Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Neder-Betuwe

Intergemeentelijke Strategische Visie laanboomcentrum Betuwe

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNeder-Betuwe
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingIntergemeentelijke Strategische Visie laanboomcentrum Betuwe
CiteertitelIntergemeentelijke Strategische Visie laanboomcentrum Betuwe
Vastgesteld doorgemandateerde functionaris
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-2022nieuwe regeling

29-10-2015

gmb-2022-554648

Tekst van de regeling

Intitulé

Intergemeentelijke Strategische Visie laanboomcentrum Betuwe

De raad van de gemeente Neder-Betuwe;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,

 

B E S L U I T :

 

  • 1.

    de Intergemeentelijke Strategische Visie Laanboomcentrum Betuwe (ISVL) vast te stellen;

  • 2.

    een krediet van € 6.500,- beschikbaar te stellen voor het project ‘Landschapsversterking en routestructuren’ ten laste van de algemene reserve;

  • 3.

    toestemming te geven voor het aangaan van een intentie-overeenkomst met de gemeenten Buren en Overbetuwe en de laanboomsector (TCO) over de samenwerking en verdere uitwerking van de in de ISVL genoemde projecten.

1. Inleiding

1.1 AANLEIDING

Het Laanboomcentrum Betuwe heeft de ambitie om uit te groeien tot hét toonaangevende laanboomcentrum in de wereld. Een gezamenlijk optrekken van de gemeenten Buren, Neder-Betuwe, Overbetuwe en de laanboomteeltsector zijn nodig om het Laanboomcentrum Betuwe beter te laten functioneren en (inter)nationaal nog sterker op de kaart te zetten. Om wereldspeler te worden willen de voorgenoemde partijen vanuit een optimalisatie van de samenwerking de lopende initiatieven versterken en nieuwe ontplooien. In het gebied lopen binnen het Laanboompact, de Greenport Gelderland (voorheen Betuwse Bloem) en samenwerking met de landelijke Greenports diverse initiatieven. Het is gewenst hierop zorgvuldig aan te haken en te zorgen voor een verdere uitwerking en doorontwikkeling. Daarin zijn naast bedrijfsmatige aspecten als bedrijfsstructuur, stimulering innovatie en duurzaam ondernemen ook nadrukkelijk ruimtelijke aspecten aan de orde. Hiervoor is voorliggende strategische visie opgesteld die vooral een stimulerende visie is om uiteindelijk wereldspeler te worden.

 

De herinrichting van de ruimtelijke structuur en verbetering van de infrastructuur vormen twee van de voorwaarden om de hoge ambitie te doen slagen. Bij de ontwikkeling van het ruimtelijk beleid spelen ook andere functies een rol. De ontwikkeling van de boomteelt vraagt eveneens om een visie op de afstemming met andere sectoren zoals toerisme, landschap, water, natuur, verkeer, wonen en andere bedrijvigheid. De herinrichting van de ruimtelijke structuur krijgt zo een integraal en regionaal karakter. In de Notitie Oogst & Opgaven (2011, verkenning noodzaak ISVL) is uitgebreid ingegaan op ontwikkelingen in de laanboomsector en knelpunten en kansen die in het gebied zijn gesignaleerd. Een integrale visie voor de laanboom-teelt moet naast een stimulerende werking dus ook een antwoord geven op de belangrijkste regionale ruimtelijke opgaven voor het Laanboomcentrum Betuwe. De visie dient een uitspraak te doen over waar de sector vooral op ruimtelijke aspecten gefaciliteerd dient te worden en op welke wijze. Daarnaast gaat de visie in op hoe de sector een bijdrage kan leveren aan landschappelijke, ruimtelijke en milieukwaliteiten.

1.2 DOEL EN STATUS

Het doel is: het opstellen van een intergemeentelijke ruimtelijke strategische visie hoe de laanboomteelt (als grootste centrum in Europa) uiteindelijk wereldspeler kan worden.

