Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hardenberg

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Hardenberg 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHardenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Hardenberg 2023
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning Hardenberg 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.4b van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

06-12-2022

gmb-2022-557083

373384

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Hardenberg 2023

De raad van de gemeente Hardenberg,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg;

gelet op de artikelen 2.1.3, artikel 2.1.4 en artikel 2.1.4a eerste, tweede, derde, vijfde en zesde lid, 2.1.4b tweede lid, 2.1.6, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015);

gelezen het advies van de Participatieraad Sociaal Domein Hardenberg van 4 juli 2022.

overwegende dat:

• Inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven.

• Het noodzakelijk is om inwoners te ondersteunen als zij beperkingen ondervinden in hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid en zij niet in staat zijn om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen hiervoor een oplossing te vinden.

• Het noodzakelijk is om inwoners met psychische of psychosociale problemen en inwoners die vanwege huiselijk geweld of om andere redenen de thuissituatie hebben verlaten, te ondersteunen bij het zich handhaven in de samenleving als zij hier niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van het sociale netwerk of met gebruikmaking van algemene voorzieningen toe in staat zijn.

• Het noodzakelijk is om bij verordening regels te stellen met betrekking tot de invulling van de plicht tot ondersteuning.

• Het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische, psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving.

• Het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen maatwerkvoorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling daarvan, de afwegingsfactoren bij een maatwerkvoorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een maatwerkvoorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen.

• En de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een pgb alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een maatwerkvoorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

besluit:

vast te stellen de “Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hardenberg 2023”.

 

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die:

      • -

        niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

      • -

        daadwerkelijk beschikbaar is;

      • -

        een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat is tot zelfredzaamheid of participatie, en;

      • -

        financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

    • b.

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de wet;

    • c.

      budgetplan: door de inwoner ingediend inhoudelijk plan met begroting en doelen voor de invulling van het pgb. Uit het plan en het (bewuste keuze)gesprek dient te blijken dat de inwoner of zijn pgb-beheerder in staat is om het pgb te beheren en dat de zorg en ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht veilig, doeltreffend en inwonergericht wordt verstrekt;

    • d.

      cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen.

    • e.

      deskundige: professional werkzaam bij of voor de gemeente Hardenberg binnen het maatschappelijk domein;

    • f.

      eigen bijdrage: financiële bijdrage van de inwoner als bedoeld in artikel 2.1.4 en artikel 2.1.4a van de wet;

    • g.

      financiële tegemoetkoming: voor een specifiek doel te verstrekken bedrag zonder dat dit (geheel) kostendekkend hoeft te zijn;

    • h.

      fraude: het opzettelijk en structureel onjuist handelen, en daarmee handelen in strijd met de geldende regelgeving, met het oog op eigen of andermans financieel gewin;

    • i.

      gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

    • j.

      gesprek: het mondelinge contact bij het onderzoek naar de hulpvraag waarin een deskundige met een inwoner diens problematiek en de gevolgen daarvan alsmede de gewenste resultaten of doelen van de te kiezen oplossingen bespreekt. Dit kunnen meerdere gesprekken zijn;

    • k.

      ondersteuningsplan: het plan dat het Samen Doen team in samenspraak met de inwoner dan wel diens vertegenwoordiger, en waar mogelijk met de mantelzorger(s), opstelt met betrekking tot de benodigde zorg en ondersteuning. Het beschrijft de ondersteuning die de inwoner nodig heeft en daarin concreet wat het te behalen resultaat of doel is met deze ondersteuning;

    • l.

      hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en waar hij in de brp staat ingeschreven;

    • m.

      hulpmiddel: het gaat hier om allerlei roerende zaken, die bedoeld zijn om beperkingen in zelfredzaamheid en participatie weg te nemen of te verminderen. Roerende zaken zijn alle zaken die niet onroerend zijn. Voorbeelden zijn een losse drempelhulp, een tillift, een rolstoel, een scootmobiel en een aangepaste fiets;

    • n.

      hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de wet;

    • o.

      informele ondersteuning/ondersteuner is:

      • -

        ondersteuning die geboden wordt door het sociaal netwerk van inwoner en die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 1 onder u;

      • -

        ondersteuning die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 1 onder u, maar tot het sociaal netwerk van de inwoner horen.

    • p.

      inwoner: Ingezetene van de gemeente Hardenberg door of namens wie de hulpvraag gemeld is of een inwoner die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt.

    • q.

      melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de wet;

    • r.

      nadere regels: nadere regels Wmo Hardenberg 2023.

    • s.

      persoonlijk plan: plan waarin de inwoner een voorstel doet over welke maatschappelijke ondersteuning naar eigen mening het beste past bij diens ondersteuningsbehoefte;

    • t.

      persoonsgebonden budget (ook wel pgb genoemd): bedrag waarmee namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren en die een inwoner van derden wil ontvangen;

    • u.

      pgb-aanbieder: Van een professionele ondersteuner/aanbieder is sprake als de ondersteuning verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van het sociale netwerk van de inwoner:

      • -

        personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over een VOG en afgeronde en voor de ondersteuning relevante opleidingen/diploma’s, zoals genoemd in bijlage 1, die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

      • -

        personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over een VOG en afgeronde en voor de ondersteuning relevante opleidingen/diploma’s, zoals genoemd in bijlage 1, die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

    • v.

      Samen Doen team:

      • consulenten die het voorliggend veld goed kennen. Zij leveren informatie en advies. Ze gaan met inwoners op zoek naar oplossingen vanuit het eigen netwerk of in de eigen omgeving. Ook leveren ze (indien nodig) kortdurende ondersteuning (maximaal 5 gesprekken) waarna de inwoner weer zelfstandig 'door' kan.

      • consulenten met kennis van wet- en regelgeving op gebied van Wmo. Zij ondersteunen inwoners bij het maken een ondersteuningsplan, bepalen of er inzet van maatwerk nodig is en zo ja met welke doelen en hoeveel tijd daarvoor nodig is. Zij begeleiden inwoners bij het proces om hun veerkracht te vinden. Indien nodig vervullen ze de rol van casusregisseur, organiseren van een multidisciplinair overleg en bewaken van afstemming en voortgang.

    • w.

      toezichthouder: een door het college aangewezen persoon of partij die, krachtens de bevoegdheden uit hoofdstuk 6 van de wet toezicht uitoefent op naleving van de kwaliteits,-veiligheids,- en rechtmatigheidseisen van de dienstverlening die valt binnen de Wmo 2015.

    • x.

      uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

    • y.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • z.

      woonvoorziening: Een voorziening die inwoner in staat stelt om normaal gebruik te (blijven) maken van hun woning. Voorbeelden zijn: woningaanpassingen, verhuiskostenvergoeding, losse woonvoorzieningen(zoals een tillift of douchestoel) en woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard;

    • aa.

      vertegenwoordiger: iemand uit het sociale netwerk of professional zoals een bewindvoerder, mentor of curator die de inwoner bijstaat.

    • bb.

      VOG: Verklaring Omtrent het Gedrag, mag bij aanvang werkzaamheden door gecontracteerde of pgb-aanbieder niet ouder zijn dan drie maanden;

    • cc.

      voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee geheel of gedeeltelijk aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen en waardoor een maatwerkvoorziening achterwege kan blijven;

    • dd.

      hulpverleningsplan: het plan dat door de aanbieder samen met de inwoner wordt opgesteld waarin duidelijke afspraken over de levering van de hulp of ondersteuning (inclusief methodieken en interventies) worden opgenomen ten behoeve van het realiseren van de doelen.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Hoofdstuk 2: Melding en vooronderzoek

Artikel 2.1. Melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens de inwoner vormvrij bij het college of het Samen Doen team worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

  • 3.

    Als de inwoner hulp nodig heeft bij het formuleren van zijn hulpvraag, kan hij gebruik maken van gratis cliëntondersteuning. Hierbij is het belang van de inwoner het uitgangspunt.

  • 4.

    Het college informeert de inwoner over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Het college betrekt het persoonlijk plan bij het onderzoek als bedoeld in artikel 3.1 van deze verordening.

  • 5.

    Bij de ontvangst van de melding informeert het college de inwoner of zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, zijn rechten en plichten en de vervolgprocedure.

 

Hoofdstuk 3: Onderzoek en verslaglegging

Artikel 3.1. Onderzoek

  • 1.

    Het Samen Doen team onderzoekt namens het college in een gesprek samen met de inwoner, en/of zijn vertegenwoordiger, die de melding heeft gedaan, zo spoedig mogelijk na ontvangst van de melding:

    • a.

      wat de hulpvraag is van de inwoner;

    • b.

      de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de inwoner;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      welke hulp nodig is in vorm, duur en frequentie;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de inwoner met toepassing van artikel 2.1.4a van de wet verschuldigd zal zijn.

  • 2.

    Tijdens het gesprek wordt aan de inwoner in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor zorg in natura, een financiële tegemoetkoming of pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 3.

    Kiest een inwoner voor een pgb, dan wordt tijdens het gesprek eveneens gekeken of er aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 7.1 e.v. van deze verordening wordt voldaan.

  • 4.

    Het college informeert de inwoner over de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1 van deze verordening in te dienen.

  • 5.

    Het college is bevoegd om in het belang van het onderzoek:

    • a.

      De inwoner(s) op te roepen om in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem of hen te bevragen.

    • b.

      Als dit nodig is voor het onderzoek, de inwoner, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten op te roepen voor een gesprek of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.

    • c.

      Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen.

  • 6.

    Als de hulpvraag en de situatie van inwoner genoegzaam bekend is, kan het college, met toestemming van de inwoner, afzien van onderzoek.

 

Artikel 3.2. Het ondersteuningsplan

  • 1.

    De schriftelijke weergave van de uitkomst van het onderzoek wordt opgenomen in het ondersteuningsplan.

  • 2.

    Na het laatste gesprek verstrekt het college of het Samen Doen team het ondersteuningsplan binnen vijf werkdagen aan de inwoner.

  • 3.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de inwoner worden aan het schriftelijk verslag toegevoegd en maken daar deel van uit.

  • 4.

    Indien het ondersteuningsplan niet binnen zes weken geretourneerd wordt, kan het college beslissen de melding niet verder meer in behandeling te nemen.

 

Hoofdstuk 4: Aanvraag en afhandeling maatwerkvoorziening

Artikel 4.1. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door of namens een inwoner schriftelijk ingediend bij het Samen Doen team of het college.

  • 2.

    Als aanvraag maatwerkvoorziening wordt door het college aangemerkt:

    • a.

      Een voor akkoord ondertekend ondersteuningsplan als bedoeld in hoofdstuk 3.

    • b.

      Een ondersteuningsplan inclusief ondertekend aanvraagformulier door inwoner.

  • 3.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden ingediend nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding.

 

Artikel 4.2. Toegang en besluit

  • 1.

    Het college legt het besluit op een aanvraag maatwerkvoorziening vast in een beschikking.

  • 2.

    De inwoner moet zich, indien van toepassing, binnen drie maanden na de besluitdatum hebben gemeld bij de aanbieder van de maatwerkvoorziening of het pgb binnen drie maanden gebruiken voor het doel of resultaat waarvoor het is verstrekt.

 

Artikel 4.3. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening staat of deze voorziening in natura, als financiële tegemoetkoming of als pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Het ondersteuningsplan maakt deel uit van de beschikking.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      welke maatwerkvoorziening verstrekt wordt en wat de omgang en het beoogde resultaat of doel daarvan is;

    • b.

      of de maatwerkvoorziening in bruikleen of in eigendom wordt verstrekt;

    • c.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • d.

      indien van toepassing de termijn van drie maanden waarbinnen de inwoner zich bij de aanbieder moet hebben gemeld als bedoeld in artikel 4.2 lid 2 van deze verordening;

    • e.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening;

  • 4.

    bij een maatwerkvoorziening in bruikleen, dient inwoner een bruikleenovereenkomst te tekenen.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb of financiële tegemoetkoming vermeldt de beschikking in ieder geval:

    • a.

      aan welk resultaat of doel dit moet worden besteed;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb of tegemoetkoming;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb of tegemoetkoming is en hoe deze is bepaald;

    • d.

      de ingangsdatum en de duur van de verstrekking;

    • e.

      de termijn van drie maanden waarbinnen de inwoner het pgb of tegemoetkoming moet besteden als bedoeld in artikel 4.2 lid 2 van deze verordening;

    • f.

      hoe de besteding van het pgb of tegemoetkoming verantwoord moet worden, en;

    • g.

      of een bijdrage in de kosten verschuldigd is en de daarbij door het college gehanteerde uitgangspunten, zoals de kostprijs van de voorziening.

 

Hoofdstuk 5: Algemene voorzieningen

Artikel 5.1. Toegangscriteria voor de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp

  • 1.

