worden aan deze ‘overhevelingsreserve’;

    • e.

      De overheveling is in de jaarrekening van het begrotingsjaar t verwerkt en de programmabegroting van het begrotingsjaar t+1 is op deze overheveling gewijzigd;

    • f.

      Alleen voor inspanningen waarvoor incidentele budgetten beschikbaar zijn kunnen budgetbedragen worden overgeheveld.

  • 2.

    Als na de najaarsrapportage nieuwe over te hevelen budgetten zich voordoen, neemt de raad voorafgaand aan de uitvoering van deze werkzaamheden in het nieuwe begrotingsjaar t+1 zo snel mogelijk een besluit over deze budgetten. De over te hevelen werkzaamheden komen, al dan niet in eerste instantie, ten laste van het budget van het begrotingsjaar t+1.

  • 3.

    Voor een door de raad vastgesteld meerjarig project/of cluster aan jaaroverstijgende activiteiten (met een projectbudget > € 100.000) vormt de raad eenmalig een bestemmingsreserve conform artikel 17. Hierbij stelt de raad tevens de verdeling van het projectbudget over meerdere begrotingsjaren vast, inclusief de voeding van de reserve over de jaren. Als in het begrotingsjaar t minder is uitgegeven dan in deze verdeling bepaald, is het college bevoegd om het restantbedrag uit begrotingsjaar t aan deze reserve te onttrekken en toe te voegen aan het budget voor begrotingsjaar t+1. Het college informeert de raad hierover in de najaarsrapportage van het begrotingsjaar t. Als in het begrotingsjaar t meer is uitgegeven dan in de verdeling is bepaald, wordt het voor het begrotingsjaar t+1 gereserveerde budget met dit verschil verminderd.

  • 4.

    Conform de P&C-cyclus (hoofdstuk 12) informeert het college de raad over de stand, dotaties en onttrekkingen aan de overhevelingsreserve zoals genoemd in lid 1 sub d en de bestemmingsreserves voor meerjarige activiteiten/projecten zoals genoemd in lid 3.

Artikel 47 - EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, conform artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is.

Als het college een aanpassing nodig acht, biedt het college de raad een begrotingswijzigingsvoorstel aan.

Hoofdstuk 13 Slotbepalingen

Artikel 48 - Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De financiële verordening Woerden 2020, vastgesteld door de raad op 13 februari 2020, wordt op 1 januari 2023 ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 49 - Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: "Financiële verordening Woerden 2023".

 

 

Aldus besloten door de raad van de gemeente Woerden in zijn openbare vergadering, gehouden op 23 december 2021,

De griffier, De voorzitter,

Drs. M.W.J. Tobeas V.J.H. Molkenboer

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

In onderstaand overzicht zijn de besluitenpunten waarover de raad besluit conform de Financiële Verordening opgenomen

 

Nr.

Besluitpunt

Artikel

1.

Het aangaan van een verplichting waardoor een overschrijding optreedt van de signaalwaarden op

de financiële ratio’s die eenindicator zijn van de financiële gezondheid.

4

2.

Het aangaan van verplichtingen buiten het vastgestelde budget per programma of per projectals

de overschrijding meer is dan €100.000,-.

7 lid 6

3.

Meerjarig Investeringsplan (MIP)en de investeringsplanning, met de budgetten per

investeringsproject.

8 lid 1

5.

Investeringsprojecten met een omvanggroter dan €250.000,- of specifieke investeringen op

verzoek van de raad.

7 lid 8

6.

De wijzigingen in afschrijvingstermijnen.

10 lid 4

7.

De (Meerjarige) Onderhoudsplannen en de daarbij behorende uitgaven.

12 lid 1

en 2

8.

Het inkoopbeleid.

13

9.

De Nota’sTreasury, Verbonden Partijen, Grondbeleid, Risicomanagement en de evaluaties

minimaal eenmaal in de vier jaar

14, 21,

30, 32

10.

De minimale omvangvan de Algemene ReserveGrondbedrijf.

18 lid 3

11.

De vorming, besteding en rentetoerekening van reserves en voorzieningen.

17

12.

De leveringen tegenprijzen onder de integrale kostprijs.

19

13.

De hoogte van de tarieven voor gemeentelijke belastingen, rechten en heffingen.

