Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enschede

Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enschede 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnschede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enschede 2023
CiteertitelVerordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enschede 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften 2008

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 149 van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023Nieuwe regeling

12-12-2022

gmb-2022-555598

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enschede 2023

De raad van de gemeente Enschede;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente Enschede van 8 november 2022;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enschede 2023

 

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Awb : Algemene wet bestuursrecht;

  • bestuursorgaan : gemeentelijk orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen:

  • de raad, -burgemeester en wethouders, de burgemeester

  • bezwaarmaker : indiener van een bezwaarschrift;

  • commissie : adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb;

  • voorzitter : voorzitter van de commissie;

  • kamer: de kamer van de commissie, als bedoeld in artikel 7, die het bezwaar behandelt;

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift

  • 1.

    Het bestuursorgaan registreert het ingediende bezwaarschrift met de datum van ontvangst.

  • 2.

    Daarna wordt zo spoedig mogelijk contact opgenomen met de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden. Hierbij geeft het bestuursorgaan een uitleg over het vervolg van de procedure en de duur van de behandeling van het bezwaarschrift.

 

Paragraaf 2. Informele afhandeling

 

Artikel 3. Vooronderzoek en informele behandeling

  • 1.

    Het bestuursorgaan onderzoekt of het bezwaarschrift informeel kan worden afgehandeld alvorens het verder in behandeling te nemen.

  • 2.

    De informele aanpak start door kort na binnenkomst van het bezwaarschrift hierover contact op te nemen met de bezwaarmaker en de voorbereider van het primaire besluit.

  • 3.

    Als het bezwaar in der minne wordt geschikt, legt het bestuursorgaan de gemaakte afspraken schriftelijk vast en neemt het zo nodig een nieuw besluit.

Artikel 4. Ambtelijk horen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan categorieën van bezwaarschriften aanwijzen waarbij het horen ambtelijk plaatsvindt.

  • 2.

    De ambtelijk hoorder wordt door het bestuursorgaan aangewezen.

  • 3.

    Het bestuursorgaan bepaalt de wijze en het tijdstip van het horen.

  • 4.

    Als de bezwaarmaker of het bestuursorgaan het bezwaarschrift aan de commissie wil voorleggen, kan het bestuursorgaan besluiten dat het horen door de commissie plaatsvindt.

 

Paragraaf 3. Commissie

 

Artikel 5. Horen en adviseren door de commissie

  • 1.

    Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaarschriften.

  • 2.

    De commissie is belast met het horen en adviseren over de volledige heroverweging van bestreden besluiten.

  • 3.

    De commissie is niet belast met de behandeling van bezwaarschriften die informeel worden afgehandeld en ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten:

    • a.

      waarvoor een andere commissie is ingesteld ter voorbereiding van de beslissing

    • b.

      op grond van belastingwetgeving of de Wet waardering onroerende zaken

  • 4.

    Als de bezwaarmaker en het bestuursorgaan overeenkomen dat zij het niet noodzakelijk vinden dat het bezwaarschrift aan de commissie wordt voorgelegd, kan het bestuursorgaan besluiten dat het horen ambtelijk plaatsvindt.

  • 5.

    De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester kunnen, elk voor wat betreft zijn eigen bevoegdheid, op grond van bijzondere omstandigheden besluiten om voor een bepaalde periode en/of voor bepaalde categorieën bezwaren af te zien van advisering door de commissie.

Artikel 6. Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat per vergadering uit een voorzitter en twee leden.

  • 2.

    De voorzitter, leden en plaatsvervangende leden worden door burgemeester en wethouders benoemd, geschorst en ontslagen.

  • 3.

    De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.

Artikel 7. Instelling kamers

  • 1.

    De commissie kan kamers instellen, die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften.

  • 2.

    De commissie kent twee kamers, te weten:

    • a.

      de kamer Ruimtelijke Ordening en Overige Zaken (ROOZ), deze kamer is belast met de advisering over bezwaren op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting in de ruimste zin, alsmede over alle bezwaren die niet op het gebied van de kamer SDZ liggen.

    • b.

      de kamer Sociaal Domein en Zorg (SDZ), deze kamer is belast met de advisering over bezwaren op het gebied van de sociale zekerheidswetgeving en (jeugd)zorg.

Artikel 8. Secretaris

  • 1.