    Een inwoner komt in aanmerking voor de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp als hij voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      is woonachtig in de gemeente Hardenberg;

    • b.

      heeft geen Wlz-indicatie;

    • c.

      heeft lichamelijke en/of psychische en/of psychosociale problemen waardoor hij langdurig, in ieder geval langer dan 6 weken, (een deel van) de huishoudelijke klussen niet meer kan doen;

    • d.

      heeft geen huisgenoten om het huishouden te doen/ de inwoner heeft huisgenoten, maar zij zijn niet in staat om het (volledige) huishouden te doen;

    • e.

      door of namens de inwoner kan aan anderen worden uitgelegd welke huishoudelijke taken moeten worden uitgevoerd (de inwoner of iemand in zijn directe omgeving kan de regie houden).

 

Artikel 5.2. Resultaten van de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp

Onder de algemene voorziening Huishoudelijke Hulp vallen de volgende resultaten:

  • 1.

    Schoon en leefbaar huis;

  • 2.

    Wasvoorziening (beddengoed wassen en beschikken over schone kleding).

Hoofdstuk 6: Maatwerkvoorzieningen

Artikel 6.1. Algemene criteria

  • 1.

    Het college neemt het ondersteuningsplan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in zijn zelfredzaamheid of participatie, als de inwoner de beperkingen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • -

      eigen kracht en/of;

    • -

      gebruikelijke hulp en/of;

    • -

      mantelzorg en/of;

    • -

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • -

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • -

      algemene voorzieningen en/of;

    • -

      andere voorzieningen.

  • 3.

    Een inwoner met psychische of psychosociale problemen en een inwoner die vanwege huiselijk geweld of om een andere reden de thuissituatie heeft verlaten, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, als de inwoner de problemen niet kan verminderen of wegnemen door gebruik te maken van:

    • -

      eigen kracht en/of;

    • -

      gebruikelijke hulp en/of;

    • -

      mantelzorg en/of;

    • -

      hulp van andere personen uit het sociale netwerk en/of;

    • -

      algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of;

    • -

      algemene voorzieningen en/of;

    • -

      andere voorzieningen.

  • 4.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen over de maatwerkvoorzieningen die op grond van lid 2 en lid 3 beschikbaar zijn.

 

Artikel 6.2. Algemene voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening wordt slechts verstrekt indien deze gezien de beperkingen van de inwoner, veilig voor zichzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

  • 3.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      als de inwoner geen ingezetene is van de gemeente Hardenberg;

    • b.

      als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • c.

      als de gevraagde voorziening al eerder aan de inwoner is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de voorziening verloren is gegaan door omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen of de inwoner de restwaarde van de voorziening die verloren is gegaan geheel of gedeeltelijk vergoedt;

    • d.

      als deze niet hoofdzakelijk op het individu is gericht;

    • e.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

    • f.

      de te treffen voorziening niet proportioneel en doeltreffend is. De met de voorziening gepaard gaande kosten dienen in verhouding te staan tot de ondervonden beperkingen en het te bereiken doel of resultaat.

    • g.

      als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de inwoner rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

    • h.

      als het college van oordeel is dat een inwoner zijn hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de inwoner niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

    • i.

      als de inwoner een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat de inwoner daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de wet van toepassing is;

    • j.

      als de inwoner de gevraagde voorziening voor de melding van de hulpvraag of vóór de beslissing op de aanvraag heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er naar het oordeel van het college sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen.

    • k.

      als de inwoner de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 4.

    De inwoner is zelf verantwoordelijk voor een afdoende verzekering tegen verlies, diefstal en schade als hij een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel of vervoersvoorziening in eigendom of pgb verstrekt heeft gekregen. Voor een hulpmiddel of vervoersvoorziening verstrekt in bruikleen geldt dat inwoner zelf verantwoordelijk is voor een afdoende verzekering tegen verlies, diefstal en schade in het buitenland.

  • 5.

    De inwoner mag gedurende de looptijd van zijn maatwerkvoorziening wisselen tussen de gecontracteerde aanbieders van diensten(begeleiding en huishoudelijk hulp). Inwoner moet daarvoor een opzegtermijn van één kalendermaand in acht nemen en gemotiveerd aangeven aan het college waarom hij wil wisselen van aanbieder. De opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin de opzegging is gedaan. De inwoner neemt hiervoor contact op met de nieuwe aanbieder en de scheidende aanbieder.

  • 6.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen over maatwerkvoorzieningen.

 

Artikel 6.3. Aanvullende criteria voor begeleiding individueel

  • 1.

    In aanvulling op de criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner na onderzoek begeleiding individueel ontwikkelingsgericht krijgen als hij eveneens voldoet aan de volgende criteria:

    • -

      de inwoner ondervindt beperkingen in zijn zelfredzaamheid en/of participatie en door het krijgen van deze begeleiding verbetert zijn zelfredzaamheid en participatie;

    • -

      er is gebleken dat progressie of vooruitgang mogelijk is;

    • -

      de inwoner moet zonder deze begeleiding verblijven in een instelling of verwaarloost thuis, en;

    • -

      de inwoner geen recht heeft op een indicatie vanuit andere voorliggende wetgeving (bijvoorbeeld de Wet langdurige zorg (Wlz) of Zorgverzekeringswet (Zvw).

  • 2.

    In aanvulling op de criteria uit artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner na onderzoek begeleiding individueel stabilisatie krijgen als hij eveneens voldoet aan de volgende criteria:

    • -

      de inwoner ondervindt beperkingen in zijn zelfredzaamheid en/of participatie en door het krijgen van deze begeleiding worden de vaardigheden van de inwoner behouden en wordt achteruitgang voorkomen;

    • -

      de inwoner heeft een licht tot matig complexe hulpvraag, die niet door de lokale basiszorg of andere voorliggende voorzieningen opgepakt kan worden;

    • -

      een matig tot goede voorspelbaarheid van de hulpvraag. Onverwachte hulpvragen zijn planbaar en uitstelbaar tot volgende contactmomenten of telefonisch contact tijdens kantooruren, en;

    • -

      de inwoner geen recht heeft op een indicatie vanuit andere voorliggende wetgeving (bijvoorbeeld de Wet langdurige zorg (Wlz) of Zorgverzekeringswet (Zvw).

  • 3.

    Het is niet toegestaan een overeenkomst af te sluiten met een aanbieder dan wel een derde (in geval van een pgb) waarin het bieden van de geïndiceerde ondersteuning mede afhankelijk is van de woonruimte die door de organisatie dan wel derde wordt geboden, tenzij het verblijf onderdeel is van de indicatie.

  • 4.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen begeleiding individueel voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt.

 

Artikel 6.4. Aanvullende criteria voor begeleiding groep

  • 1.

    In aanvulling op de criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner in aanmerking komen voor begeleiding groep ontwikkelingsgericht als hij eveneens voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de inwoner ondervindt beperkingen in zijn zelfredzaamheid en/of participatie en door deelname aan dagactiviteiten behoudt of mogelijk verbetert hij zijn zelfredzaamheid en participatie, en;

    • b.

      de inwoner kan (nog) geen (aangepast) werk of vrijwilligerswerk verrichten;

    • c.

      de inwoner beschikt (nog) niet over arbeidsvermogen, of;

    • d.

      de inwoner moet zonder dagactiviteiten verblijven in een instelling of verwaarloost thuis, en;

    • e.

      de inwoner heeft of kan geen indicatie vanuit andere voorliggende wetgeving (bijvoorbeeld de Wet langdurige zorg (Wlz) of Zorgverzekeringswet (Zvw) krijgen;

    • f.

      de inwoner ondersteuning en groepsbegeleiding nodig heeft om tot maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid te komen, de schoolgang te herstellen/starten en te profiteren van effecten op hun welbevinden en welzijn;

    • g.

      de verwachting is dat inwoner in groepsverband beter de gestelde doelen kan behaald;

    • h.

      de inwoner ondersteuning nodig heeft om vaardigheden aan te leren die noodzakelijk zijn om uitstroom vanuit de maatwerkvoorziening naar een vervolgplek mogelijk te maken.

  • 2.

    In aanvulling op de criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner in aanmerking komen voor begeleiding groep belevingsgericht als hij eveneens voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de inwoner voldoet aan de criteria uit a t/m e uit lid 1;

    • b.

      de inwoner onder een doelgroep valt met specifieke behoeften door chronische, psychische en/of psychosociale problemen;

    • c.

      de inwoner meer ondersteuning nodig heeft dan in het voorliggend veld geboden kan worden en ontwikkelingsgerichte (geïndiceerde) daginvulling voor deze inwoner een stap te ver of niet meer mogelijk is;

    • d.

      er is een mantelzorger die moet worden ontlast, indien er risico is op overbelasting van deze mantelzorger;

    • e.

      de inwoner bij wie het (samen) bezig zijn en daar plezier aan beleven voorop staat, waarbij verschillende activiteiten nodig zijn om structuur geven aan zijn dagelijkse functioneren en/of het opbouwen/vergroten van een sociaal netwerk;

    • f.

      laagdrempelige ontmoetingsvoorzieningen, waarin vrijwilligers en medewerkers meer ondersteuning kunnen bieden aan inwoners, zodat deze gewoon mee kunnen doen;

    • g.

      de beperkingen van de inwoner begeleiding door een professional vragen, begeleiding aanbieden door alleen vrijwilligers is niet afdoende;

  • 3.

    Een inwoner komt in aanmerking voor vervoer van en naar de begeleiding groep als:

    • a.

      de inwoner een maatwerkvoorziening heeft op grond van lid 1 of 2;

    • b.

      de inwoner niet op eigen kracht of met behulp van zijn netwerk op de locatie van begeleiding groep kan komen, en;

    • c.

      de inwoner een maatwerkvoorziening heeft naar de dichtstbijzijnde adequate begeleiding groepslocatie.

  • 4.

    Het is niet toegestaan een overeenkomst af te sluiten met een aanbieder dan wel een derde (in geval van een pgb) waarin het bieden van de geïndiceerde ondersteuning mede afhankelijk is van de woonruimte die door de organisatie dan wel derde wordt geboden, tenzij het verblijf onderdeel is van de indicatie.

  • 5.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen begeleiding groep voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt.

 

Artikel 6.5. Aanvullende criteria beschermd wonen en maatschappelijke opvang

  • 1.

    In aanvulling op de criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner alsmede eventuele kinderen van deze inwoner in aanmerking komen voor opvang als hij eveneens voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      hij feitelijk of residentieel dakloos is en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en

    • b.

      hij de situatie van feitelijk of residentieel dakloosheid niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in voldoende mate kan verminderen of wegnemen; en

    • c.

      opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de inwoner of anderen en de behoefte van de inwoner met als doel het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 2.

    In aanvulling op de criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner alsmede eventuele kinderen van deze inwoner in aanmerking komen voor opvang als hij eveneens voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      deze de thuissituatie heeft verlaten, vanwege risico’s voor de veiligheid van de inwoner en/of de kinderen van deze inwoner als gevolg van huiselijk geweld, en de inwoner niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en

    • b.

      deze de opvangsituatie niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere maatwerkvoorzieningen in voldoende mate kan verminderen of wegnemen; en,

    • c.

      opvang een passende, noodzakelijke en tijdelijke bijdrage levert aan het afwenden van gevaar voor de inwoner of zijn kinderen, voorkomen van dakloosheid, het psychosociaal functioneren, voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast en de behoefte van de inwoner met als doel het realiseren van een situatie waarin de inwoner en/of zijn kinderen in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht en in een veilige situatie te handhaven in de samenleving.

  • 3.

    In aanvulling op de criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner in aanmerking komen voor beschermd wonen als hij eveneens voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      hij psychische- of psychosociale problemen heeft en niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en,

    • b.

      hij de situatie van psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen gericht op het bevorderen van de participatie en zelfredzaamheid in de thuissituatie in voldoende mate kan verminderen of wegnemen; en,

    • c.

      beschermd wonen een passende en noodzakelijke bijdrage levert aan het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie, het psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, voorkomen van maatschappelijke overlast en/of het afwenden van gevaar voor de inwoner of anderen en daarbij voorziet in het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

 

Artikel 6.6. Aanvullende criteria woonvoorzieningen

  • 1.

    In aanvulling op de criteria uit artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner in aanmerking komen voor een woonvoorziening als deze gericht is op:

    • a.

      het verminderen of wegnemen van de beperkingen in het normale gebruik van de woning; of

    • b.

      het kunnen gebruiken van de daartoe noodzakelijke ruimte(n), in de woning waar de inwoner zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. 

  • 2.

    Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt voor de woning waar de inwoner zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. Ook bij co-ouderschap is er sprake van één hoofdverblijfplaats.

  • 3.

    In aanvulling op de criteria uit lid 1 en 2 wordt geen woonvoorziening verstrekt:

    • a.

      ten behoeve van woonruimten die niet geschikt zijn voor permanente bewoning. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing worden verstrekt.

    • b.

      als het om voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten gaat, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte. Er kan dan wel een verhuiskostenvergoeding worden verstrekt;

    • c.

      als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

    • d.

      als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen.

    • e.

      als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding was op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor de verhuizing is.

    • f.

      als de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is gegeven door het college;

    • g.

      als het primaat van verhuizen uit artikel 6.7 van toepassing is.

  • 4.