20

14.

Het systeem van risicomanagement, inclusief de risicomethode en de projecten metde verplichting

tot rapportage over bepaalde risico’s.

21 en 22

15.

De oprichting en wijziging van of deelneming aan een gemeenschappelijke regeling.

30 lid 2

16.

Het uitbesteden van wettelijke takenaan verbonden partijen.

31 lid 2

17.

Voor welke nieuwegebiedsontwikkeling en op welk momentin de fase van het planproces

ontvangt de raad een voorstel.

18.

De minimale financiële bijdrage vande portfolio gebieds- en locatieontwikkelingen aan de

financiële positie van de gemeente.

32 lid 5

19.

De methodiek voorbepaling grondprijzen en jaarlijkse grondprijzentabel.

32 lid 6

20.

De actualiseringen vande grondexploitaties, gebiedsontwikkelingen en de financiële gevolgen van de gebiedsvisies, inclusief het effect van de besluiten die dat jaar genomen zijn.

33 lid 5

21.

Het controleprotocol en controleverordening ten behoeve van deaccountantscontrole.

35 lid 2

22.

Het normenkader en de verantwoordingsgrenzen voortoetsing rechtmatigheid.

38 lid 2

23.

De programma-indeling, het kader voor de begroting, de programmabegroting, de

begrotingswijzigingen, budgetoverhevelingen en de jaarrekening .

41 - 47

24.

De Financiële Verordening.

212

GemW

Artikel 3 lid 3 sub j

De onderbouwing van de stelposten en taakstellingen zijn vastgelegd in de administratie.

 

Artikel 6 lid 3

Het is belangrijk dat de informatie die door het college aan de raad is versterkt helder, volledig enduidelijk is. Hierbij wordt ook een integraal beeld gegeven waarin duidelijkheid wordt gegeven over de raakvlakken en gevolgen binnen en buiten een beleidsprogramma.

 

Artikel 12

In artikel 12 van het BBV is bepaald welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet bevatten. In ieder geval wordt ingegaan op de voortgang van het geplande onderhoud, de omvang van het achterstallig onderhoud en de planning wanneer de onderhoudsplannen worden herzien. Daarnaast moet er een actueel meerjarig onderhoudsplan beschikbaar zijn. Borging van de duurzame instandhouding van de gemeentelijke fysieke infrastructuur is een pijler van een gezond financieel beleid. Dit bestrijkt een breed gebied, waartoe onder meer behoren de onderdelen wegen, riolen, gebouwen, groen. Het artikel maakt duidelijk dat dit actueel meerjarig beleidskader bestaat uit meerdere nota's. Deze door de raad vast te stellen nota's bevatten de kaders voor de onderliggende beheersinstrumenten.

 

Artikel 14

Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Deze richtlijnen worden niet in deze verordening opgenomen, maar in een separate nota

‘Treasury’. Het college stelt deze nota ‘Treasury’ op en legt deze ter vaststelling voor aan de raad. De

raad krijgt zo de besluitvormende rol als het gaat om de richtlijnen en limieten van de

financieringsfunctie. De nota ‘Treasury’ sluit ook aan bij de financieringsparagraaf, welke verplicht is gesteld in de artikelen 9 lid 2d en 13 van het BBV. In artikel 13 van het BBV is bepaald dat de paragraaf betreffende de financiering in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille bevat. De invoering van de financieringsparagraaf hangt samen met de invoering van de Wet Fido.

 

Artikel 27

Ondernemingen, verenigingen wenden zich in eerste instantie tot de waarborgfondsen (Stichting Waarborgfonds Sport; Waarborgfonds Sociale Woningbouw; Waarborgfonds Zorgsector) op de terreinen waarop zij zich bewegen. De gemeente heeft een relatie met de waarborgfondsen, waarin een mogelijke borg vanuit de gemeente geregeld is met de zekerheden die daarbij horen.

 

Artikel 43

Met het vaststellen van de programmabegroting autoriseert de raad het college tot het doen van uitgaven en het realiseren van baten voor het komende jaar en het doen van investeringen voor het lopende jaar. Bij de programmabegroting wordt de Algemene Uitkering opgesteld aan de hand van de meicirculaire.