Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Meppel

Riolering en Water Programma – RWP 2023-2028

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMeppel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRiolering en Water Programma – RWP 2023-2028
CiteertitelRiolering en Water Programma – RWP 2023-2028
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp
Externe bijlageRWP Meppel

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2022nieuwe regeling

27-10-2022

gmb-2022-556554

1653485/1653489

Tekst van de regeling

Intitulé

Riolering en Water Programma – RWP 2023-2028

Leeswijzer en samenvatting

 

In dit RWP 2023-2028 (Riolering en Water Programma) geeft gemeente Meppel aan hoe ze invulling geeft aan de wettelijke gemeentelijke watertaken op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater.

 

  • Het afvalwater wordt (vrijwel volledig) ingezameld met riolering en getransporteerd naar een RWZI (rioolwaterzuiveringsinrichting) van het waterschap. De afvoer van afvalwater uit de directe leefomgeving is ter bescherming van de volksgezondheid en het milieu en mede bedoeld om stankoverlast tegen te gaan.

  • Het hemelwater wordt van oudsher veelal ingezameld met het afvalwater. Het beleid is erop gericht hemelwater zoveel mogelijk te scheiden van afvalwater en te infiltreren of te lozen nabij de plek waar het valt, voor zover de lokale omstandigheden dit toelaten. Door de klimaatverandering komen extreme buien vaker voor. Om de bewoonbaarheid van de leefomgeving te verzorgen zijn er nieuwe of grotere opgaven vanuit klimaatadaptatie.

  • Voor grondwater geldt een terughoudend beleid. Alleen bij structurele problemen wordt door de gemeente een afweging gemaakt om in te grijpen in de grondwaterstand.

De gemeente beschikt over een groot en fijnmazig systeem van riolering, rioolgemalen, kolken, wadi’s, waterbergingen en dergelijke om de genoemde doelen te realiseren. In dit RWP wordt een beeld gegeven hoe het beheer van dit systeem wordt gedaan, wat er allemaal bij komt kijken, welke afstemming en samenwerking een rol speelt en welke formatie hiertoe benodigd is.

 

Het RWP geeft een programmering voor de activiteiten in de planperiode. Het gaat naast het dagelijkse beheer en onderhoud om onderzoeksactiviteiten en om vernieuwing van objecten die het einde van de levensduur hebben bereikt. Het afstemmen van de vernieuwingsopgaven voor de riolering op andere opgaven zoals klimaatadaptatie, energietransitie, wegbeheer en stads- en dorpsvernieuwing vraagt blijvende aandacht in de gemeentelijke organisatie.

 

Het beheren en in stand houden van de riolering en aanverwante objecten kost geld. In het financiële hoofdstuk van dit RWP wordt inzage gegeven in de bedragen die hiermee gemoeid zijn. Deze middelen worden in de vorm van de rioolheffing opgehaald bij burgers en bedrijven. Er wordt aangegeven op welke manier de lasten worden verdeeld over de generaties en op welke manier tariefschommelingen worden gedempt. Vervolgens wordt benoemd welk tariefsysteem wordt gehanteerd. De uitkomst van de berekeningen resulteert in de benodigde hoogte van de rioolheffing voor de planperiode. De vaststelling hiervan gebeurt jaarlijks door de gemeenteraad in de vorm van de verordening rioolheffing.

 

Het RWP is opgesteld vanuit het gedachtengoed van de nieuwe Omgevingswet, maar past ook in de kaders van de (oude) Wet milieubeheer. Het haakt zoveel mogelijk aan bij de gemeentelijke Omgevingsvisie en is qua beleid gericht op doorvertaling in het Omgevingsplan.

 

Bij het opstellen van dit RWP is samengewerkt met waterschap Drents Overijsselse Delta en met de 5 andere gemeenten uit het Fluvius werkgebied. Deze samenwerking is dezelfde als destijds bij het Watertakenplan 2016-2021, die vervangen wordt door dit RWP.

 

De hoofdtekst van het RWP is gericht op lezers met enige afstand tot het vakgebied. Op diverse plekken kan de lezer doorklikken naar kaders met nadere uitwerking. Daar wordt meer gebruik gemaakt van vakjargon en afkortingen.

 

Het rioleringsbeheer in Meppel functioneert, maar loopt wel mank. Het afvalwater wordt ingezameld en het hemelwater wordt afgevoerd, dus er is sprake van een functionerend systeem. Maar tegelijk is er een te krappe formatie en daardoor achterstand in kennis van het functioneren van het systeem.

 

De volgende punten verdienen aandacht in de planperiode:

 

  • Het inzicht in de technische staat van het riool moet op orde worden gebracht. Planvorming voor renovaties en vervangingen kan daarna plaatsvinden.

  • Een plan voor het hydraulisch functioneren van het systeem moet worden opgesteld.

  • In de planperiode 2023-2028 ligt een accent op klimaatadaptatie, met name op het beter omgaan met extreme buien. Het beleid voor wateroverlast bij extreme buien is concreet verwoord: zie §3.2 “beleid hemelwater” en dan specifiek bij de “uitwerking van het hemelwaterbeleid” de doorverwijzing naar het blauwe kader met “beleid voor wateroverlast bij extreme buien”. Deze uitwerking bevat nieuw beleid en is relevant voor de komende jaren.

  • Aandacht voor afkoppelen van hemelwater bij particulieren en hoe je hen kunt stimuleren.

  • De indruk is dat het rioleringsbeheer in Meppel in de been wordt gehouden door een te klein team met grote inzet. Er wordt maximale inzet gepleegd, maar de formatie is te krap om overzicht te hebben over het functioneren van het systeem en om pro-actief te kunnen handelen. Men zit ongewild te vaak in de hoek van reactief en correctief handelen. Een grotere formatie en het inlopen van achterstanden verdient prioriteit.

  • Verordening rioolheffing herzien met onder meer aandacht voor het principe dat in Meppel de eerste aanleg van de riolering uit de heffing wordt gedekt in plaats van uit de grond-exploitatie, maar ook fundamenteler over wie je aanslaat voor de rioolheffing en welk tariefsysteem je kiest.

  • De rioolheffing is niet verhoogd volgens het Watertakenplan 2016-2021. De oorzaak hiervan zijn lagere lasten door minder projecten die zijn uitgevoerd (voornamelijk door te weinig personeel) en lagere lasten doordat de rente is gedaald gedurende deze planperiode.

  • Het verloop van de benodigde rioolheffing is weergegeven in onderstaande grafiek (let op: deze waarden zijn op prijspeil 2022 en moeten jaarlijks nog worden verhoogd met de prijsindex):

1 – Context.

In dit eerste hoofdstuk wordt het Riolering en Water Programma (RWP) in zijn context geplaatst. Een kort hoofdstuk rondom de vraag: Wat is dit voor document? Het gaat in op bedoeling, positie en besluitvormingstraject. Verder wordt kort teruggeblikt op de voorloper van dit nieuwe RWP, het Watertakenplan 2016-2021.

1.1 – Bedoeling van het RWP.

De riolering vormt een omvangrijk collectief systeem. Het hoofddoel is bescherming van de volksgezondheid door contact met afvalwater te voorkomen. Het tweede doel is het bevorderen van de bewoonbaarheid van het stedelijk gebied, door wateroverlast en stank zo veel mogelijk te voorkomen. Tot slot is het milieu gediend met riolering doordat verontreiniging van bodem en oppervlaktewater wordt tegengegaan. Het is een grote verantwoordelijkheid om dit kostbare systeem goed te beheren en door te ontwikkelen. Daarover gaat het in dit RWP.

 

Bij het woord riolering in dit RWP moet u niet alleen denken aan buizen. De rioolbuizen zijn weliswaar het bekendste onderdeel van de riolering, maar er is meer. Er zijn rioolgemalen, kolken, goten, drainage, wadi’s, sloten en bergingsvijvers. Dit vormt een samenhangend systeem voor de inzameling van afvalwater, het verwerken van hemelwater en het regelen van de grondwaterstand.

 

Gemeenten hebben wettelijke taken op het gebied van waterbeheer. Beleidskeuzes moeten passen binnen de wettelijke kaders. Het gaat om afvalwater, hemelwater en grondwater. In het RWP wordt het beleid verwoord dat de gemeente voert om invulling te geven aan deze wettelijke taken.

 

Het RWP is geschreven voor bestuurders, gemeenteraadsleden, vakmensen van de riolering, beleidsambtenaren van andere vakgebieden, bestuurders en medewerkers van waterschap en provincie en ook voor geïnteresseerde leken. Deze brede doelgroep heeft uiteenlopende voorkennis en interesses. Er is daarom gekozen voor een beknopte hoofdtekst waarin de essenties aan bod komen. Via doorklikken zijn diepere lagen van het document te bereiken die meer details geven en logischerwijs meer jargon bevatten.

 

Het RWP heeft de volgende doelstellingen:

 

  • Het beleid formuleren voor de wettelijke gemeentelijke watertaken op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater.

  • De samenhang tonen met andere beleidsterreinen. Daarbij wordt ook ingegaan op de verhouding met de Omgevingsvisie en het Omgevingsplan.

  • Verantwoording afleggen over het gevoerde beheer van het systeem.

  • Laten zien welke programmering wordt aangehouden in de planperiode.

  • Inzichtelijk maken welke kosten worden toegerekend aan de rioolheffing.

  • Aangeven hoe schommelingen in de rioolheffing worden geëgaliseerd.

  • Bespreken aan wie de rioolheffing wordt opgelegd en welk tariefsysteem geldt.

  • Berekenen welke hoogte van de rioolheffing nodig is in de planperiode, inclusief een doorkijk naar een periode van 20 jaar.

1.2 – Positie van het RWP.

Bijgaande afbeelding toont de positie van het RWP te midden van andere documenten:

 

  • Bovenaan staat de Gemeentelijke Omgevingsvisie. In het regime van de Omgevingswet is dit één van de belangrijkste documenten voor elke gemeente. Het laat zien wat voor gemeente je bent en welke kant de gemeente op wil in de toekomst. In §2.1 wordt benoemd welke punten uit de Omgevingsvisie relevant zijn voor het RWP.

  • Aan de linkerkant staan diverse “waterplannen”. Zowel Rijk als provincie en waterschap maken beleidsplannen op het gebied van water. Van deze plannen is het “Beleid stedelijk water” uit 2021 van waterschap Drents Overijsselse Delta het meest toegespitst op het gemeentelijke beleid en daarom wordt die in §2.2 belicht.

  • Aan de rechterkant staan de vele onderwerpen binnen de gemeentelijke organisatie die raken aan het vakgebied riolering en stedelijk waterbeheer. Van deze onderwerpen is klimaatadaptatie momenteel erg actueel en sterk van invloed op het hemelwaterbeleid. Klimaatadaptatie wordt daarom uitgelicht in §2.3.

  • Aan de onderkant staat het gemeentelijke Omgevingsplan. In het omgevingsplan is te zien hoe het beleid voor riolering en water uit het RWP doorwerkt op perceelniveau. In het RWP wordt het beleid geformuleerd en onderbouwd, met op onderdelen nog een gebiedsgerichte uitwerking in de planperiode, terwijl te zijner tijd in het omgevingsplan per perceel de juridische doorwerking van dit beleid in bindende regels is te vinden.

    • o

      Zo zal de gemeente voor een perceel in de bebouwde kom een aansluiting op de riolering aanbieden zodat het afvalwater daarop kan worden geloosd. Bij een bepaald perceel in het buitengebied kan zich de situatie voordoen dat geen riolering wordt aangeboden en dan is lozing van afvalwater alleen toegestaan via een individuele zuivering in de bodem of op oppervlaktewater.

    • o

      Voor hemelwater kan de gemeente voor een perceel met geschikte bodemgesteldheid bijvoorbeeld eisen dat het op eigen perceel wordt geïnfiltreerd, terwijl op een andere plek een hemelwaterriool wordt aangeboden waarop kan worden geloosd.

  • Het RWP is een document van beperkte omvang. In de afbeelding is te zien dat er diverse onderliggende documenten zijn. Het betreft tekeningen, databestanden, berekeningen, leidraden en geautomatiseerde beheer- en informatiesystemen voor de riolering en voor de rioolgemalen. Deze zijn op de vak-afdeling beschikbaar.

1.3 – Besluitvormingstraject van het RWP.

In de loop van 2021 tot begin 2022 is in de Fluvius regio een gezamenlijk basisdocument opgesteld voor de nieuwe RWP’s. Elke gemeente heeft dit basisdocument in 2022 toegespitst op hun eigen situatie en uitgewerkt tot een eigen RWP.

 

Onder de Omgevingswet is het opstellen van een programma een autonome gemeentelijke bevoegdheid. Het nieuwe RWP is opgesteld in een periode van overgang naar de Omgevingswet. Het past in de geest van de Omgevingswet. Maar tegelijk is gekeken naar de (oude of nog steeds geldende) eisen vanuit de Wet milieubeheer. In de Wet milieubeheer artikel 4.22 staan inhoudelijke eisen aan een GRP (Gemeentelijk rioleringsplan = voorloper van het RWP) en in de Wet milieubeheer artikel 4.23 staat voorgeschreven welke instanties moeten worden betrokken bij het opstellen van een GRP.. Er is gehandeld conform de Wet milieubeheer, zowel wat betreft inhoud als proces.

 

Artikel 4.22 Wet milieubeheer:

 

  • 1.

    De gemeenteraad stelt telkens voor een daarbij vast te stellen periode een gemeentelijk rioleringsplan vast.

  • 2.

    Het plan bevat ten minste:

    • a.

      een overzicht van de in de gemeente aanwezige voorzieningen voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater als bedoeld in artikel 10.33, alsmede de inzameling en verdere verwerking van afvloeiend hemelwater als bedoeld in artikel 3.5 van de Waterwet, en maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, als bedoeld in artikel 3.6 van laatstgenoemde wet en een aanduiding van het tijdstip waarop die voorzieningen naar verwachting aan vervanging toe zijn;

    • b.

      een overzicht van de in de door het plan bestreken periode aan te leggen of te vervangen voorzieningen als bedoeld onder a;

    • c.

      een overzicht van de wijze waarop de voorzieningen, bedoeld onder a en b , worden of zullen worden beheerd;

    • d.

      de gevolgen voor het milieu van de aanwezige voorzieningen als bedoeld onder a, en van de in het plan aangekondigde activiteiten;

    • e.

      een overzicht van de financiële gevolgen van de in het plan aangekondigde activiteiten.

  • 3.

    Indien in de gemeente een gemeentelijk milieubeleidsplan geldt, houdt de gemeenteraad met dat plan rekening bij de vaststelling van een gemeentelijk rioleringsplan.

  • 4.

    Onze Minister kan, in overeenstemming met Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, aan gemeenten de plicht opleggen tot prestatievergelijking ten aanzien van de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 10.33, alsmede de taken, bedoeld in de artikelen 3.5 en 3.6 van de Waterwet. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de frequentie, inhoud en omvang van de prestatievergelijking.

 

Artikel 4.23 Wet milieubeheer:

 

  • 1.

    Het gemeentelijke rioleringsplan wordt voorbereid door burgemeester en wethouders. Zij betrekken bij de voorbereiding van het plan in elk geval:

    • a.

      gedeputeerde staten,

    • b.

      de beheerders van de zuiveringstechnische werken waarnaar het ingezamelde afvalwater wordt getransporteerd, en

    • c.

      de beheerders van de oppervlaktewateren waarop het ingezamelde water wordt geloosd.

  • 2.

    Zodra het plan is vastgesteld, doen burgemeester en wethouders hiervan mededeling door toezending van het plan aan de in het eerste lid, onder a tot en met c, genoemde instanties, en Onze Minister.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders maken de vaststelling bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen die in de gemeente verspreid worden. Hierbij geven zij aan op welke wijze kennis kan worden gekregen van de inhoud van het plan.

 

Het waterschap Drents Overijsselse Delta is betrokken geweest bij het opstellen van het RWP:

 

  • Zowel in zijn rol als beheerder van een zuiveringstechnisch werk, als die van beheerder van oppervlaktewater.

  • Zowel bij het opstellen van het Fluvius basisdocument, alsook bij de uitwerking in het onderhavige RWP.

Na vaststelling van het RWP wordt een exemplaar toegezonden aan de provincie.

1.4 – Evaluatie van het vorige plan.

Voorafgaand aan dit RWP was er het Watertakenplan 2016-2021. Medio 2021 is de looptijd hiervan verlengd tot en met 2022, vanwege de wens om relevante resultaten uit de RAS (regionale adaptatie strategie als reactie op de klimaatverandering) mee te nemen in het RWP. In deze paragraaf wordt teruggekeken op het Watertakenplan.

 

Het Watertakenplan 2016-2021 stond in het teken van het Nationaal Bestuursakkoord Water uit 2011. Hierin werd een belangrijke rol gespeeld door besparingsdoelen, te behalen door betere samenwerking in de waterketen. De oprichting van het samenwerkingsverband Fluvius is daarvan een gevolg. Bij de samenwerking was veel aandacht voor de 3 K’s, te weten kwaliteit, kosten en kwetsbaarheid.

 

In de planperiode is in het samenwerkingsverband Fluvius een handboek opgesteld gericht op incidenten en calamiteiten riolering. Gemeente-specifiek is de afgelopen jaren vooral gewerkt aan uitbreidingsplannen en aan het adviseren bij ruimtelijke ontwikkelingen. Beheermatige projecten zijn vanwege een krappe formatie niet of nauwelijks uitgevoerd.

 

Bijgaande grafiek toont het verloop van de hoogte van de rioolheffing getoond gedurende de planperiode van het Watertakenplan. Te zien is dat de rioolheffing lager is gebleven dan oorspronkelijk is berekend. De oorzaak hiervan zijn lagere lasten door minder werkzaamheden en projecten die zijn uitgevoerd (voornamelijk door te weinig personeel) en lagere lasten doordat de rente is gedaald gedurende deze planperiode.