    De secretaris wordt door burgemeester en wethouders aangewezen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders wijzen ook een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

Artikel 9. Zittingsduur

  • 1.

    De voorzitter, leden en plaatsvervangende leden worden benoemd voor een termijn van vier jaar. Het is mogelijk één keer herbenoemd te worden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verlenen een lid ontslag wanneer:

    • a.

      hij daarom verzoekt;

    • b.

      hij een functie heeft aanvaard die bij deze verordening onverenigbaar is verklaard met het lidmaatschap van de commissie;

    • c.

      hij naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet langer geschikt is voor het lidmaatschap van de commissie;

    • d.

      hij naar het oordeel van burgemeester en wethouders door handelen of nalaten het aanzien van de commissie ernstig schaadt.

  • 3.

    De aftredende of ontslagnemende voorzitter of leden blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 10. Uitoefening bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter oefent de volgende bevoegdheden van de hierna genoemde artikelen van de Awb zelfstandig uit:

    • a.

      verzoeken om een schriftelijke machtiging aan een gemachtigde (artikel 2:1, tweede lid);

    • b.

      stellen van een termijn aan de bezwaarmaker (artikel 6:6);

    • c.

      verzenden van stukken tijdens de behandeling door de commissie (artikel 6:17);

    • d.

      ter inzage leggen van het bezwaarschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken, dan wel toezenden daarvan aan een belanghebbende (artikel 7:4, tweede lid);

    • e.

      al dan niet op verzoek van een belanghebbende afzien van het op de hoogte stellen van het verhandelde tijdens een hoorzitting van een andere belanghebbende, voor zover geheimhouding om gewichtige reden is geboden (artikel 7:6, vierde lid).

  • 2.

    De voorzitter kan deze bevoegdheden mandateren aan de secretaris.

Artikel 11. Voorbereiding hoorzitting

  • 1.

    De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de hoorzitting waarin de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.

  • 2.

    De voorzitter nodigt de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan ten minste twee weken voor de hoorzitting schriftelijk uit.

  • 3.

    Binnen drie werkdagen na de uitnodiging kunnen de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden of het bestuursorgaan onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de hoorzitting te wijzigen.

  • 4.

    De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt binnen drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan meegedeeld.

  • 5.

    De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen, genoemd in het tweede tot en met vierde lid.

  • 6.

    De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Als daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van burgemeester en wethouders vereist.

Artikel 12. Onpartijdigheid leden

De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift als daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn. Zij laten zich zo nodig vervangen.

Artikel 13. Quorum

  • 1.

    Voor het houden van een hoorzitting dient de meerderheid van de leden van een kamer aanwezig te zijn.

  • 2.

    Wanneer slechts één lid van de kamer aanwezig is kan de hoorzitting niettemin doorgang vinden als de belanghebbende(n), het bestuursorgaan en het betrokken lid daartegen geen bezwaar hebben.

  • 3.

    Van het eerste lid wordt afgeweken wanneer het horen op grond van artikel 7:13, derde lid, van de wet wordt opgedragen aan de voorzitter of een lid van de commissie.

Artikel 14. Openbaarheid hoorzitting

  • 1.

    De hoorzitting van de commissie is openbaar.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid vindt de hoorzitting achter gesloten deuren plaats voor wat betreft zaken welke grondslag hebben in de Jeugdwet;

  • 3.

    De deuren kunnen voorts worden gesloten als de voorzitter of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 4.

    Als de commissie naar aanleiding van het derde lid beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de hoorzitting verzetten, vindt de hoorzitting plaats achter gesloten deuren.

Artikel 15. Horen minderjarige

  • 1.

    Een kamer stelt een minderjarige van twaalf jaar of ouder die bij een bezwaarschrift in het kader van de Jeugdwet en daarop gebaseerde regelgeving is betrokken, in de gelegenheid zijn mening mondeling of schriftelijk kenbaar te maken. Een kamer kan besluiten een minderjarige jonger dan twaalf jaar te doen horen.

  • 2.

    De minderjarige wordt in beginsel voorafgaand aan de hoorzitting afzonderlijk gehoord door het expertlid in aanwezigheid van het gemeentelijk orgaan. Van dit horen wordt geen verslag gemaakt.

  • 3.

    Tijdens de hoorzitting geeft het expertlid kort en zakelijk weer wat de minderjarige heeft verklaard.