 

De status van het stuk is vooral een stimulerende, strategische visie om samen met de ondernemers en alle organisaties in het gebied, via integrale projecten of goed op elkaar afgestemde projecten de gewenste ontwikkeling als wereldspeler in de laanboomteelt te realiseren. De Intergemeentelijke Strategische Visie Laanboom-centrum Betuwe (ISVL) heeft niet het karakter, de wettelijke status en het uitwerkingsniveau van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. De ruimtelijke vertaling (van onderdelen) naar andere planologische planvormen (zoals structuurvisies of (paraplu)bestemmingsplan) zou eenvoudig als vervolgactie opgepakt kunnen worden. De ISVL heeft naast de visie ook het karakter van een strategisch actie-/uitvoeringsprogramma.

 

De ISVL moet toekomstgericht en uitvoeringsgericht zijn en, in relatie met bestaande beleidskaders, "niet meer van hetzelfde". Er dient daarbij rekening te worden gehouden met het bestaande ruimtelijke beleid van de drie afzonderlijke gemeenten. In het gebied zijn een aantal opgaven aanwezig die zich op het ruimtelijk vlak bevinden. De visie dient een uitspraak te doen over waar de sector vooral op ruimtelijk aspecten gefaciliteerd dient te worden en op welke wijze. Voortbouwend op de diverse notities (o.a. Notitie Oogst & Opgaven en Laanboompact Visie) en resultaten uit opgepakte projecten is het doel het opstellen van één heldere, bondige en eenduidige gebiedsvisie voor de laanboomteelt in de drie gemeenten. In de visie worden de formele en informele samenwerkingsverbanden niet verder uitgewerkt. Wel wordt een slimme samenwerking gestimuleerd. Voorliggende gebiedsvisie dient door de verschillende stakeholders te worden herkend, erkend en gebruikt als de ontwikkelingsgerichte denkbeelden met bijbehorende kaarten voor de laanboomteelt in het plangebied.

 

Het Agro Business Centre Opheusden (ABC) is een belangrijk onderdeel van de toekomstplannen van het Laanboomcentrum Betuwe. Hiervoor is een aparte structuurvisie gemaakt, die geen onderdeel uitmaakt van de ISVL. In de ISVL zal wel een strategische afstemming plaatsvinden met de beoogde ontwikkeling van het ABC.

1.3 PLANGEBIED

Het plangebied betreft het hele grondgebied van de gemeenten Buren, Neder-Betuwe en Overbetuwe.

1.4 UITGANGSPUNTEN

Bij de opgave horen de volgende uitgangspunten:

  • Het integrale karakter van de visie wordt primair gezocht in een samenhangende benadering van de aspecten laanboomteelt, infrastructuur, landschap, natuur, recreatie, cultuurhistorie, wonen en werken.

  • Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het al lopende proces vanuit het laanboompact en de diverse daaruit voorkomende projecten gericht op ontwikkeling van het Laanboomcentrum Betuwe. Hierbij wordt de gewenste samenwerking waar mogelijk verder geconcretiseerd.

  • De resultaten van de verkenning van de noodzaak voor een ISVL zijn vastgelegd in de Notitie Oogst en Opgaven (2011). Tevens is in het kader van het Laanboompact een visie en werkprogramma opgesteld. De informatie in deze publicaties is een vertrekpunt.

  • Procesmatig is sprake van een projectgroep met ambtenaren van de drie gemeenten, aangevuld met stakeholders uit het gebied en kennis van de boomteelt. Voor het maken van specifieke keuzen en de besluitvorming heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden met de bestuurders van de drie gemeenten.

  • Voor de projectenaanpak wordt aangesloten op projecten die reeds in uitvoering, dan wel in voorbereiding zijn.

1.5 OPBOUW STRATEGISCHE VISIE

De gebiedsvisie bestaat uit een aantal onderdelen. Hoofdstuk 2 beschrijft de droom en ambitie voor de laanboomteelt in het plangebied voor 2030. In hoofdstuk 3 is de droom uitgewerkt in de gebiedsvisie voor de laanboomteelt. In hoofdstuk vier is een overzicht gegeven van de projecten die voortvloeien uit de gebiedsvisie.

2. Droom en ambitie voor de laanboomteelt 2023

Het Laanboomcentrum Betuwe heeft zich verder ontwikkeld tot hét toonaangevende laanboomcentrum in de wereld. Hierbij is sprake van scherp ondernemerschap én een scherp oog voor maatschappelijke randvoorwaarden en veranderende marktomstandigheden. De laanboomteeltsector is een belangrijk fundament voor de economie van het gebied en heeft een intensieve samenwerking op regionaal en landelijk niveau.