 

 

In de aanloop naar het nieuwe RWP heeft een serie interviews plaatsgevonden. Deze zijn medio 2021 afgenomen bij collega’s die direct of indirect betrokken zijn bij riolering en stedelijk waterbeheer. Het ging van rioolploegmedewerker tot wethouder. Een samenvatting van de uitkomsten van de interviews is opgenomen in bijgaand kader. De overheersende indruk is dat het rioleringsbeheer in Meppel in de been wordt gehouden door een (te) klein team met grote inzet. Het beheer van de riolering wordt zo goed als mogelijk ingevuld, maar de formatie is te krap om overzicht te hebben over het functioneren van het systeem en om pro-actief te kunnen handelen. Men zit ongewild te vaak in de hoek van reactief en correctief handelen.

 

Samenvatting interviews in de aanloop naar het RWP.

 

In 2021 zijn interviews afgenomen bij 12 personen die betrokken zijn bij de riolering en het stedelijk waterbeheer in gemeente Meppel. Hieronder volgt een overzicht van de gestelde vragen en veelgehoorde of opvallende antwoorden. Een compleet overzicht van alle interviews is desgevraagd beschikbaar.

 

  • Wat gaat volgens jou goed of niet goed in het rioleringsbeheer van Meppel?

    • Het rioleringsbeheer in Meppel functioneert overwegend goed en er zijn weinig klachten.

    • De medewerkers zijn gemotiveerd en goed ingewerkt. De houding is om aan te pakken en elkaar te helpen.

    • Het team is klein en veel kennis zit in hoofden. De formatie is te krap om nieuwe taken op te pakken en er is achterstand op taken. Dit leidt tot reactief en correctief handelen in plaats van controle en anticiperen.

    • De gemeente loopt het risico dat signalen onopgemerkt blijven en er bijvoorbeeld een gat in de weg valt.

  • Ken je het huidige Watertakenplan? Was het voor jou een gids bij problemen, een programmering of iets anders?

    • Het Watertakenplan is bij enkelen bekend en die waarderen de inhoud en de illustraties.

  • Hoe gaat het met de afstemming op andere vakdisciplines, waaronder ook het waterschap?

    • Binnen de gemeente Meppel is de intentie aanwezig om goed af te stemmen op elkaar.

    • De samenwerking tussen gemeente en waterschap verloopt goed, hoewel soms schurend.

  • Welke advies wil je ons meegeven voor het nieuwe RWP vanuit jouw vakdiscipline?

    • Formatie op orde brengen.

    • Gegevensbeheer op orde brengen.

    • Meer tijd investeren om het systeemfunctioneren te doorgronden en te documenteren in SSW en OAS.

    • Degradatie-analyse uitvoeren zodat de toestand in beeld komt en de programmering beter wordt.

    • Meer aandacht voor klimaatadaptatie.

    • Meer aandacht voor afkoppelen van hemelwater bij particulieren en hoe je hen kunt stimuleren.

    • Duidelijk maken in de organisatie hoe water en riolering betrokken worden bij nieuwe plannen.

    • Verordening rioolheffing herzien met onder meer aandacht voor losse garageboxen, maar ook fundamenteler over wie je aanslaat voor de rioolheffing en welk tariefsysteem je kiest.

    • Heroverweeg of je riolering bij nieuwbouw wilt bekostigen uit de rioolheffing of uit de grondprijs.

    • Denk opnieuw na over kostentoerekening, afschrijvingstermijnen en ideaalcomplex.

2 – Beleidskaders voor het RWP.

Dit hoofdstuk beschrijft het beleidskader voor het RWP, dus het beleid dat mede sturend is. Het gaat om de gemeentelijke Omgevingsvisie, om het Beleid stedelijk water van waterschap Drents Overijsselse Delta en om documenten van Fluvius.

2.1 – Gemeentelijke Omgevingsvisie.

In de filosofie van de Omgevingswet is de gemeentelijke Omgevingsvisie het belangrijkste beleidsdocument van elke gemeente. Het laat zien wat voor gemeente je bent en welke ontwikkelingen je belangrijk vindt. In dit RWP lichten we de zaken eruit die mede sturend zijn voor riolering en water.

 

Op dit moment is er nog geen vastgestelde Omgevingsvisie, maar wel het door de raad vastgestelde tussendocument “Samen bouwen aan kwaliteit: Visie op de fysieke leefomgeving”. Dit is een eerste hoofdstuk van de omgevingsvisie Meppel. Hierin geeft de gemeente Meppel richting aan over de toekomst van de gemeente Meppel.

 

Aan de hand van vijf centrale kwesties schetst de Visie op de fysieke leefomgeving een toekomstbeeld voor de gemeente. Eén van die kwesties die relevant is voor het RWP is een gezonde leefomgeving. Primair moeten we voorkomen dat de inwoners van Meppel in aanraking kunnen komen met ‘vuilwater’. Daarnaast willen we het risico op overstromingen zo beperkt mogelijk maken. In de kwestie verduurzaming geven we aan voorbereid te willen zijn op extremer weer. De landbouw en natuur moet weerbaarder zijn tegen hevige buien of langere perioden van droogte. We willen water zo lang mogelijk vasthouden, gebruiken en hergebruiken.

 

Het toekomstbeeld van Meppel gaat uit van enkele belangrijke principes. Voor het RWP is het principe “werken aan duurzaam en duurzaam werken” van belang. Denk aan aanpassing aan klimaatomstandigheden. Dit principe betekent ook dat duurzaamheid een vaste factor moet zijn in alle opgaven. Het principe “groeien vanuit bodem en water” betekent dat bodem en waterhuishouding het fundament bij ontwikkelingen moeten zijn. Het principe “meervoudig grondgebruik” raakt ook het RWP. We zien dat meervoudig grondgebruik nodig is om in de beperkte ruimte alle maatschappelijke opgaven een plek te geven. Denk aan riolering in de ondergrond en wat dat betekent voor andere ondergrondse infra en wat er in de bovengrond gebeurt.

 

De kwesties en principes moeten in de omgevingsvisie verder worden uitgewerkt naar ambities en doelen. De komende maanden zal dit gebeuren om eind 2023 een omgevingsvisie vast te kunnen stellen. Het is zaak voor nu deze algemene kwesties en principes te vertalen in het RWP.

2.2 – Beleid stedelijk water van het waterschap.

Het waterschap Drents Overijsselse Delta (WDOD) heeft zijn brede algemene beleid vastgelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Daarnaast heeft het waterschap in 2021 de “Kadernotitie Stedelijk Water” vastgesteld en begin 2022 de “Uitwerkingsnotitie Stedelijk Water”. Deze documenten raken direct aan het RWP omdat riolering en stedelijk water nauw met elkaar zijn verweven.

2.3 – Klimaatadaptatie en andere documenten van Fluvius.

Fluvius is het samenwerkingsverband tussen waterschap en gemeenten in de regio van het voormalige waterschap Reest en Wieden. Voorheen begaf Fluvius zich vooral op het terrein van de afvalwaterketen. De voorloper van dit RWP, het Watertakenplan, was daarvan een concreet resultaat. Inmiddels is het werkterrein van Fluvius verbreed en gaat het ook over klimaatadaptatie.

 

Eind 2021 is in de werkregio Fluvius het rapport “Samen werken aan klimaatbestendigheid – Regionale adaptatiestrategie en uitvoeringsagenda 2022-2027” vastgesteld, het zogenaamde RAS. Per gemeente wordt het RAS uitgewerkt tot een LAS (Lokale Adaptatie Strategie).

 

Het vastgestelde RAS raakt aan het beleid in het onderhavige RWP:

 

  • Het hemelwaterbeleid voor extreme buien, zie de uitwerking in §3.2.

  • De bekostiging van maatregelen tegen wateroverlast, zie de uitwerking in hoofdstuk 6.

3 – Beleid gemeentelijke watertaken.

Dit hoofdstuk behandelt het beleid voor de gemeentelijke watertaken, voorheen aangeduid als de zorgplichten riolering. Het gaat om afvalwater, hemelwater en grondwater. Deze watertaken hebben een wettelijke basis. Die wordt bij elke watertaak als eerste benoemd. Daarna volgt de uitwerking tot concreet beleid. Bij de uitwerking wordt het beleid uiteengerafeld tot afzonderlijke specifieke punten. Over al die punten heen staat echter de bedoeling om het systeem integraal te benaderen, om samen met het waterschap de laagst maatschappelijke kosten te zoeken, om burgers en bedrijven zo goed mogelijk te bedienen en om te handelen met oog voor klimaat, energie en biodiversiteit. Deze brede bedoeling wordt niet bij elk punt herhaald, maar dient er wel bij in gedachten te zijn.

3.1 – Beleid afvalwater.

In deze paragraaf staat het gemeentelijke beleid voor afvalwater.

 

De basis voor dit beleid staat in de Omgevingswet artikel 2.16. De wet gaat uit van inzameling van het afvalwater door de gemeente met een openbaar vuilwaterriool, behoudens enkele uitzonderingen.

 

Totdat de Omgevingswet van kracht wordt, is er een vergelijkbare formulering opgenomen in de Wet milieubeheer artikel 10.33. Het staat bekend als de gemeentelijke zorgplicht voor afvalwater.

 

Artikel 2.16 Omgevingswet:

 

  • 1.

    Bij het gemeentebestuur berusten, naast de elders in deze wet en op grond van andere wetten aan dat bestuur toegedeelde taken voor de fysieke leefomgeving, de volgende taken: a. op het gebied van het beheer van watersystemen en waterketenbeheer:

Lid 1.a.3 - de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater,

 

  • 2.

    Op grond van het eerste lid, onder a, onder 3°, wordt stedelijk afvalwater ingezameld en getransporteerd naar een zuiveringtechnisch werk als dat vrijkomt:

    • a.

      op de percelen, gelegen binnen een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van ten minste tweeduizend inwonerequivalenten als bedoeld in de richtlijn stedelijk afvalwater wordt geloosd, door middel van een openbaar vuilwaterriool,

    • b.

      op andere percelen, voor zover dit doelmatig kan worden uitgevoerd door middel van een openbaar vuilwaterriool.

  • 3.

    In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een zuiveringtechnisch werk kunnen andere passende systemen in beheer bij een gemeente, een waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, als daarmee hetzelfde niveau van het beschermen van het milieu wordt bereikt.

 

Artikel 10.33 Wet milieubeheer:

 

  • 1.

    De gemeenteraad of burgemeester en wethouders dragen zorg voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater dat vrijkomt bij de binnen het grondgebied van de gemeente gelegen percelen, door middel van een openbaar vuilwaterriool naar een inrichting als bedoeld in artikel 3.4 van de Waterwet.

  • 2.

    In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een inrichting als bedoeld in het eerste lid kunnen afzonderlijke systemen of andere passende systemen in beheer bij een gemeente, waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, indien met die systemen blijkens het gemeentelijk rioleringsplan eenzelfde graad van bescherming van het milieu wordt bereikt.

  • 3.

    Op verzoek van burgemeester en wethouders kunnen gedeputeerde staten in het belang van de bescherming van het milieu ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, voor:

    • a.

      een gedeelte van het grondgebied van een gemeente, dat gelegen is buiten de bebouwde kom, en

    • b.

      een bebouwde kom van waaruit stedelijk afvalwater met een vervuilingswaarde van minder dan 2000 inwonerequivalenten wordt geloosd.

  • 4.

    De ontheffing bedoeld in het derde lid kan, indien de ontwikkelingen in het gebied waarvoor de ontheffing is verleend daartoe aanleiding geven, door gedeputeerde staten worden ingetrokken. Bij de intrekking wordt aangegeven binnen welke termijn in inzameling en transport van stedelijk afvalwater wordt voorzien.

 

Kernformulering van het afvalwaterbeleid.

 

Gemeente Meppel voert als beleid om het huishoudelijk afvalwater en het bedrijfsafvalwater voor bijna 100% in te zamelen met riolering. Het belangrijkste motief hiervoor is het beschermen van de volksgezondheid, door afvalwater te verwijderen uit de directe leefomgeving. Daarnaast gaat het om leefbaarheid (voorkomen stankoverlast), bescherming van de waterkwaliteit en milieubescherming. Het stedelijk afvalwater (dat is de mix van afvalwater en (zo min mogelijk) hemel- en grondwater) wordt getransporteerd naar een overnamepunt en daar overgedragen aan het waterschap, die zorg draagt voor het verdere transport naar en de zuivering op de RWZI. Het is voor eigenaren van gebouwen vrijwel altijd verplicht om een aansluiting te hebben op de riolering.

 

Uitwerking van het afvalwaterbeleid.

 

Hierna volgen enkele gebiedsgerichte en thematische uitwerkingen van het afvalwaterbeleid. Per onderwerp wordt de essentie kort vermeld. Gedetailleerde informatie is verkrijgbaar door te klikken op de link.

 

  • Afvalwaterbeleid voor woningen binnen de bebouwde kom.

    • o

      Gemeenten hebben de plicht om afvalwater in te zamelen in de bebouwde kom. Voor lozers geldt een vrijwel volledig lozingsverbod richting bodem en oppervlaktewater. Het is daarmee vrijwel 100% verplicht om woningen binnen de bebouwde kom aan te sluiten op de riolering. Dit beleid geldt vanwege de volksgezondheid en de leefbaarheid in de zin van het voorkomen van stankoverlast. Zie bijgaand kader voor meer informatie.

  • Afvalwaterbeleid voor niet-woningen binnen de bebouwde kom.

    • o

      Voor niet-woningen geldt in principe hetzelfde beleid als voor woningen, namelijk aansluiten op de riolering vanwege de volksgezondheid. Het ligt alleen anders bij gebouwen waar geen afvalwater vrijkomt en bij bedrijven met bijzonder afvalwater of grote hoeveelheden afvalwater. Zie bijgaand kader voor meer informatie..

  • Afvalwaterbeleid in het buitengebied.

    • o

      In het buitengebied wordt in enkele deelgebieden (druk)riolering aangeboden. In die gebieden geldt door de aanwezigheid van riolering een lozingsverbod richting bodem en oppervlaktewater. In de gebieden zonder (druk)riolering is een individuele zuiveringsvoorziening (IBA) verplicht, die gezuiverd water loost in de bodem of op het oppervlaktewater. Zie bijgaand kader voor meer informatie.

  • Beleid voor nieuwe aansluitingen of grotere lozingen op bestaande riolering.

    • o

      Het bestaande rioolstelsel, het transportsysteem van gemalen en persleidingen en de RWZI hebben een bepaalde capaciteit. Nieuwe aansluitingen zijn niet zomaar mogelijk en bestaande lozingen mogen niet zomaar worden vergroot. Eerst moet de gemeente checken wat de mogelijkheden zijn. Bij grote lozingen moet ook het waterschap worden betrokken. Het gaat naast technisch inhoudelijke zaken ook over de kosten. Als een bestaande lozing aanmerkelijk wordt verzwaard, dan geldt dit als een nieuwe aansluiting. Zie bijgaand kader voor meer informatie.

  • Beleid voor nieuw aanleg in uitbreidingswijken.

    • o

      In nieuwe gebieden is aanleg van nieuwe riolering vereist. Dit gaat in nauw overleg tussen gemeente en waterschap. Bij nieuwbouw wordt riolering aangelegd om afvalwater in te zamelen en te transporteren naar de zuivering vanwege de volksgezondheid. Voor hemelwater wordt per situatie een lokaal passende oplossing gekozen Zie bijgaand kader voor meer informatie.

  • Beleid voor lozingen op de riolering.

    • o

      Riolering is bedoeld voor huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater dat daarop lijkt. Andere lozingen zijn niet zomaar toegestaan omdat het schade kan berokkenen aan de riolering en/of aan de zuivering en/of aan het milieu. Het gaat om de algemene zorgplicht om de goede werking van riolering en zuivering niet te verstoren. Specifiek gelden eisen voor olie- en vetafscheiders. Zie bijgaand kader voor meer informatie..

  • Beleid om foutaansluitingen tegen te gaan.

    • o

      Foutieve aansluitingen zijn verboden en dienen te worden rechtgezet. Het loopt vanaf het constateren van een knelpunt, via onderzoek en communicatie tot aan een eventuele juridische aanpak. Zie bijgaand kader voor meer informatie.

  •  

    Afvalwaterbeleid voor woningen binnen de bebouwde kom.

     

    • Gemeenten hebben de plicht om afvalwater in te zamelen binnen de bebouwde kom. Zie artikel 2.16 van de Omgevingswet.

    • Voor lozers geldt binnen de bebouwde kom een vrijwel volledig lozingsverbod richting bodem en oppervlaktewater. Dit is geregeld in Artikel 7 en Artikel 10 Blah, het Besluit lozing afvalwater huishoudens. Onder de nieuwe wetgeving van de Omgevingswet is dit geregeld in de Bruidsschat voor het omgevingsplan. Dit beleid geldt vanwege de volksgezondheid en bewoonbaarheid. Afvalwater in de leefomgeving kan aanleiding geven tot ziekten. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om de Bruidsschat aan te passen.

      • o

        Het lozingsverbod geldt niet als de riolering op meer dan 40 meter afstand ligt (zie Blah).

      • o

        Het lozingsverbod kan tijdelijk worden opgeheven met een maatwerkvoorschrift als er sprake is van een aanwezige zuiveringsvoorziening die nog niet is afgeschreven (zie Blah).

    • Beide bovengenoemde punten leiden samen tot de conclusie dat in de bebouwde kom aansluiting op de riolering feitelijk verplicht is.

    • Voor woningen met focus op duurzaamheid, circulariteit en/of het zogenaamde “off-grid” streven, gelden dezelfde regels. Er geldt een lozingsverbod voor afvalwater naar de bodem en het oppervlaktewater.

    • Het afzien van een aansluiting op de riolering kan als er geen afvalwater vrijkomt uit de woning. Dit is in de huidige westerse manier van wonen ondenkbaar. Experimenteel kun je denken aan het volgende:

      • o

        De woning is niet aangesloten op het drinkwaternet. Aansluiting op het drinkwaternet geeft gerede kans op grote hoeveelheden afvalwater.

      • o

        De woning heeft een droog toilet met separate opvang en verwerking van de droge en de natte fractie. Fecaliën zijn te verwerken in de tuin. Urine heeft potentie voor verwerking.

      • o

        De woning heeft geen bad of douchevoorziening. Bad en douche gaan gepaard met grote hoeveelheden afvalwater. Wil je zonder riolering, dan ga je naar een centrale badplaats.