    In afwijking van lid 2 kan voor inwoners die in een Wlz-instelling wonen één woning bezoekbaar gemaakt worden in Hardenberg, als:

    • a.

      de inwoner zijn hoofdverblijf heeft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg, en;

    • b.

      er nog geen andere woning bezoekbaar is of zal worden gemaakt.

  • 5.

    Onder het bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woning, de woonkamer en het toilet. De inwoner kan maximaal €3.000 toegekend krijgen om deze aanpassingen te realiseren.

  • 6.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen voor de verstrekking van woonvoorzieningen.

  • 7.

    Het bedrag genoemd in lid 5 wordt jaarlijks geïndexeerd en opgenomen in het financieel besluit Wmo en jeugd.

 

Artikel 6.7. Aanvullende criteria woonvoorzieningen en het primaat van verhuizen

  • 1.

    In aanvulling op de criteria uit artikel 6.1,6.2 en 6.6 komt een inwoner in aanmerking voor een woningaanpassing en woonvoorziening van niet-bouwkundige aard als:

    • a.

      er sprake is van een zelfstandige woning zoals bedoeld in de wet op Huurtoeslag, en;

    • b.

      de aan te passen woning in de gemeente Hardenberg staat, en;

    • c.

      de woning naar verwachting nog minstens tien jaar in stand blijft, en;

    • d.

      verhuizen niet de goedkoopst adequate voorziening is.

  • 2.

    Een inwoner kan voor een woningaanpassing en voor woonvoorzieningen van niet-bouwkundige aard in aanmerking komen indien hulpmiddelen of losse woonvoorzieningen niet voldoende compenserend zijn, verhuizing naar een aangepaste of aanpasbare woning niet te realiseren is, niet de goedkoopst adequate oplossing is of uit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar is.

  • 3.

    Verhuizing naar een aangepaste of aanpasbare woning heeft geen voorrang, indien de som van de kosten van het aanpassen van die woning en het treffen van een woonvoorziening van niet-bouwkundige aard aan die woning minder bedraagt dan het jaarlijks door het college vast te stellen bedrag, opgenomen in het financieel besluit Wmo en jeugd.

  • 4.

    Indien verhuizen de goedkoopste adequate oplossing biedt, verstrekt het college een verhuiskostenvergoeding van maximaal € 3.000,-.

  • 5.

    Het bedrag genoemd in lid 4 wordt jaarlijks geïndexeerd en opgenomen in het financieel besluit Wmo en jeugd.

 

Artikel 6.8. Aanvullende criteria vervoershulpmiddel en vervoersvoorziening

  • 1.

    in aanvulling op de criteria uit artikel 6.1 en 6.2 kan een inwoner een vervoersvoorziening krijgen om:

    • a.

      winkels binnen zijn leefomgeving te kunnen bereiken;

    • b.

      sociale contacten te kunnen onderhouden;

    • c.

      te kunnen deelnemen aan activiteiten, al dan niet in de vorm van een algemene voorziening, binnen zijn leefomgeving.

    • d.

      de dagelijkse noodzakelijke verplaatsingen in en rondom de woning te kunnen doen.

  • 2.

    Om de resultaten als bedoeld in het vorige lid onder a, b en c te bereiken, worden verplaatsingen mogelijk gemaakt tot 1.500 kilometer per jaar.

  • 3.

    In aanvulling op criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2, kan een inwoner voor collectief vervoer ‘Mijn Taxi op Maat’ in aanmerking komen als hij zich door aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, inclusief een chronische, psychische en/of psychosociaal probleem, niet lokaal kan verplaatsen en geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer of van algemeen gebruikelijke vervoersmiddelen zoals een fiets of auto zonder aanpassingen en hierdoor een participatieprobleem ervaart. Inwoner ontvangt bij toekenning van deze voorziening een Wmo-vervoerpas.

  • 4.

    Een inwoner kan in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening als deze langdurig noodzakelijk is en het collectief vervoer niet afdoende is.

  • 5.

    Voor het collectief vervoer gelden eveneens de volgende uitgangspunten:

    • a.

      Het maatwerkvervoer wordt ingezet ter bevordering van de participatie binnen de samenleving.

    • b.

      Er wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met verplaatsingen in het kader van het leven van alledag, die zich binnen 25 kilometer vanaf het woonadres afspelen, tenzij er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden, die een grotere vervoersbehoefte aannemelijk maken.

    • c.

      Inwoners krijgen een kilometerbudget van 1500 kilometer per jaar. Indien blijkt dat het kilometerbudget van 1500 kilometer per jaar niet voldoende toereikend is, kan het kilometerbudget verhoogd worden mits onderbouwd wordt waarom deze ophoging noodzakelijk is.

    • d.

      Inwoners betalen voor het maatwerkvervoer een reizigersbijdrage die afhankelijk is van het type rit en de lengte van een rit; de tarieven zijn opgenomen in artikel 8.2 van de Verordening.

    • e.

      Op verzoek van de inwoner mag een sociale begeleider meereizen. De sociaal begeleider kan familie, een vriend of kennis zijn. De sociaal begeleider betaalt dezelfde reizigersbijdrage als de inwoner.

    • f.

      Indien noodzakelijk kan een medisch begeleider meereizen. Het college geeft hiervoor een indicatie medische begeleiding af. De medisch begeleider biedt zorg en ondersteuning die de chauffeur niet kan bieden tijdens de rit en hoeft geen reizigersbijdrage te betalen. Er mag dan niet zonder medische begeleider gereisd worden.

  • 6.

    Buiten de 25 kilometergrens gemeten vanaf het woonadres, kunnen inwoners gebruik maken van Valys.

  • 7.

    Als het collectieve vervoer niet passend is en het gebruik van de eigen auto of taxi voor inwoner noodzakelijk is voor het zich verplaatsen in de leefomgeving, en dit aantoonbaar leidt tot meerkosten ten opzichte van de als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten, kan een voorziening verstrekt worden voor het gebruik van de eigen auto in de vorm van een financiële tegemoetkoming. De hoogte van deze tegemoetkoming is maximaal 2000 km x kilometerprijs alleen variabele kosten middenklasse uit de geldende Prijzengids Nibud. Dit bedrag wordt jaarlijks vastgelegd in het financieel besluit Wmo en Jeugd.

  • 8.

    Voor zover de vervoersbehoeften van gezinsleden (gehuwden, samenwonende partners, ouder en minderjarig kind of twee inwonende kinderen) niet samenvallen, wordt in totaal niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend, als bedoeld in lid 7 van dit artikel.

  • 9.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen over vervoersvoorzieningen.

 

Artikel 6.9. Aanvullende criteria voor rolstoelvoorzieningen

  • 1.

    In aanvulling op de criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner in aanmerking komen voor een rolstoelvoorziening als wegens aantoonbare beperkingen het voor hem noodzakelijk is om zich regelmatig in of om de woning zittend te verplaatsen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen over rolstoelvoorzieningen.

 

Artikel 6.10. Aanvullende criteria voor sportvoorzieningen

  • 1.

    Een inwoner kan eens per drie jaar voor een financiële tegemoetkoming van maximaal €2.500 in aanmerking komen voor de aanschaf/onderhoud van een sportvoorziening als aantoonbare beperkingen het sporten zonder sportvoorziening onmogelijk maken.

  • 2.

    Het college kan de financiële tegemoetkoming uit lid 1 betaalbaar stellen op basis van een door het college goedgekeurde declaratie of factuur.

  • 3.

    Het bedrag genoemd in lid 1 wordt jaarlijks geïndexeerd en opgenomen in het financieel besluit Wmo en jeugd.

 

Artikel 6.11. Maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp

  • 1.

    In aanvulling op de criteria uit de artikelen 6.1 en 6.2 kan een inwoner Huishoudelijke Hulp krijgen voor een of meer van de volgende resultaten:

    • a.

      het schoon en leefbaar houden van de ADL-ruimten in de woning;

    • b.

      het beschikken over schone en draagbare kleding en beddengoed;

    • c.

      het beschikken over de benodigde dagelijkse maaltijden;

    • d.

      het thuis kunnen zorgen voor de minderjarige kinderen;

    • e.

      regie voeren van het huishouden.

  • 2.

    Met het oog op het objectiveren van de resultaten, als genoemd in lid 1, wordt door het college vastgesteld wat de aard van de frequentie is van de te verrichten taken.

  • 3.

    Een inwoner komt niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden indien hij zelf of één of meer huisgenoten heeft die naar oordeel van het college gebruikelijke hulp kunnen verlenen.

  • 4.

    Een inwoner komt niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp als zijn hulpvraag wordt gecompenseerd door de algemene voorziening huishoudelijke hulp.

  • 5.

    Bij het oordeel of gebruikelijke hulp kan worden gevergd houdt het college - onverminderd de wettelijke definitie- in ieder geval rekening met:

    • a.

      de omvang van de ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;

    • c.

      de omstandigheid dat een huisgenoot regelmatig niet aanwezig is vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

  • 6.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen inzake huishoudelijke hulp.

 

Hoofdstuk 7: De voorwaarden voor een persoonsgebonden budget.

Artikel 7.1. Voorwaarden pgb

  • 1.

    Als een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor diensten (o.a. begeleiding en huishoudelijke hulp), maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, beoordeelt het college of wordt voldaan aan alle wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb zoals omschreven in artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Het college beoordeelt of de inwoner en/of zijn pgb-beheerder (indien van toepassing), in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en het uitvoeren van de aan een pgb verbonden taken. De inwoner of zijn pgb-beheerder dient ten minste aan te geven dat:

    • a.

      hij zijn eigen situatie overziet, dan wel die van de inwoner en hij een duidelijk beeld heeft van de zorgvraag, de belangen en ondersteuning die inwoner nodig heeft;

    • b.

      wat de inwoner wenst in te kopen met het pgb en waarom de inwoner de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • c.

      waarom de maatwerkvoorziening in redelijkheid geschikt is om het doel of resultaat te behalen waarvoor het pgb is verstrekt;

    • d.

      indien van toepassing; wie de inwoner heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • e.

      hij op de hoogte is van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb, of weet die zelf bij de desbetreffende instanties (online) te vinden;

    • f.

      hij in staat is om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden, waardoor hij inzicht heeft in de bestedingen van het pgb;

    • g.

      hij voldoende vaardig is om te communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of het zorgkantoor, de SVB en zorgverleners;

    • h.

      hij in staat is om zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een pgb-aanbieder of informele ondersteuner te kiezen en kan ook motiveren waarom deze geschikt is.

    • i.

      hij in is staat om afspraken te maken en vast te leggen, en om dit te verantwoorden aan verstrekkers van het pgb;

    • j.

      hij kan beoordelen en beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;

    • k.

      hij de inzet van een pgb-aanbieder en/ of informele ondersteuner kan coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;

    • l.

      hij is in staat om als werk- of opdrachtgever de pgb-aanbieder of informele ondersteuner aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren;

    • m.

      hij voldoende juridische kennis heeft over het werk- of opdrachtgeverschap of weet deze kennis te vinden;

    • n.

      er geen sprake is van een omstandigheid zoals genoemd in artikel 7.3 lid 2 van de verordening;

    • o.

      de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente niet passend is en een pgb gewenst is.

  • 3.

    De informele ondersteuner en/of de pgb-aanbieder legt met de inwoner of de pgb-beheerder ten aanzien van het waarborgen van de kwaliteit van de ondersteuning het volgende vast in het budgetplan:

    • a.

      of de inwoner in staat is tot waardering van zijn eigen belangen;

    • b.

      hoe de inwoner zelf of met hulp van iemand uit het sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren;

    • c.

      welke zorgverlener de zorg gaat verlenen;

    • d.

      wie de directe zorgverlener(s) is. Kiest inwoner voor een pgb-aanbieder, dan moet bij het budgetplan een VOG worden aangeleverd, niet ouder dan 3 maanden voor aanvang werkzaamheden;

    • e.

      wat de deskundigheid is van de directe zorgverlener(s) en of deze over een afgeronde voor de ondersteuning relevante opleiding beschikt zoals genoemd in bijlage 1. Hiervan moet een bewijs/diploma worden meegeleverd als het een pgb-aanbieder betreft;

    • f.

      wie de directe zorgverlener(s) kan vervangen bij afwezigheid;

    • g.

      welke doelen of resultaten behaald moeten worden;

    • h.

      op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt;

    • i.

      op welke wijze de inwoner een juiste administratie gaat bijhouden;

    • j.

      op welke wijze de inwoner een contract aangaat met de pgb-aanbieder;

    • k.

      hoe hij omgaat met geconstateerde onjuistheden;

    • l.

      op welke wijze de zorg gecontroleerd wordt;

    • m.

      welke concrete acties ingezet worden om de gestelde doelen te bereiken;

    • n.

      waar en wanneer de ondersteuning gaat plaatsvinden;

    • o.

      de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;

    • p.

      wie de pgb-aanbieder vervangt bij ziekte.

    • q.

      Bij de informele ondersteuner dient eveneens te worden aangeven dat:

      • -

        de inwoner een gelijkwaardig of beter resultaat kan behalen als iemand uit het sociale netwerk de zorg verleent en;

      • -

        als dit leidt tot volwaardige dienstverlening die passend is aan de hulpvraag van de inwoner, en;

      • -

        de informele ondersteuner die de ondersteuning levert op geen enkele wijze druk op de inwoner uit te oefenen bij zijn besluit om een pgb aan te vragen.