  • 4.

    Aan de belanghebbenden wordt geen kopie verstrekt van documenten van de minderjarige.

Artikel 16. Verslaglegging

  • 1.

    Het verslag van de hoorzitting als bedoeld in artikel 7:7 van de wet bestaat in de regel uit een digitale geluidsopname, die op verzoek aan de belanghebbende(n) ter beschikking wordt gesteld.

  • 2.

    De secretaris maakt op basis van de geluidsopname een schriftelijke samenvatting van het besprokene wanneer het bestuursorgaan dat nodig acht voor zijn besluitvorming of wanneer een gerechtelijke instantie daarom verzoekt in geval van een (hoger) beroepsprocedure.

Artikel 17. Nader onderzoek

  • 1.

    De commissie is bevoegd nader onderzoek te doen als zij dit na afloop van de hoorzitting wenselijk acht.

  • 2.

    De uit nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan toegezonden.

  • 3.

    De bezwaarmaker, eventuele andere belanghebbenden en het bestuursorgaan kunnen tot twee weken na verzending van de nadere informatie schriftelijk reageren en indien gewenst aan de voorzitter vragen om een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op dit verzoek.

  • 4.

    Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Raadkamer en advies

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het uit te brengen advies.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.

  • 3.

    Als bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 4.

    Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt als die minderheid dat verlangt .

  • 5.

    Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.

  • 6.

    Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Artikel 19. Uitbrengen advies en verdaging

  • 1.

    Het advies wordt tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.

  • 2.

    Als naar het oordeel van de voorzitter de termijn van twaalf weken, genoemd in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.

  • 3.

    Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en belanghebbenden een afschrift.

Artikel 20. Jaarverslag en bevindingen

  • 1.

    De commissie brengt jaarlijks vóór 1 juli aan de bestuursorganen verslag uit van haar werkzaamheden in het voorafgaande kalenderjaar.

  • 2.

    Naar aanleiding van het jaarverslag voert de commissie jaarlijks het dialoog daarover met de burgemeester.

  • 3.

    Over de algemene bevindingen van de commissie heeft de commissie éénmaal per twee jaar een gesprek met de gemeenteraad.

Artikel 21. Vergoeding

  • 1.

    De leden en de voorzitter ontvangen per bijgewoonde commissievergadering de in het artikel 3.4.1 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers vastgestelde vergoeding vermenigvuldigd met een factor van respectievelijk 1.4 en 1.65.

  • 2.

    De vergoedingen worden jaarlijks, te rekenen vanaf 1 januari 2023, aangepast overeenkomstig de in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers gegeven regeling.

 

Paragraaf 4. Slotbepalingen

 

Artikel 22. Intrekking oude regeling

Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 23. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Enschede 2023.

 

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2022.

De voorzitter, R.W. Bleker

De griffier, R.M. Jongedijk

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft een kader voor de behandeling van bezwaarschriften. Het contact met burger staat hierbij centraal. De verordening bevat bepalingen over de informele aanpak, het ambtelijk horen en het horen door een commissie. Het uitgangspunt is formele behandeling van bezwaren waar het moet en informele behandeling waar het kan.

 

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1. Definities

Bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Onder bestuursorgaan wordt hier verstaan een orgaan van de gemeente dat een besluit heeft genomen waartegen bezwaar wordt gemaakt. De raad, burgemeester en wethouders, de burgemeester zijn gemeentelijke bestuursorganen die besluiten kunnen nemen waartegen bezwaar kan worden ingediend (zie artikel 7:1 in samenhang met artikel 8:1 van de Awb). Deze verordening geldt dus voor al deze gemeentelijke bestuursorganen.

 

Artikel 2. Ingediend bezwaarschrift

Eerste lid

De registratie van het bezwaarschrift met datum van ontvangst is van belang. Artikel 6:14 van de Awb bepaalt dat de ontvangst schriftelijk dient te worden bevestigd. De Awb bepaalt dat de termijn voor het indienen van een bezwaar-of beroepschrift zes weken bedraagt. Deze termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het (bestreden) besluit op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (zie de artikelen 6.7 en 6.8, eerste lid, van de Awb).