      • o

        De woning heeft geen wasmachine. Een wasmachine leidt tot een grote hoeveelheid afvalwater met zeepresten. Wil je zonder riolering, dan maak je gebruik van een centrale wasserette.

      • o

        De keuken heeft water uit een jerrycan. Een klein beetje afvalwater uit de keuken kan worden benut voor plantenbakken in huis of in de tuin.

    • Lid 3 van artikel 2.16 van de Omgevingswet geeft een opening voor alternatieve systemen: In plaats van een openbaar vuilwaterriool en een zuiveringtechnisch werk kunnen andere passende systemen in beheer bij een gemeente, een waterschap of een rechtspersoon die door een gemeente of waterschap met het beheer is belast, worden toegepast, als daarmee hetzelfde niveau van het beschermen van het milieu wordt bereikt.

      • o

        Opgemerkt moet worden dat recent in Almere Oosterwold slechte ervaringen zijn opgedaan met individuele systemen voor afvalwater in een woongebied. Gemeente en waterschap zijn teruggekomen op toestemming en eisen alsnog aansluiting op de riolering.

  •  

  • Afvalwaterbeleid voor niet-woningen binnen de bebouwde kom.

     

    • Bedrijven.

      Voor bedrijfsafvalwater geldt dat de gemeente afvalwater inzamelt dat qua biologische afbreekbaarheid vergelijkbaar is met huishoudelijk afvalwater. Ook ander bedrijfsafvalwater dat niet lokaal kan worden teruggebracht in het milieu wordt ingezameld, tenzij dit ten koste gaat van het doelmatig functioneren van de vuilwaterriolering of de rioolwaterzuivering. De gemeente en het waterschap treden hierin gezamenlijk op en kunnen nadere voorwaarden verbinden aan nieuwe of bestaande aansluitingen van bedrijven of deze weigeren of beëindigen.

    • Evenementen.

      Voor evenementen geldt de plicht om afvalwater op verantwoorde wijze in te zamelen. De verantwoordelijkheid ligt bij de organisator. In sommige gevallen kan er direct worden geloosd op putten, maar het kan ook zijn dat het afvalwater per as wordt afgevoerd naar de zuivering. Soms zie je innovaties zoals gescheiden inzameling van urine.

    • Woonboten.

      Een woonboot wordt beschouwd als woning. Dit volgt uit het Besluit Lozing Afvalwater Huishoudens, Artikel 1, lid 1b. Aansluiting op de riolering is verplicht bij een vaste ligplaats. Lozing vanuit de woonboot op het oppervlaktewater is verboden.

    • Boten.

      Een varende boot wordt niet gezien als woning en kan niet worden aangesloten op de riolering. Lozing van afvalwater op oppervlaktewater is echter wel verboden. De bestuurder van de boot dient er op toe te zien dat afvalwater wordt geloosd op een geschikte locatie. De gemeente ontvangt het afvalwater vanuit een haven net zoals een bedrijfsmatige lozing. De eigenaar/beheerder van een haven is verantwoordelijk voor een inzamelsysteem in de haven.

    • Gebouwen zonder afvalwater.

      Diverse gebouwen hebben in principe geen afvalwater, zoals trafohuisjes zonder drinkwater en garageboxen zonder drinkwater. Deze behoeven geen verplichte aansluiting op de riolering.

  •  

  • Afvalwaterbeleid in het buitengebied.

     

    Onderstaand het beleid voor afvalwater voor woningen en niet-woningen buiten de bebouwde kom.

     

    Buiten de bebouwde kom is niet vanzelfsprekend riolering aanwezig. De gemeente bepaalt, veelal in overleg met waterschap en provincie of in een gebied riolering wordt aangelegd of niet. Deze keuze is doorslaggevend voor de situatie van de lozer:

     

    • Als er riolering in de buurt is, dan valt de lozer onder een lozingsverbod. Zie de afstandscriteria hieronder. De lozer zal dan veelal kiezen voor aansluiting op de riolering onder voorwaarden die de gemeente daaraan stelt. Soms is afvoer per as of lozing in de mestkelder een alternatief.

    • Is er geen riolering in de buurt, dan is een individuele zuivering toegestaan, van waaruit het gezuiverde water wordt geloosd in de bodem of op het oppervlaktewater. Ook hier kan afvoer per as of de mestkelder een alternatief zijn.

    Het beleid wordt als volgt uitgewerkt:

     

    • De gemeente hanteert in het buitengebied een gebiedsgerichte benadering. Dit komt erop neer dat per gebied wordt bekeken of riolering zinvol is of niet. Dit hangt af van de aantallen lozers, de lozingshoeveelheden en de kwetsbaarheid van het gebied voor de toepassing van individuele zuiveringen. De begrenzing van de gebieden en de keuze om al of niet riolering aan te bieden wordt in de planperiode gemaakt door de gemeente in overleg met het waterschap.

      • o

        In gebieden met riolering geldt voor afvalwater een lozingsverbod in de bodem. In overleg met het waterschap geldt tevens een lozingsverbod voor afvalwater op oppervlaktewater. Lozen van huishoudelijk afvalwater of daarop gelijkend bedrijfsafvalwater in de bodem of op oppervlaktewater is alleen toegestaan als de riolering verder weg ligt dan:

        • 40 m bij lozingen tot en met 10 i.e.

        • 100 m bij lozingen van 11 tot 25 i.e.

        • 600 m bij lozingen van 25 tot 50 i.e.

        • 1500 m bij lozingen van 50 tot 100 i.e.

        • 3000 m bij lozingen van 100 tot 2000 i.e.

        • Deze afstandscriteria zijn afkomstig uit artikel 3.4 van het Activiteitenbesluit en krijgen opvolging in de Bruidsschat voor het omgevingsplan.

      • o

        In gebieden zonder riolering is een individuele voorziening voor de zuivering van afvalwater (IBA) vereist. Afhankelijk van de soort en hoeveelheid afvalwater worden hieraan eisen gesteld.

      • o

        Veranderende omstandigheden kunnen voor de gemeente aanleiding geven om extra riolering aan te leggen. Een gebied verandert dan van de status “zonder riolering” naar “met riolering”. Aansluiten op de riolering wordt daarmee verplicht. Eventueel wordt een overgangstermijn in acht genomen om bestaande goed functionerende IBA’s eerst af te schrijven.

      • o

        De uitwerking per gebied en perceel wordt opgenomen in het Omgevingsplan.

    • Riolering in het buitengebied betreft meestal drukriolering, een stelseltype waarmee grote afstanden kunnen worden overbrugd. Daarnaast zijn andere systemen mogelijk zoals vacuüm of lucht-pers

    • Het lozen van hemelwater of grondwater of oppervlaktewater op de (druk)riolering is verboden omdat het systeem dan overbelast raakt. Dergelijke overbelasting treedt soms op bij de pompunit op de betreffende locatie maar soms ook op andere plekken dan de lozingslocatie doordat pompen elkaar wegdrukken.

  •  

  • Beleid voor nieuwe aansluitingen of grotere lozingen op bestaande riolering:

     

    • Hoofdregel is dat een bouwwerk zodanige voorzieningen voor de afvoer van huishoudelijk afvalwater moet hebben dat het water zonder nadelige gevolgen voor de volksgezondheid is af te voeren. Deze bepaling uit het Bouwbesluit 2012 wordt overgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving. Regels voor de terreinriolering komen terug via artikel 22.12 van de Bruidsschat voor het omgevingsplan. Met een algemene regel of met een maatwerkvoorschrift wordt bepaald op welke plaats, op welke hoogte en met welke afmeting moet worden aangesloten met de voorzieningen voor afvalwater en hemelwater.

    • De gemeente brengt kosten in rekening voor een nieuwe aansluiting op de riolering. In gemeente Meppel gebeurt dit met een individuele overeenkomst op basis van werkelijk gemaakte kosten. Voor de aanvrager zijn er daarnaast de kosten voor de aansluitleiding op het eigen terrein.

    • Voor lozingen groter dan 1 m3/dag, dus meer dan een normale huishoudelijke lozing, geldt dat de eventuele kosten die gemaakt worden om het stelsel geschikt te maken voor deze grotere lozing, in rekening worden gebracht bij de initiatiefnemer. Denk hierbij aan een grotere leiding, rioolgemaal met dubbele pompen en extra elektronica. Dit geldt zowel voor nieuwe lozingen als voor bestaande lozingen die worden uitgebreid.

  •  

  • Beleid voor afvalwater bij nieuwe aanleg in uitbreidingswijken:

     

    In uitbreidingswijken wordt nieuwe riolering aangelegd. Dit gebeurt in overleg met het waterschap, in zijn rol als waterbeheerder en in zijn rol als zuiveringsbeheerder. De hoofdregel is dat de gemeente gaat over de stelselkeuze en zorgt voor de bekostiging van de riolering. Het afvalwater wordt door de gemeente getransporteerd naar een bestaand overnamepunt. Het waterschap is verantwoordelijk voor eventuele aanpassingen vanaf het overnamepunt. Bij grote uitbreidingsplannen kan een nieuw overnamepunt aan de orde zijn. Ook dan is het overnamepunt de grens tussen de verantwoordelijkheid van de gemeente en die van het waterschap..

  •  

  • Voor lozingen op de riolering geldt het volgende beleid:

     

    • Er geldt een zorgplichtbeginsel voor afvalwaterlozingen, zie artikel 2.1 Activiteitenbesluit:

      • o

        Het voorkomen van het ontstaan van afvalwater;

      • o

        Het gescheiden houden van verschillende soorten water.

      • o

        Het voorkomen of beperken van bodemverontreiniging op het perceel;

      • o

        Het voorkomen of beperken van oppervlaktewaterverontreiniging vanaf het perceel;

      • o

        Het beschermen van de doelmatige werking van de voorzieningen voor afvalwaterbeheer, zoals de riolering en de zuivering;

      • o

        Geen lozingen zoals olie en vet in het riool. Bij horeca, garages en andere lozers van olie- en vethoudend afvalwater is een olie- en vetafscheider verplicht.

      • o

        Geen afvalwater lozen in het hemelwaterriool.

      • o

        Geen hemelwater in het afvalwaterriool.

        • Hemelwater mag bij een gemengd rioolstelsel worden afgevoerd via hetzelfde riool als het afvalwater. Het heet dan geen afvalwaterriool, maar riool voor stedelijk afvalwater.

        • Soms wordt hemelwater vanaf een risicovol oppervlak bewust afgevoerd via hetzelfde riool als het afvalwater ook al is er geen gemengd stelsel maar een gescheiden stelsel. Hiermee moet terughoudend worden omgegaan omdat anders het afvalwaterstelsel overbelast raakt en gaat functioneren als gemengd stelsel.

    • Het beleid is uitgewerkt in specifieke eisen aan lozingen op de riolering. Deze worden via de zogenaamde Bruidsschat opgenomen in het gemeentelijk omgevingsplan.

    • Voor de meeste lozingen op de riolering is de gemeente bevoegd gezag. De Omgevingsdienst voert taken uit in opdracht van de gemeente. Het waterschap heeft een adviserende rol. Voor lozingen op oppervlaktewater is het waterschap bevoegd gezag.

  •  

  • Beleid tegen foutaansluitingen:

     

    Bij gescheiden rioolstelsels liggen aparte buizen in de straat voor afvalwater en hemelwater. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de zuivering en het hemelwater wordt geloosd op oppervlaktewater. Bij dit stelseltype bestaat het risico op foutieve aansluitingen:

     

    • Als afvalwater wordt geloosd op het hemelwaterstelsel, dan vindt er een ongezuiverde lozing plaats, herkenbaar aan stank en grijzig water bij het lozingspunt.

    • Als hemelwater wordt geloosd op het afvalwaterstelsel, dan raakt deze overbelast en treedt afvalwater uit bij een nood-overstort of op straat of in een gebouw.

    Bij het vermoeden van foutaansluitingen wordt de volgende werkwijze gehanteerd:

     

    • Eerst inschatten hoe groot de problematiek is, al of niet in overleg met de waterbeheerder en met de zuiveringsbeheerder (waterschap DOD). Vervolgstappen alleen zetten als er een reëel probleem is:

      • o

        bijvoorbeeld grijs water bij de lozingspunten van het hemelwaterstelsel.

      • o

        Bijvoorbeeld een gemaal voor afvalwater dat duidelijk meer draait als er neerslag valt.

    • Onderzoeken welke opsporingstechniek in de gegeven omstandigheden het beste past. De afgelopen jaren zijn meerdere technieken op de markt gekomen om foutieve aansluitingen op te sporen.

    • Communicatietraject ingaan waarbij je de eigenaren of bewoners eerst aanspreekt op de ongewenstheid van foutieve aansluitingen en daarbij laat merken dat de gemeente desnoods met juridische middelen kan ingrijpen.

    • Het feitelijke opsporingsonderzoek. Dit is vaak arbeidsintensief speurwerk.

    • Herstel van foutieve aansluitingen op openbaar terrein wordt uitgevoerd door de gemeente, kosten zijn voor de eigenaar van de aansluiting.

    • •.

      Als een eigenaar of gebruiker niet wil meewerken, dan kan het juridische traject worden bewandeld. Medewerking van de eigenaar en eventuele gebruiker van een pand is veelal vereist. Dit is juridisch afdwingbaar. Juridische aanpak kan:

      • o

        via het bouwspoor vanwege een foutieve aansluiting, uitgaande van NEN3215 die is opgenomen in het Bouwbesluit 2012, afdeling 6.4.

      • o

        via het milieuspoor vanwege een ontoelaatbare lozing, uitgaande van het Besluit lozing afvalwater huishoudens die lozing of infiltratie van afvalwater verbiedt als een vuilwaterriool in de buurt is.

    • Naderhand beoordelen hoe groot het effect is geweest. Leerpunten vastleggen voor toekomstige projecten.

3.2 – Beleid hemelwater.

In deze paragraaf staat het gemeentelijke beleid voor hemelwater.

 

De basis voor dit beleid staat in de Omgevingswet artikel 2.16. De wetgever heeft gezocht naar balans tussen de eigen verantwoordelijkheid van de particulier en de collectieve verantwoordelijkheid van de gemeente. Het is aan de gemeente om hierin lokale afwegingen te maken.

 

Totdat de Omgevingswet van kracht wordt, is er een vergelijkbare formulering opgenomen in de Waterwet artikel 3.5. Het staat bekend als de gemeentelijke zorgplicht voor hemelwater.

 

Artikel 2.16 Omgevingswet:

 

  • 1.

    Bij het gemeentebestuur berusten, naast de elders in deze wet en op grond van andere wetten aan dat bestuur toegedeelde taken voor de fysieke leefomgeving, de volgende taken: a. op het gebied van het beheer van watersystemen en waterketenbeheer:

Lid 1.a.1 - de doelmatige inzameling van afvloeiend hemelwater, voor zover de houder het afvloeiend hemelwater redelijkerwijs niet op of in de bodem of een oppervlaktewaterlichaam kan brengen, en het transport en de verwerking daarvan.

 

Artikel 3.5 Waterwet:

 

  • 1.

    De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor een doelmatige inzameling van het afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen.

  • 2.

    De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen tevens zorg voor een doelmatige verwerking van het ingezamelde hemelwater. Onder het verwerken van hemelwater kunnen in ieder geval de volgende maatregelen worden begrepen: de berging, het transport, de nuttige toepassing, het, al dan niet na zuivering, terugbrengen op of in de bodem of in het oppervlaktewater van ingezameld hemelwater, en het afvoeren naar een zuivering technisch werk.

 

Kernformulering van het hemelwaterbeleid.

 

Gemeente Meppel voert als beleid om het hemelwater zoveel mogelijk lokaal te benutten, te infiltreren in de bodem of te lozen op oppervlaktewater. Als lokale oplossingen ontoereikend zijn, zamelt de gemeente het overtollige hemelwater in, liefst gescheiden van het afvalwater, om het op een geschikte plek te lozen op oppervlaktewater. Hemelwater wordt in enkele gebieden gemengd met afvalwater afgevoerd naar de RWZI, met overstorten naar het oppervlaktewater.

De klimaatverandering noopt ons tot klimaatadaptatie, zoals infiltratie en buffering van hemelwater. De openbare ruimte wordt in de loop der jaren zodanig ingericht dat overlast bij extreme buien beperkt blijft. Bewoners en bedrijven worden gevraagd om maatregelen te treffen op eigen terrein.

 

Uitwerking van het hemelwaterbeleid.

 

Hierna volgen enkele specifieke uitwerkingen van het hemelwaterbeleid. Per onderwerp wordt de essentie kort vermeld. Gedetailleerde informatie is verkrijgbaar door te klikken op de link.

 

  • Principes voor het hemelwaterbeleid.

    • o

      Bij de opvang en verwerking van hemelwater zijn diverse keuzes te maken en er zijn uiteenlopende combinaties van keuzen mogelijk. Het hangt af van de lokale omstandigheden welke combinatie van keuzen de voorkeur verdient. Op een hoge zandgrond wil je het hemelwater bijvoorbeeld infiltreren op de plek waar het valt. Maar in een diepe polder met kwel en kleigrond is een traditioneel gescheiden rioolstelsel juist een goede keuze. Daarbij is het volgen van enkele principes behulpzaam. Het gaat om de principes schoonhouden, benutten, vertragen, infiltreren, direct lozen en inzamelen. Zie bijgaand kader voor meer informatie. Het beleid per buurt laat zich naderhand uitwerken tot perceelniveau in het Omgevingsplan. Bij een perceel staat dan aangegeven welk beleid er geldt en welke voorzieningen worden aangeboden.

  • In gemeente Meppel is een aantal rioolstelsels van het gemengde type. Hierin wordt hemelwater in dezelfde buis afgevoerd als afvalwater. Gemengde stelsels hebben overstorten. In enkele kaders wordt nader ingegaan op deze overstorten:

    • o

      Kader met uitleg over de functie en problematiek van overstorten.

    • o

      Kader over de basisinspanning bij overstorten.

    • o

      Kader met het overzicht van de overstorten in gemeente Meppel.