  • 4.

    Het college beoordeelt of de inwoner (of zijn pgb-beheerder) in staat is om het pgb te beheren. Daarnaast beoordeelt het college of de ondersteuning die de inwoner met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en dus veilig, doeltreffend, doelmatig en inwonergericht is. Het pgb-beheer en de kwaliteit van de ondersteuning wordt getoetst door het bewuste keuzegesprek en het budgetplan zoals omschreven in lid 1 t/m 3.

  • 5.

    De kwaliteit van de met het pgb ingekochte professionele ondersteuning voldoet minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren. Hierbij moeten pgb-aanbieders en een eventuele onderaannemer die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaamheden verricht, voldoen aan de (kwaliteits)criteria zoals genoemd in bijlage 1, en:

    • a.

      ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007);

    • b.

      adequaat opgeleid personeel in dienst hebben met een afgeronde voor de ondersteuning relevante opleiding zoals genoemd in bijlage 1;

    • c.

      een VOG van alle werknemers (en eventueel vrijwilligers) kunnen overleggen, niet ouder dan 3 maanden;

    • d.

      beschikken over een volledig geïntegreerd kwaliteitssysteem dat voldoet aan de landelijke eisen(minimaal ISO-9001 versie 2015 of gelijkwaardig);

    • e.

      een verklaring betalingsgedrag belastingdienst kunnen tonen;

    • f.

      een afschrift van de meest recente jaarrekening - of in het geval van een ZZP’er een balans en een winst- en verliesrekening -kunnen tonen;

    • g.

      verzekerd zijn tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid;

    • h.

      aangesloten zijn bij een beroepsvereniging.

  • 6.

    Een pgb is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het college wordt voldaan aan alle voorwaarden, zoals genoemd in hoofdstuk 7 van deze verordening, om in aanmerking te komen voor een pgb en:

    • a.

      er geen weigeringsgrond van toepassing is zoals omschreven in artikel 7.5;

    • b.

      in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde doel of resultaat;

    • c.

      er op geen enkele manier druk is uitgeoefend om de dienstverlening, in welke vorm dan ook, van deze persoon of organisatie te betrekken.

  • 7.

    Het niet voldoen aan de kwaliteitseisen heeft tot gevolg dat het college de aanvraag van de inwoner voor ondersteuning in de vorm van een pgb afwijst. Het college kan de pgb-aanbieder een waarschuwing met een redelijke hersteltermijn geven of de pgb-aanbieder niet (langer) accepteren in het kader van een pgb.

  • 8.

    De inwoner of zijn pgb-beheerder dient een arbeids-of zorgovereenkomst af te sluiten met de pgb-aanbieder en/of informele ondersteuner.

  • 9.

    Indien inwoner of zijn pgb-beheerder niet (volledig) het budgetplan (of andere relevante formulieren) invult of niet meewerkt aan de gesprekken omtrent het pgb wordt, na het bieden van een hersteltermijn, geen pgb verstrekt.

 

Artikel 7.2. Aanvullende criteria pgb kwaliteitseisen informele ondersteuner

  • 1.

    Naast de criteria uit artikel 7.1 van deze verordening, wordt van de inwoner verwacht dat hij eerst een beroep doet op zijn sociale netwerk, tenzij dit niet mogelijk is. Er wordt geen pgb verstrekt waarvan het gebruikelijk is dat de activiteiten door het sociaal netwerk worden verricht, zoals:

    • a.

      (sociale) activiteiten ondernemen met de inwoner;

    • b.

      het doen van de boodschappen;

    • c.

      lichte huishoudelijke taken;

    • d.

      het maken van afspraken en/of het meegaan naar afspraken met specialisten;

    • e.

      vervoer naar afspraken met specialisten.

 

Artikel 7.3. Voorwaarden pgb-beheerder

  • 1.

    Het beheren van het pgb kan door zowel de inwoner als door een pgb-beheerder worden uitgevoerd. Indien de pgb-beheerder het pgb gaat beheren, dan zijn de regels over het pgb beheer waar inwoner wordt genoemd van overeenkomstige toepassing op de pgb-beheerder.

  • 2.

    Het college acht een persoon niet in staat de aan een pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren indien bij hem sprake is van een of meerdere van de volgende omstandigheden:

    • a.

      problematische schuldenproblematiek;

    • b.

      ernstige verslavingsproblematiek;

    • c.

      aangetoonde fraude begaan in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • d.

      een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

    • e.

      een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • f.

      een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis;

    • g.

      het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

    • h.

      twijfels op overige gronden over de pgb-vaardigheid, zoals opgenomen in artikel 7.1 lid 2.

  • 3.

    Naast hetgeen dat bepaald is in het vorige lid wordt een pgb-beheerder alleen geacht de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren indien:

    • a.

      hij eerste of tweedegraads bloed-of aanverwant is van de inwoner, tenzij bijzondere omstandigheden aanleiding geven om het beheer te laten uitvoeren door iemand die tot het sociaal netwerk behoort;

    • b.

      hij door de rechtbank is aangesteld als mentor, curator of bewindvoerder;

    • c.

      hij niet tevens de pgb-aanbieder of informele ondersteuner is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht. De pgb-beheerder is in ieder geval niet tevens de pgb-aanbieder of informele ondersteuner, diens vast/flexibel personeel, diens organisatie adviseur of op andere wijze aan de zorgaanbieder verbonden persoon (de combinatie van zorgverlener en pgb-beheerder in één persoon of instantie is gezien de belangenverstrengeling onwenselijk en niet toegestaan);

    • d.

      er geen sprake is van een (financiële) relatie tussen de pgb-beheerder en de pgb-aanbieder of informele ondersteuner;

    • e.

      er geen sprake is van belangenverstrengeling tussen de pgb-beheerder en de pgb-aanbieder of informele ondersteuner;

    • f.

      er sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd;

    • g.

      hij de belangen van de inwoner voldoende kan behartigen zoals omschreven in artikel 7.1.;

    • h.

      hij de inwoner ondersteunt van aanmelding tot evaluatie van zorg, de rechten van de inwoner beschermt en ook integraal aanspreekpunt is;

    • i.

      hij de aan een pgb verbonden taken kan uitvoeren zoals omschreven in artikel 7.1.

  • 4.

    Als pgb-beheer plaatsvindt door een professional, zoals een bewindvoerder, dan dient deze zijn diensten aan te bieden tegen marktconform tarief. Het college kan vragen om een bewijs van betaling.

  • 5.

    De pgb-beheerder heeft minimaal 1 keer per maand contact met de inwoner en zorgverlener.

  • 6.

    De pgb-beheerder dient aan te geven dat het beheren van het pgb voor hem of haar niet tot overbelasting leidt.

  • 7.

    Indien de vertegenwoordiger een bemiddelingsbureau is, moet het tevens het Per Saldo opgestelde keurmerk dragen. Dit keurmerk wordt beheerd door het Keurmerkinstituut.

  • 8.

    Een inwoner krijgt maximaal twee keer de mogelijkheid om een pgb-beheerder aan te dragen. Indien geen geschikte pgb-beheerder wordt aangedragen, zal de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een Pgb worden afgewezen.

 

Artikel 7.4. Evalueren zorg

  • 2.

    Iedere 6 maanden vindt er een evaluatiegesprek plaats tussen de pgb-aanbieder en/of informele ondersteuner, de inwoner en eventueel de pgb-beheerder.

  • 3.

    Van dit evaluatiegesprek wordt een evaluatieverslag opgesteld.

  • 4.

    Het college kan voorwaarden stellen aan het evaluatieverslag.

  • 5.

    Het evaluatieverslag wordt opgestuurd naar het college.

 

Artikel 7.5. Besteding pgb

  • 1.

    De pgb budgethouder mag vanuit het budget de volgende uitgaven doen:

    • Alle bijkomende kosten voor de zorgverleners, zoals de werkgeverslasten voor zorgverleners met een arbeidsovereenkomst en wettelijk toegestane vergoedingen, zoals reiskostenvergoedingen voor woon- werkverkeer, verlofregelingen en pensioenvoorziening;

    • Vervoerskosten, als er sprake is van begeleiding met een indicatie voor vervoer van en naar de plek waar de begeleiding wordt geboden. De vergoeding voor deze kosten bedraagt maximaal het gehanteerde tarief die de gemeente heeft vastgesteld bij gecontracteerd aanbieders.

  • 2.

    Een aanvraag voor een pgb kan geweigerd worden voor zover de kosten van het pgb hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening in natura.

  • 3.

    Het pgb bestaande uit een vergoeding voor het hulpmiddel of vervoersvoorziening kan worden aangevuld met de kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering indien van toepassing.

  • 4.

    Het pgb mag niet worden besteed aan kosten voor:

    • a.

      bemiddeling (tussenpersonen of belangenbehartigers);

    • b.

      het voeren van een pgb-administratie;

    • c.

      ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;

    • d.

      feestdagenuitkering, overlijdensuitkering of een eenmalige uitkering;

    • e.

      alle overige reiskosten behalve de vervoerskosten als genoemd in lid 1 (in welke vorm dan ook);

    • f.

      huur, eten en drinken;

    • g.

      contributie voor lidmaatschappen (bijvoorbeeld van Per Saldo);

    • h.

      het volgen van cursussen over het pgb;

    • i.

      kosten van informatiemateriaal;

    • j.

      alle zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Wmo valt;

    • k.

      alle zorg en ondersteuning die onder een algemene voorziening/ en of algemeen gebruikelijke voorziening vallen;

    • l.

      eigen bijdrage van het CAK;

    • m.

      tolken (de gemeente verwacht dat een aanbieder intercultureel kan werken);

    • n.

      ondersteuning die ingezet wordt in het buitenland;

    • o.

      loondoorbetaling bij ziekte;

    • p.

      overige bijkomende kosten.

  • 5.

    Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.

  • 6.

    Voor zover de inwoner in zijn vervoersbehoefte kan voorzien door middel van collectief vervoer, wordt geen pgb verstrekt, omdat dit het voortbestaan van het systeem van collectief vervoer in gevaar brengt.

  • 7.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt.

  • 8.

    Een pgb wordt niet toegekend voor crisisopvang of crisishulp.

  • 9.

    Een combinatie van zorg in natura en pgb binnen één maatwerkvoorziening is niet mogelijk.

  • 10.

    Om de kwaliteit van de ondersteuning te waarborgen mag een hulpverlener die via het pgb wordt ingehuurd, nooit meer dan 40 uur per week ondersteuning verlenen. Dit geldt zowel voor een pgb-aanbieder als informele ondersteuner.

  • 11.

    Het is niet toegestaan een overeenkomst af te sluiten met een aanbieder dan wel een derde (in geval van een pgb) waarin het bieden van de geïndiceerde ondersteuning mede afhankelijk is van de woonruimte die door de organisatie dan wel derde wordt geboden, tenzij het verblijf onderdeel is van de indicatie.

  • 12.

    Het college verstrekt geen pgb voor ondersteuning van een pgb-aanbieder of informele ondersteuner die fraude heeft gepleegd.

  • 13.

    Het college verstrekt geen pgb voor ondersteuning van een pgb-aanbieder of informele ondersteuner indien er twijfels zijn over de integriteit van de een pgb-aanbieder of informele ondersteuner, wat zich in ieder geval voordoet indien deze:

    • a.

      betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan die de veiligheid en de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen;

    • b.

      verdacht is geweest van strafbare feiten dan wel daarvoor veroordeeld is geweest;

    • c.

      bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen;

    • d.

      bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom;

    • e.

      er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de pgb-aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;

    • f.

      zich niet professioneel gedraagt. Hiervan is onder andere sprake indien de pgb-aanbieder zich intimiderend opstelt, geen voorbeeldfunctie toont of incidenten hebben plaatsgevonden binnen de uitvoering van zijn functie.

  • 14.

    Verstrekking in de vorm van pgb vindt niet of niet langer plaats als:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de inwoner en/of zijn pgb-beheerder problemen zal hebben bij het omgaan met een pgb;

    • b.

      er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een pgb in het verleden;

    • c.

      er naar het oordeel van het college andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking;

    • d.

      er naar het oordeel van het college niet voldaan is aan de kwaliteitseisen uit artikel 7.1 lid 5.

 

Artikel 7.6. Hoogte pgb begeleiding, huishoudelijke hulp en informele ondersteuner

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen een pgb-aanbieder en informele ondersteuner.

  • 2.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget voor diensten (waaronder begeleiding) is afgeleid van de tarieven waarvoor het college deze diensten heeft gecontracteerd (natura tarieven). Hierbij is rekening gehouden met overheadkosten en andere kostencomponenten. De hoogte van het pgb voor:

    • a.

      pgb-aanbieders wordt bepaald op basis van gehanteerde tarieven die de gemeente heeft vastgesteld bij gecontracteerde aanbieders minus 18% overheadkosten, tenzij op basis van het budgetplan van de inwoner passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.