 

Het Laanboomcentrum Betuwe is een groen, gezond en gerespecteerd cluster. Hierbij heeft het Laanboom-centrum Betuwe een sterke internationale marktpositie en een ketenregiefunctie in de laanboomteelt gekregen. Het gebied herbergt diverse gecertificeerde laanboom-teeltbedrijven van de toekomst aangevuld met ondersteunende bedrijven, waardoor een optimalisatie van de hele keten van bedrijven plaatsvindt. Tevens heeft het Laanboomcentrum Betuwe een toonaangevende positie in kennis, innovatie en hoogwaardige arbeid. Ook is het een voorloper op het vlak van duurzame ontwikkeling onder andere in combinatie met het kenniscentrum van de Wageningen UR. De kwekers in dit gebied zorgen voor een topproduct met een zeer hoge kwaliteit in vormgeving en uitstraling van de laanbomen maar ook op het gebied van de gezondheid van de bomen. Het gebied en de bomen zijn volledig ziekte vrij. Met zorgvuldige inspecties en de bijbehorende certificering is deze kwaliteit gegarandeerd. Op deze manier wordt voldaan aan alle export eisen vanuit diverse landen en heeft het boomteeltgebied in het buitenland een zeer positief imago.

 

In het gebied is een boeiende afwisseling van functies, in combinatie met een gezond watersysteem, een hoogwaardig recreatief aanbod en bijbehorende zonering. . De laanboomteelt heeft een grote betekenis in het plangebied voor de gezondheid, o.a.: vermindering van CO2, het wegnemen van fijnstof, het creëren van een groene beleving. Het watersysteem in het gebied is duurzaam en robuust. Door de aanwezigheid van een uitgebreid recreatief netwerk, dat in goed overleg met de sector is gerealiseerd, en de open dagen op de bedrijven krijgt de recreant de mogelijkheid om volop te kunnen genieten van de aanwezige laanboomteeltbedrijven, het gevarieerde landschap, natuurwaarden en cultuurhistorische parels. Met het recreatieve netwerk wordt de beleving van het gebied geregisseerd. De groene dooradering, al dan niet in combinatie met de recreatieve routes, vormt het decor voor de laanbomen en hiermee een showtuin van de geteelde producten in het gebied. De routes en laanbomen zijn voorzien van (digitale) informatie voor klanten en geïnteresseerden. Zij kunnen tijdens de tocht door het gebied kennis nemen van de producten en deze gelijktijdig bestellen. Ook vanuit de nieuwe markten zoals China, Rusland en Japan komen de klanten naar het gebied voor de beleving en om zaken te doen. Start en eindpunt is het ABC-terrein, waar men ook terecht kan voor een persoonlijke advisering en educatie.

 

De ondernemers hebben een belangrijke rol waarbij zij, door de geboden (planologische) ruimte uit de strategische visie, de bedrijven verder kunnen ontwikkelen met ieder een eigen positie en identiteit. Zij kunnen zorg dragen voor de goede wisselwerking tussen laanboomteelt, de bewoners en de andere functies als recreatie en landschap en leefbaarheid van de omgeving. Hierbij is een balans tussen laanboomteelteconomie enerzijds en natuur, recreatie en wonen anderzijds vormgegeven, doordat het buitengebied het decor voor de laanboomteelt is op basis van de verschillende aanwezige kwaliteiten, waardoor ook de gebruiksfunctie voor de bewoners vergroot is.

 

Op deze wijze is gezorgd voor de verwezenlijking van de doelstelling van wereldspeler met respect voor alle aanwezige waarden.

3. Gebiedsvisie

3.1 ALGEMEEN

De in de volgende paragrafen beschreven thematische uitwerking geeft aan welke ontwikkelingen in het kader van het verwezenlijken van de droom voor de laanboomteeltsector gewenst zijn. De visie is op kaart weergegeven. Om deze ontwikkelingen te kunnen realiseren is het nodig om projecten op te zetten of bestaande projecten verder uit te bouwen. Deze projecten komen in het volgende hoofdstuk naar voren.