  • Hemelwaterbeleid kan worden ondersteund door particulier initiatief, vooral bij de gemengde rioolstelsels. Dit geeft kleine voordeeltjes per keer, maar kan op termijn een krachtig middel vormen om het bestaande gemengde rioolstelsel te ontlasten. Klik hier voor de voor- en nadelen van afkoppelen.

  • Extreme buien geven steeds vaker problemen met wateroverlast. Het geeft een nieuwe opgave en is onderdeel van de klimaatadaptatie. Zie bijgaand kader met het beleid voor wateroverlast bij extreme buien. Hierin staat gedefinieerd wat als wateroverlast wordt gezien.

  • De gemeente heeft een wettelijke taak voor wat betreft het inzamelen van hemelwater dat de perceeleigenaar zelf niet doelmatig kan verwerken, het waterschap voor beheer van het watersysteem, zowel kwantitatief als kwalitatief. Tussen deze taken bestaat een overgangsgebied, waarin lokale keuzes moeten worden gemaakt.

     

    Thematische uitwerking met principes voor het hemelwaterbeleid.

     

    • Schoonhouden.

      Hemelwater is vrijwel schoon als het valt. De opgave is om dit zo te houden. Onderstaande keuzes dragen bij aan het schoonhouden van hemelwater.

      • o

        Vermijd het gebruik van uitlogende materialen, zoals on-gecoate metalen.

      • o

        Houdt hemelwater zoveel mogelijk bovengronds. Zichtbaarheid bevordert een zorgvuldige omgang met het water zonder ongewenste lozingen.

      • o

        Vermijd activiteiten die afstromend hemelwater verontreinigen. Dergelijke activiteiten dienen plaats te vinden in afgesloten inrichtingen.

      • o

        Zorg dat er geen afvalwater wordt geloosd op voorzieningen voor hemelwater.

    • Benutten.

      Hemelwater is te benutten voor bijvoorbeeld tuinsproeien of toiletspoeling.

      • o

        Mensen met oog voor duurzaamheid kunnen zelf kiezen om hemelwater te benutten en zodoende minder drinkwater te verbruiken.

      • o

        In gebieden met een duurzaamheidsdoelstelling en/of in gebieden met beperkingen op het gebied van de drinkwatervoorziening kan de gemeente het benutten van hemelwater inzetten als instrument.

    • Vertragen.

      Zware buien leiden tot piekbelasting. Soms geeft dit problemen in de vorm van overbelasting van riolen of infiltratievoorzieningen waardoor water op straat ontstaat. Of er ontstaat inundatie vanuit oppervlaktewater. Deze problemen treden minder op als de afstroming van hemelwater wordt vertraagd. Liefst zo lokaal mogelijk.

      • o

        Groene of blauwe daken of berging op eigen perceel geven lokaal vertraging.

      • o

        Op buurtniveau is vertraging te realiseren door bergingsgebieden, zoals wadi’s.

      • o

        In het watersysteem is vertraging te realiseren door ruimte voor water.

    • Infiltreren.

      Infiltratie van hemelwater leidt tot aanvulling van het grondwater. Het is nuttig in gebieden met droogte en draagt lokaal bij aan de watervoorziening van struiken en bomen. Bovendien kan het bijdrage leveren aan het lokaal remmen van bodemdaling. In gebieden met een kleine onverzadigde zone (o.a. als gevolg van kwel) is infiltreren lastiger. De geohydrologische omstandigheden zijn hierin bepalend.

      • o

        Infiltratie kan op particuliere schaal met een laagte in de tuin of een ondiep kratje. Bij nieuwbouw kan het direct worden gerealiseerd. Bij bestaande bebouwing kan het worden toegevoegd om het afvoersysteem te ontlasten.

      • o

        Infiltratie kan in de openbare ruimte door infiltrerende verharding of door afstroming naar lage groenstroken of door wadi’s of andere voorzieningen.

    • Direct lozen.

      Directe lozing van hemelwater op oppervlaktewater klinkt vanzelfsprekend, mits het watersysteem de piekafvoer kan verwerken en de lozing niet verontreinigd is.

      • o

        Directe lozing is mogelijk vanaf daken en/of verharding, mits vlakbij het water en in overleg met de beheerder van het betreffende water.

    • Inzamelen.

      De gemeente kan hemelwater inzamelen via een systeem in de openbare ruimte om het verderop te lozen. Diverse stelseltypen kennen specifieke voor- en nadelen.

      • o

        Gotensysteem waarbij het hemelwater bovengronds blijft en verderop wordt geloosd.

      • o

        HWA-stelsel (incl. IT/DT-leidingen) met bovengrondse inloop via goten en roosters.

      • o

        HWA-stelsel (incl. IT/DT-leidingen) met ondergrondse aansluitleidingen. Ook geschikt voor drainage. Veel toegepast stelseltype. Achilleshiel zijn de foutieve aansluitingen.

  •  

  • Functie en problematiek van riooloverstorten.

     

    Riolering is tegenwoordig in de eerste plaats bedoeld voor inzameling en transport van afvalwater. In de vorige eeuw was het gebruikelijk om hemelwater met dezelfde riolering in te zamelen als het afvalwater. Dit betreft het zogenoemde gemengde rioolstelsel. Het brengt in feite al het water waar je vanaf wilt naar de randen van stad of dorp. In de loop van de 20ste eeuw werden aan de stadsranden zuiveringen gebouwd omdat ongezuiverde lozing van afvalwater ontoelaatbaar werd voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. De waterkwaliteit is daarna sterk verbeterd. Overigens is de sanering van bedrijfslozingen ook van grote invloed geweest op de waterkwaliteit. In de loop van de jaren werden alle steden en dorpen en ook veel buitengebied via riolering aangesloten op de zuiveringen.

     

    Het zuiveringsproces is gebaat bij een vrij constante aanvoer van afvalwater en niet bestand tegen de piek van al het hemelwater. Om die reden wordt er naast het echte afvalwater slechts een beperkte hoeveelheid extra water vanuit de riolering naar de zuivering geleid. Dit wordt de pompovercapaciteit genoemd. De rest wordt tijdelijk geborgen in de riolering. Dit wordt de berging genoemd. Maar bij zware buien of langdurige neerslag schiet deze bergings­capaciteit tekort en raakt het stelsel geheel gevuld. Om wateroverlast te voorkomen zijn overstorten aangebracht in speciale putten. Deze lozen dan verdund doch ongezuiverd afvalwater op het oppervlaktewater. Bovendien komt dikwijls rioolslib mee door de hoge stroomsnelheden bij zware buien. Het resulteert tijdens en na de overstorting in stank en visuele overlast. Bij grote overstortingen kan sprake zijn van een verminderde waterkwaliteit. Soms leidt dit tot vissterfte, verarming van ecosystemen en verontreinigde baggerspecie. De riooloverstorten leiden in sommige gevallen dus tot problemen.

     

    De riooloverstorten kunnen echter niet worden gemist omdat het gemengde stelsel dan meerdere keren per jaar leidt tot water op straat, inclusief afvalwater op straat. Riooloverstorten zijn dus noodzakelijk vanuit een historisch gegroeide situatie, maar vormen soms een probleem vanuit huidig perspectief.

  •  

  • Basisinspanning

     

    Vanaf de jaren ’90 is door waterschappen aangedrongen op de basisinspanning bij gemengde rioolstelsels. Dit betreft het zogenoemde saneren van riooloverstorten, soms door volledige sluiting, soms door afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering, soms door grote bergbezinkbassins.

     

    In 1995 is landelijk besloten dat de vuilemissie vanuit gemengde rioolstelsels naar oppervlaktewater 50% gereduceerd moet worden. Deze wens werd bekend als de “basisinspanning”. Als na het behalen van de basisinspanning nog steeds knelpunten ten aanzien van oppervlaktewaterkwaliteit worden ervaren, kunnen gemeente en waterbeheerder gezamenlijk besluiten om aanvullende maatregelen te nemen.

     

    In de gemeente Meppel is de basisinspanning voltooid. Er zijn geen aanwijzingen dat de resterende overstorten een groot probleem vormen.

     

    Naast de basisinspanning is er het waterkwaliteitsspoor. Er kunnen ondanks het voldoen aan de basisinspanning problemen zijn met riooloverstorten. Het water uit de overstorten is namelijk in zekere mate verontreinigd. Het oppervlaktewater waarop wordt overgestort is bijvoorbeeld niet altijd geschikt voor recreatief gebruik. Gemeente en waterschap kunnen in overleg besluiten dat extra maatregelen gewenst zijn.

  •  

  • Overzicht van de overstorten vanuit gemengde stelsels

     

    Het overzicht van de overstorten is van belang vanwege het Besluit Lozen Buiten Inrichtingen, het BLBI. Zie in het BLBI artikel 3.15, de algemene toelichting in §5.6.3 en §7.1.2 en de artikelsgewijze toelichting bij artikel 3.14 en 3.15. Het doel was om de administratieve last van overstortvergunningen terug te dringen.

     

    Voor een overzicht van alle overstorten wordt verwezen naar de betreffende basisrioleringsplannen.

  •  

  • Voor- en nadelen van afkoppelen hemelwater bij gemengde rioolstelsels.

     

    Het afkoppelen van hemelwater bij bestaande gemengde rioolstelsels biedt de volgende voordelen:

     

    • Minder afvoer van hemelwater naar de zuivering die daardoor beter of goedkoper werkt.

    • Minder vaak en minder heftig werken van de riooloverstorten.

    • Verminderde kans op wateroverlast bij extreme buien.

    • Kans tot gebruik van het hemelwater in tuin en/of woning.

    • Kans op aanvulling van het grondwater.

    • Kans tot integrale keuzes gericht op klimaatadaptatie, duurzaamheid en biodiversiteit.

    De keerzijde van de medaille is dat er nadelen zijn:

     

    • Aanleg van een eventueel extra stelsel voor hemelwater is kostbaar, met name in bestaande gebieden.

    • Er bestaat risico op ontluchtingsproblemen.

    • In sommige situaties risico op grondwateroverlast of schijnspiegels.

    De weging van de voor- en nadelen kan per situatie verschillend uitpakken. Het is aan de gemeente om hierin gebiedsgericht keuzes te maken.

     

    De nadelen spelen minder een rol als wordt gekozen voor afkoppelen van hemelwater op particuliere schaal, dus per kavel. Ook hier geldt dat de gemeente vaak het beste overzicht heeft over de voor- en nadelen.

     

    Zowel gemeente als waterschap hebben baat bij afkoppelen en kunnen daarom het beste in samenwerking tot keuzes komen. Keuzes in specifieke projecten en keuzes om bijvoorbeeld particulieren te verleiden tot afkoppelen.

  •  

  • Beleid voor wateroverlast bij extreme buien.

     

    Rioolstelsels zijn veelal ontworpen voor probleemloze afvoer van hemelwater tot een neerslagintensiteit van ongeveer 20 mm/uur. Dit is voldoende voor alle normale dagen en ook voor de meeste zware en/of langdurige neerslag.

     

    Af en toe, vooral bij zomerse donderbuien, komen hogere neerslagintensiteiten voor, tot wel 100 mm/uur. Het is nagenoeg onmogelijk en zeker niet doelmatig om rioolstelsels daarop te dimensioneren. Als zo’n bui (of hevige cel in een bui) slechts enkele minuten duurt is er weinig aan de hand. Het wordt een probleem als het langer aanhoudt. De verwachting is dat door de klimaat­verandering extreme buien vaker voorkomen. Het is geen wettelijke eis dat de gemeente het systeem zodanig ontwerpt dat zo’n bui probleemloos verwerkt kan worden, maar wel een opgave voor de inrichting van de openbare ruimte om overlast en schade te beperken. Deze ambitie is uitgewerkt in de RAS (Regionale Adaptatie Strategie). In de daarbij behorende klimaatstresstest is uitgegaan van een bui van 70 mm in 1 uur tijd. Deze heeft rond het jaar 2050 naar verwachting een kans op voorkomen van eens per 100 jaar.

     

    Het belangrijkste kenmerk van dergelijke extreme buien is dat het water niet in de riolering past en dus op straat blijft staan en daar gaat stromen richting lage plekken. Op de lokaal laagste plekken komt alles bijeen en ontstaat overlast en soms ook schade. De nieuwe opgave wordt:

     

    • het water overal vasthouden, liefst op elke kavel, zodat het nergens te veel wordt, en/of:

    • het water her en der te geleiden naar geschikte laag gelegen plekken.

    • Bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen dient deze nieuwe opgave mee te spelen.

    • Hemelwaterafvoer wordt steeds meer een bovengrondse aangelegenheid met invloed op de inrichting van de particuliere kavel en de openbare ruimte.

    In de RAS is door Fluvius het volgende gesteld: Als regio geven we bij kortdurende hevige neerslag prioriteit aan:

    • Begaanbare snelwegen, provinciale wegen en andere hoofdroutes, en daarmee bewoonde gebieden, voor calamiteitenverkeer.

    • Het creëren van bewustwording bij inwoners en ondernemers die weten hoe te handelen bij wateroverlast.

    • Beperkte schade door wateroverlast bij vitale netwerken en objecten.

    In het RAS staat aangegeven dat gemeenten één en ander buiten de RAS nader uitwerken met lokale afwegingen.

     

    Uitwerking van het beleid voor wateroverlast bij extreme buien:

     

    De gemeente spreekt van ernstige regenwateroverlast indien één van onderstaande situaties optreedt:

     

    • Het water maakt het functioneren van vitale netwerken en objecten onmogelijk.

    • Het water stroomt via de straat gebouwen binnen.

    • Water blokkeert de doorgang in verkeersaders, doorgaande wegen en (fiets)tunnels.

    • Water levert langer dan 4 uur hinder op voor het verkeer, inclusief fietsers of voetgangers.

    • Hemelwater (anders dan gewone plassen) blijft langer dan 4 uur op straat staan.

    • Water afkomstig uit het rioleringssysteem blijft langer dan 4 uur in een tuin staan.

    • Het water op straat stinkt en/of bevat toiletpapier en andere visuele verontreinigingen.

    • Putdeksels komen omhoog en leveren gevaarlijke situaties.

    Naast ernstige overlast kan er sprake zijn van hinderlijke wateroverlast. Voorbeelden hiervan zijn water tussen de trottoirbanden en ondergelopen plantsoenen, achterpaden of tuinen gedurende beperkte tijd. Ernstige hemelwateroverlast vraagt om actie van de gemeente, maar bij hinderlijke wateroverlast is geen actie vereist.

     

    De gemeente neemt de volgende uitgangspunten tot beleid, met de aantekening dat het meerdere jaren kan duren voordat bestaande knelpunten worden opgelost vanwege de vaak hoge kosten die ermee gepaard gaan:

     

    • Bij riolering in bestaand en nieuw bebouwd gebied is de bedoeling dat bui 8 (20mm in 1 uur) via de riolering of andere voorzieningen kan worden afgevoerd zonder water op straat of andere hinder (dus binnen de beoogde kaders van de voorziening).

    • In bebouwde gebieden is de bedoeling dat de stresstest met een bui van T=100 met 70 mm in 1 uur tijd, niet leidt tot ernstige wateroverlast.

    • Als er maatregelen nodig zijn, dan maakt de gemeente een doelmatigheidsafweging. Situaties met mogelijke schade aan of in gebouwen hebben hoge prioriteit.

3.3 – Beleid grondwater

In deze paragraaf staat het gemeentelijke beleid voor grondwater.

 

De basis voor dit beleid staat in de Omgevingswet artikel 2.16. De gemeentelijke grondwatertaak is beperkt van omvang en staat in relatie tot de verantwoordelijkheid van de perceeleigenaar en in relatie tot de taken van waterschap, provincie en Rijk. Het komt er op neer dat de gemeente een taak heeft voor het beïnvloeden van de grondwaterstand in openbaar gebied binnen de bebouwde kom en voor het aanbieden van een afvoerroute voor grondwater vanaf aanliggende percelen, voor zover doelmatig. Het is aan de gemeente om hierin lokale afwegingen te maken.

 

Totdat de Omgevingswet van kracht wordt, is er een vergelijkbare formulering opgenomen in de Waterwet artikel 3.6. Het staat bekend als de gemeentelijke zorgplicht voor grondwater.

 

Artikel 2.16 Omgevingswet:

 

  • 1.

    Bij het gemeentebestuur berusten, naast de elders in deze wet en op grond van andere wetten aan dat bestuur toegedeelde taken voor de fysieke leefomgeving, de volgende taken: a. op het gebied van het beheer van watersystemen en waterketenbeheer:

Lid 1.a.2 - het treffen van maatregelen in het openbaar gemeentelijke gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de op grond van deze wet aan de fysieke leefomgeving toegedeelde functies zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet op grond van artikel 2.17, 2.18 of 2.19 tot de taak van een waterschap, een provincie of het Rijk behoort.

 

Artikel 3.6 Waterwet:

 

  • 1.

    De gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders dragen zorg voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort.

  • 2.

    De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, omvatten mede de verwerking van het ingezamelde grondwater, waaronder in ieder geval worden begrepen de berging, het transport, de nuttige toepassing en het, al dan niet na zuivering, op of in de bodem of in het oppervlaktewater brengen van ingezameld grondwater, en het afvoeren naar een zuivering technisch werk.

Kernformulering van het grondwaterbeleid.

 

In het rapport Stedelijke Wateropgave Meppel is de norm opgenomen voor grondwateroverlast: Hiervan is sprake als de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand minder dan 50 cm onder het maaiveld ligt gedurende minimaal 30 dagen per jaar. Aantasting van de gebruikersfunctie mag dan niet optreden (de ruimte moet voldoen aan de landelijke eisen van het Bouwbesluit).

 

Uitwerking van het grondwaterbeleid.

 

Hierna volgen enkele specifieke uitwerkingen van het grondwaterbeleid. Per onderwerp wordt de essentie kort vermeld. Gedetailleerde informatie is verkrijgbaar door te klikken op de link.

 

  • Meldingen over vocht of grondwater.

    • o

      Meldingen van burgers of bedrijven die overlast ervaren van vocht of grondwater worden zorgvuldig getoetst. Bouwkundige gebreken vormen vrijwel nooit een legitieme reden voor de gemeente om maatregelen te treffen maar zijn vrijwel altijd de verantwoordelijkheid van de eigenaar. Naast de verantwoordelijkheid voor de eigenaar is er een verantwoordelijkheid voor de bewoner, met name ventilatie.