    • b.

      informele ondersteuning voor diensten inzake begeleiding individueel en groep bedraagt maximaal 50% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerk voorziening in natura met maximaal het tarief per uur voor een niet professionele zorgverlener zoals in artikel 5.22, lid 1 van de Regeling Langdurige Zorg is vermeld, en tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

    • c.

      vervoer van en naar dagbesteding wordt bepaald op basis van het gehanteerde tarief die de gemeente heeft vastgesteld bij gecontracteerde aanbieders.

    • d.

      beschermd wonen wordt bepaald op basis van een naar aard en omvang oplopend budget en bedraagt maximaal 81% van de maximale subsidiabele kosten van de maatwerkvoorziening beschermd wonen in natura.

    • e.

      huishoudelijke hulp voor pgb-aanbieders wordt bepaald op basis van gehanteerde tarieven die de gemeente heeft vastgesteld bij gecontracteerde aanbieders minus 18% overheadkosten, tenzij op basis van het budgetplan van de inwoner passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht.

    • f.

      huishoudelijke hulp voor informele ondersteuning wordt gebaseerd op het wettelijk vastgesteld minimum uurtarief.

  • 3.

    Indien een gecontracteerde of pgb-aanbieder tot het sociale netwerk behoort van de inwoner die ondersteuning krijgt, wordt het pgb altijd overeenkomstig het informele ondersteuningstarief toegekend, ongeacht de eventuele professionele kwalificaties van de aanbieder.

  • 4.

    Indien het op basis van lid 2 vastgestelde pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen voorziening te kunnen inkopen, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één pgb-aanbieder kan worden ingekocht en bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de in betreffende situatie goedkoopste adequate in de gemeente beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 5.

    Het voor de inwoner geldende maximale tarief per uur, dagdeel of etmaal zoals wordt vastgesteld op de dag van de toekenning en blijft gedurende de looptijd van de toekenning ongewijzigd.

  • 6.

    Het is een inwoner niet toegestaan om met een aanbieder een vast maandloon overeen te komen dan wel een andersoortige afspraak te maken op basis waarvan uitbetaling door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan pgb-aanbieder of informele ondersteuner plaatsvindt zonder voorafgaande verplichting van inwoner tot overlegging aan SVB van een door inwoner geaccordeerde factuur of specificatie van ingezette zorg.

  • 7.

    Het college besluit jaarlijks over indexering van de verschillende bedragen, die het vastlegt in het financieel besluit Wmo en Jeugd.

 

Artikel 7.7. Hoogte pgb woningaanpassingen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen.

  • 1.

    De hoogte van een pgb voor woningaanpassingen, hulpmiddelen en vervoersvoorzieningen bedraagt:

    • a.

      het bedrag van de goedkoopst compenserende voorziening in natura bij de leverancier waarmee de gemeente een overeenkomst heeft gesloten, zo nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, of;

    • b.

      het bedrag van de kosten volgens de door het college geaccepteerde offerte indien de gemeente voor de betreffende zaak geen overeenkomst heeft gesloten.

  • 2.

    De prijs van de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening wordt bepaald:

    • -

      door het opvragen van in totaal twee offertes door de inwoner en de gemeente, of;

    • -

      na consultatie in de markt door het college, of;

    • -

      in overleg met de aanbieder.

  • 3.

    De hoogte van het onderhoudsbedrag als bedoel in lid 1 onder a bedraagt per kalenderjaar maximaal 4% van de bruto consumentenprijs inclusief de individuele aanpassingen zolang de voorziening wordt gebruikt. Het bedrag wordt op declaratiebasis uitbetaald, onder overlegging van de desbetreffende facturen.

  • 4.

    De hoogte van de kosten van de verzekering als bedoel in lid 1 onder a voor een vervoersvoorziening of hulpmiddel bedraagt maximaal €75 per jaar. Het bedrag wordt op declaratiebasis uitbetaald, onder overlegging van de desbetreffende facturen.

  • 5.

    Er wordt geen pgb verstrekt voor collectief vervoer, omdat dit het voortbestaan van het systeem van het collectief vervoer in gevaar brengt.

  • 6.

    Het college besluit jaarlijks over indexering van de verschillende bedragen, die het vastlegt in het financieel besluit Wmo en Jeugd.

 

Artikel 7.8. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de SVB gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen met betrekking tot de controle op het gebruik of de besteding.

  • 4.

    Het college wijst een toezichthouder rechtmatigheid aan belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

 

Hoofdstuk 8: Bijdrage in de kosten

Artikel 8.1. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    Voor algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen (collectief vervoer, beschermd wonen en opvang uitgezonderd) bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen tezamen het bedrag per maand zoals genoemd in artikelen 2.1.4 lid 4 en 2.1.4a lid 4 van de wet voor de ongehuwde inwoner of de gehuwde inwoner tezamen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is geen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      rolstoelvoorzieningen;

    • b.

      sportvoorzieningen;

    • c.

      verhuiskostenvergoeding;

    • d.

      bezoekbaar maken van de woning;

    • e.

      meerkosten gebruik eigen auto.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid is er geen bijdrage verschuldigd voor de algemene voorziening huishoudelijke hulp.

  • 5.

    De bijdrage in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen beschermd wonen en maatschappelijke opvang worden vastgesteld conform het uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 6.

    De bijdrage in de kosten blijft verschuldigd als de inwoner tijdelijk geen gebruik maakt van de maatwerkvoorziening dan wel het pgb.

  • 7.

    De bijdrage in de kosten is verschuldigd vanaf de eerste van de maand waarin de ondersteuning feitelijk is geboden, het hulpmiddel, de vervoersvoorziening of de woonvoorziening feitelijk is geleverd, de woningaanpassing is gerealiseerd, dan wel het pgb is toegekend.

  • 8.

    De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel, de vervoersvoorziening, de woningaanpassing, het collectieve vervoer uit artikel 8.2 of de in lid 2 genoemde algemene voorzieningen, overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

  • 9.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 10.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 11.

    De kostprijs van een algemene voorziening is gelijk aan de kosten die het college voor de betreffende voorziening per inwoner maakt.

  • 12.

    De bijdragen in de kosten voor de maatwerkvoorzieningen, waaronder opvang, worden door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 13.

    Als een maatwerkvoorziening of pgb wordt verstrekt ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is de bijdrage in de kosten verschuldigd door:

    • -

      de onderhoudsplichtige ouders; en,

    • -

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner.

  • 14.

    In afwijking van de bepalingen in dit artikel kan een inwoner op grond van hoofdstuk 3 van het uitvoeringsbesluit geen bijdrage verschuldigd zijn.

 

Artikel 8.2. Afwijkende eigen bijdrage collectief vervoer

  • 1.

    In afwijking van artikel 8.1, tweede lid geldt een afwijkende eigen bijdrage voor: het collectief vervoer, Mijn Taxi op Maat. Er is een bijdrage verschuldigd voor ritten niet zijnde vervoer naar de dagbesteding. In afwijking op artikel 2.1.4 lid 1 en 2 van de wet, betaalt de inwoner de bijdrage rechtstreeks aan de vervoerder bij het gebruik van de taxirit.

    Basistarief: voor ritten tussen 09:00 en 14:30 uur en voor ritten na 17:00 uur.

    Spitstarief: voor ritten voor 09:00 uur en voor ritten tussen 14:30 en 17:00 uur.

  • 2.

    Voor ritten op zaterdag en zondag geldt altijd het basistarief.

  • 3.

    Het aantal kilometers wordt via de kortste route van herkomst naar bestemming bepaald.

  • 4.

    De actuele tarieven voor 2022 voor Mijn Taxi Op Maat zijn door de raad vastgesteld. Deze tarieven zijn vastgesteld op basis van de door de Provincie Overijssel vastgestelde tarieven voor het openbaar vervoer. Ook wel genoemd als LTI (Landelijke Tarievenindex). De tarieven worden jaarlijks geïndexeerd.

    De tarieven in 2022 zijn:

    Aantal kilometers

    Basistarief

    Spitstarief

    0 t/m 4 kilometer

    €1,40

    €2,34

    5 t/m 8 kilometer

    €2,20

    €3,66

    9 t/m 12 kilometer

    €2,98

    €4,97

    13 t/m 16 kilometer

    €3,77

    €6,28

    17 t/m 20 kilometer

    €4,56

    €7,60

    21 t/m 25 kilometer

    €5,35

    €8,92

  • 5.

    De actuele tarieven zijn te vinden op de website van Mijn Taxi Op Maat https://www.mijntaxiopmaat.nl/wmo-vervoer/home/tarieven.html en worden ieder jaar geüpdatet. Dat houdt dus in dat de genoemde tarieven uit lid 4 verhoogd kunnen worden. Die tarieven gelden dan voor de inwoner.

Hoofdstuk 9: Bestrijding misbruik en evaluatie zorg

Artikel 9.1. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Het college informeert inwoner of zijn vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    De inwoner doet melding op verzoek of uit eigen beweging aan het college van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande het recht op een voorziening.

  • 3.

    Het college kan een beslissing herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of;

    • e.

      de inwoner de maatwerkvoorziening of het pgb niet binnen drie maanden gebruikt of voor een ander doel gebruikt;

    • f.

      de inwoner de verplichtingen uit de bruikleenovereenkomst niet nakomt of deze overeenkomst door de leverancier wordt beëindigd;

    • g.

      er sprake van wangedrag is van een inwoner waardoor hulpverlening niet meer verstrekt kan worden.

    • h.

      inwoner zich niet heeft gehouden aan de voorschriften uit de bruikleenovereenkomst die hoort bij de voorziening.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van lid 3 onder a heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden of 15 maanden bij een woningaanpassing, na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 6.

    Het college kan een besluit tot toekenning van een maatwerkvoorziening herzien of intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens de wet of de verordening;

    • b.

      blijkt dat de inwoner aan wie een pgb is toegekend niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in de beschikking.

  • 7.

    Het college kan een vordering op grond van ten onrechte genoten pgb verrekenen met te verstrekken pgb of een andere periodieke uitkering.

  • 8.

    Ingeval het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

 

Artikel 9.2. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van een maatwerkvoorziening en pgb’s

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van maatwerkvoorzieningen en pgb’s met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en recht- en doelmatigheid daarvan.

  • 2.

    Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, of:

    • a.

      de inwoner nog op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • b.

      de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb nog toereikend is;

    • c.

      de inwoner nog voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb;

    • d.

      de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

 

Hoofdstuk 10: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 10.1. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Gecontracteerde of pgb-aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      voorzieningen af te stemmen op andere vormen van zorg;

    • c.

      inzet van de juiste deskundigheid. Voor diensten geldt daarvoor bijlage 1;

    • d.

      ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de betreffende sector;

    • e.

      er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 3.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

  • 4.

    Gecontracteerde of pgb-aanbieders van diensten dienen aan de kwaliteitseisen te voldoen zoals genoemd in bijlage 1.

  • 5.

    Indien een pgb-aanbieder of gecontracteerde aanbieder van diensten aan het college toestemming vraagt voor het inschakelen van een onderaannemer, wordt de onderaannemer getoetst aan de criteria opgenomen in bijlage 1. Indien de kwaliteitscriteria bij deze aanbieder zijn beoordeeld door de gemeente en de gemeente is van oordeel dat deze aanbieder niet voldoet aan de kwaliteitstoets mag de betreffende aanbieder niet als onderaannemer gecontracteerd worden door de hoofdaannemer. Als na afloop van dat jaar de kwaliteit zodanig verbeterd is dat wel aan de eisen wordt voldaan kan de aanbieder een verzoek indienen bij gemeente om opnieuw te toetsen aan de kwaliteitseisen.

 

Artikel 10.2. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      conform de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3 lid 2 onderdeel c van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5 lid 2 van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van loon binnen een overeenkomst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van gemeentelijke eisen, zoals rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening, en

      • iv.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

 

Artikel 10.3. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Medewerkers van het Samen Doen team die namens het college de onderzoeken in het kader van de melding Wmo uitvoeren zijn geïnstrueerd over en in staat tot het hanteren van de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 2.

    De gecontracteerde en pgb-aanbieder voldoet aan de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Hiertoe moet zij in ieder geval een meldcode hanteren en het gebruik en de kennis van de meldcode onder degenen die voor hem werkzaam zijn bevorderen.

  • 3.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening binnen de wet door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 4.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 5.

    De toezichthoudend Wmo ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening maatschappelijke ondersteuning.

  • 6.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen over welke eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

 

Artikel 10.4. Toezichthouders

  • 1.

    Het college wijst toezichthoudende ambtenaren aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015.

  • 2.

    De aangewezen toezichthouder is belast met:

    • a.

      de bevoegdheid om inlichtingen te vorderen;

    • b.

      de bevoegdheid om de (cliënten)administratie te vorderen bij de zorgverlener;

    • c.

      de bevoegdheid om de administratie te vorderen van de inwoner of de pgb-beheerder;

    • d.

      vorderen van identificatie;

    • e.

      inzage van documenten en toegang tot gegevens;

    • f.

      het betreden van plaatsen (met uitzondering van woningen);

    • g.

      controleren of de zorgverlener de verplichtingen uit de toekenningsbeschikking of de raamovereenkomst of uitvoeringsovereenkomst met het college naleeft;

    • h.

      ondersteuningsinhoudelijk controleren van de overeenkomsten die de inwoner of de pgb-beheerder heeft gesloten; voldoen deze aan bij de aanvraag geleverde gegevens en informatie;

    • i.

      controleren of de voorziening veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt uitgevoerd.

