Organisatie | Nuenen, Gerwen en Nederwetten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gehandicaptenparkeerplaatsenbeleid 2016 |
Citeertitel | Gehandicaptenparkeerplaatsenbeleid 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-12-2022 | nieuwe regeling | 02-02-2016 |
De gemeente Nuenen beoordeelt de aanvragen voor gehandicapten parkeerplaatsen op basis van beleidsstukken uit 1996 en 1997. Op enkele punten is dit beleid niet meer toereikend. Om de parkeerdruk mee te kunnen wegen in de aanvraag van een individuele gehandicapten parkeerplaats en binnen de maximale loopafstand van 100 meter maatwerk te kunnen leveren is aanpassing van het huidige beleid noodzakelijk. Ook is in het huidige beleid monitoring van de gehandicapten parkeerplaatsen niet meegenomen. Tenslotte wordt met betrekking tot het aantal algemene gehandicapten parkeerplaatsen aansluiting gezocht bij de landelijke norm. Om een goed instrument te hebben om aanvragen voor individuele gehandicapten parkeerplaatsen en aanvragen voor algemene gehandicapten parkeerplaatsen goed te kunnen beoordelen is dit voorliggende beleidsstuk opgesteld.
Voor houders van een gehandicapten parkeerkaart, de doelgroep van dit beleidsstuk, is het streven om 2 % van het parkeerareaal te bestemmen als algemene gehandicapten parkeerplaats. Iedereen met een fysieke beperking kan een gehandicapten parkeerkaart aanvragen bij de gemeente. Dit kan niet alleen als bestuurder maar ook als passagier. Echter met een gehandicapten parkeerkaart als passagier kan alleen gebruik worden gemaakt van algemene gehandicapten parkeerplaatsen. Alleen een houder van een gehandicapten parkeerkaart als bestuurder kan in aanmerking komen voor een in een individuele gehandicapten parkeerplaats. Conform landelijk beleid wordt middels een onafhankelijk geneeskundig onderzoek bepaald of de aanvrager in redelijkheid in staat is om 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen. De aanvraag procedure voor een gehandicapten parkeerkaart komt niet aan de orde in deze notitie. Deze procedure is bepaald door het ministerie van Infrastructuur en Milieu.
Het ontwerp gehandicapten parkeerbeleid wordt ter consultatie aangeboden aan de Adviesraad Sociaal Domein, VVN-afdeling Nuenen en de dorps- en wijkraden. De thema’s die hieruit naar voren zijn gekomen zijn verwerkt in deze notitie.
Op de volgende pagina vindt u een samenvatting van het ontwerp gehandicapten parkeerplaatsenbeleid 2016. Het beleid voor individuele gehandicapten parkeerplaatsen wordt in hoofdstuk 1 uiteengezet. In hoofdstuk 2 wordt het beleid voor een algemene gehandicapten parkeerplaatsen behandeld. Het wettelijk kader komt tenslotte in hoofdstuk 3 aan de orde. In de bijlagen 1 tot en met 4 komen achtereen volgens de begripsbepalingen, het huidig beleid, het overzicht van de huidige gehandicapten parkeerplaatsen en de regeling gehandicapten parkeerkaart aan de orde.
In deze samenvatting wordt in het kort de rol van de gemeente met betrekking individuele gehandicapten parkeerplaatsen en algemene gehandicapten parkeerplaatsen beschreven.
Individuele gehandicapten parkeerplaatsen
Wanneer iemand in het bezit is van een gehandicapten parkeerkaart als bestuurder kan een individuele gehandicapten parkeerplaats nabij de woning of het werk aangevraagd worden. Momenteel wordt een aanvraag gehonoreerd indien de aanvrager een geldig rijbewijs, een auto op eigen naam, geen parkeerruimte op eigen erf heeft en er een onafhankelijke aanvullende keuring heeft plaats gevonden of waaruit blijkt dat de aanvrager niet meer dan 25 meter zelfstandig zonder hulpmiddelen kan lopen. Voorgesteld wordt aanvragen alleen te honoreren als de parkeerdruk in de omgeving van het woon- of werkadres van de aanvrager groter is dan 80 %. Dit om wildgroei aan (overbodige) gehandicapten parkeerplaatsen te voorkomen. De aanvrager betaalt alle kosten gerelateerd aan de aanvraag van een individuele gehandicapten parkeerplaats.