      Zie bijgaand kader met aandachtspunten bij meldingen over vocht of grondwater.

  • Het veranderende klimaat kan leiden tot langere droge perioden in het zomerhalfjaar. De zomers van 2018, 2019 en 2020 illustreerden dit. Het leidt onder meer tot verdord gras, een droogvallend watersysteem, vissterfte, lage grondwaterstanden, boomsterfte, verminderde opbrengsten in de landbouw en kans op bodemdaling en als gevolg daarvan funderings¬schade. Provincies, waterschappen en de landbouwsector hebben in Nederland de knoppen in handen om te acteren tegen de gevolgen van langdurige droogte. Gemeenten hebben nauwelijks invloed tegen de gevolgen van droogte.

  • Aandachtspunten bij meldingen over vocht of grondwateroverlast:

     

    • 1.

      Kelders en souterrains horen waterdicht te zijn, zodat ze geen last hebben van hogere grondwaterstanden. Dit is een verantwoordelijkheid van de eigenaar.

    • 2.

      Kruipruimten horen ondiep te zijn. Een redelijke maat is 100 cm vanaf vloerpeil, dus vanaf de bovenzijde van de vloer van de begane grond. Diepe kruipruimten waarin grondwater voorkomt, kunnen beter worden opgevuld. Dit is een verantwoordelijkheid van de eigenaar.

    • 3.

      Woningen horen voorzieningen te hebben waardoor vocht vanuit de fundering niet optrekt in de muren. Dit is een verantwoordelijkheid van de eigenaar.

    • 4.

      Vochtoverlast in de woning wordt soms veroorzaakt door onbewust bewonersgedrag, zoals te weinig ventileren, geen afzuigkap gebruiken of de was drogen in huis. Dit is een verantwoordelijkheid van de bewoner.

    • 5.

      Eigenaren of gebruikers van percelen kunnen zelf drainage aanleggen op eigen erf. De afvoer regelen in overleg met de gemeente, naar oppervlaktewater of op de eigen hemelwaterafvoer binnen de erfgrens.

    Indien bovenstaande aandachtspunten in acht zijn genomen en de in paragraaf 3.3 geformuleerde overlast van grondwater treed alsnog op, gaat de gemeente onderzoek doen naar maatregelen ter bestrijding van structurele overlast van grondwater.

4 – Beheer.

Dit hoofdstuk gaat in op het beheer van de riolering en van de voorzieningen die hier aan gerelateerd zijn. Dit wordt ook wel assetmanagement genoemd, ofwel het goed omgaan met hetgeen je in beheer hebt. Het gaat daarbij niet alleen om de afzonderlijke objecten maar om het functioneren van het hele systeem en van de organisatie die met het beheer is belast. Dus beheer in brede zin van het woord. Eerst wordt het beheerde areaal vermeld, daarna wordt ingegaan op het contact met de gebruikers van de riolering. Vervolgens wordt stilgestaan bij het systeembeheer, inclusief besluitvorming bij rioolvervanging en omgang met calamiteiten. Tot slot wordt ingegaan op het samenwerken met andere disciplines en wordt de omvang van de formatie belicht. Al deze onderwerpen worden kort belicht om het RWP compact te houden en toch verantwoording af te leggen. In onderliggende documenten en systemen is meer informatie beschikbaar.

4.1 – Het areaal.

Goed beheer begint met weten wat je hebt. In bijgaand kader een overzicht van de voorzieningen die de gemeente in eigendom en beheer heeft om invulling te geven aan de gemeentelijke watertaken. Het gaat om een beschrijving van het areaal op hoofdlijnen. Gedetailleerde informatie is te vinden in de beheersystemen.

 

Areaal

Type object:

Aantal:

Opmerkingen:

Hoofdriolering voor afvalwater

60 km.

Hoofdriolering voor hemelwater

63 km.

IT-riolen hierbij gerekend

Gemengde hoofdriolering voor afval- en hemelwater

117 km.

Inspectieputten

7500 st.

Kolken

12870 st.

Rioolgemalen

44 st.

Persleidingen

23 km.

Pompunits drukriolering (buitengebied)

120 st.

Drukriolering (buitengebied)

31 km.

IBA’s (buitengebied)

5 st.

Drainage

149 km.

Wadi’s

4 st.

Doorlatende verharding

3 ha.

Bergbezinkbassins

9 st.

Externe overstorten

60 st.

 

Ter informatie wordt een korte toelichting gegeven op essentiële onderdelen van de riolering. Riolering bestaat uit diverse objecten, zoals:

 

  • Huis- en bedrijfsaansluitingen;

  • Kolken en lijngoten;

  • Vrij-verval riolen;

  • Gemalen en persleidingen;

  • Riolering buitengebied;

  • Drainage.

Klik op genoemde objecten voor een toelichting.

 

Huis- en bedrijfsaansluitingen.

 

Woningen en overige panden zijn meestal op de riolering aangesloten met aansluitleidingen. Via deze aansluitleidingen zamelt de gemeente het afvalwater in om het daarna door de riolering te transporteren. Elke aansluiting vormt in feite een beginpunt voor gebruikmaking van het openbare rioolstelsel.

 

Bij gescheiden stelsels is meestal sprake van twee aansluitingen, namelijk één voor afvalwater en één voor hemelwater.

 

Als het hemelwater niet direct is aangesloten met een aansluitleiding, dan is er sprake van een indirecte aansluiting. Het stroomt dan niet weg via een aansluitleiding, maar stroomt bijvoorbeeld bovengronds af naar de openbare ruimte.

 

Het eigendom van de aansluitleiding(en) is in veel gevallen tot en met het ontstoppingsstuk op de erfgrens van de perceeleigenaar en vanaf dat punt tot aan het hoofdriool van de gemeente.

 

Kolken en lijngoten.

 

Kolken en lijngoten vormen een essentieel element van de riolering. Op deze plekken kan straatwater in de riolering stromen. Ook dit zijn beginpunten van het openbare rioolstelsel.

 

Mee-stromend straatvuil bezinkt grotendeels in de bak van de kolk of de lijngoot. Deze moeten regelmatig worden leeg gezogen. In Meppel gebeurt dit eenmaal per jaar en op vervuiling gevoelige lokaties tweemaal per jaar. De gemeente besteedt het kolken zuigen en goten reinigen uit aan marktpartijen die tevens zorg dragen voor afvoer en verwerking (inclusief mogelijk hergebruik) van het slib.

 

Kolken en goten moeten niet alleen onderhouden worden, soms moeten we ook reparaties uitvoeren. Tijdens het reinigen van de kolken worden eventuele gebreken aan de kolken en goten geregistreerd. Deze gebreken worden jaarlijks verholpen.

 

 

Vrij-verval riolen.

 

Vrij-verval riolen vormen het meest omvangrijke, het meest kostbare en het meest bekende onderdeel van de gemeentelijke rioleringsvoorzieningen.

 

Riolen raken in de loop der jaren vervuild en kunnen zonder onderhoud zelfs dichtslibben. Dit speelt in Nederland sterk door het geringe afschot van onze riolen en soms door zonken ten gevolge van verzakking bij slappe bodems. Riolen moeten daarom regelmatig worden gereinigd. De gemeente besteedt het reinigen uit aan marktpartijen die tevens zorg dragen voor afvoer en verwerking (inclusief mogelijk hergebruik) van het slib.

 

Riolering dient met enige regelmaat te worden geïnspecteerd om de toestand vast te stellen inclusief de mate van degradatie. De gemeente besteedt de inspecties uit aan gespecialiseerde marktpartijden.

 

Riolen verouderen in de loop der jaren. Het is vooraf nauwelijks te voorspellen hoelang een riool zal kunnen functioneren. Dit is onder meer afhankelijk van de kwaliteit van de buis, de zorgvuldigheid van de aanleg, de toestand van de ondergrond (ongelijkmatige zetting / bodemdaling), eventuele wortelingroei en de aard van het geloosde afvalwater. Daarnaast is van grote invloed of er op het riool wordt geloosd vanuit een persleiding met grote verblijftijden en de daaruit voortvloeiende H2S vorming die leidt tot stank en aantasting nabij het injectiepunt.

 

Gemalen en persleidingen.

 

Rioolgemalen vormen een essentieel onderdeel van de riolering. Het ingezamelde afvalwater loopt via de riolen, die onder afschot liggen, vanzelf (oftewel onder vrij verval) naar het laagste punt. De rioolgemalen pompen vanuit de diepste punten van het rioolstelsel het water omhoog naar een volgend rioleringsgebied of naar de zuivering. Aan de drukzijde van het (eind)gemaal zit een persleiding, soms kilometers lang.

 

Onverhoopt uitvallen van rioolgemalen door een defect of door stroomstoring kan ertoe leiden dat het rioolstelsel geheel gevuld raakt en na verloop van tijd ongezuiverd afvalwater loost in een gebouw, of op straat of op het oppervlaktewater. Dit vormt een risico voor de volksgezondheid en het milieu. Gemalen dienen daarom voortdurend in goede staat te verkeren en de beheerder hoort te waken voor calamiteiten.

 

Meppel onderhoudt de rioolgemalen met een eigen ploeg. Complexe werkzaamheden worden uitbesteed aan gespecialiseerde marktpartijen. De gemalen zijn opgenomen in het beheersysteem van de gemeente. Verder zijn ze (deels) voorzien van telemetrie, zodat een deel van het beheer 24 uur per dag op afstand kan geschieden.

 

Naast zogenaamd dagelijks onderhoud hebben de gemalen periodiek groot onderhoud nodig, waarbij de pompen en elektrische aansturing worden gerenoveerd of vervangen.

 

Naast de gemeente beheert het waterschap ook rioolgemalen. Deze eindgemalen voeren het stedelijk afvalwater vanaf de kernen naar de RWZI.

 

Riolering buitengebied.

 

De drukriolering in het buitengebied vormt een systeem op zichzelf. Langs de weg bij de woningen staan pompunits die het afvalwater onder druk over grote afstanden verpompen. Drukriolering is alleen bedoeld voor het lozen van huishoudelijk afvalwater, niet voor mest, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

 

De gemeente laat de pompputten jaarlijks inspecteren en reinigen. Als een gemaal in storing valt, wordt dat door telemetrie zichtbaar of ter plekke door een rode lamp op het gemaal. Melding daarvan geschiedt meestal door de bewoners omdat zij hun afvalwater niet kwijt kunnen. Een storingsmelding leidt tot directe actie.

 

Drainage.

 

Drainage is bedoeld om de grondwaterstand te reguleren. In diepe polders, in laaggelegen beekdalen, op sommige sportvelden en speelterreinen en op slecht doorlatende grond is dit een essentiële voorziening. De gemeente zorgt voor het doorspuiten van drainage in openbaar gebied om verstopping te voorkomen.

 

Daarnaast hebben particulieren soms drainage op eigen perceel in eigen beheer. Dit water dient te worden aangesloten op de drainge van de gemeente of op de hemelwaterafvoer op eigen perceel.

4.2 – Contact met de gebruikers van de riolering.

Deze paragraaf gaat in op de enkele contactmomenten die er zijn tussen de gebruikers van de riolering en de gemeente. Rioleringsbeheer kent niet veel contactmomenten met de gebruikers en juist daarom moet je er zorgvuldig mee omgaan.

 

Meldingen van burgers en bedrijven.

 

Meldingen van burgers en bedrijven zijn een belangrijke bron van informatie en dikwijls reden om in actie te komen. Denk aan een verstopte kolk, een probleem dat vlot door de gemeente kan worden verholpen. Klachten over water op straat bij zware buien zijn minder makkelijk te verhelpen, maar van belang bij het valideren van hydraulische berekeningen en bij het zoeken naar oplossingen.

 

Zorgvuldige registratie van meldingen heeft als voordeel dat op termijn bepaalde trends zichtbaar worden die van belang zijn voor inzicht in het functioneren van de riolering. Een lastig punt bij registratie van meldingen is dat burgers niet altijd zuivere meldingen doen. Wateroverlast door riolering is iets anders dan last hebben van een lekke kelder of een lekke dakgoot, maar door leken kan dit op één hoop worden gegooid.

 

Spelregels bij verstoppingen.

 

Woningen en overige panden zijn op de riolering aangesloten met aansluitleidingen. Hierin kan onverhoopt een verstopping ontstaan. Zo’n situatie gaat vaak gepaard met stress en is een belangrijk moment van contact met de gemeente. Duidelijkheid is op zo’n moment van belang. Op of nabij de erfgrens is op particulier terrein veelal een ontstoppingsstuk ingebouwd. De spelregels bij verstopping staan aangegeven in bijgaand kader. De hoofdregel is dat de veroorzaker opdraait voor de kosten van het opsporen en oplossen van de verstopping.

 

Communicatie en bewustwording.

 

Burgers zijn zich dikwijls nauwelijks bewust van de aanwezigheid van riolering. Slechts een deel van de mensen weet hoe belangrijk de riolering is voor de volksgezondheid en voor de bewoonbaarheid van de leefomgeving. Bewustwording is belangrijk voor draagvlak voor de rioolheffing en om achteloos lozingsgedrag te voorkomen.

Naast bewustwording over het belang van goed lozingsgedrag kan worden aangesloten bij initiatieven voor educatie gericht op het bredere spectrum van duurzaamheid, circulariteit en biodiversiteit.

 

Communicatie bij de aanslag rioolheffing

 

Veel burgers en bedrijven komen vrijwel nooit in contact met de gemeente over de riolering. Het enige moment is dan die van de aanslag rioolheffing. De burger of het bedrijf wordt geachte te betalen voor het in stand houden van de riolering. Dit moment kan worden aangegrepen om enige uitleg te geven over nu en noodzaak van de riolering, over het gesloten huishoudboekje van de rioleringszorg en dus over de redelijkheid van de rioolheffing. Naast uitleg in algemene zin kunnen enkele projecten uit het afgelopen jaar worden benoemd zodat met enig idee heeft waaraan het geld wordt besteed.

 

Spelregels bij verstopping in de aansluitleiding.

 

Functioneert uw rioolwaterafvoer niet goed? Onderneem dan als bewoner/eigenaar zelf actie om de leiding weer gangbaar te maken. De te ondernemen stappen zijn in onderstaand stappenschema beschreven.

 

  • 1)

    De gebruiker constateert een verstopping.

  • 2)

    De gebruiker neemt contact op met de gemeente, deze informeert de gebruiker over de vervolgstappen:

    • a)

      De gemeente schakelt een riool-ontstoppingsbedrijf in welke de verstopping wegneemt.

    • b)

      Indien er sprake is van een verstopping vanaf het huis tot en met het ontstoppingsstuk zijn alle kosten voor de gebruiker, ongeacht de reden van de verstopping. Het ontstoppingsbedrijf factureert rechtstreeks aan de gebruiker.

    • c)

      Indien er sprake is van een verstopping na het ontstoppingsstuk zijn de kosten voor de gemeente.

  • 3)

    Indien melder voor een ander riool-ontstoppingsbedrijf kiest geldt dat de kosten voor het weghalen van de verstopping voor de gebruiker zijn. Indien gebruiker van mening is dat de verstopping in het gemeentelijke gedeelte van de riolering zit dient de gebruiker dit te bewijzen met videobeelden. Zonder bewijslast is het uitgangspunt dat de verstopping in het gebruikers gedeelte van het riool ligt, en zijn de kosten voor het weghalen van de verstopping voor de gebruiker.

  • 4)

    Kosten voor het oplossen van verstoppingen als gevolg van onjuist gebruik (vet, wasgoed e.d.) van het riool zijn altijd voor rekening van de gebruiker, ook wanneer deze na het ontstoppingsstuk zijn geconstateerd. 

  • 5)

    De kosten voor herstel zijn voor de gemeente indien de verstopping wordt veroorzaakt door:

    • a)

      problemen in het hoofdriool;

    • b)

      leidingbreuk of ernstige vervorming in het gemeentelijke deel na het ontstoppingsstuk;

    • c)

      leiding met tegenschot groter dan de buisdiameter op openbaar terrein.

*gebruiker = bewoner en/of eigenaar

 

Bewustwording lozingen.

 

Verstopte rioolgemalen door zaken die niet in de riolering thuishoren, zoals doekjes.

 

Een groot deel van de storingen bij rioolgemalen bestaat uit verstopping door restanten van doekjes. Het gaat om niet afbreekbare toiletdoekjes, damesverband en een enkele keer een verloren dweil. In tegenstelling tot toiletpapier lossen deze doekjes niet op in het afvalwater waardoor sommige pompen verstopt raken en/of onnodig veel draaiuren maken. In enkele gevallen raken de pompen ernstig beschadigd, waardoor dure reparaties nodig zijn. In het buitengebied is dit soms direct terug te voeren tot de betreffende lozer op de unit van de drukriolering. In stedelijk gebied weet je haast nooit wie de lozer is geweest.

 

Vet en olie niet in het riool.

 

Vet en olie horen niet thuis in het riool omdat het verstoppingen veroorzaakt. Op de website frituurvetrecyclehet is informatie beschikbaar over de gevolgen van vetlozingen en over methoden van inzameling.

4.3 – Gegevensbeheer, berekeningen en monitoring.

In deze paragraaf draait het om het systeem als geheel, dus niet om losse objecten. Inzicht in het functioneren van het systeem in z’n geheel, is essentieel om te weten wanneer onderhoud, reparatie, vervanging, verbetering of andere maatregelen noodzakelijk zijn. Het gaat onder meer om de volgende zaken:

 

  • De basis is het gegevensbeheer, weten wat je hebt. De uitdaging is om te werken volgens standaarden zoals GWSW en uitwisseling van gegevens met derden mogelijk te maken.

  • Hydraulische berekeningen helpen om het systeem-functioneren te begrijpen en te toetsen. Het nieuwe SSW kijkt naar het systeem als geheel en past daarmee bij het samenwerken tussen gemeente en waterschap.

  • Monitoring is gericht op de vraag hoe het systeem in de praktijk functioneert. Hier liggen kansen voor verbetering door de monitoring op te pakken in samenwerking tussen gemeenten en waterschap in de Fluvius regio.