3.2 LAANBOOMTEELT

Toekomst van de laanboomteelt en het laanboom-bedrijf van de toekomst

In het plangebied zijn verschillende typen laanboomteeltbedrijven aanwezig met ieder hun eigen kenmerken en typering. Om goed inzicht te krijgen in de sector, is gestart met het actualiseren van kaartbeeld van de bestaande boomteeltbedrijven op basis van de meest recent beschikbare luchtfoto’s. Op de visiekaart boomteelt zijn de bestaande bedrijven weergegeven als drager voor het uitrollen van de gewenste ontwikkelingen. In het algemeen is het daarmee lastig om te bepalen wat het laanboomteeltbedrijf van de toekomst is. Een eenduidige typering en karakterisering van het toekomstbedrijf is door de diversiteit dus niet te bepalen.

 

Wel kan worden aangegeven dat de mechanisatie, digitalisering en robotisering binnen de bedrijven in de toekomst veel aandacht zullen krijgen. Tevens zal sprake zijn van innovatieve ontwikkelingen zoals gotenteelt, automatische diktemeting, kronensnoeier, hoogwerkers met sensoren etc.. Deze technologische ontwikkelingen zijn specifiek voor deze regio en versterken de toonaangevende positie van het laanboomteeltcentrum. In sommige gevallen zal dit een extra druk op de verdere schaalvergroting van de bedrijven (precisieboomteelt) betekenen. Hiermee ontstaat een ruimtelijke opgave die verder verwoord is in de paragraaf ruimtelijke structuur.

Ten behoeve van de innovatieve ontwikkelingen en het behoud van kwaliteit van de producten is boomteelt-onderzoek van levensbelang voor de sector. Tot voor kort werden de onderzoeken gefinancierd door het Productschap voor de Tuinbouw. Dit productschap is echter opgeheven. Dit betekent dat het onderzoek nu gefinancierd moet worden door de sector (d.w.z. de kwekers) zelf, met eventuele ondersteuning van andere fondsen. Deze nieuwe werkwijze vraagt de grootst mogelijke aandacht van de sector ten behoeve van het voortbestaan van de sector in het plangebied. Een intensieve samenwerking tussen de kwekers en partijen is hier van groot belang.

Aangenomen kan worden dat de reeds ingezette schaalvergroting in de sector zal doorzetten. Dit speelt met name bij de groep grote bedrijven. Deze ruimteclaim voor de toekomst (in balans met de kwaliteiten in het buitengebied) vraagt om een zoekgebied waarvoor duidelijk is dat uitbreiding kan en onder welke voorwaarden dit kan. Hiervoor is een zonering gemaakt. In paragraaf 3.8 is deze zonering met bijbehorende voorwaarden nader gemotiveerd. Het resultaat is een boomteeltconcentratiegebied met veel ontwikkelingsruimte in de gemeente Neder-Betuwe en een boom teeltontwikkelingsgebied met iets meer voorwaarden vanuit het landschap in de gemeenten Overbetuwe en Buren.

 

Naar verwachting zal in de toekomst circa 10 tot 15% van de bedrijven (ten opzichte van 2014) stoppen. Dit komt in grote mate doordat een opvolging ontbreekt. Verdere intensivering zal nog plaats vinden door groei van de Pot en containerteelt (PCT) en de nieuwste ontwikkeling in de gotenteelt. De hoge investeringen zullen deze groei op korte termijn wel limiteren.

Verwacht wordt dat de handel zal toenemen omdat er nieuwe markten worden aangeboord (China, Rusland, Japan, Turkije). Ook willen de boomteeltbedrijven een totaal pakket kunnen aanbieden met andere boomkwekerijproducten. Hierdoor kan het aantal vervoersbewegingen bij de bedrijven groeien, waarmee de druk op de infrastructuur toeneemt.

 

Ruimtelijke structuur, verkaveling

Er zijn verschillende factoren binnen de laanboomteelt die een invloed hebben op de verkaveling. Dit betreffen onder andere schaalvergroting, automatisering, milieueisen, rentabiliteit en nieuwe teelttechnieken zoals de pot- en containerteelt. Deze stellen eisen aan bijvoorbeeld de kavelgrootte, kavelvorm en kavelligging.