Algemene gehandicapten parkeerplaatsen
Wanneer iemand in het bezit is van een gehandicapten parkeerkaart mag hij of zij gebruik maken van algemene gehandicapten parkeerplaatsen. In het huidige beleid worden in het centrum gebied van Nuenen bij openbare gebouwen, ouderencentra, etc. op aanvraag algemene gehandicapten parkeerplaatsen gerealiseerd. Er is momenteel geen zicht op of de functies waarvoor de algemene gehandicapten parkeerplaats is aangelegd nog aanwezig is. Omdat deze parkeerplaatsen alleen door gehandicapten met een gehandicapten parkeerkaart gebruikt mogen worden kan dit leiden tot een onnodige belasting op de beschikbare parkeerruimte. Voorgesteld wordt om conform de landelijke richtlijn van 2% van het aantal openbare parkeerplaatsen in het centrumgebied, geconcentreerd bij voorzieningen te bestemmen als algemene gehandicapten parkeerplaatsen en het bestand periodiek te controleren. Het huidige aantal algemene gehandicapten parkeerplaatsen sluit aan op de landelijke norm. De eigenaar van de grond betaalt de kosten van de aanleg, dit is meestal de gemeente maar dit kan bijvoorbeeld ook een woningbouwvereniging zijn.
In de onderstaande tabel zijn de belangrijkste verschillen in de voorwaarden en kosten van gehandicapten parkeerplaatsen in de huidige praktijk en het huidig en voorgesteld beleid weergegeven.
1. INDIVIDUELE GEHANDICAPTEN PARKEERPLAATSEN
In dit hoofdstuk wordt het huidige beleid ten aanzien van de individuele gehandicapten parkeerplaatsen (afgekort IGP) behandeld alvorens over te gaan tot het voorgestelde beleid. Ook komen de kosten, monitoring, uitvoering en handhaving aan de orde.
Wanneer iemand in het bezit is van een gehandicapten parkeerkaart kan een individuele gehandicapten parkeerplaats nabij de woning of het werk aangevraagd worden. Momenteel worden alle aanvragen gehonoreerd indien de aanvrager een geldig rijbewijs, een auto op eigen naam en geen parkeerruimte op eigen erf heeft. Het beleid uit 1996 gaat uit van een loopbeperking van maximaal 25 meter. Een onafhankelijk arts verzorgt hiervoor de keuring.
Individuele gehandicapten parkeerplaats met bord E6, kenteken en kruis
Op sommige locaties in de gemeente Nuenen zijn parkeerplaatsen schaars. Daarom moet zorgvuldig worden omgegaan met de verhouding tussen de parkeervraag en het parkeeraanbod. Voorgesteld wordt alleen aanvragen voor een IGP te honoreren als de parkeerdruk in de directe omgeving van het woon- of werkadres van de aanvrager groter is dan 80 %. Omdat de grootte van dit gebied afhankelijk is van de loopbeperking van de aanvrager en te komen tot een eenvoudige procedure wordt voorgesteld de loopbeperking in 4 groepen in te delen
Iemand die zelfstandig, zonder hulpmiddelen 100 meter of verder kan lopen komt niet voor een IGP in aanmerking.
Wanneer er bij de keuring voor de gehandicapten parkeerkaart geen onderscheid in loopbeperking is gemaakt naar afstand (25,50,75 of 100 meter) dient er een aanvullende keuring door een onafhankelijk arts uitgevoerd te worden.
Om in aanmerking te komen voor een IGP dient de aanvrager aan de volgende voorwaarden te voldoen
Als aan één van deze voorwaarden niet meer wordt voldaan of als de eigenaar van de IGP verhuist of een andere werkplek krijgt, komt de IGP te vervallen.