  • 3.

    Een ieder is verplicht om mee te werken aan het onderzoek van de toezichthouder.

 

Hoofdstuk 11: Waardering mantelzorgers

Artikel 11. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van inwoners in de gemeente Hardenberg wonen, kunnen zich bij het college melden dat zij een jaarlijkse blijk van waardering willen ontvangen.

  • 2.

    De jaarlijkse blijk van waardering wordt door het college na overleg met de Participatieraad vastgesteld.

  • 3.

    Het college kan bij nadere regeling regels stellen over de hoogte en op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van inwoners in de gemeente.

 

Hoofdstuk 12: Klachten en medezeggenschap

Artikel 12.1. Klachtregeling

  • 1.

    Het college hanteert de vastgestelde gemeentelijke klachtenregeling voor de afhandeling van klachten, voor zover de klacht betrekking heeft op professionals werkzaam onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Dit betreft dan o.a. de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders van maatwerkvoorzieningen zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van inwoners.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders van voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

 

Artikel 12.2. Medezeggenschap bij aanbieders

  • 1.

    Aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening zijn verplicht te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2.

    Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden kan het college nadere regels en beleidsregels treffen ten aanzien van medezeggenschap en ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

 

Artikel 12.3. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Er is een Participatieraad voor de advisering bij de uitvoering van de wet.

  • 2.

    De Participatieraad bestaat uit leden die in staat zijn de belangen van de ingezetenen, waaronder in ieder geval inwoners, jeugdigen en ouders en hun vertegenwoordigers, in relatie tot de uitvoering van de wet in voldoende mate te behartigen.

  • 3.

    De Participatieraad, als bedoeld in het eerste lid:

    • a.

      wordt door het college betrokken bij de beleidsvoorbereiding en evaluatie;

    • b.

      is bevoegd om uit eigen beweging het college te voorzien van advies ten aanzien van de uitvoering van de wet;

    • c.

      wordt periodiek uitgenodigd voor een overleg over de uitvoering van de wet;

    • d.

      is bevoegd om onderwerpen voor het overleg aan te dragen.

  • 4.

    Het college draagt er zorg voor dat de Participatieraad tijdig in het bezit is van alle informatie die noodzakelijk is voor het overleg met de gemeente of om zijn adviesrol naar behoren uit te oefenen. Hierbij wordt aansluit gezocht bij de termijnen zoals genoemd in de verordening van de Participatieraad.

 

Artikel 12.4. Evaluatie

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Het college zendt hiertoe jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

 

Hoofdstuk 13: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 13.1. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening als de toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. De inwoner dient daarvoor een gemotiveerd verzoek voor in te dienen waarin hij aangeeft dat de hardheidsclausule voor hem van toepassing is.

 

Artikel 13.2. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De verordening maatschappelijk ondersteuning en Jeugdhulp gemeente Hardenberg 2020 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hardenberg 2020, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken of de indicatietermijn is verstreken.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend en meldingen die zijn gedaan onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hardenberg 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening, tenzij dit nadelig voor de inwoner uitpakt.

  • 4.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Hardenberg 2020, wordt beslist met inachtneming van die verordening, tenzij dit voor de bezwaarmaker nadelig uitpakt.

 

Artikel 13.3. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Hardenberg 2023.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hardenberg van 6 december 2022.

De raad voornoemd,

De griffier, De voorzitter,

F.G.S. Droste M.W. Offinga

Bijlage 1: Kwaliteitscriteria pgb zorgaanbieders en onderaannemers

Het college is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg aan burgers. Ook als de ondersteuning wordt geboden via een pgb. De zorgaanbieders dienen te werken met deskundig personeel en moeten kwalitatief goede zorg bieden, waarin de inwoner en zijn netwerk centraal staan. In deze bijlage staan (aanvullende) kwaliteitseisen, naast die de relevante wetgeving noemt, waaraan deze pgb zorgaanbieders en eventuele onderaannemers aan moeten voldoen. Deze eisen zijn ook aan de gecontracteerde aanbieders gesteld om de kwaliteit van de zorg te waarborgen.

Waar in deze bijlage wordt gesproken van ‘zorgaanbieder’, wordt de pgb-aanbieder bedoeld.

 

Algemene eisen

  • 1.

     

Zorgaanbieder voldoet aan de regels zoals vastgelegd in de Zorgbrede Governance code. Zorgaanbieder is op de hoogte van de regels van deze code en handelt conform deze code.

  • 2.

     

Zorgaanbieder verleent hulp of ondersteuning met inachtneming van de eisen die volgens de algemeen aanvaarde professionele standaard aan Zorgaanbieder worden gesteld. De bij de zorgaanbieder in dienst zijnde medewerkers houden zich aan de voor hen geldende beroepscode.

  • 3.

     

Zorgaanbieder stelt zich op de hoogte van de laatste relevante ontwikkelingen, kwaliteitseisen en wet- en regelgeving op landelijk niveau en handelt ernaar (oa. Jeugdwet, Wmo, Wtza, Wlz, Zvw en Wet Bibob).

  • 4.

     

Zorgaanbieder neemt kennis van:

  • Het Hardenbergse Model voor Ondersteuning;

  • De actuele beleidsregels en verordening Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Hardenberg.

Zorgaanbieder onderschrijft de beleidsmatige uitgangspunten en handelt ernaar. Zorgaanbieder conformeert zich aan wijzigingen in beleid en lokale wet- en regelgeving.

  • 5.

     

Zorgaanbieder salarieert maximaal overeenkomstig de Wet Normering Topinkomens en bijbehorende nadere regelingen.

  • 6.

     

Zorgaanbieder dient op werkdagen minimaal van 09.00 – 17.00 uur telefonisch bereikbaar te zijn voor het college.

Uitvoering/levering ondersteuning

  • 7.

     

Zorgaanbieder behandelt inwoners en medewerkers van het college op een respectvolle wijze en zet geen zogenoemde agressieve verkooptechnieken in.

  • 8.

     

De Zorgaanbieder signaleert veranderingen in de situatie van de inwoner en zijn omgeving/sociale netwerk met mogelijk gevolgen voor de mate van de inzet voor de inwoners. Zorgaanbieder bespreekt deze veranderingen in de situatie van de inwoner met de Inwoner. Vervolgens meldt inwoner of zorgaanbieder deze verandering in de situatie bij de het college.

  • 9.

     

Zorgaanbieder zoekt actief naar mogelijkheden om hulp of ondersteuning af te schalen. Dat wil zeggen verkorten van ondersteuningsduur, complexiteit of intensiteit (bijvoorbeeld door inzet van voorzieningen uit het voorliggend veld, vrijwilligers en eigen netwerk van de inwoner). De hulp of ondersteuning is gericht op ontwikkeling, blijvende participatie en/of stimulering van de zelfredzaamheid, passend bij de levensfase van de inwoner.

  • 10.

     

Zorgaanbieder draagt zorg voor gelijkwaardige vervanging (continuïteit en kwaliteit) bij afwezigheid van de (ingehuurde) medewerker van zorgaanbieder, bijvoorbeeld door verlof of ziekte.

  • 11.

     

Zorgaanbieder zal het Hulpverleningsplan (zonder vertrouwelijke informatie) of na toestemming van de inwoner aan het college te verstrekken.

  • 12.

     

Zorgaanbieder treedt op als casusregisseur. De zorgaanbieder is verantwoordelijk voor het opstellen, bewaken, structureren en coördineren van de uitvoering van het hulp of ondersteuning. Hierbij draagt de zorgaanbieder zorg voor een effectieve en efficiënte samenwerking op operationeel niveau. De casusregisseur draagt zorg voor de continuïteit en kwaliteit van de hulp of ondersteuning. Daar waar hapering of stagnatie optreedt meldt de zorgaanbieder dit bij het college en vindt waar nodig afstemming plaats tussen het college en zorgaanbieder. Het college heeft dan de verantwoordelijkheid om het proces weer op gang te brengen.

  • 13.

     

Als de Inwoner overgaat naar een andere zorgaanbieder, zorgt zorgaanbieder voor een soepele, professionele overdracht naar deze (nieuwe) zorgaanbieder, waarbij de continuïteit van de hulp of ondersteuning is gewaarborgd. Zorgaanbieder draagt terstond, maar uiterlijk binnen één (1) week na de overdracht het dossier van de Inwoner compleet en kosteloos over aan deze zorgaanbieder en neemt daarbij de privacywetgeving in acht.

  • 14.

     

Hulp of ondersteuning die wordt ingezet voordat een maatwerkvoorziening is verstrekt zal niet worden vergoed. Indien de looptijd van de maatwerkvoorziening is verstreken en deze niet is vervangen door een nieuwe maatwerkvoorziening, wordt de hulp of ondersteuning niet vergoed.

Hulpverleningsplan

  • 15.

     

De zorgaanbieder maakt met inwoners duidelijke werkafspraken over de levering van de hulp of ondersteuning, vastgelegd in een Hulpverleningsplan. Basis voor dit Hulpverleningsplan is het Ondersteuningsplan dat door de het college wordt opgesteld of de verwijzing van een derde. Dit Hulpverleningsplan voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

  • Het Hulpverleningsplan wordt samen met (een wettelijk vertegenwoordiger van) de Inwoners opgesteld en aan de Inwoner verstrekt.

  • Zorgaanbieder laat contacten met derden verlopen via de persoon die daarvoor is vermeld in het Hulpverleningsplan, tenzij door bijzondere omstandigheden. Zorgaanbieder genoodzaakt hiervan af te wijken.

  • Het Hulpverleningsplan dat de zorgaanbieder maakt, moet aansluiten op de doelen die in het Ondersteuningsplan of een verwijzing van derde zijn geformuleerd.

  • Het Hulpverleningsplan wordt minimaal één keer per jaar met de Inwoner en/of de vertegenwoordiger van de inwoner besproken. In het Hulpverleningsplan wordt dit vastgelegd. Bijstellingen en veranderingen in het Hulpverleningsplan worden schriftelijk vastgelegd.

  • De hulp of ondersteuning wordt conform het gemaakte Hulpverleningsplan geboden. Het Hulpverleningsplan vertaalt de opdracht in concrete werkafspraken: welke hulp of ondersteuning ontvangt de inwoner, op welke dagen en tijdstippen (passend in zijn dag- weekprogramma) gedurende de bepaalde looptijd.

  • Het Hulpverleningsplan beschrijft hoe de ondersteuning wordt vormgegeven en afgestemd met eventuele mantelzorgers en hoe het eigen netwerk van de inwoner daar waar mogelijk een actieve rol speelt of gaat spelen in het ondersteuningsproces.

  • Het Hulpverleningsplan beschrijft hoe de inzet van voorzieningen uit het voorliggend veld een bijdrage kunnen (gaan) leveren in het hulp of ondersteuningsproces.

  • Indien delen van de hulp of ondersteuning worden uitgevoerd door anderen dan de zorgaanbieder, dan wordt dit in het Hulpverleningsplan vermeld.

Beëindiging hulp of ondersteuning

  • 16.

     

Zorgaanbieder sluit de hulp of ondersteuning af met een eindevaluatie welke is ondertekend door inwoner. In de eindevaluatie worden de gestelde doelen en resultaten vanuit het Hulpverleningsplan geëvalueerd.

Kwaliteit 

  • 17.

     

De zorgaanbieder dient bij methodieken en interventies in te zetten die onafhankelijk zijn onderzocht en daarbij effectief zijn bevonden. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van interventies en methodieken die zijn opgenomen en beschreven in een van volgende databanken:

  • Movisie: Databank Effectieve Sociale Interventies.

  • Nederlands Jeugd Instituut: Databank Effectieve Jeugdinterventies.

  • Trimbos Instituut: Databank Erkende interventies GGZ.

  • Vergelijkbaar: Een interventie die beschikt over een vergelijkbare onafhankelijke beoordeling en erkenning.

De zorgaanbieder is verplicht de in het kader van de hulp of ondersteuning in te zetten methodieken op te nemen in het Hulpverleningsplan. Indien het gaat om een (nieuwe) interventie of methodiek die niet is opgenomen en beschreven in één van de in het bovenstaand beschreven databanken, heeft het college het recht de methodiek te verifiëren en accorderen.

  • 18.

     

Zorgaanbieder is bekend met het gedachtegoed van Positieve gezondheid en werkt vanuit dit gedachtegoed.

  • 19.

     

De zorgaanbieder draagt er zorg voor dat de hulp of ondersteuning van goede kwaliteit is. Hulp of ondersteuning wordt in elk geval:

  • Veilig, doeltreffend, doelmatig en inwoner gerichtverstrekt.

  • Afgestemd op de reële behoefte van de inwoner en op andere vormen van hulp of ondersteuning of hulp die de inwoner ontvangt.