 

Veel bedrijven hebben een suboptimale verkaveling. Belangrijkste reden is dat voor de bedrijfsvoering teeltwisseling noodzakelijk is. Daarnaast zijn veel van de gronden niet in zijn eigendom bij de kwekers. Zij moeten daarom de gronden pachten. Dit staat een (verdere) optimalisatie van de verkaveling in de weg. Door de suboptimale verkaveling en de diverse onderhoudswerkzaamheden aan de bomen en door de verkavelingstructuur vinden er veel en kostbare vervoersbewegingen plaats. Tevens is het gevolg dat in sommige gevallen bedrijven te dicht bij elkaar komen te liggen (concurrentie om de huiskavel) of dat bedrijven in of nabij de bebouwde kom komen te liggen.

Grootste struikelblok in dit proces blijft echter de grondpositie van de laanboomteeltbedrijven. Zij zijn niet in het bezit van ongeveer 70% van de benodigde gronden, waardoor zij deze nog steeds moeten blijven pachten. Dit blijft een optimalisering van de verkaveling in de weg staan. Vooralsnog lijken er, bij een onveranderende situatie van grondeigendommen, weinig mogelijkheden voor optimalisatie van de verkaveling te zijn.

 

Bouwvlakken

In het plangebied hebben de bestaande boom-teeltbedrijven een passend bouwblok (op maat) gekregen met voldoende ontwikkelingsruimte binnen de planperiode. Dit wil zeggen dat zij een passend bouwblok rond de bestaande bebouwing hebben met enige ruimte voor uitbreiding.

De oppervlakte van de bestaande bouwvlakken kan op basis van een regeling in de geldende bestemmingsplannen worden vergroot tot een omvang van maximaal 1,5 ha (Neder-Betuwe en Buren) of een bouwblok op maat tot een maximum van 2,0 ha (Overbetuwe) bij bedrijven die het bestaande bouwvlak reeds geheel hebben benut. Door de gemeenten en de sector is geconcludeerd dat een bouwvlak met deze oppervlakten in nagenoeg alle gevallen voldoende is om de noodzakelijke bedrijfsbebouwing op te realiseren. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de bouwvlakken enkel voor de bedrijfsbebouwing benut worden en niet voor permanente teeltondersteunende voorzieningen. Het bieden van algemene vergroting van het bouwvlak tot 2 ha in het gehele plangebied wordt vooralsnog niet noodzakelijk geacht.

Mocht het in specifieke gevallen (bij de grotere boom-teeltbedrijven) voorkomen dat een ruimer bouwvlak gewenst is, dan kan hiervoor een aparte planherziening van het bestemmingsplan worden opgesteld waarin de noodzaak voor vergroting van het bouwvlak specifiek wordt onderbouwd.

 

Binnen het bepaalde bouwvlak dient de bedrijfsbebouwing te worden geconcentreerd, om spreiding van bouwwerken tegen te gaan. Binnen het bouwvlak is het bestaande aantal woningen toegestaan. Indien er nog geen woning aanwezig is, dan is normaal één bedrijfswoning toegestaan, tenzij deze specifiek is uitgesloten vanwege de ligging.

 

Teeltondersteunende voorzieningen

Om de teelt van hoogwaardige boomteelt producten te kunnen blijven garanderen en tegen scherpe prijzen te kunnen blijven produceren, maken laanboomtelers steeds meer gebruik van teeltondersteunende voorzieningen.

De techniek van het kweken van laanbomen verandert en ook de wensen van de consument. Dit vraagt om specifieke teeltondersteunende voorzieningen. Dit zijn zowel permanente als tijdelijke voorzieningen. De voorzieningen kunnen sterk verschillen van bedrijf tot bedrijf, afhankelijk van het type teelt en aard van het bedrijf. Bij de voorzieningen valt te denken aan containervelden, glasopstanden of tijdelijke overkappingen voor de opkweek van jong materiaal, regenkappen, hagelnetten. Er is inmiddels circa 17 ha pot- en containerteelt (PCT) aanwezig in het plangebied. Dit is bijna altijd in combinatie met vollegrondsteelt. Een recente ontwikkeling zijn de installaties voor de gotenteelt.