Afstanden en percentages zijn conform het ASVV2012 van het CROW (aanbevelingen verkeersvoorzieningen binnen bebouwde kom van het kennisplatform CROW)
Als er in de directe omgeving van een houder van een gehandicapten parkeerkaart voldoende parkeerruimte is, is de aanleg van een IGP niet noodzakelijk. Echter als de parkeerdruk hoog is, is de kans dat een houder van een gehandicapten parkeerkaart niet op een acceptabele afstand van zijn woning een parkeerplaats kan dien groot. Uitgegaan wordt van een parkeerdruk van 80 %. 80 % is binnen de verkeerskunde een geaccepteerde grens. Wanneer meer dan 80 % van de beschikbare parkeerplaatsen bezet zijn, wordt de parkeerdruk als hinderlijk ervaren. Wanneer de parkeerdruk minder dan 80 % is, vindt men makkelijk een parkeerplaats. Volgens jurisprudentie is parkeerdruk één van de factoren die meegewogen kan worden bij het toekennen van een IGP. Omdat in de jurisprudentie geen eenduidige indicatie voor de hoogte van de parkeerdruk voorhanden is, wordt uitgegaan van een parkeerdruk van 80 %.
Wanneer er binnen een afstand van 25, 50 ,75 of 100 (overeenkomstig de loopbeperking van de aanvrager) meter van de voordeur van de woning van de aanvrager een parkeerdruk van 80 % of hoger is, wordt aan het parkeerdruk criterium voldaan. De parkeerdruk wordt vastgesteld op basis van parkeerdrukmetingen. Voorgesteld wordt de kosten van het parkeerdrukonderzoek te verwerken in de legeskosten voor de aanvraag van een IGP. Om een toeloop van kansloze aanvragen te voorkomen, dienen de legeskosten die hiervoor verschuldigd zijn voorafgaand aan de meting betaald te zijn door de aanvrager. Wanneer de aanvraag volgens de behandelend ambtenaar niet kansrijk is, zal dit gecommuniceerd worden met de aanvrager, teneinde onnodige kosten te vermijden.
Door of in opdracht van de gemeente wordt op drie dagen de parkeerdruk in de omgeving van de woning van de aanvrager gemeten, waarvan één dag in het weekend. Op elke dag wordt drie keer gemeten, op of rondom de volgende tijdstippen: 10:00 uur, 18:00 uur en 22:00 uur. Een IGP wordt toegewezen als het gemiddelde van de negen metingen hoger dan of gelijk is aan 80%.
De procedure en de aanleg van een IGP kost geld. Het voorstel is om deze kosten neer te leggen bij de aanvrager. Hij of zij heeft ook het alleen gebruiksrecht van deze voorziening. Wanneer het inkomen en vermogen van de aanvrager niet toereikend zijn, is het mogelijk dat hij / zij in aanmerking komt voor bijzondere bijstand op de grond van de WWB.
De kosten voor de procedure en aanleg van een IGP bestaan uit legeskosten, aanlegkosten en de kosten om de IGP in de toekomst weer op te heffen. In de legeskosten worden de kosten van het parkeeronderzoek verwerkt.
De leges voor het aanvragen van een IGP moeten kostendekkend zijn. Deze kosten bestaan uit:
Leges voor het aanvragen van een IGP zijn opgenomen in de Legesverordening en worden jaarlijks getoetst.
In de Legesverordening 2014 is een bedrag van € 76,40 opgenomen voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een IGP. Dit bedrag is niet kostendekkend. Daarnaast wordt met dit beleid het uitvoeren van een parkeerdrukmeting verplicht. Dit betekent dat de leges voor het in behandeling nemen van een aanvraag verhoogd moeten worden naar € 220,00. Zo spoedig mogelijk na vaststelling van het gehandicapten parkeerbeleid wordt de Legesverordening op dit punt aangepast en ter besluitvorming aangeboden. Dit houdt in dat de voorgestelde legeskosten later van kracht worden dan het voorgestelde beleid. De leges moeten voorafgaand aan het uitvoeren van de parkeerdrukmeting betaald worden.
Bij het eventueel afwijzen of intrekken van de aanvraag ontvangt de aanvrager deze kosten niet terug. Ook bij afwijzing als gevolg van een uitspraak van de commissie bezwaar en beroep of bij overlijden van de aanvrager tijdens de aanvraagprocedure wordt geen restitutie verleend.