 

Tweede lid

Het zo spoedig mogelijk na de ontvangst van het bezwaarschift contact leggen met de bezwaarmaker is zeer zinvol. Er kan dan aan bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden inzicht in en uitleg over de vervolgprocedure worden gegeven. Op welke wijze contact wordt opgenomen wordt niet in de Awb geregeld. Dit is aan het bestuursorgaan zelf. De keuze die gemaakt wordt kan afhangen van de inschatting wat het beste in het concrete geval zal zijn. Tijdens dit contact kan worden aangeven dat ambtelijk of door een adviescommissie zal worden gehoord maar kan ook worden gewezen op de (eventuele) mogelijkheid van informele behandeling van het bezwaarschrift. Het kan zijn dat tijdens dit eerste contact al een passende informele oplossing op het bezwaarschrift wordt gevonden. Maar het is goed mogelijk dat hiervoor nog nader onderzoek en contact met de voorbereider(s) van het bestreden besluit is vereist. Dit wordt nader uitgewerkt in artikel 3. Van belang is dat eventuele afspraken over de informele oplossing die bij dit contact al is verkregen schriftelijk worden vastgelegd.

Het leggen van contact is ook van belang als (de verwachting is dat) het bezwaar kennelijk ongegrond of kennelijk niet ontvankelijk wordt verklaard. De helderheid over de afhandeling van deze bezwaren kan bijdragen aan het begrip voor de beslissing op het bezwaar. Hiernaast kan het contact met de indiener van het kennelijk niet ontvankelijke of kennelijk ongegronde bezwaar leiden tot ambtshalve herziening van het besluit. Dit kan (uiteraard) ook uit de informele afhandeling van ontvankelijke bezwaren voorvloeien. Zie over informele afhandeling verder de toelichting op artikel 3.

 

Artikel 3. Vooronderzoek en informele behandeling

Eerste en tweede lid

Na het eerste contact met de bezwaarmaker (zie artikel 2), zal vaak nadere informatie moeten worden ingewonnen over de achtergronden van het besluit en de reden waarom bezwaar is gemaakt. Hierbij wordt met zowel de bezwaarmaker als de voorbereider van het bestreden besluit contact opgenomen en wordt de mogelijkheid van een minnelijke oplossing van het bezwaar (verder) verkend. Het is van belang dat dit contact kort na binnenkomst van het bezwaarschrift wordt gelegd. Als al bij het eerste contact (zie artikel 2) een oplossing op het bezwaarschrift is gevonden dan hoeft (uiteraard) niet nog een keer contact te worden gezocht met de bezwaarmaker. Als een oplossing kan worden gevonden voor het probleem dat aanleiding was voor het bezwaarschrift dan hoeft het bezwaarschrift niet verder in behandeling te worden genomen en kan het informeel worden afgedaan. Indien er eventuele andere belanghebbenden zijn, dan wordt ook met hen in contact getreden als dit gewenst is voor de informele afhandeling Omdat de heroverweging van het bestreden besluit in bezwaar onbevooroordeeld moet gebeuren, is het wenselijk dat dit (ambtelijke) contact niet wordt gelegd door iemand die direct bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest.

 

Derde lid

Als tijdens het informele contact blijkt dat een nieuw besluit wenselijk is, dan worden hierbij de belangen van derde belanghebbenden in acht genomen.

 

Beslistermijnen

Het bestuursorgaan moet op het bezwaarschrift beslissen binnen zes weken na het einde van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift (artikel 7:10, eerste lid, van de Awb). Als een commissie als bedoeld in artikel 7:13 Awb is ingesteld, is de beslistermijn twaalf weken. De beslistermijn kan worden verdaagd (=uitgesteld) als de termijn voor de behandeling van het bezwaar niet kan worden gehaald. Ook als wordt gestart met een informele behandeling van een bezwaar kan de beslistermijn worden verdaagd. De beslistermijn kan maximaal zes weken worden verdaagd, maar verdere verdaging van de beslistermijn is mogelijk als alle belanghebbenden daarmee hebben ingestemd of als (enkel) de bezwaarmaker hiermee heeft ingestemd en de belangen van (overige) belanghebbenden niet worden geschaad. De beslistermijn kan ook worden verdaagd als de naleving van een wettelijk procedurevoorschrift dit vergt (artikel 7:10, derde en vierde lid, van de Awb).

Het verdagingsbesluit moet aan de belanghebbenden worden bekendgemaakt, maar het is niet mogelijk om hiertegen een bezwaar- of beroepschrift in te dienen. Zie ook de artikelen 3:40 en 6:3 van de Awb.