 

Om te kunnen investeren in deze voorzieningen hebben de boomtelers behoefte aan duidelijkheid over welke vormen van teeltondersteunende voorzieningen toegestaan zijn. In de basis moeten gemeenten hiervoor beleid opstellen. De drie gemeenten binnen het plangebied hebben in de geldende bestemmingsplannen dit beleid recent vastgelegd.

Vanuit de gemeenten en sector is aangegeven dat het beleid voor de teeltondersteunende voorzieningen nu al behoorlijk goed geregeld is. De hoofdintentie van het beleid in de drie gemeenten is in feite overal gelijk. De verschillen zitten met name op detailniveau (bijvoorbeeld in de regeling voor tijdelijke teeltondersteunen-de voorzieningen buiten de bouwvlakken en oppervlakten en hoogtes teeltondersteunende kassen).

Om de gewenste duidelijkheid en eenduidigheid binnen het plangebied voor mogelijkheden voor teeltondersteunende voorzieningen nog scherper te krijgen, is een nadere beoordeling van het beleid noodzakelijk.

 

Dit wordt mede ingegeven door de veranderingen in de markt en de noodzaak en wens voor innovatie. Om voor de bedrijven ontwikkelingsruimte te creëren, is het gewenst de regels en het beleid voor de voorzieningen daar op af te stemmen. Dit om mogelijke belemmeringen of ontwikkelingsbeperkingen in de toekomst te voorkomen. Van belang daarbij is dat rekening gehouden wordt met de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten.

Het nader concretiseren c.q. samenvoegen van het beleid voor de teeltondersteunende voorzieningen zal in een apart traject en in dialoog met de sector moet plaatsvinden.

 

Het voorkomen van ziekten

Het Laanboomcentrum Betuwe ligt geheel in een bacterievuurvrije zone. Dit betekent dat de bomen, maar ook het totale gebied intensief geïnspecteerd wordt op het voorkomen van bacterievuur. De kosten van deze inspectie worden gedragen door de kwekers. Het resultaat is dat bomen die uit dit gebied geëxporteerd worden een certificaat krijgen van bacterievuur vrije bomen. Voor het imago van dit gebied in het buitenland is dit van grote betekenis. Het voorkomen van ziekten is een blijvend aandachtspunt en zal in de toekomst indien nodig breder opgepakt worden.

 

Relatie met ABC

Er zijn plannen om nabij Opheusden een Agro Business Centre (ABC), dat ondersteunend zal zijn aan de laan-boomsector, te realiseren. Het Agro Business Centrum is primair bedoeld voor logistieke doeleinden. Daarnaast is er binnen dit centrum ruimte voor aanverwante bedrijven (ondersteuning/toelevering, clustering van glas, informatievoorziening). Hiervoor loopt momenteel een separaat (planologisch) proces. Dat betekent dat producenten, toeleveranciers, afnemers en kennisontwikkeling een hecht locaal netwerk vormen waardoor productvernieuwing wordt gestimuleerd.

3.3 LANDSCHAP, NATUUR EN CULTUURHISTORIE

Landschap

Kiezen voor het Laanboomcentrum Betuwe als wereldspeler betekent ruimte geven aan economische ontwikkeling, binnen de vastgestelde contour. Daarvoor is schaalvergroting nodig. Het huidige productielandschap is in veel gevallen fijnmazig in het bestaande oeverwallenlandschap. Op sommige locaties zal onder voorwaarden een grootschaliger landschap kunnen ontstaan of nodig zijn. Hoe moeilijk ook, die keuze is nodig om de sector haar centrale rol te laten behouden. Een goed uitgerust productiegebied is voorwaarde voor vestiging van toeleverende en handelsbedrijven, voor kennisontwikkeling, hoogwaardige teelt en het verder ontwikkelen van duurzame producten. Niet kiezen of half kiezen betekent op termijn een verlies aan concurrentiekracht, en verlies van arbeidsplaatsen. Ook landschappelijk is niet kiezen geen optie - bij verlies van een adequate functie ontstaat verrommeling. Hierna is per type landschap een korte beschrijving gegeven. De relatie met de ontwikkelingsmogelijkheden voor de laanboomteelt is nader verwoordt in paragraaf 3.8.