De volledige kosten voor het aanleggen van een IGP worden voor aanleg in rekening gebracht bij degene voor wie de IGP geplaatst wordt.
De kosten voor het aanleggen van een IGP bestaan uit:
De kosten per 1 januari 2017 voor het aanleggen en in de toekomst opheffen van een IGP bedragen: € 375,00. Door een efficiëntere manier van werken kunnen de aanlegkosten van een individuele gehandicapten parkeerplaats teruggebracht worden van de huidige kosten van € 495,00 naar € 375,00. De kosten voor het verplaatsen van een IGP bedragen € 208,00. De kosten voor het aanleggen, opheffen en verplaatsen van een IGP worden jaarlijks (met ingang van 2014) geïndexeerd. Als indexcijfer wordt het consumentenprijzen - prijsindexcijfer van het CBS aangehouden. Het indexcijfer voor 2016 is ingeschat op 2 %.
* rekeningen worden verstuurd door Dienst Dommelvallei, afdeling financiën.
Wanneer het inkomen en vermogen van de aanvrager niet toereikend zijn, is het mogelijk dat hij/zij in aanmerking komt voor bijzondere bijstand op grond van de Wet Werk en Bijstand (WWB).
Om ervoor te zorgen dat een IGP niet onterecht in stand blijft en onterecht openbare parkeerruimte in beslag neemt, moeten relevante wijzigingen door de houder van de IGP binnen 10 werkdagen na een wijziging worden doorgegeven aan de gemeente. Relevante wijzigingen zijn:
De afgifte van een gehandicapten parkeerkaart wordt geregistreerd. Deze registratie is gekoppeld aan de Basisregistratie personen (BRP). Dankzij deze koppeling wordt een signaal afgegeven aan de afdeling Samenleving van de gemeente Nuenen bij het verhuizen, intrekken/niet verlenen van een rijbewijs of in het ergste geval het overlijden van een houder van een gehandicapten parkeerkaart. De wijzigingen worden vervolgens door de afdeling Samenleving doorgegeven aan de medewerker verkeer die belast is met het beheer van de IGP’s in de gemeente Nuenen. Wanneer de houder van de IGP de wijzigingen niet doorgeeft, wordt contact met de IGP houder opgenomen om de wijzigingen te verwerken of de IGP op te heffen.
Een eenmaal afgegeven IGP verloopt niet, echter de onderliggende documenten kunnen wel verlopen waardoor het recht op een IGP vervalt. Daarom worden alle IGP houders om de 5 jaar gecontroleerd op relevante wijzigingen met het bestand van het BRP. Een houder van een IGP bij het bedrijf waar de aanvrager in dienst is, dient dan aan te tonen dat hij/zij daar nog steeds in dienst is. In januari 2016 ging het om 16 IGP houders binnen de gemeente Nuenen.
Elke vijf jaar, ingaande na vaststelling van het onderhavige voorstel, worden alle IGP gecontroleerd op de zes genoemde punten. Wanneer de voorwaarden voor de IGP niet meer aanwezig zijn, zal de IGP worden verwijderd. Om de mogelijkheid te hebben voor de gemeente om misbruik tegen te kunnen gaan, wordt voorgesteld de gemeente de mogelijkheid te geven om de houder van de IGP te verplichten om eens in de vijf jaar een herkeuring met betrekking tot de loopafstand te ondergaan. Wanneer de houder van de IGP weer in staat is meer dan 100 meter zelfstandig zonder hulpmiddelen te lopen, vervalt eveneens het recht op een IGP en zal deze worden verwijderd.
Een IGP moet voorzien worden van het bord E6 met onderbord en een witte kruismarkering op het wegdek.
De afmetingen van een IGP zijn bij langsparkeren minimaal 6,00 m bij 3,50 m. Als er achter wordt in- en uitgestapt moet de IGP 7,50 m lang zijn. De afmetingen van een IGP bij haaks parkeren zijn minimaal 3,50 m bij 5,00 meter. Bij een vrije uitstapstrook naast het parkeervak is 3,00 m voldoende.