  • Systeemgericht aangeboden, er is een naadloze verbinding tussen de hulp of ondersteuning voor de Inwoner en zijn gezin, het sociale netwerk en directe leefomgeving (thuis, in de wijk, op school, werk, dagbesteding enzovoort). Het is van belang dat bij gezinnen met jeugdigen altijd naar het hele systeem wordt gekeken.

  • 20.

     

Als zorgaanbieder inschat dat het waarschijnlijk is dat een inwoner in aanmerking komt voor hulp of ondersteuning op grond van een andere wet, en deze ondersteuning nodig is om tot een oplossing van de hulp- of ondersteuningsvraag van de inwoner te komen, begeleidt zorgaanbieder de inwoner bij het aanvragen hiervan of spreekt zij met de reeds betrokken zorgaanbieder af dat de zorgaanbieder hierin begeleidt.

  • 21.

     

Zorgaanbieder en indien van toepassing onderaannemers en/of samenwerkende partijen werken mee aan van toepassing zijnde inspecties door de daarvoor aangewezen organisaties en geven opvolging aan aanbevelingen die hieruit naar voren komen. Zorgaanbieder dient het college over de aanbevelingen te informeren en dient concreet aan te geven indien aanbevelingen de hulp of ondersteuning aan de Inwoners van het college raakt.

  • 22.

     

Zorgaanbieder voldoet daarnaast aan de gestelde eisen ter bevordering van de rechtspositie van de Inwoner, waaronder in ieder geval:

  • het afhandelen van klachten;

  • het organiseren van medezeggenschap;

  • het verantwoorden van de naleving van gestelde kwaliteitseisen.

Deskundigheid medewerkers Wmo begeleiding

  • 23.

     

De ondersteuning op grond van de Wmo 2015 wordt verleend door een medewerker die beschikt over een afgeronde en voor de ondersteuning relevante[1] beroepsopleiding van minimaal mbo niveau 4. De aanvullende inzet van medewerkers met een afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding van mbo 3 niveau of lager is toegestaan indien:

  • De inzet van medewerkers met een afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding van mbo 3 niveau of lager doet geen afbreuk aan de kwaliteit van de Ondersteuning.

  • De medewerker beschikt minimaal over een afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding op mbo-3 niveau.

  • Inzet van medewerkers op niveau mbo-1 en mbo-2 is slechts mogelijk in de volgende situaties:

    • °

      Het in beperkte mate uitvoeren van ondersteunende werkzaamheden onder direct toezicht van een medewerker die beschikt over een afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding van minimaal mbo niveau 4.

    • °

      De inzet als ervaringsdeskundige onder direct toezicht van een medewerker die beschikt over afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding van minimaal mbo niveau 4

  • De inzet van een medewerker met een afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding van mbo 3 niveau of lager vindt altijd plaats op basis van een weloverwogen keuze door de Zorgaanbieder die aansluit bij de norm verantwoorde werktoedeling.

  • Er zijn duidelijke schriftelijke afspraken gemaakt over de taken en verantwoordelijkheden tussen de medewerker met een afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding van mbo 3 niveau of lager en de medewerker die beschikt over een afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding van minimaal mbo niveau 4.

  • Het is voor de Inwoner duidelijk welke medewerker - die beschikt over een afgeronde en voor de ondersteuning relevante beroepsopleiding van minimaal mbo niveau 4 - de regie voert en het aanspreekpunt is.

Personeel

  • 24.

     

Levering geschiedt door inzet van voldoende gekwalificeerde medewerkers en – voor zover van toepassing - op basis van een voor Zorgaanbieder geldende cao.

  • 25.

     

Zorgaanbieder beschikt over een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) screeningsprofiel ‘gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’ van personen die beroepsmatig of niet incidenteel als vrijwilliger in contact kunnen komen met Inwoners. De VOG mag niet ouder zijn dan drie (3) maanden bij aanvang van de werkzaamheden van de medewerker. Zorgaanbieder verlangt van haar werknemers een nieuwe VOG op het moment dat redelijkerwijs het vermoeden bestaat dat daar aanleiding toe is.

  • 26.

     

Zorgaanbieder beperkt voor de inwoner zoveel mogelijk het aantal wisselingen van medewerkers die hulp of ondersteuning leveren.

Inzet vrijwilligers

  • 27.

     

Indien zorgaanbieder gebruik maakt van vrijwilligers bij de hulp of ondersteuning van de inwoner, draagt hij er zorg voor dat de kwaliteit en betrouwbaarheid van de hulp of ondersteuning wordt geborgd.

  • 28

     

De zorgaanbieder faciliteert en begeleidt de ingezette vrijwilligers.

  • 29.

     

Vrijwilligers met inwoner contact dienen in ieder geval te beschikken over een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) screeningsprofiel ‘gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’.

  • 30.

     

Zorgaanbieder garandeert dat vrijwilliger met Inwoner contact:

  • Een getekende geheimhoudingsverklaring indient;

  • De Nederlandse taal beheerst;

  • Zich kan legitimeren als vrijwilliger van zorgaanbieder;

  • Een klantvriendelijke, hulpvaardige en servicegerichte instelling heeft;

  • De culturele achtergrond, geloofsovertuiging en/ of leefwijze van de Inwoner respecteert.

Inzet onderaannemers

  • 31.

     

Inzet van onderaannemers is alleen toegestaan indien de het college hier schriftelijk toestemming voor heeft gegeven. Hulp of ondersteuning die is geleverd door een onderaannemer waarvoor deze toestemming ontbreekt, kan niet in rekening worden gebracht bij het college.

Inzet coöperaties

  • 32.

     

Het college gaat ten aanzien van coöperaties aanvullende voorwaarden stellen met betrekking tot de inzet van de leden van de coöperatie. Deze liggen in lijn met hetgeen van hoofd-onderaannemers gevraagd wordt.

Op hoofdlijnen is dat:

  • Het college gaat er van uit dat de coöperatie alleen integere coöperatieleden inschakelt.

  • Het college kan de integriteit van coöperatieleden toetsen.

Het college kan voorwaarden verbinden aan deze goedkeuring.

Samenwerking

  • 33.

     

De zorgaanbieder zorgt voor een goede samenwerking met medewerkers van andere relevante organisaties onder andere: gezondheidszorg, begeleiders op school, thuiszorg.

Klachtenregeling en cliëntervaringsonderzoek

  • 34.

     

Zorgaanbieder draagt zorg voor een adequate klachtenprocedure vergelijkbaar met de procedure zoals omschreven in de artikelen 13 t/m 17 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (hierna: WKKGZ), welke voorziet in een snelle en correcte afhandeling van klachten van Inwoners. Zorgaanbieder is tevens aangesloten bij een onafhankelijk geschilleninstantie.

  • 35.

     

Zorgaanbieder draagt actief bij aan een cliënttevredenheidsonderzoek Menselijke Maat.

Meldplichten

  • 36.

     

Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Zorgaanbieder hanteert een ‘meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling’ en bevordert het gebruik en de kennis van de Meldcode onder medewerkers. Indien er sprake is van onveiligheid (in het kader van de Meldcode), dan stelt de Zorgaanbieder een veiligheidsplan op. Zorgaanbieder wijst ten minste één aandachtsfunctionaris aan die lid is van de landelijke vakgroep aandachtsfunctionarissen kindermishandeling (LVAK). Deze aandachtsfunctionaris waarborgt de implementatie van de Meldcode. Deze functionaris is aanspreekpunt voor de zorg- en veiligheidspartners in het kader van de aanpak van huiselijk geweld en participeert in het ontwikkelplan huiselijk geweld en kindermishandeling van de het college Hardenberg. Ook is de aandachtsfunctionaris bekend met de specialisten die kunnen worden ingeschakeld voor specifieke vormen van huiselijk geweld.

Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)

Zorgaanbieder meldt datalekken bij de Autoriteit Persoonsgegevens.

Calamiteiten en geweldsincidenten

Zorgaanbieder is bekend en handelt conform de vigerende calamiteitenprotocollen van de IGJ en het college. Zorgaanbieder meldt calamiteiten en geweldsincidenten[2] zo spoedig mogelijk (uiterlijk binnen drie (3) werkdagen) bij Het college en – waar het gaat om zorg of ondersteuning op grond van de Jeugdwet – aan de IGJ. Dit in verband met de coördinatie van (dreigende) maatschappelijke onrust[3] en/of (verwachte) media-aandacht.

Ontslag medewerker wegens disfunctioneren

Zorgaanbieder die zorg of ondersteuning op grond van de Jeugdwet biedt doet binnen drie (3) werkdagen melding bij de IGJ bij ontslag van een medewerker wegens disfunctioneren.

Landelijk Meldpunt Zorg (LMZ)

Zorgaanbieder meldt signalen over (vermoedens van) fraude, financiële fouten, kwaliteitsproblemen of ongewenste werkwijzen bij het LMZ.

  • 37.

     

Zorgaanbieder stelt Het college binnen vijf (5) werkdagen op de hoogte van:

  • Meldingen van Zorgaanbieder bij de Autoriteit Persoonsgegevens;

  • Meldingen van Zorgaanbieder bij de IGJ/Wmo-toezicht;

  • Elk onderzoek dat door een derde (o.a. het college, toezichthouder van andere colleges, Justitie, Belastingdienst etc.) wordt gestart naar zorgaanbieder;

  • Elke maatregel die een derde treft jegens zorgaanbieder;

  • Feiten en omstandigheden waarbij sprake is/zal zijn van maatschappelijke onrust en/of media-aandacht;

  • Feiten en omstandigheden die tot een afwijking van de bepalingen uit de deze bijlage of tot (gedeeltelijke) niet nakoming van deze bijlage zouden kunnen leiden.

Bedrijfsvoering

  • 38.

     

De zorgaanbieder voert een deugdelijke administratie, waarbij in ieder geval inkomsten, uitgaven, verplichtingen, inwonersdossiers en verantwoording te herleiden zijn naar bron en bestemming.

  • 39

     

De zorgaanbieder heeft schriftelijk vastgelegd welke organen van de Zorgaanbieder bevoegd zijn ten aanzien van welk onderdeel of aspect van de bedrijfsvoering.

  • 40.

     

De zorgaanbieder heeft schriftelijk en inzichtelijk vastgelegd hoe de hulp of ondersteuning wordt georganiseerd. Daarbij wordt gemeld van welke andere bedrijven of dochterondernemingen gebruik wordt gemaakt en wat de aard is van de relaties met die andere verbanden, waaronder begrepen verantwoordelijkheden, taken en beslissingsbevoegdheden.

  • 41.

     

De activiteiten van de zorgaanbieder in het kader van de maatwerkvoorziening worden in de bedrijfsadministratie financieel onderscheiden van andere activiteiten van de zorgaanbieder.

  • 42.

     

Het college mengt zich niet in deze ondernemingsvrijheid, tenzij de bedrijfsvoering en/of de financiële situatie van de organisatie de continuïteit en de kwaliteit van de hulp of ondersteuning in gevaar brengt. Van een gevaar voor de continuïteit is sprake indien in eenzelfde boekjaar sprake is van een negatief eigen vermogen én een negatief financieel resultaat. Om de kwaliteit van de ondersteuning te waarborgen dient de zorgaanbieder te voldoen aan onderstaande voorwaarden:

  • aan bestuurders, toezichthouders, aandeelhouders, personeelsleden of derden worden geen leningen verstrekt die geen verband houden met de te leveren ondersteuning en/of niet verstrekt zijn met zekerheidsstelling en tegen marktconforme rente en voorwaarden;

  • de zorgaanbieder huurt geen vastgoed van bestuurders, toezichthouders, aandeelhouders, personeelsleden of derden tegen voor de regio en de branche niet marktconforme voorwaarden;

  • de zorgaanbieder neemt geen diensten of leveringen van bestuurders, toezichthouders, aandeelhouders, personeelsleden of derden af tegen voor de branche niet marktconforme voorwaarden;

  • de zorgaanbieder draagt geen management-, consultatie- of franchisevergoedingen af aan bestuurders, toezichthouders, aandeelhouders, personeelsleden of derden tegen voor de branche niet marktconforme voorwaarden; de Zorgaanbieder onttrekt geen bedragen aan de bedrijfsvoering op een voor de branche niet gebruikelijke, niet integere, dan wel niet marktconforme wijze.

  • 43.

     

Zorgaanbieder conformeert zich aan het principe ‘zorggeld moet worden besteed aan zorg’. Het college hanteert daarbij het uitgangspunt dat zorgaanbieder 5% van het voorwerp van de Opdracht reserveert voor reserves. Bij significante afwijkingen zal Het college in gesprek gaan met Zorgaanbieder over de kwaliteit en de rechtmatigheid van de geleverde en gedeclareerde hulp of ondersteuning en de herkomst van het hoge of lage nettoresultaat.

Goed werkgeverschap, -het collegeschap en passende beloning

  • 44.

     

Zorgaanbieder past de relevante cao’s toe. Zorgaanbieder kiest ten behoeve van het realiseren van één (1) werkgever, gelet op zijn taken en de werkingssfeer-bepaling in de cao’s, een passende cao. Dit betekent niet dat cao’s geharmoniseerd moeten worden, maar dat er één dominante cao is.

  • 45.