  • Degradatie-analyse en risico-gestuurd beheer zijn methoden die helpen om de kosten op lange termijn te beperken en inzichtelijk te maken.

In dit RWP worden deze berekeningen en beschouwingen slechts kort aangetipt. Elk onderwerp gaat gepaard met modellen, berekeningen en rapportages. Deze zijn aanwezig op de beherende afdeling.

 

Gegevensbeheer.

 

Correcte gegevens van de te beheren objecten vormen de basis voor goed beheer. De objectgegevens zijn opgenomen in de volgende systemen:

 

  • Beheerpakket GBI voor de gegevens van riolen, inspectieputten, kolken, etc.

  • Huisaansluitleidingen worden gedeeltelijk bijgehouden in een digitale kaartenbak.

  • Pakket SAM voor het gemalenbeheer.

  • Pakket H2GO voor telemetrie en data analyse van gemalen.

 

Hydraulische berekeningen.

 

Rioleringsvoorzieningen moeten voldoende capaciteit hebben om naar behoren te kunnen functioneren. Bij het dimensioneren van deze voorzieningen worden daarom hydraulische ontwerpberekeningen uitgevoerd. Periodiek worden controleberekeningen uitgevoerd om te bezien of de voorziening nog voldoet als er gewijzigde omstandigheden zijn in de praktijk of andere aanleidingen.

 

Het gaat onder meer om de volgende berekeningen:

 

  • Berekening van de afvoer (debieten, afschot, stroomsnelheden, verloren berging, aantal uren berging, etc.) van afvalwater richting RWZI.

  • Berekening van rioolgemalen (pompcurves, pomptypen, pendelberging, samenloop) en persleidingen (snelheid, weerstand, waterslag).

  • Berekening van de afvoer van zware buien in de riolering, bijvoorbeeld bui 8 of 9.

  • Berekening van de afvoer bij een extreme bui met afvoer over straat.

  • Berekening van bijzondere voorzieningen als wadi’s, retentievijvers, infiltratie­systemen, stuwputten en dergelijke.

  • Waterbalans van een stedelijk gebied.

  • Grondwaterberekeningen, onder meer gericht op benodigde drooglegging en drainage.

 

Monitoring van het systeem-functioneren.

 

Monitoring is het waarnemen van het feitelijke gedrag en dit in relatie brengen met het beoogde gedrag.

 

Rioleringsvoorzieningen zoals gemalen, pompunits, overstorten en drainage worden gedimensioneerd op basis van theoretische berekeningen met diverse aannamen. Deze werkwijze is heel gebruikelijk in de civiele techniek. Het is in feite de enige bruikbare manier om grootschalige voorzieningen te ontwerpen. Het is ook gebruikelijk dat het feitelijke functioneren enigszins afwijkt van de ontwerpuitgangspunten. Zolang dit binnen redelijke marges blijft is er niets aan de hand en voldoet het systeem aan de verwachtingen. Maar als het feitelijke functioneren fors afwijkt van de verwachting, dan kan het nodig zijn om in te grijpen. Het kan gaan om afvoerhoeveelheden die afwijken of om plekken met water op straat terwijl het stelsel wel voldoet aan ontwerpbui 8.

 

Gemalen en persleidingen zijn een essentieel onderdeel in het transport van afvalwater. Het zijn de meet en monitor punten in het systeem en van daaruit ook de plekken waar je kan sturen, mocht dat nodig zijn.

 

Risico-gestuurd rioolbeheer.

 

In de jaren ’80 van de vorige eeuw ontstond het besef dat verouderde riolen kunnen leiden tot gaten in het wegdek en tot disfunctioneren van de riolering. Er kwam meer aandacht voor beheer en onderhoud van de riolering. De rioolheffing (toen nog rioolrecht) moest omhoog om de benodigde middelen te vergaren om verouderde riolen te kunnen vervangen door nieuwe.

 

Gemeenten hanteren in toenemende mate een bewuste strategie voor rioolvervanging, waarbij de afweging om een riool te vernieuwen plaatsvindt op basis van de afweging tussen de kans op falen, de gevolgen hiervan en de kosten die met dit falen zijn gemoeid. Onderstaande figuur illustreert mogelijke strategieën voor het vervangen van riolering.

 

 

  • De meest eenvoudige strategie is niets doen. Wachten tot het misgaat en dan in actie komen. Een groot nadeel van deze strategie is dat je niet weet wat je kunt verwachten.

  • Het sturen op leeftijd gaat uit van de generieke aanname dat een riool een x-aantal jaar meegaat en dan vernieuwd moet worden. Inmiddels onderkent men dat dit een wel erg kort door de bocht benadering is. Er is niet één levensduur. Dit blijkt ook uit de steeds frequenter uitgevoerde degradatieanalyses.

  • Een andere strategie is die van kwaliteit-gestuurde rioolvervanging. Hierbij wordt louter gekeken naar de kwaliteit van de individuele rioolleiding. We hanteren dan de zogenaamde ingrijpmaatstaven, vaak in combinatie met een omvangmaatstaf.

  • Als er daarnaast ook gekeken wordt naar de gevolgen van falen (in termen van ontwrichting en kosten) dan beschouwen we dit als een risico-gestuurde strategie. In deze strategie is de absolute minimale kwaliteit van een rioolleiding bepaald en is deze gekoppeld aan de gevolgen van falen.

  • De risicokosten strategie koppelt de kosten van het falen van een rioolleiding vermenigvuldigd met de faalkans van die leiding aan de vernieuwingskosten van die leiding. Als de kosten van falen keer de faalkans hoger worden dan de vernieuwingskosten, dan is het moment van daadwerkelijk vernieuwen aangebroken. In deze benadering wordt gestuurd op de minimale kosten van de asset als moment voor vervangen.

4.4 – Integrale besluitvorming rondom rioolvernieuwing.

Het besluit om een rioolbuis te repareren, relinen of vervangen staat meestal niet op zichzelf. Gezien de consequenties van de rioolvervanging qua omvang van de werkzaamheden (straat open, brede sleuf en wegdek vervangen) hangt het besluit samen met andere aspecten die spelen in de openbare ruimte, zoals de kwaliteit en ouderdom van de weg, plannen om openbare ruimte te herinrichten en nieuwe opgaven zoals klimaatadaptatie, aanleg warmtenet of uitbreiding elektriciteitsnet. Het gaat bij de besluitvorming over rioolvervanging dus om meer dan alleen de riolering!

 

Onderstaande figuur illustreert het proces om te komen tot een besluit over het vervangen van riolering.

 

 

In de praktijk is sprake van een besluit dat is gebaseerd op een meervoudige optimalisatie van aspecten die spelen in de openbare ruimte in een buurt of wijk. Vanuit het perspectief van de riolering is er dus sprake van optimalisaties op twee niveaus:

  • 1.

    Niveau riolering: deze is gericht op de programmering van het in stand houden van de vrij verval riolering. Het optimum komt voort uit het risico-gestuurde rioolbeheer.

  • 2.

    Niveau openbare ruimte: deze is gericht op een bredere programmering van opgaven. Het optimum komt voort uit de met elkaar samenhangende opgaven in een buurt of wijk.

     

  • Riool repareren, relinen of vervangen?

     

    De rioolbeheerder kan maatregelen formuleren aan de hand van de rioolinspecties en de beoordelingen. Soms kan worden volstaan met onderhoud en reparaties. In andere gevallen is het riool zodanig verouderd dat relinen of vervangen aan de orde is. Bij relining wordt binnenin de oude riolering een nieuwe kunststof kous aangebracht. Bij vervanging wordt de straat opgebroken en worden nieuwe buizen, putten en aansluitleidingen aangelegd. Rioolvervanging is daardoor een zeer ingrijpende maatregel. Dikwijls wordt tegelijk de wegconstructie verbeterd, het wegdek vernieuwd en de openbare ruimte opnieuw ingericht. Rioolvervanging vraagt daarom een goede voorbereiding en afstemming met andere vakgebieden. Relinen is minder ingrijpend en is meestal aanzienlijk goedkoper. Relinen biedt echter niet altijd een goede oplossing, zoals bij verzakte riolering. Ook in andere opzichten geeft relinen een ander product dan rioolvervanging, zo ontbreken bijvoorbeeld nieuwe putten en de kans om het wegdek integraal te vernieuwen.

4.5 – Riolering en calamiteiten.

In de praktijk komen calamiteiten voor. Dat kan zijn door het falen van een object in de riolering zelf (defect of storing), waardoor het functioneren van het gehele systeem in het geding is. Maar een calamiteit kan ook worden veroorzaakt door een externe gebeurtenis, waarbij de riolering een rol speelt bij de gevolgen ervan. Bij grote calamiteiten moet worden opgeschaald. Het valt buiten het RWP om dit te beschrijven. In de Fluvius werkregio is nader ingegaan op incidenten en calamiteiten in de riolering. Dit heeft geleid tot een handboek per gemeente.

 

Calamiteiten door falende objecten in de riolering.

 

Het rioolstelsel kent veel objecten die om wat voor reden dan ook kunnen uitvallen. Denk bijvoorbeeld aan pompen in de drukriolering, gemalen in het vuilwaterriool, tunnelbemalingen, verstoppingen van leidingen, scheuren in de riolering of zelf het instorten van het wegdek door zandinloop in rioolbuizen en/of putten. Bij een falen van aantal objecten kan het functioneren van het gehele systeem in het geding zijn. Het uitvallen van rioolgemalen door een defect of stroomstoring kan er bijvoorbeeld toe leiden dat het rioolstelsel geheel gevuld raakt en na enkele uren ongezuiverd afvalwater loost in een gebouw, op straat of op het oppervlaktewater. Dit vormt een risico voor de volksgezondheid en het milieu.

 

Daarom is het van belang dat voor de meest vitale objecten in het rioolstelsel een concrete en werkbare calamiteitenprocedure bestaat, zodat het uitvallen van deze objecten snel kan worden verholpen.

 

Calamiteiten door externe factoren.

 

Riolering kan een onverwachte rol spelen bij calamiteiten. Realistische externe risico’s zijn:

 

  • ontploffingen in het riool na inloop van brandstof,

  • ontruiming van woningen na verspreiding van giftige stoffen,

  • uitval van de RWZI na lozing van een onbekende stof bij een ongeval,

  • stopzetting van drinkwaterwinning na lozing van bluswater.

Het RWP is niet de aangewezen plek om dit uit te werken. Dit hoort thuis bij de algemene bestrijding van incidenten en calamiteiten, met een centrale rol voor de brandweer. Elke gemeente beschikt daartoe over een model met stappen voor opschaling en organisatie.

 

  • Van belang is dat men bij het oefenen aandacht schenkt aan het verspreidingsgevaar via riolering.

  • Verder is essentieel dat de calamiteitenorganisatie snel kan beschikken over juiste informatie van de riolering.

4.6 – Samenwerking bij het beheer van de riolering.

Het beheren van de riolering is een eigen vakgebied, maar geen sectorale aangelegenheid. Op diverse punten bestaan raakvlakken met andere afdelingen binnen en buiten de gemeentelijke organisatie. In het overzicht staan relaties van rioleringsbeheer met aanpalende gemeentelijke vakgebieden. Al deze relaties vragen direct of zijdelings aandacht van de rioleringsbeheerder.

 

Gemeenten en waterbeheerders komen elkaar op diverse punten tegen. Goede samenwerking met de waterbeheerder is van groot belang gezien de vele raakvlakken tussen gemeente en waterbeheerders. Het managen van deze relaties vergt aandacht van beide kanten en in beide organisaties van verschillende betrokken collega’s. Goede samenwerking tussen gemeente en waterschap past bij de geest van de Omgevingswet. De overheid mag niet versnipperd optreden, maar verschillende overheidsinstanties werken samen ten behoeve van de maatschappij.

 

Fluvius is de naam van het regionale samenwerkingsverband tussen 6 gemeenten en het waterschap. Het onderhavige RWP is één van de producten van deze samenwerking. In de planperiode van dit RWP wordt deze samenwerking voorgezet.

 

Relaties van rioleringsbeheer met aanpalende gemeentelijke vakgebieden

 

Wegbeheer

Riolering, kolken en aansluitleidingen liggen in en onder de weg. Werkzaamheden aan het één beïnvloeden het ander. Samenwerking en afstemming is daarom vereist.

 

Klimaatadaptatie

Hemelwaterafvoer wordt sterk beïnvloed door de inrichting van de openbare ruimte. Vooral bij extreme buien speelt het spel van hoog en laag een cruciale rol, het vormt het verschil tussen gereguleerde afvoer of overlast. Samenwerking en afstemming is daarom vereist.

 

Schoonhouden openbare ruimte

Straatvegen en kolken zuigen hebben met elkaar te maken. Een schonere straat leidt tot minder vuil in de kolken. Een deel van de kosten voor het straatvegen wordt daarom ook toegerekend aan de rioolheffing.

 

Beheer gemeentelijke waterlopen

De gemeente beheert veel sloten in het buitengebied. Deze sloten zijn er ten behoeve van de afwatering van de wegen of het naastgelegen perceel. Onderhoud is nodig om het functioneren te waarborgen.

 

Aspecten van de samenwerking tussen de gemeente en de waterbeheerder(s)

 

Watertoets

Dit is het proces van overleg met de waterbeheerder bij stedenbouwkundige en andere ontwikkelingen in de openbare ruimte, waardoor inzichten over het water al vroegtijdig worden meegenomen in het ruimtelijke ontwerp.

 

  • Locatiekeuze – ruimtelijke ordening Het gaat om de vraag of de plek geschikt is voor de gewenste ontwikkeling of dat het beter elders kan. Andersom kan ook, namelijk dat de waterbeheerder ruimte voor water zoekt en de gemeente nodig heeft.

  • Peilbeheer – ruimtelijke ordening Het waterschap is verantwoordelijk voor het peilbeheer. Het bedient daarmee de ruimtelijke functies zo goed mogelijk. Het beleid van beide overheden moet daarom op elkaar afgestemd zijn.

  • Systeemkeuze – ruimtelijke inrichting Het gaat bijvoorbeeld om de keuze voor een wadi omdat dit retentie geeft gecombineerd met zuivering van straatvuil en ontlasting van de RWZI.

Waterketen

De waterketen is het geheel van drinkwater via riolering tot de zuivering RWZI, dus grofweg alles in een buis ten behoeve van onze kraan in huis en bedrijf.

  • RWZI en rioolstelsels Het waterschap is beheerder van de RWZI, inclusief enkele rioolgemalen met bijbehorende persleidingen. Het aansluitende rioolstelsel is in beheer bij de gemeente. Samenwerking en afstemming is daarom vereist.

  • Lozing op de riolering De gemeente is bevoegd gezag voor lozing op de riolering, terwijl dit mede effect heeft op de werking van de RWZI. Afstemming van beleid en handhaving is daarom nodig. Bij bedrijfsmatige lozingen gaat het ook om voorzuivering, het delen van informatie en handhaving.

  • Diverse andere onderwerpen, zoals deels elders besproken in dit RWP, vragen om samenwerking: Dun water, discrepantie, afvalwater in het buitengebied, afkoppelen hemelwater, lozingen vanuit de riolering, monitoring.

Waterlopen

Het waterschap voert het beheer over het watersysteem met de grotere waterlopen. Sloten in het buitengebied en in kernen vallen onder gemeentelijk of particulier beheer. Onderwerpen van afstemming zijn onder meer peilbeheer, oeverbeheer, baggeren, afvoer van maaisel en eventuele toekomstige herinrichting. Ook duikers, bruggen, beschoeiingen, kademuren en dergelijke vergen afstemming tussen waterschap en gemeente.

 

Waterkeringen

Het waterschap voert het beheer over regionale waterkeringen. Onderwerpen van afstemming zijn onder meer vergunningen, recreatief medegebruik en eventuele toekomstige herinrichting.

 

Omgevingsvergunning. 

De gemeente geeft omgevingsvergunningen af. Dit geldt ook voor projecten die het waterschap wil realiseren. Samenwerking en afstemming is daarom vereist.

 

Samenwerkingsverband Fluvius – Regionale samenwerking.

 

De gemeenten Meppel, Midden-Drenthe, Westerveld, De Wolden, Hoogeveen en Steenwijkerland en Waterschap Drents Overijsselse Delta werken ambtelijk samen in de afvalwaterketen onder de naam Fluvius. Het betreft het werkgebied van het voormalige waterschap Reest en Wieden. De samenwerking richt zich op kennisuitwisseling en beoogt de kwaliteit van de uitvoering van de gemeentelijke watertaken en de afwegingen die daarbij aan de orde zijn verder te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen.

 

De samenwerking is gestart naar aanleiding van het BAW 2011 (Bestuursakkoord Water) en inmiddels uitgebreid met klimaatadaptatie.

4.7 – Formatiecheck.

Rioleringsbeheer is een veelomvattende aangelegenheid en vraagt inzet van menskracht. Uit de globale check van de personele aspecten van de rioleringszorg blijkt dat er sprake is van een forse ondercapaciteit. Met de huidige bezetting van slechts 1,6 fte op de gemeentelijke watertaken bij gemeente Meppel is dat zelfs 2,4 fte tekort, als de gemeente alles zoveel mogelijk uitbesteedt, volgens de rekentool uit de Kennisbank van stichting RIONED. Gemeente Meppel besteedt niet alle werkzaamheden uit, waardoor de noodzakelijke formatie volgens deze rekentool uitkomt op 5,0 fte.

 

 

Alles zelf doen

Maximaal uitbesteden

Planvorming, onderzoek en facilitair

3,1

1,4

Onderhoud

6,2

1,4

Maatregelen

2,8

1,1

Totaal

12,1

4,0

 

Het overzicht volgt de indeling van de Kennisbank van stichting RIONED. De methode geeft een onafhankelijke globale check op de omvang van de beherende organisatie van de gemeente.

 

Vanaf 2023 is budget opgenomen om de formatie uit te breiden met 2,0 fte (tevens voorstel voor begrotingswijziging). De financiële gevolgen zijn daardoor al meegenomen in de kostendekkingsberekening.

 

Personele aspecten van de rioleringszorg.