 

Artikel 4. Ambtelijk horen

Belanghebbenden (de bezwaarmaker en eventuele andere belanghebbenden) moeten worden gehoord voordat op het bezwaar wordt beslist (artikel 7:2, eerste lid, van de Awb). Slechts in een beperkt aantal gevallen kan van het horen worden afgezien. Deze staan in artikel 7:3 van de Awb weergegeven en zien op kennelijk niet ontvankelijkheid en kennelijk ongegrondheid, geen of kennelijk geen interesse in het horen door de belanghebbende(n). Ook als aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen zonder belangen van derden te beschadigen kan van het horen worden afgezien.

 

Eerste en tweede lid

Niet elke gemeente kiest voor behandeling van bezwaarschriften door een (onafhankelijke externe) commissie. Het eerste lid voorziet in de mogelijkheid dat het bevoegde bestuursorgaan bepaalde categorieën van bezwaarschriften aanwijst, door het nemen van een aanwijzingsbesluit, waarbij ambtelijk wordt gehoord. Voor het ambtelijk horen gelden de bepalingen uit artikel 7:5 van de Awb.

Hoe het horen wordt vormgegeven is grotendeels aan degene(n) die horen zelf. Er kan voor worden gekozen om fysiek te horen, maar telefonisch of digitaal horen is ook mogelijk. Hierbij is het wel vereist dat alle betrokkenen hiermee instemmen. Als het om een openbare hoorzitting gaat, ligt telefonisch horen niet voor de hand.

Van het horen moet een verslag worden gemaakt (artikel 7:7 van de Awb). De Awb bepaalt niet hoe het verslag van het horen moet worden vormgegeven en hoe uitgebreid het moet zijn. Het verslag kan onderdeel zijn van de beslissing op het bezwaarschrift, maar vaak zal een afzonderlijk verslag worden opgemaakt.

 

Vierde lid

Als de bezwaarmaker of het bestuursorgaan het bezwaarschrift alsnog aan de commissie wil voorleggen, kan het bevoegde bestuursorgaan hiertoe besluiten. Het is verstandig om deze beslissing goed te motiveren zodat de commissie en de betrokken partijen weten waarom hiertoe is besloten.

 

Beslistermijnen

Zie de toelichting op artikel 3 onder ''beslistermijnen" .

 

Artikel 5. Horen en adviseren door de commissie

Het horen en adviseren door een commissie wordt in artikel 7:13 van de Awb geregeld. De commissie moet aan bepaalde (cumulatieve) vereisten voldoen. Deze zien op de samenstelling, mededeling dat de commissie zal adviseren aan bezwaarmaker, wijze van horen, uitnodiging bestuursorgaan en uitbrengen van het advies. Zie voor algemene opmerkingen over het horen de toelichting bij artikel 4.

 

Derde lid

Hier zijn specifieke bezwaarschriften uitgezonderd van horen en adviseren door de commissie.

 

Vierde lid

Als bezwaarmaker en het bestuursorgaan het eens zijn kan tot ambtelijk horen over te gaan. Het bestuursorgaan is bevoegd het besluit hiertoe te nemen. Hiervoor is uitdrukkelijk (schriftelijke) toestemming van de bezwaarmaker benodigd.

 

Artikel 6. Samenstelling van de commissie

Raadsleden en burgemeester en wethouders mogen geen lid zijn van de commissie. Zie artikel 84, tweede lid, in samenhang met artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet.

 

Eerste lid

De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden (artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb). De voorzitter maakt geen deel uit en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan (artikel 7:13, eerste lid, onder b, van de Awb). Het aantal leden dat naast de voorzitter deel uitmaakt van de commissie moet tenminste twee zijn, maar dit kunnen er ook meer zijn. De Awb laat het aan het bestuursorgaan zelf of de leden deel uitmaken van en werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan of dat een of meerdere leden uit externen bestaan. Binnen de gemeente Enschede is gebruikelijk dat alle leden van de commissie niet werkzaam zijn onder een van de bestuursorganen.