Bij de gemeente komen met enige regelmaat signalen binnen dat de IGP’s worden bezet door motorvoertuigen zonder gehandicapten parkeerkaart. Dit is en blijft een aandachtspunt tijdens de surveillance van de boa’s. De beschikbaarheid van deze plaatsen voor gehandicapten is belangrijk. Daarom geldt een zero tolerance beleid. Om te waarborgen dat deze problematiek de aandacht krijgt die het verdient is toezicht en handhaving hierop opgenomen in het uitvoeringsprogramma handhaving.
In bijlage 2 is de aanvraag procedure voor een IGP beknopt in een schema weergegeven.
2. ALGEMENE GEHANDICAPTEN PARKEERPLAATSEN
In dit hoofdstuk wordt het huidige beleid ten aanzien van de algemene gehandicapten parkeerplaatsen (afgekort AGP) behandeld alvorens over te gaan tot het voorgestelde beleid. Ook komen de kosten, monitoring, uitvoering en handhaving aan de orde.
Wanneer iemand in het bezit is van een gehandicapten parkeerkaart mag hij of zij gebruik maken van algemene gehandicapten parkeerplaatsen. In het huidige beleid worden in het centrum gebied van Nuenen bij openbare gebouwen, ouderencentra, medische diensten, kerkgebouwen en begraafplaatsen op aanvraag AGP’s gerealiseerd. Het huidige beleid benoemt AGP’s buiten het centrumgebied en in de kernen Nederwetten en Gerwen als ongewenst, alhoewel er in Gerwen twee AGP’s zijn gerealiseerd. Ook is er momenteel geen zicht op of de functies waarvoor de algemene gehandicapten parkeerplaats is aangelegd nog aanwezig zijn. Omdat deze parkeerplaatsen alleen door gehandicapten met een gehandicapten parkeerkaart gebruikt mogen worden leidt dit tot een onnodige belasting op de beschikbare parkeerruimte. In het huidige beleid wordt het centrumgebied gedefinieerd als “waar de parkeerdruk hoog is en waar mindervaliden te verwachten zijn”. Deze definitie kan leiden tot interpretatieverschillen.
Algemene gehandicapten parkeerplaats bij Heilige Clemenskerk met bord E06 en kruis
Gezien de veranderingen in de bevolkingssamenstelling en de toename van het autobezit onder ouderen is het huidige beleid niet meer toereikend. Voorgesteld wordt om ook AGP’s buiten het centrumgebied op te nemen in het beleid. Omdat de parkeerdruk buiten het centrumgebied over het algemeen lager is, worden er aan een AGP buiten het centrumgebied dan ook andere voorwaarden gesteld dan aan een AGP binnen het centrumgebied.
Het centrumgebied is weergegeven op de onderstaande afbeelding. Dit gebied komt overeen met de permanente situatie van de parkeerverbodszone van de gemeente Nuenen.
Kaart centrumgebied parkeerverbodszone
Alvorens over te gaan tot de aanleg van een AGP dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan.
Indien de grond voor de locatie van de AGP niet van de gemeente is dient de eigenaar van de grond akkoord te gaan met de aanleg, de aanleg (conform de richtlijnen van het CROW) van de AGP zelf te verzorgen en de legeskosten van het verkeersbesluit te betalen.
Afstanden en percentages zijn conform het ASVV2012 van het CROW (aanbevelingen verkeersvoorzieningen binnen bebouwde kom van het kennisplatform CROW)
De eigenaar van de grond betaalt de kosten van de aanleg van een AGP. Dit is meestal de gemeente maar dit kan bijvoorbeeld ook een woningbouwvereniging zijn. Voor een AGP zijn geen legeskosten verschuldigd omdat legeskosten niet geïnd kunnen worden voor voorzieningen van algemeen belang.
De volledige kosten voor het aanleggen van een AGP worden voor aanleg in rekening gebracht bij de eigenaar van de grond.
De kosten voor het aanleggen van een AGP bestaan uit:
De aanleg kosten voor een AGP worden gelijkgesteld aan de aanlegkosten voor een IGP, ook hiervoor wordt verwezen naar hoofdstuk 1.