 

Rioleringsbeheer, inclusief de gemeentelijke watertaken, brengt een omvangrijk takenpakket met zich mee, dat de nodige personele inzet vereist. Met behulp van de Kennisbank Riolering van RIONED is een analyse gemaakt van de benodigde personele inzet. Het is gebaseerd op inwoneraantal, areaalgrootte en geplande investeringen. Het gaat uit van landelijke gemiddelden en houdt geen rekening met lokale bijzonderheden. Het is een hulpmiddel om de lokale personeelsformatie inzichtelijk te maken.

 

De taken zijn te verdelen in 3 hoofdgroepen:

 

  • 1.

    Algemene taken bij het beheer van de riolering:

    • a.

      RWP opstellen, jaarprogramma’s, overleg beheerders, afstemming andere vakgebieden, terugkoppeling, regelen middelen.

    • b.

      Uitvoeren van inspecties, controles, metingen en berekeningen.

    • c.

      Ingaan op klachten, verwerken van revisie en vergunningverlening.

De personele inzet voor deze algemene taken is gerelateerd aan het inwoneraantal.

  • 2.

    Onderhoud van de bestaande voorzieningen:

    • a.

      Onderhoud van riolen, aansluitleidingen en kolken.

    • b.

      Onderhoud van gemalen en de drukriolering buitengebied.

    • c.

      Onderhoud van drainage en infiltratievoorzieningen.

De personele inzet voor deze onderhoudstaken is gerelateerd aan de areaalgrootte.

  • 3.

    Maatregelen voorbereiden:

    • a.

      Aanleg van nieuwe voorzieningen bij inbreidings- en uitleglocaties.

    • b.

      Reparaties aan bestaande voorzieningen.

    • c.

      Renovatie of vervanging van bestaande voorzieningen.

    • d.

      Verbeteringsmaatregelen.

De personele inzet voor deze maatregelen is gerelateerd aan de investeringslijst.

 

Een gemeente kan kiezen om alle taken met eigen mensen te doen of om meer uit te besteden.

Alles zelf doen

Maximaal uitbesteden

Planvorming, onderzoek en facilitair

3,1

1,4

Onderhoud

6,2

1,4

Maatregelen

2,8

1,1

Totaal

12,1

4,0

 

Voor meer info, zie de Kennisbank op de website van RIONED: www.riool.net 

5 – Programmering.

Dit hoofdstuk bevat de programmering van voorgenomen activiteiten in de planperiode. Het gaat daarbij niet om het dagelijkse beheer en onderhoud, maar om projecten. Het gaat enerzijds om projecten gericht op onderzoek en anderzijds op vernieuwing van gedeelten van het areaal.

5.1 – Onderzoeksprojecten.

Onderzoek en planvorming zijn nodig om goed zicht te houden op de ontwikkeling van het rioolstelsel. Het helpt om de goede koers te houden binnen de rioleringszorg. Bijgaand overzicht toont de geplande projecten. Doorklikken op een onderwerp brengt u bij een kader met extra informatie. Het is goed denkbaar dat tijdens de looptijd van dit RWP nog enkele acties worden toegevoegd vanuit actuele ontwikkelingen.

 

Onderzoeksprojecten met een regionaal karakter worden uitgevoerd onder de paraplu van Fluvius. De basis van zo’n project is dan gezamenlijk terwijl de uitwerking per gemeente geschiedt. Voorafgaand aan elk project wordt gekeken naar de nieuwste stand van techniek, naar probleemstelling en haalbaarheid en wordt een go/no-go gehouden.

 

Programma onderzoeksprojecten in de planperiode 2022-2028

Onderwerp

Periode

2023-2024

2025-2026

2027-2028

 

Branchestandaard gemeentelijke watertaken

Fluvius

Doorvertaling afvalwaterbeleid buitengebied

Fluvius

Taakopvatting hemelwater buitengebied

Fluvius

Uitwerken tariefsopbouw rioolheffing

Systeemoverzicht Stedelijk Water (SSW) opstellen

Hemelwaterbeleid regionaal opstellen en gebiedsgericht uitwerken

Fluvius

Onderzoek persleidingen

Fluvius

Monitoring systeem-functioneren doorontwikkelen

Fluvius

 

Branche standaard gemeentelijke watertaken.

 

Met de RIONED branchestandaard toetsen gemeenten en waterschappen of de competenties en kennis op het gebied van stedelijk waterbeheer binnen hun organisatie of in de samenwerking aanwezig zijn. Zie de website www.rioolenraad.nl en de website www.riool.net voor meer informatie. Het proces helpt om sterke en te ontwikkelen punten van een team in beeld te brengen en te vertalen tot acties. Verder kan het leiden tot elkaar versterken in de regio.

 

Doorvertaling afvalwaterbeleid buitengebied

 

In het RWP is het afvalwaterbeleid geformuleerd, met een specifieke uitwerking voor het buitengebied. Er is behoefte aan een doorvertaling van dit beleid, gericht op concrete situaties. Hoe ga je om met nieuwe ontwikkelingen zoals “rood voor rood”, zorgboerderijen en “migrantenhotels”? Hoe stem je dit af in de gemeentelijke organisatie? Hoe ga je om met renovatie en vervanging van verouderde objecten terwijl je ziet dat er ontwikkelingen op handen zijn? Blijf je inzetten op een ooit gekozen systeem per deelgebied of schakel je om naar een ander systeem?

 

Taakopvatting hemelwater buitengebied

 

In het RWP is het hemelwaterbeleid geformuleerd. Tijdens het opstellen van dit RWP ontstond (in het hele land) discussie over de vraag of de gemeentelijke zorgplicht voor hemelwater beperkt is tot de bebouwde kom of dat er ook een opgave ligt in het buitengebied. De wetstekst neigt naar de eerste opvatting, maar de nieuwe VNG modelverordening voor een heffing gericht op water en rioleringszorg neigt naar de tweede opvatting. Onder de vlag van Fluvius willen we dit voor onze regio uitzoeken.

 

Uitwerken tariefsopbouw rioolheffing

 

De bedoeling van dit project is om verschillende opties naast elkaar te zetten hoe je de lasten van de rioolheffing kunt verdelen over de verschillende groepen eigenaren en gebruikers die belang hebben bij de riolering. Het begint met de vraag welke kosten je toerekent aan de rioolheffing. Vervolgens of je de heffing alleen oplegt voor percelen met een aansluiting op de riolering of ook bij indirecte aansluiting of zelfs aan alle percelen. Daarbij hoort de afweging tussen eigenaar en/of gebruiker. Tot slot zijn verschillende tariefsystemen mogelijk, zoals vast bedrag, bedrag per inwoner, bedrag naar drinkwaterverbruik, bedrag naar perceelgrootte, bedrag naar verhard oppervlak, enzovoorts. Elke keuze heeft specifieke voor- en nadelen.

 

Systeemoverzicht Stedelijk Water (SSW) opstellen

 

Het SSW vervangt het basisrioleringsplan (BRP). Het BRP beperkte zich tot het rioleringssysteem. In de huidige zorgplichten voor afval-, hemel- en grondwater zijn behalve de riolering ook de openbare ruimte en het oppervlaktewater betrokken. In het SSW worden alle deelsystemen van het stedelijk watersysteem, het functioneren, de beoordeling van het functioneren en eventuele maatregelen beschreven. Eventuele knelpunten worden gesignaleerd en er worden maatregelen voorgesteld om dit te verbeteren.

 

Hemelwaterbeleid regionaal opstellen en gebiedsgericht uitwerken

 

In het RWP is het hemelwaterbeleid op hoofdlijnen geformuleerd. De volgende stap is uitwerking per wijk of buurt.

 

Fluvius neemt het voortouw om het hemelwaterbeleid voor elke gemeente in één buurt uit te werken. Daarbij wordt gekeken naar het beleid uit het RWP en naar de uitwerkingsnotitie stedelijk water van het waterschap. Zie de principes voor hemelwaterbeleid als basis voor dit project.

 

Na de pilots vanuit Fluvius volgt een uitwerking per gemeente. De uitkomst is concreet hemelwaterbeleid per buurt.

 

 

Onderzoek persleidingen

 

Om te komen tot een beheer- en onderhoudsplan dient eerst de conditie (lekkage, sterkte, hydraulica en zetting) van de bestaande persleidingen te worden bepaald. Dit kan door de prioritaire persleidingen te reinigen d.m.v. piggen en te inspecteren d.m.v. intelligent pigging, ultrasoon of elektroscan. Daarnaast kan veel informatie worden ontleend aan de beoordeling van persleidingen die vervangen zijn/worden. Omdat inwendig onderzoek bij persleidingen relatief duur is, ligt het voor de hand om op zoek te gaan en gebruik te maken van kennis, inzichten en ervaring die elders al is opgedaan (literatuurstudie).

 

Monitoring systeem-functioneren doorontwikkelen

 

De bedoeling van dit project is om een systeem op te zetten waarmee het functioneren van de riolering continu in de gaten wordt gehouden. Bij afwijking volgt nadere analyse en eventueel actie.

Het is te overwegen dit project gezamenlijk op te pakken in de Fluvius regio.

5.2 – Vernieuwing van het areaal.

In gemeente Meppel bestaat op dit moment onvoldoende inzicht in de kwaliteit van de riolering om een programma op te stellen voor vernieuwing van het areaal. De aandacht gaat uit naar risico-gestuurd beheer. De bedoeling is dat in de planperiode meer duidelijkheid ontstaat over noodzakelijke maatregelen om het areaal in goede staat te houden.

6 – Kosten en rioolheffing.

Dit hoofdstuk draait om de bekostiging van de gemeentelijke watertaken. Als eerste wordt ingegaan op het wettelijke kader voor de rioolheffing. Daarna komen de kosten aan bod voor dagelijks beheer en onderhoud; de exploitatie. Vervolgens wordt gekeken naar de investeringen. Daarna staan wij stil bij de vraag welke generatie opdraait voor kosten van investeringen en hoe je jaarlijkse schommelingen in de rioolheffing kunt voorkomen. Vervolgens komt aan de orde welk tariefsysteem de gemeente hanteert voor de rioolheffing. Tot slot volgt de doorrekening tot de benodigde rioolheffing.

6.1 – Wettelijk kader voor de rioolheffing.

De wettelijke basis voor de rioolheffing is opgenomen in artikel 228a van de Gemeentewet.

 

De rioolheffing is een bestemmingsheffing. De inkomsten uit de rioolheffing zijn alleen beschikbaar voor uitgaven gerelateerd aan de gemeentelijke zorgplichten. De inkomsten uit de rioolheffing mogen wel aangevuld worden met inkomsten uit de algemene middelen. In fiscaal-juridische zin betekent dit dat de heffing een zuivere belasting is. Belangrijke aandachtspunten van de rioolheffing zijn:

 

  • De opbrengsten zijn bestemd voor het doel waarvoor de heffing in het leven is geroepen:

    • o

      het inzamelen en transporteren van afvalwater;

    • o

      het verwerken van hemelwater;

    • o

      het ingrijpen in de grondwaterstand.

  • De heffing mag niet hoger zijn dan de kosten die de gemeente voor dit doel maakt (maximaal 100% kostendekkend). Ook mag de gemeente de opbrengst niet aan andere zaken uitgeven.

  • De vormgeving van de heffing moet een relatie hebben met de gemeentelijke watertaken. De gemeente treft de voorzieningen in het algemeen belang, maar zij moet de kosten wel op een aanvaardbare manier verdelen. Dit houdt in dat er een zekere relatie moet zijn tussen het kostenverhaal via de rioolheffing en het belang dat de belastingplichtige heeft bij de voorzieningen (profijtbeginsel).

De kaders van de begrotingsregels liggen vast in:

 

  • Gemeentewet

  • Wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken

  • Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)

  • Notitie riolering commissie BBV

  • Jurisprudentie (i.o.)

In bijgaand kader wordt in negen onderwerpen ingegaan op de specifieke onderdelen van de begrotingsregels voor de rioolheffing vanuit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV).

 

Artikel 228a Gemeentewet:

 

  • 1.

    Onder de naam rioolheffing kan een belasting worden geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

    • a.

      de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en

    • b.

      de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwater­stand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

  • 2.

    Ter zake van de kosten, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen twee afzonderlijke belastingen worden geheven.

  • 3.

    Onder de kosten, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan de omzetbelasting die als gevolg van de Wet op het BTW-compensatiefonds recht geeft op een bijdrage uit dat fonds.

 

Begrotingsregels voor de rioolheffing vanuit het Besluit Begroting en verantwoording (BBV)

Onderwerp

  • 1.

    Afschrijvingslasten uitbreidingsinvesteringen

Dit betreft investeringen die leiden tot een toename van het aantal aangesloten percelen.

BBV: Investeringen met economisch nut, dus activeren en afschrijven.

Eerste aanleg wordt in gemeente Meppel bekostigd uit de rioolheffing en dus niet bekostigd uit de grondprijs via grondexploitatie.

  • 2.

    Afschrijvingslasten vervangingsinvesteringen (ook sparen of ideaalcomplex is mogelijk)

Voor vervangingsinvesteringen zijn er 3 mogelijkheden.

  • a.

    Hoofdregel BBV is: activeren en afschrijven, zoals bij uitbreidingsinvesteringen.

  • b.

    Sparen via voorziening.

  • c.

    Ideaalcomplex: Bedrag voor vervanging in rioolheffing is gelijk aan (jaarlijkse) omvang vervangingsinvestering.

Bij vervangingspieken kan het tarief meestijgen of kan een combinatie worden gemaakt optie a, b en c.

  • 3.

    Rentelasten investeringen

Veel gemeenten werken met renteomslag percentage: rente x activa riolering.

Gemeenteraad kan besluiten tot rentetoerekening over reserves en voorzieningen.

BBV – Rente: Rentetoerekening aan taakvelden is verplicht (Notitie Rente BBV).

  • 4.

    Groot onderhoud of toevoeging voorziening onderhoud

Het onderscheid van groot onderhoud ten opzichte van vervanging is dat vervanging levensduur-verlengend is.

  • 5.

    Klein onderhoud, toerekeningen, administratieve lasten etc.

De kosten van de overhead mogen wel mee worden genomen in de kostprijsberekening voor het tarief.

Het belang van een toelichting op de kostendekkendheid in de paragraaf lokale heffingen is toegenomen. Veel rechtszaken gaan over toerekeningen, dat vraagt om een goede onderbouwing (vooraf) van alle toerekeningen aan de rioolheffing. Een actuele kostendekkingsberekening die aansluit bij het GRP en bij de verordening.

  • 6.

    BTW

Gemeente mag bij berekening hoogte rioolkosten ook geraamde btw meenemen.

  • Btw-Component in heffing naar concern of komt in een reserve riolering.

  • 7.

    Overschot op rekeningbasis

Een overschot op rekeningbasis kan in principe vrijvallen in algemene middelen. Maar er is veel voor te zeggen: “Geld opgehaald bij de burger voor het riool blijft in het riool”.

Ook hier bepaalt de raad wat er gebeurt, veelal via de financiële verordening.

  • 8.

    Voorziening riolering

Reserves zijn gereserveerde bedragen waar geen verplichtingen tegenover staan.

Voorzieningen zijn gereserveerde bedragen waar wel verplichtingen tegenover staan.

Er zijn 3 typen voorzieningen voor riolering:

  • 1.

    Groot onderhoud.

  • 2.

    Vervangingsinvesteringen.

  • 3.

    Niet uitgevoerd werk (besparing kapitaallasten).

In de ideale situatie zijn bovengenoemde voorziening en een (bestemmings)reserve aanwezig

  • 9.

    Egaliseren lasten en tarieven

Schommelingen in het tarief kunnen worden voorkomen door gebruik te maken van de voorzieningen.

6.2 – Kosten voor het beheer.

Het dagelijkse beheer van de riolering, ook wel aangeduid als beheer en onderhoud, is van essentieel belang om het systeem goed te laten functioneren. Activiteiten die worden uitgevoerd ten behoeve van gemeentelijke watertaken mogen worden toegerekend aan het rioleringsbeheer. Sommige activiteiten worden enkel uitgevoerd ten behoeve van de gemeentelijke watertaken en worden daaraan geheel toegerekend, bijvoorbeeld het inspecteren en reinigen van de riolering. Daarnaast zijn er gemengde activiteiten, zie bijgaand kader. Voor deze activiteiten geeft de begroting aan welk gedeelte van de kosten ten laste van de rioolheffing wordt gebracht, op basis van het beleid uit het RWP.

 

Hieronder is overzicht gegeven van de jaarlijkse kosten voor beheer en onderhoud voor 2023:

 

Exploitatie

Salarissen

€ 180.000

Extra personele capaciteit 2,0 fte

€ 150.000

Beheer riolering

€ 67.823

Onderhoud riolering

€ 260.907

Onderhoud gemalen en pompen

€ 185.456

Onderhoud kolkenreiniging

€ 55.991

Energie, elektriciteit

€ 136.000

Slootonderhoud (24%)

€ 61.400

Veegkosten 33% (was 20%)

€ 132.821

Kwijtschelding

€ 150.000

 

Inclusief de kapitaallasten, toerekening van overhead en btw bedragen de totale jaarlijkse lasten € 2,96 miljoen in 2023.

 

Gemengde activiteiten en enkele activiteiten die niet tot de riolering behoren.

 

Gemengde activiteiten dienen meerdere doelen. Bijvoorbeeld straatreiniging. Dat wordt hoofdzakelijk gedaan voor het schoonhouden van de openbare ruimte. Maar het dient ook de riolering, omdat de kolken dan minder vaak hoeven te worden gereinigd. Van zo’n gemengde activiteit kan een gedeelte van de kosten worden toegerekend aan de rioolheffing. Het percentage van kostentoerekening is enigszins arbitrair en dient naar redelijkheid te worden gekozen.

 

Onderstaand worden enkele gemengde activiteiten besproken:

 

  • Straatreiniging. Straatreiniging dient in eerste plaats het beheer van de openbare ruimte. In tweede instantie treedt een besparing op bij het reinigen van de kolken. In gemeente Meppel worden de kosten van straatreiniging voor 33% toegerekend aan de rioleringszorg.