 

Tweede lid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de voorzitter, leden en plaatsvervangende leden te benoemen, te schorsen en te ontslaan. Het college mag niet te lichtvaardig met de ontslagbevoegdheid omspringen omdat anders de schijn zou kunnen ontstaan dat een commissie(lid) aan de kant wordt geschoven vanwege een voor het bestuursorgaan onwelgevallig standpunt. Als een lid niet naar behoren functioneert, is het in eerste instantie de commissie die hierop actie zal moeten ondernemen. De voorzitter zal hierbij een belangrijke rol spelen. Als er sprake is van een vertrouwensbreuk dan is ontslag en/of schorsing (door burgemeester en wethouders) mogelijk.

 

Derde lid

Als de voorzitter verhinderd is, dan kan de commissie zelf beslissen wie hem als voorzitter vervangt.

 

Artikel 7. Instelling kamers

De commissie is met deze verordening opgedeeld in twee kamers ten opzichte van vier onder de vorige regeling. De kamer Sociaal Domein & Zorg (SDZ) behandelt bezwaarschriften in het kader van de Participatiewet, Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet en aanverwante regelingen. De kamer Ruimtelijke Ordening en Overige Zaken (ROOZ) behandelt bezwaren in het kader van onder andere de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (later Omgevingswet), Wet basisregistratie personen en verdere wet- en regelgeving die niet onder de kamer SDZ vallen. Er is voor twee kamers gekozen om de commissie flexibel te kunnen inzetten bij het horen van bezwaarmakers en belanghebbenden. Dit heeft een positieve invloed op de afdoeningstermijnen.

Zie voor toelichting over de samenstelling ook de toelichting bij artikel 6.

 

Artikel 8. Secretaris

Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretaris (en plaatsvervangers) ter ondersteuning van de werkzaamheden. Er kan uiteraard ook voor worden gekozen om meerdere secretarissen aan te wijzen. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn als de commissie uit meerdere kamers bestaat.

 

Artikel 9. Zittingsduur

Eerste lid

Er is gekozen voor een termijn van vier jaar met mogelijkheid tot een herbenoeming voor eenzelfde duur. Dit komt de dynamiek en diverse bemensing van de commissie ten goede.

 

Derde lid

Het is voor van de continuïteit van het horen en adviseren wenselijk om aan te blijven als lid of voorzitter totdat in de opvolging is voorzien.

 

Artikel 10. Uitoefening bevoegdheden

Eerste lid

Dit lid regelt bevoegdheden die zelfstandig door de voorzitter kunnen worden uitgeoefend.

 

Tweede lid

De bevoegdheden, genoemd in het eerste lid, kan de voorzitter mandateren aan de secretaris. Mandateren betekent het in naam van de mandaatgever (de voorzitter) uitoefenen van de bevoegdheden. De voorzitter is verantwoordelijk voor de in mandaat verrichte handelingen van de secretaris en blijft ook bevoegd om deze bevoegdheden zelf uit te oefenen.

 

Artikel 12. Onpartijdigheid leden

Hoewel artikel 2:4 van de Awb een gebod van onpartijdigheid bevat voor bestuursorganen is in dit artikel nog uitdrukkelijk bepaald dat dit (ook) voor de commissie geldt. Dit biedt bijvoorbeeld duidelijkheid als de onafhankelijke voorzitter of een extern lid inhoudelijk niet onbevangen kan adviseren.

 

Artikel 14. Openbaarheid hoorzitting

Eerste lid

Hier is vastgelegd dat het uitgangspunt is dat de hoorzitting openbaar is. Niet is vereist dat de gehele commissie hoort. De commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt en niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. Zie artikel 7:13, derde lid, van de Awb.

 

Tweede lid

De raad kan bij verordening bepaalde zaken van de openbaarheid van de hoorzitting uitzonderen. Gekozen is om zaken in het kader van de Jeugdwet achter gesloten deuren te behandelen gezien de bijzondere materie, persoonsgegevens en de belangen van de jeugdige.

 

Derde en vierde lid

Hier wordt geregeld dat als de voorzitter of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of als een belanghebbende daartoe een verzoek doet, de hoorzitting (in aanvulling op het tweede lid) mogelijk achter gesloten deuren zal kunnen plaatsvinden. De Awb bepaalt dat de (gehele) commissie over de openbaarheid van de hoorzitting beslist, en hiermee samenhangend ook de geheimhouding van stukken (zie de artikelen 7:13, vierde lid, in samenhang met 7:4, zesde lid, en 7:5, tweede lid, van de Awb). Dit uitdrukkelijke voorschrift maakt het niet mogelijk dat deze bevoegdheid door (enkel) de voorzitter (of een ander lid) van de commissie wordt uitgeoefend (Kamerstukken 21 221, nr. 3, p. 155).