Om te voorkomen dat de aanwezige AGP’s niet meer aansluiten op de functies die ten grondslag liggen aan de aanvraag door bijvoorbeeld een verhuizing van een medische dienst worden allen AGP’s twee jaarlijks gecontroleerd door middel van een schouw. In januari 2016 waren er ongeveer 58 AGP’s binnen de gemeente Nuenen. Voorgesteld wordt de vaststelling van het voorgestelde beleid als startmoment te hanteren voor de twee jaarlijkse schouw. Een parkeerdrukmeting wordt echter alleen uitgevoerd als er sterke aanwijzingen zijn dat er een significante afname heeft plaatsgevonden. Ook wordt dan nagegaan of minimaal 2 % van het aantal parkeerplaatsen in het centrumgebied een AGP is.
Een AGP moet voorzien worden van het bord E6 en een witte kruismarkering op het wegdek.
De afmetingen van een AGP zijn gelijk aan de afmetingen van een IGP, bij langsparkeren minimaal 6,00 m bij 3,50 m. Als er achter wordt in- en uitgestapt moet de IGP 7,50 m lang zijn. De afmetingen van een IGP bij haaks parkeren zijn minimaal 3,50 m bij 5,00 meter. Bij een vrije uitstapstrook naast het parkeervak is 3,00 m voldoende.
Bij de gemeente komen met enige regelmaat signalen binnen dat de AGP’s worden bezet door motorvoertuigen zonder gehandicapten parkeerkaart. Dit is en blijft een aandachtspunt tijdens de surveillance van de boa’s. De beschikbaarheid van deze plaatsen voor gehandicapten is belangrijk. Daarom geldt een zero tolerance beleid. Om te waarborgen dat deze problematiek de aandacht krijgt die het verdient is toezicht en handhaving hierop opgenomen in het uitvoeringsprogramma handhaving.
Er bestaan twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen:
algemene gehandicaptenparkeerplaatsen (AGP) bestemd voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen van personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart, voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen waarmee personen worden vervoerd die in het bezit zijn van een passagierskaart en voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen met een gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen;
Het rijk heeft geen nadere regels gesteld als toetsingskader voor het aanwijzen van AGPs en IGP’s. Het staat gemeenten tot op zekere hoogte vrij welke criteria worden gehanteerd.
Op basis van bestaande jurisprudentie, kunnen voor het aanwijzen van IGP’s onder meer de volgende aspecten worden meegenomen:
Voor het realiseren van een gehandicaptenparkeerplaats moet naast wegmarkering een paal met een verkeersbord (aangevuld met een onderbord op kenteken als het een IGP betreft) worden geplaatst.
Dit is bepaald in het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990. Uit artikel 12 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) volgt dat daaraan een verkeersbesluit ten grondslag moet liggen. Dit is bepaald in artikel 15 van de Wegenverkeerswet 1994. Hierin staat dat een verkeersbesluit moet worden genomen voor de plaatsing en verwijdering van verkeerstekens en voor onderborden voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd.
Artikel 18 van de Wegenverkeerswet zegt dat het college van burgemeester en wethouders bevoegd is dit verkeersbesluit te nemen. (Onder)mandaat is mogelijk.
Op grond van artikel 29 van het BABW is het mogelijk de kosten die voortvloeien uit de plaatsing van het verkeersbord bij een gehandicaptenparkeerplaats in rekening te brengen bij degene voor wie het bord is geplaatst.
Gelet op artikel 147 en 160 van de Gemeentewet en artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht is het college van burgemeester en wethouders bevoegd beleidsregels over de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen vast te stellen.
Op grond van de inherente uitzonderingsbevoegdheid op beleid (4:84 Awb) kan worden afgeweken van het beleid.
Waar mogelijk worden de landelijke richtlijnen van het CROW1 ten aanzien van het inrichten van de AGP’s en IGP’s gevolgd.