  • Sloten binnen de bebouwde kom. Sloten binnen de bebouwde kom zijn bedoeld om hemelwater af te voeren en passen bij duurzaam stedelijk waterbeheer. De kosten voor het onderhoud worden van 25% toegerekend aan de rioolheffing.

  • Onderhoud WADI’s. Een WADI is in essentie een voorziening voor de hemelwaterzorgplicht van een gemeente. In de praktijk zien bewoners een WADI vaak als een groenvoorziening of een speelplek. Die functies heeft een WADI vaak ook. Primair heeft het de functie van afvoer en berging van hemelwater, om die reden wordt het beheer en onderhoud volledig toegerekend aan de rioolheffing.

  • Waterdoorlatende verharding.

    Waterdoorlatende verharding is primair een verharding (bijvoorbeeld rijbaan, parkeerplaats, fietspad of wandelpad). Het feit dat de verharding doorlatend is, draagt bij aan het verwerken van regenwater en het aanvullen van het grondwater. De kosten voor waterdoorlatende verharding worden in gemeente Meppel voor 50% toegerekend aan de rioolheffing.

6.3 – Uitgaven voor investeringsprojecten.

Riolering heeft geen oneindige levensduur. Om kwalitatieve redenen moeten onderdelen van de riolering (putten, buizen, gemalen, persleidingen, e.d.) na verloop van tijd worden gerenoveerd of vervangen. Het betreft investeringsprojecten die bedoeld zijn om langjarig te functioneren. Het gaat om grote bedragen die binnen de begrotingsregels van de BBV een aparte plek hebben ten opzichte van het dagelijkse beheer en onderhoud.

 

Voor 2024 en verder is een jaarlijks bedrag voor vervangingsinvesteringen opgenomen, gebaseerd op theoretische uitgangspunten. Gedurende deze planperiode wordt nader onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het rioolstelsel en volgt een investeringsprogramma dat gebaseerd is op kwaliteit. Dat programma wordt intern afgestemd voor een integrale aanpak. Mocht dit leiden tot een significant afwijkend beeld dan nu is aangenomen, dan wordt hiervoor en apart voorstel gemaakt. Onderstaande tabel geeft aan met welke investeringen wordt gerekend in de planperiode:

 

Benodigd krediet in €

(verwacht) jaar van realisatie

Rioolvervanging/afkoppelen Koedijkslanden fase 8

354.000

2022

Rioolvervanging Reestlaan

550.000

2022

Gemaal NvL Broeklanden 2 en 5

61.000

2022

Rioolvervanging Prinsenplein icm herinrichting

300.000

2023

Bijdrage aan waterschap gemaal leenders NvL

408.000

2023

Gemaal NvL centrum wonen 2 en 4

48.000

2023

Gemaal NvL Parkwonen 3, 4 en 5

48.000

2023

Gemaal NvL Boshoven

86.000

2023

Riolering noord 2 woonrijpmaken fase 3

10.000

2023

Rioolvervanging Voorstraat e.o.

250.000

2024

Rioolvervanging Westeinde

160.000

2024

Aanleg riolering NvL centrum wonen 2 en 4

377.000

2024

Aanleg riolering NvL Broeklanden 2 en 5

842.000

2024

Aanleg riolering NvL Parkwonen 3, 4 en 5

550.000

2024

Aanleg riolering NvL Boshoven

749.000

2025

Aanleg riolering Kop van Noordpoort

250.000

2025

Aanleg riolering Noord III/IV

850.000

2025

Aanleg riolering Danninge Erve bouwrijpmaken fase 4

429.000

2026

Gemaal Broeklanden 3

90.000

2028

Aanleg riolering: NvL Broeklanden 3

1.500.000

2029

Vervanging riolering/jaar RWP 2024

400.000

2024

Vervanging riolering/jaar RWP 2025

400.000

2025

Vervanging riolering/jaar RWP 2026

400.000

2026

Vervanging riolering/jaar RWP 2027

800.000

2027

Vervanging riolering/jaar RWP 2028

800.000

2028

Vervanging riolering/jaar RWP 2029

800.000

2029

Vervanging riolering/jaar RWP 2030

800.000

2030

Totaal Riolering

11.347.000

6.4 – Lastenverdeling over generaties en tariefs-egalisatie.

Het berekenen van de benodigde rioolheffing is in essentie het in balans brengen van de inkomsten en uitgaven. Tussen beide staat de keuze van afschrijven en/of sparen. Deze keuze heeft een dempend effect maar omvat ook een keuze welke generatie profijt heeft van een werk en welke ervoor betaalt. Daarnaast is een demper gewenst als tariefs-egalisatie zodat de heffing niet van jaar tot jaar varieert afhankelijk van de projecten van dat jaar en van eventuele mee- of tegenvallers. In bijgaand kader meer informatie over verdeling van de lasten over huidige en toekomstige generaties:

 

Bijgaande grafiek toont de stand van de voorziening(en) plus eventuele reserve en de boekwaarde van de activa. Populair gezegd: het geld in de portemonnee en de restschuld van de hypotheek van oude investeringen. Het gaat om een voorziening/reserve van 2,11 miljoen euro, versus een boekwaarde van 20,2 miljoen euro, beide waarden per 1 januari 2022. Deze grafiek kan sterk verschillen van gemeente tot gemeente. Sommige hebben vooral schulden, andere vooral spaargeld. Belangrijk is wel om hierbij op te merken dat het totaalplaatje van een gemeente meer omvat dan alleen de riolering.

 

 

Verdeling van de lasten over huidige en toekomstige generaties:

 

Ten eerste is het mogelijk investeringen langjarig af te schrijven:

 

  • a)

    Investeringen in de riolering voor verbeteringsmaatregelen en rioolvervanging moeten volgens de regels van de BBV worden geactiveerd en langjarig afgeschreven. Afschrijven is op methodische wijze, afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur, ten laste van de exploitatie brengen van kapitaalgoederen.

  • b)

    Dit is vergelijkbaar met het aangaan van een lening bij een bank of de eigen organisatie. Het leidt tot spreiding van de lasten over de toekomstige jaren.

  • c)

    De afschrijving per jaar kan gaan met de annuïteitenmethode of met lineaire afschrijving.

  • d)

    Een kenmerk van lenen is dat rente wordt betaald. Bij 5% rente en lineaire afschrijving over 40 jaar wordt bijvoorbeeld in totaal ongeveer evenveel betaald aan rente als aan afschrijving.

  • e)

    Afschrijven heeft als voordeel dat het geld niet vooraf in een spaarvoorziening beschikbaar hoeft te zijn.

  • f)

    De kerngedachte van activeren is dat de lasten worden gedragen door de generatie die profijt heeft van de gerealiseerde werken. Elk rioolwerk wordt daarbij gezien als een investering met economisch nut omdat het bijdraagt aan het genereren van middelen met de rioolheffing.

  • g)

    Bij het bepalen van de afschrijvingstermijn kijk je naar de verwachte economische levensduur ofwel de toekomstige gebruiksduur. De afschrijvingstermijn is dikwijls korter dan de verwachte technische levensduur. Soms verouderd een riool sneller of wordt een riool voortijdig vervangen vanwege hydraulische capaciteit of aanpak van de openbare ruimte.

  • h)

    Meerjarig afschrijven voor een werk legt een soort hypotheek op de volgende generatie. Het is een maatschappelijke afweging of je het systeem met schulden wilt overdragen aan de volgende generatie.

  • i)

    Afschrijven veronderstelt dat de maatschappij over tientallen jaren nog in staat is de lasten op te brengen.

Ten tweede is het mogelijk te sparen.

 

  • a)

    Sparen kan door vorming van een voorziening, dat is een beschermde spaarpot ten behoeve van een specifiek omschreven doel. Een kanttekening bij de keuze voor een voorziening is dat je vooraf moet aangeven waarvoor de voorziening bedoeld is. De geraamde uitgaven in het RWP lijken een voldoende goede basis voor het opbouwen van een voorziening.

  • b)

    Aan het saldo in de voorziening mag rente worden toegekend, mits bij de berekening van benodigde middelen is gerekend met de contante waarde methode, dus met rente en inflatie gedurende de periode dat voor een werk wordt gespaard.

  • c)

    De kerngedachte van sparen is dat je zorgt eerst het geld te hebben en het dan pas uit te geven.

  • d)

    Sparen heeft als nadeel dat nu al betaald moet worden voor een vervangingspiek die pas later gaat optreden en bovendien onzeker is.

  • e)

    Je laat de huidige generatie betalen voor het profijt van de volgende generatie.

Ten derde is het mogelijk te werken met het ideaalcomplex of versneld afboeken.

 

  • a)

    Bij het ideaalcomplex wordt gestreefd naar balans tussen de inkomsten en de uitgaven in elk jaar, waarbij investeringen direct worden afgeboekt.

  • b)

    Begrotingstechnisch is een voorziening vereist als tussenstap van de investering naar de exploitatie. Deze voorziening wordt tevens gebruikt om de kleine schommelingen tussen de jaren uit te dempen.

  • c)

    Het streven is om enerzijds geen rente te betalen en anderzijds niet teveel te sparen.

  • d)

    Deze vorm is goed bruikbaar voor activiteiten met een repeterend karakter, zoals veelal het geval is bij het vervangen of renoveren van riolen, gemalen en dergelijke. Het verschilt per gemeente hoe vlak of grillig de investeringslijn in de tijd verloopt.

  • e)

    De kerngedachte bij het ideaalcomplex is dat elke generatie het systeem netjes in stand houdt door op te draaien voor het vervangen van versleten onderdelen. Je bekijkt daarbij het gehele rioolstelsel als een samenhangend systeem en niet elk riool als een afzonderlijk werk.

  • f)

    Versneld afboeken geeft dezelfde kenmerken als het ideaalcomplex, maar is flexibeler, met name als de investeringen enigszins wisselen in de loop der jaren.

6.5 – Vormgeving van het tariefsysteem van de rioolheffing.

Gemeenten hebben vanuit de Gemeentewet – artikel 2.28 de mogelijkheid tot een heffing om de kosten voor de gemeentelijke watertaken te bestrijden. Bijgaand kader schetst enkele wetenswaardigheden rondom de rioolheffing en mogelijke varianten.

 

In gemeente Meppel heeft de rioolheffing de volgende kenmerken:

 

  • De aard van de belasting is een gecombineerde rioolheffing voor zowel afvalwater alsook hemelwater en grondwater, dus geen gesplitste heffing.

  • De heffing wordt opgelegd aan de gebruiker van een perceel.

    • o

      Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen woningen en niet-woningen.

    • o

      Het gaat om onroerende en roerende zaken met afvoer naar de riolering.

    • o

      De heffing slaat op percelen met directe of indirecte afvoer op de riolering.

  • De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per perceel. Het tarief in 2022 bedraagt € 174,00

  • Er gelden geen vrijstellingen.

Zie de verordening voor de volledige formuleringen. Hierboven is slechts een samenvatting.

 

In het onderzoeksprogramma van dit RWP staat een onderzoek naar de tariefsopbouw en de verordening gepland. Het gaat bijvoorbeeld over de vraag of de rioolheffing voor alle percelen hetzelfde vaste bedrag moet zijn. Of is het rechtvaardiger om eigenaren en gebruikers aan te slaan op de mate van kostenveroorzaking en/of profijt?

 

Achtergrondinformatie bij het tariefsysteem van de rioolheffing.

 

De rioolheffing kan gericht zijn op de eigenaar of de gebruiker van een perceel. Beide worden veel toegepast in Nederland. Sommige heffingsmaatstaven passen beter bij eigenaar, andere juist bij gebruiker.

 

De rioolheffing mag niet worden gebaseerd op inkomen, winst of vermogen. Wel op het profijtbeginsel of het kostenveroorzakingsbeginsel. Verder mag de heffing worden gebruikt ter ondersteuning van beleidsdoelen, mits er geen sprake is van willekeur of onredelijkheid.

 

Redelijke heffingsmaatstaven zijn: een vast bedrag per perceel, bedrag naar waterverbruik, bedrag naar huishoudgrootte, bedrag naar perceelgrootte, bedrag naar verhard oppervlak, bedrag naar WOZ-waarde van het eigendom:

 

  • Een vast bedrag per perceel is de eenvoudigste heffingsmaatstaf. Het past zowel bij heffing van eigenaren als gebruikers.

  • Een bedrag naar waterverbruik sluit aan bij het profijtbeginsel, want wie veel gebruikt betaalt extra. Het komt ook sympathiek en eerlijk over. Het sluit echter niet aan bij de kostenveroorzaking omdat de kosten voor de riolering nauwelijks worden beïnvloed door de mate van afvalwater. Perceptiekosten zijn hoger doordat informatie van het drinkwaterbedrijf benodigd is. Het past alleen bij een gebruikersheffing.

  • Een bedrag naar huishoudgrootte lijkt impliciet op waterverbruik. Daarnaast doet het recht aan het profijtbeginsel omdat iedereen persoonlijk belang heeft bij de bescherming van de volksgezondheid. Perceptiekosten zijn laag doordat het bevolkingsregister goed op orde is en bij de gemeente. Het past alleen bij een gebruikersheffing.

  • Een bedrag naar perceelgrootte sluit aan bij kostenveroorzaking. Grote percelen leiden tot extra riolering en dus tot extra kosten. Het is eenvoudig en leidt tot weinig perceptiekosten. Het past bij een eigenarenheffing.

  • Een bedrag naar verhard oppervlak. Dit sluit aan bij het kostenveroorzakingsbeginsel. De kosten van de dimensionering van de riolering worden grotendeels bepaald door de hoeveelheid hemelwater en dus door het aangesloten verhard oppervlak. Perceptiekosten hoger doordat extra gegevens benodigd zijn, bijvoorbeeld op basis van luchtfoto’s. Het past vooral bij een eigenarenheffing.

  • Een bedrag naar de WOZ-waarde. Dit sluit aan indirect bij zowel profijt- als kostenveroorzakings­beginsel. De eerste gedachte is dat een kostbaar perceel meer waardevermeerdering heeft door de aansluiting op de riolering. De tweede gedachte is dat hogere kosten vooral worden veroorzaakt door uitgestrekt wonen vanwege extra meters riolering in de weg en door groot wonen vanwege meer verhard oppervlak. Indirect horen uitgestrekt en groot wonen meestal bij een hoge WOZ-waarde. Het past vooral bij eigenarenheffing, maar komt ook voor bij gebruikersheffing. Perceptiekosten zijn laag.

  • Combinaties van genoemde heffingsmaatstaven zijn ook toegestaan, zoals deels van eigenaren en deels van gebruikers, maar het wordt al gauw ingewikkeld en leidt dan tot hogere perceptiekosten.

  • Bij alle heffingsmaatstaven anders dan een vast bedrag is het verstandig een minimum en een maximum te definiëren om disproportionaliteit te voorkomen.

Kwijtscheldingsbeleid richt zich op degenen die niet in staat zijn hun rioolheffing te betalen. Dit kan worden bekostigd vanuit een sociale geldstroom bij de gemeente of vanuit de rioolheffing. Het laatste impliceert dat de anderen dan meer moeten betalen. Boekhoudkundig kan het worden genoteerd als kostenpost of als vermindering van de inkomsten. Kwijtschelding komt meer voor bij gebruikers dan bij eigenaren.

 

Vrijstelling van de heffing wordt soms verleend voor garageboxen, ventwagens en religieuze instellingen vanuit praktische of levensbeschouwelijke overwegingen.

6.6 – Berekening van de benodigde rioolheffing.

Deze paragraaf geeft de doorrekening naar de benodigde rioolheffing om voldoende geld te hebben voor het beheer en de geplande projecten. De gegevens en de keuzes van de voorgaande paragrafen komen hier bij elkaar en leiden tot de benodigde rioolheffing.

 

De rioolheffing is over een periode van 20 jaar berekend. Er is gekeken naar eventuele investeringspieken buiten deze periode (doordat veel riolen tegelijk aan het eind van hun levensduur komen). Op dit moment is er onvoldoende inzicht om hier een onderbouwde analyse van te maken. Begin van de planperiode wordt hier invulling aan gegeven.

 

Zowel de baten (tarief rioolheffing en aantal heffingseenheden) als een overzicht van alle lasten zijn in het berekeningsmodel gebracht. De lasten betreffen de lopende kapitaallasten, de exploitatiekosten (met onder andere doorberekening van personeelskosten), de beheer- en onderhoudskosten (zoals reiniging en inspectie), benodigde onderzoekskosten en investeringen. Uitgangspunt is dat het tarief 100% kostendekkend is. Er is in de berekening gerekend zonder inflatie-correctie. Bij de tariefstelling wordt dat jaarlijks bepaald.

 

Er is voor de rioolheffingsberekening gebruik gemaakt van het rioleringsmodel van gemeente Groningen dat zij zelf hebben ontwikkeld om niet afhankelijk te zijn van externe adviesbureaus. Dit model is getoetst en goedgekeurd door een accountant.

 

De huidige voorziening blijft op niveau om tegenvallers op te kunnen vangen. Het tarief moet door toenemende lasten jaarlijks enkele euro’s stijgen. Dit is exclusief inflatiecorrectie en eventueel het gevolg van een rentestijging.

 

Gemeente Meppel hanteert een vast tarief van de gebruiker. In de planperiode wordt een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van een gedifferentieerd tarief, of de gebruikers aangeslagen moet blijven (of eventueel de eigenaar of een combinatie daarvan) en of de nieuwe modelverordening van de VNG wordt ingevoerd. Hiervoor wordt te zijner tijd een apart voorstel gemaakt.

 

De rioolheffing moet in de planperiode ongeveer stijgen tot €196, daarna kan het tarief stabiel blijven. Dit betreft een 100% kostendekkend tarief, waarbij de voorziening van 2,1 miljoen in stand blijft. Voor 2023 is de rioolheffing berekend op €177 dit is een stijging van €3 ten opzichte van 2022.

 

Het verloop van de benodigde rioolheffing is weergegeven in onderstaande grafiek (let op: deze waarden zijn op prijspeil 2022 en moeten jaarlijks nog worden verhoogd met de prijsindex):

 

 

In de volgende grafiek is te zien hoe de rioolheffing voor 2023 is opgebouwd.