     

Zorgaanbieder stelt medewerkers die worden ingehuurd als payroll- of uitzendkracht gelijk wat betreft de beloning conform wet Waadi. Daarmee hebben deze inhuurkrachten recht op de eindejaarsuitkering en de levensloopbijdrage, naast de andere arbeidsvoorwaarden die gelden voor de uitzend-cao(ABU).

  • 46.

     

Zorgaanbieder geeft invulling aan het begrip goed werkgeverschap (denk aan zorgvuldig, sociaal, transparant en controleerbaar). Het college beschouwt in ieder geval verloop (uitstroom fte/totaal fte), verzuim (aantal ziektedagen medewerkers / totaal aantal beschikbare dagen medewerkers) en de tevredenheid en ontwikkeling van medewerkers als indicatoren voor goed werkgeverschap. Zorgaanbieder streeft naar duurzame inzetbaarheid van medewerkers en zet zich in om verzuim te voorkomen.

  • 47.

     

Zorgaanbieder voldoet aan de wetgeving omtrent arbeidsomstandigheden. Zorgaanbieder zorgt voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van medewerkers conform de Arbo-eisen. Zorgaanbieder draagt zorg voor een actief HR-beleid voor het werven en deskundig en vitaal houden van medewerkers.

 

Begeleiding Individuele en Groep Wmo

  • 48.

     

Individuele begeleiding kan niet op hetzelfde moment worden ingezet in combinatie met begeleiding groep. Individuele begeleiding en begeleiding groep kunnen wel naast elkaar worden ingezet.

  • 49.

     

Begeleiding individueel stabilisatiegericht wordt verleend door één medewerker met (minimaal) een afgeronde en voor de zorg relevante[4] opleiding op MBO 3 niveau.

  • 50.

     

Begeleiding groep wordt geïndiceerd in dagdelen, een dagdeel kent 4 uur. Eén etmaal is maximaal twee dagdelen.

  • 51.

     

Begeleiding groep ontwikkelingsgericht wordt verleend door minimaal één medewerker met (minimaal) een afgeronde en voor de zorg relevante[5] opleiding op MBO 4 niveau op maximaal acht (8) inwoners.

  • 52.

     

Begeleiding groep belevingsgericht wordt verleend door minimaal één medewerker met (minimaal) een afgeronde en voor de zorg relevante[6] opleiding op MBO 3 niveau op maximaal tien (10) inwoners.

  • 53.

     

Zorgaanbieder zorgt dat de locatie voor begeleiding groep waar ondersteuning plaatsvindt, voldoet aan alle relevante wet- en regelgeving (zoals bestemmingsplan). Waar nodig heeft het college de vereiste vergunningen verstrekt om ter plaatse hulp te bieden. De locatie is aangepast aan (de kwetsbaarheid van) de doelgroep.

  • 54.

     

De zorgaanbieder voorziet in de mogelijkheid vervoer van – en naar de locatie waar begeleiding groep wordt geboden indien inwoner gelet op zijn beperkingen of psychische of psychosociale problematiek niet in staat is om zich zelfstandig te verplaatsten tussen zijn woon- of verblijfplaats en de locatie waar de begeleiding groep wordt geboden. Vervoer wordt ingezet op indicatie.

 

 Opleidingseisen

De gemeente stelt eisen aan de deskundigheid van medewerkers Wmo begeleiding en jeugdhulp zoals hierboven opgenomen. Medewerkers moeten beschikken over een afgeronde voor de hulp of ondersteuning relevante beroepsopleiding. Onder een relevante beroepsopleiding wordt in ieder geval verstaan:

 

1. Middelbaar Beroepsonderwijs:

  • MBO relevante opleidingen volgens bijgevoegd overzicht (op basis van CREBO).

  • MBO niet relevante opleiding maar middels EVC traject Vakbekwaamheidsbewijs behaald.

  • Relevante Associate Degree-opleiding wordt beschouwd als een MBO opleiding tenzij aantoonbaar in CAO anders ingeschaald.

     

2. Hoger Beroepsonderwijs:

  • HBO relevante opleiding volgens bijgevoegd overzicht (op basis van SKJ).

  • HBO relevante opleiding volgens bijgevoegd overzicht (op basis van CROHO).

  • HBO niet relevante opleiding maar middels EVC traject Vakbekwaamheidsbewijs behaald.

  • Met een correct SKJ-registratienummer, afgegeven na 1-1-2019, kan iemand aantonen een relevante HBO-opleiding te hebben genoten.

  • Bij een relevant HBO-master diploma dient een relevant HBO-Bachelor diploma te worden aangeleverd.

 

3. Universitair Onderwijs:

  • WO relevante opleiding volgens vastgesteld CROHO schema.

  • WO niet relevante opleiding maar middels EVC traject Vakbekwaamheidsbewijs behaald.

  • Bij een relevant WO-master diploma dient een relevant Bachelor diploma te worden aangeleverd.

     

4. EVC/Vakbekwaamheidsbewijs

Wanneer een medewerker niet over een relevant MBO- en/of HBO-diploma beschikt kan via een EVC-traject bij een erkende EVC-aanbieder aangetoond worden dat de medeweker door middel van werkervaring wel vakbekwaam is.

Het Nationaal Kenniscentrum EVC beheert en onderhoudt het register inzake de EVC procedures van erkende EVC aanbieders. Via een procedure voor het Erkennen van jouw Verworven Competenties (EVC) wordt aan de hand van een erkende EVC standaard precies in kaart gebracht wat je daarvan aan kennis en vaardigheden in huis hebt. Er wordt gekeken naar wat je in de praktijk hebt (bij)geleerd en dit alles wordt vastgelegd in een uitgewerkt persoonlijk ervaringscertificaat. Met een Ervaringscertificaat kun je vervolgens de Examenkamer vragen om een vakbekwaamheidsbewijs af te geven.

Voor meer informatie: Website Nationaal Kenniscentrum EVC: https://www.ervaringscertificaat.nl/ Website Examenkamer: https://www.examenkamer.nl/ 

 

5. Buitenlandse diploma’s:

Buitenlandse diploma’s of andere vorm van validering van formeel onderwijs worden slechts geaccepteerd onder overleggen van een door namens de Nederlandse overheid door SBB of Nuffic afgegeven diplomavergelijking of waardering.

 

6. Buitenlandse Vakbekwaamheidsbewijs:

Buitenlandse bewijzen van vakbekwaamheid en andere vormen van validering van informeel en non formeel leren en vakvolwassenheid worden slechts geaccepteerd onder overleggen van een door namens de EVC convenant partners door het Nationaal Kenniscentrum EVC afgegeven verklaring inzake vakvolwassenheid en/of vakbekwaamheid.

 

7. Aanvullende eisen:

Bij Jeugd dient gewerkt te worden volgens de norm verantwoorde werktoedeling.[7] Bij de uitvoering van Jeugdhulp is een SKJ of BIG registratie verplicht zoals genoemd in artikel 4.1.6 Jeugdwet en artikel 5.1.1. Besluit Jeugdwet. Er kan slechts een niet geregistreerde professional worden ingezet indien aannemelijk wordt gemaakt dat de kwaliteit van de uit te voeren taak niet nadelig wordt beïnvloed.

 

8. Onderwijsregisters:

MBO: CREBO: Centraal Register Beroepsonderwijs

HBO: CROHO: Centraal Register Hoger Onderwijs

WO: CROHO: Centraal Register Hoger Onderwijs

DUO: Register van op naam gestelde diploma’s

   

Opleidingen MBO- CREBO register 

 

Crebo nummer

Crebo naam

Niveau

10431

Sociaal Dienstverlener

4

10433

Sociaal Pedagogisch Werker

4

10743

Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4)

4

91430

Medewerker gehandicaptenzorg niveau 4

4

92661

Maatschappelijke Zorg (Persoonlijk begeleider gehandicaptenzorg)

4

92662

Maatschappelijke Zorg (Persoonlijk begeleider specifieke doelgroepen)

4

92670

Sociaal-maatschappelijk dienstverlener (Sociaal-maatschappelijk dienstverlener)

4

92660

Maatschappelijke Zorg 4

4

25474

Agogisch medewerker GGZ

4

25479

Thuisbegeleider

4

92601

MBO-Verpleegkundige (Geestelijke Gezondheidszorg)

4

92602

MBO-Verpleegkundige (Gehandicaptenzorg)

4

10742

Sociaal Pedagogisch Werker 3 (SPW 3)

3

10744

Sociaal Dienstverlener (SD)

3

92650

Maatschappelijke Zorg (Medewerker maatschappelijke zorg)

3

92611

Verzorgende (Geestelijke Gezondheidszorg) (incl. BIG-registratie)

3

92612

Verzorgende (Gehandicaptenzorg) (incl. BIG-registratie)

3

  

Opleidingen HBO – WO – CROHO register

 

Croho nummer

Croho naam

Internationale naam

34507

HBO Toegepaste Psychologie

81006

HBO Toegepaste Psychologie

30114

HBO Applied Psychology

4075

HBO Jeugdpsychologie

34075

HBO Jeugdpsychologie

6853

HBO psychologie vanuit biologisch en cognitivistisch perspectief

70193

HBO M Master in Toegepaste Psychologie voor professionals

70193

HBO M Toegepaste Psychologie voor Professionals

60260

WO Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

66604

WO Psychology (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

60077

WO Social Psychology (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

60076

WO Psychologie en Geestelijke Gezondheid (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

60216

WO Gezondheidszorg Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

66581

WO Medische Psychologie (incl. NIP-registratie of SKJ-master)

40019

HBO M Jeugdzorg

49146

HBO M Master Interprofessioneel werken met Jeugd

35158

HBO Pedagogiek

44113

HBO M Pedagogiek

66607

WO Pedagogische Wetenschappen (incl. NVO-registratie)

34617

HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening

81032

HBO Sociaal Pedagogische Hulpverlening

81028

HBO Social Work (voorheen Sociale Academie)

34116

HBO Social Work (voorheen Sociale Academie)

34608

HBO Sociaal Werk

44116

HBO M Social Work

49500

HBO M Social Work (joint degree)

70161

HBO M Social Work & Innovation

40101

HBO M Health Care and Social Work

34616

HBO Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

B Social Work and Social Services

34610

HBO Culturele en Maatschappelijke Vorming

34585

HBO Psychomotorische Therapie en Bewegingsagogie

B Arts Therapies

34644

HBO Vaktherapie

B Arts Therapies

49303

HBO M Vaktherapie

M Arts Therapies

49108

HBO M International Master of Arts Therapies

M International Master of Arts Therapies

39199

HBO Counselling

B Counselling

70118

HBO M Contextuele Hulpverlening

39283

HBO Verpleegkunde

 

Opleidingen o.b.v. SKJ registratie

 

Naam opleiding

hbo-bachelor Social Work

hbo-bachelor Pedagogiek

hbo-bachelor Maatschappelijk werk en dienstverlening (MWD)

hbo-bachelor Sociaal pedagogische hulpverlening (SPH)

hbo-bachelor Toegepaste psychologie (TP)

getuigschrift master Jeugdzorg

vakbekwaamheidsbewijs ‘vakbekwame hbo jeugd en gezinsprofessional’

branchecertificaat jeugdzorgwerker

hbo-bachelor met certificaat maatwerktraject

hbo-bachelor Culturele en maatschappelijke vorming (CMV)

hbo-bachelor Creatieve therapie

hbo-bachelor Vaktherapie

hbo-bachelor Godsdienst pastoraal werk

hbo-bachelor Theologie (Fontys)

hbo Inrichtingswerk

hbo Jeugdwelzijnswerk

hbo Kreatief Educatief Werk

hbo Cultureel werk

hbo Maatschappelijk werk (MW)

hbo Ortho agogisch

hbo Orthopedagogiek

hbo Ecologische pedagogiek

akte Pedagogiek MO-A

hbo Psychologie

hbo SJW

hbo Psychosociaal Werk

hbo Kinderverzorging en opvoeding

hbo-bachelor Social Work profiel Zorg

hbo-bachelor Social Work profiel Welzijn en Samenleving

wo-master psychologie

wo-master (ortho)pedagogiek

 

[1] Waar hier gesproken wordt over relevante beroepsopleiding, zie opleidingseisen verderop uit bijlage 1.

   

[2] Een calamiteit is een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van of een ernstig schadelijk gevolg voor een Inwoner heeft geleid. Een geweldsincident is: seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een inwoner, alsmede geweld jegens een inwoner, door iemand die in dienst of in opdracht van een instelling of opdrachtnemer van een instelling werkzaam is, dan wel door een andere Inwoner met wie de Inwoner gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een instelling verblijft.

   

[3] Maatschappelijke onrust staat hierbij voor ‘het verschijnsel waarbij één of enkele incidenten plaatsvinden die leiden tot subjectieve en/of objectieve problemen op het gebied van openbare orde en veiligheid’. 

 

[4] Zie opleidingseisen verderop in deze bijlage 1.

   

[5] Zie opleidingseisen verderop uit bijlage 1.

   

[6] Zie opleidingseisen verderop uit bijlage 1.

 

[7] Zie hiervoor Kwaliteitskader Jeugd: kwaliteitskader-Jeugd-v2.1.pdf (skjeugd.nl)