Omdat na toewijzing van een IGP of AGP andere weggebruikers geen gebruik meer mogen maken van deze parkeerruimte wordt er voor dat het besluit tot realisatie genomen wordt, de mogelijkheid geboden tot het indienen van een zienswijze voor derde belanghebbenden. Hiertoe worden zij uitgenodigd middels een publicatie in “Rond de Linde”. Derde belanghebbenden zijn naast de aanvrager en de gemeente belanghebbend omdat zij direct aanwonend zijn of een aangelegen bedrijf hebben.
De derde belanghebbende kan voorafgaand aan het te nemen verkeersbesluit gedurende 2 weken zijn of haar zienswijze op het voornemen indienen. De zienswijze zal behandeld worden in het te publiceren verkeersbesluit. Ook de aanvrager zelf kan van deze mogelijkheid gebruik maken als hij/zij het niet eens is met de voorgestelde locatie van de IGP.
De derde belanghebbende en de aanvrager kunnen daarnaast gebruik maken van het recht net als elke burger om bezwaar te maken tegen het verkeersbesluit dat de gemeente in de Staatscourant (verplicht) en in Rond de Linde plaatst bij de toewijzing van een IGP of AGP.
Voordat een bezwaarschrift in behandeling wordt genomen wordt beoordeeld of de bezwaarmaker ontvankelijk is. Volgens vast jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan bij een verkeersbesluit een bezwaarmaker slechts als (derde) belanghebbende worden aangemerkt, indien hij een bijzonder, individueel belang heeft bij dat besluit. Het belang dient in voldoende mate te onderscheiden zijn van andere weggebruikers. Of een bezwaarmaker ontvankelijk wordt verklaard hangt af van zijn/haar feitelijk, eigen, objectief, actueel en persoonlijk belang en daarnaast van het afstandscriterium van 100 meter (de maximale loopafstand van een houder van een gehandicapten parkeerkaart). Aan de hand van het bezwaarschrift zal de commissie voor de bezwaarschriften advies geven aan het college omtrent het bezwaar.
De regels tot het verkrijgen van een IGP worden aangepast, echter omdat een IGP niet verloopt, is een overgangsregeling niet noodzakelijk. Het onderhavige voorstel tot nieuw beleid heeft geen invloed op de reeds afgegeven IGP’s. Wel kunnen de onderliggende documenten verlopen, de voorwaarden daarvan vallen echter buiten dit voorstel.
Omdat monitoring nieuw is in het voorgestelde beleid, gaan de huidige houders van een IGP wel iets merken van het voorgestelde beleid. De 5 jaarlijkse controle heeft echter alleen betrekking op de voorwaarden waarop ook zij destijds jun IGP hebben verkregen. Voor het toepassen van de 5 jaarlijkse controle op de huidige IGP houders is dan ook geen overgangsrecht noodzakelijk.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzonder individuele gevallen en omstandigheden van de beleidsregels afwijken. Het toepassen van deze afwijkingsbevoegdheid wordt terughoudend en gemotiveerd toegepast om geen afbreuk te doen aan deze beleidsregels (4:84 Awb)
BIJLAGE 3: REGELING GEHANDICAPTENPARKEERKAART
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
Gelet op artikel 13, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 49 en 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Paragraaf 1. Criteria voor de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten
Voor een gehandicaptenparkeerkaart kunnen in aanmerking komen:
bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;
passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;
Op de gehandicaptenparkeerkaart wordt met een hoofdletter B aangegeven of het een gehandicapte bestuurder betreft en een hoofdletter P of het een gehandicapte passagier betreft. Een combinatie van beide is mogelijk. Een gehandicaptenparkeerkaart, bestemd voor een instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt aangeduid met een hoofdletter I.
Paragraaf 2. Geneeskundig onderzoek
Paragraaf 3. Wijze van aanbrengen van de gehandicaptenparkeerkaart
Paragraaf 4. Model van de gehandicaptenparkeerkaart
Paragraaf 5. Gelijkstelling van in het buitenland afgegeven gehandicaptenparkeerkaart
Met een ingevolge artikel 49 BABW afgegeven gehandicaptenparkeerkaart wordt gelijkgesteld:
De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 oktober 1991, nr. RVR 103389, houdende vaststelling van regels betreffende de gehandicaptenparkeerkaart (Stcrt. 202), wordt ingetrokken.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2001.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,