 

Artikel 15. Horen Minderjarige

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze met het horen van minderjarigen bij kwesties in het kader van de Jeugdwet wordt omgegaan. Hierbij moet extra zorgvuldig worden opgetreden door de commissie.

 

Artikel 16. Verslaglegging

Artikel 7:7 van de Awb vereist dat van het horen een verslag wordt gemaakt. In overeenstemming met de bestaande praktijk wordt het verslag in digitale vorm vastgelegd, dat wil zeggen, er wordt een bandopname van de zitting gemaakt. Dat verslag wordt op verzoek aan belanghebbenden verstrekt. Schriftelijke uitwerking vindt slechts plaats indien een gerechtelijke instantie hier om verzoekt in het kader van een eventuele (hoger) beroepsprocedure.

 

Artikel 17. Nader onderzoek

Eerste lid

Na de hoorzitting kan de commissie constateren dat nader onderzoek nodig is alvorens een advies te kunnen opstellen. In het eerste lid is niet voorgeschreven hoe dit onderzoek moet plaatsvinden, het is aan commissie zelf hoe dit onderzoek vorm te geven. Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om de belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen.

 

Derde lid

Deze bepaling voorziet naast de mogelijkheid om binnen nader te stellen termijn een schriftelijke reactie te geven, in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 van de Awb is bepaald dat als het feiten of omstandigheden betreft die voor de beslissing op bezwaar van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel van hoor en wederhoor).

 

Artikel 18. Raadkamer en advies

Omdat het van belang is dat de commissie in alle vrijheid kan beraadslagen en beslissen, is in het eerste lid bepaald dat dit achter gesloten deuren zal plaatsvinden. De advisering (en vaak logischerwijs ook de beraadslaging) moet plaatsvinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a, van de Awb. Zie hieromtrent ook nader de toelichting bij artikel 6.

Voor de advisering hanteert de Awb striktere voorwaarden dan bij het horen, waarbij het is niet vereist dat de gehele commissie hoort. Zie ook de toelichting bij artikel 13.

Hoe het advies tot stand komt, wordt verder niet in de Awb voorgeschreven. In het vijfde lid is omwille van zorgvuldigheid bepaald dat het advies is gemotiveerd en een voorstel voor de te nemen beslissing bevat.

 

Artikel 19. Uitbrengen advies en verdaging

Eerste lid

In de bezwaarschriftprocedure maakt een verkorte weergave van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht (artikel 7:13, zesde lid, van de Awb). Zie ook de toelichting op artikel 14.

 

Tweede en derde lid

De termijn waarop op het bezwaarschrift moet zijn beslist, bedraagt twaalf weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (artikel 7:10 van de Awb). Zie ook de toelichting bij artikel 3 onder “beslistermijnen”.

Het tweede lid van artikel 17 schrijft voor dat de voorzitter tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen, als hij voorziet dat de termijn van twaalf weken niet wordt gehaald. Mocht de commissie ondanks de verdaging door het bestuursorgaan niet tijdig een advies (kunnen) uitbrengen en er geen verder uitstel mogelijk is, dan moet het bestuursorgaan beslissen zonder het advies van de commissie en alsnog zelf horen.

Het besluit moet aan zowel de commissie als belanghebbenden worden bekendgemaakt.

 

Artikel 20. Jaarverslag

De commissie dient jaarlijks verslag uit te brengen over haar werkzaamheden aan de betrokken bestuursorganen. De invulling van dit verslag is aan de commissie gelaten. Voor de hand ligt dat wordt aangegeven hoeveel bezwaren zijn ingediend, wat de werkvoorraad was bij aanvang van het kalenderjaar, hoeveel adviezen zijn uitgebracht, wat de adviezen inhielden (niet-ontvankelijk, (deels) gegrond, enz.), of het bestuursorgaan al dan niet overeenkomstig het advies heeft besloten, in welke gevallen beroep is ingediend en wat de uitkomst van dit beroep is.

In geval een klacht is ingediend tegen de commissie wordt dit in het jaarverslag vermeld.

Het jaarverslag is ook een instrument voor de commissie om aan de bestuursorganen adviezen te geven over de verbeterpunten op het gebied van juridische kwaliteit.