 

Oeverwallen

Op de oeverwallen wordt het beeld nagestreefd van een kleinschalig gevarieerd landschap met grillige bebouwings- en kavelpatronen. Dit kleinschalige beeld wordt versterkt door de aanwezigheid van relatief veel beplanting langs de wegen, op de erven en in over-hoekjes. Ook de grote afwisseling in grondgebruik draagt bij aan de kleinschaligheid.

 

De aanwezigheid van de laanboomteeltbedrijven draagt bij aan het beeld van beslotenheid en kleinschaligheid en daarmee aan het gewenste beeld van de oeverwallen. Vanuit dit gewenste landschappelijke beeld is het dan ook noodzakelijk dat de laanboomteelt hier voldoende ontwikkelingsmogelijkheden behoudt, en dan vooral op de hogere oeverwallen. Op sommige plekken is versterking van de landschappelijke kwaliteit gewenst. Deze versterking kan worden gerealiseerd door een toename van opgaande beplanting (erfbeplanting, laanbeplanting) en een groene dooradering langs of tussen de agrarische percelen. Op de lagere oeverwallen is in delen van het plangebied (Overbetuwe en Buren) een combinatie van weide- en akkerbouw landschappelijk gezien het meest gewenst. Hiermee worden de overgangen naar het open komgebied ruimtelijk benadrukt.

 

Komgebieden

In de komgebieden bestaat het gewenste beeld uit het in stand houden en versterken van de openheid, grootschaligheid en kenmerkende weidebouw. De melkveehouderij is van belang voor het behouden van de openheid in het gebied. Het is dus ook vanuit landschappelijk oogpunt van belang om de melkveehouderij als vitale agrarische sector ontwikkelingsruimte te blijven bieden. Bovendien is vooral bij vitale bedrijven ruimte om te investeren in landschappelijke kwaliteit. Daarnaast blijft, door het stimuleren van weidevogelbeheer, de openheid behouden. Om de openheid te bewaren, kan in het komgebied geen uitbreiding plaatsvinden van laanboomteelt of andere teelten die het doorzicht belemmeren. In eerste instantie zijn de komgronden ook niet de beste gronden voor de laanboomteelt.

 

In de gemeente Neder-Betuwe, waar meer ruimte wordt gegeven voor de laanboomteeltontwikkeling, is gekozen het accent voor het behoud van de openheid te leggen op het door de provincie aangewezen weidevogelgebied, het Eldikse en Dodewaardse Veld. Het weidevogelgebied in het Eldikse en Dodewaardse Veld vormt het hart van het komgebied langs de A15 in contrast met de beslotenheid en kleinschaligheid van de oeverwal bij Ochten en Eldik in het zuiden en de oeverwal van Kesteren - Opheusden in het noorden. Uitbreiding van laanboomteelt, hoog opgaande beplanting of de realisatie van nieuwe erven met bebouwing is vanuit een landschappelijke visie hier niet wenselijk.

 

Uiterwaarden

De uiterwaarden van de Waal en de Nederrijn verschillen vooral van elkaar door hun maat en door de scheepvaartintensiteit op de rivier. Deze aspecten zijn bepalend voor de landschappelijke beleving. De ontwikkelingsrichting is echter nagenoeg gelijk, namelijk waterveiligheid, natuur en landschapsbeleving staan in de uiterwaarden voorop. Uitbreiding van laanboom-teelt, hoog opgaande beplanting of de realisatie van nieuwe erven met bebouwing vanuit een landschappelijke visie is hier vanuit de praktijk gezien niet mogelijk en wordt ook door Rijkswaterstaat niet toegestaan.

 

 

Linge

De Linge is in de verschillende landschapsontwikkeling plannen van de drie gemeenten als ruimtelijke en recreatieve structuurdrager aangewezen. De functie, waterafvoer van het plangebied, en de cultuurhistorische betekenis benadrukken deze positie van de Linge. Ingezet wordt op de aanleg van natuurvriendelijke oevers. Ook paden op de oever(s) en meer oversteekmogelijk-heden zijn gewenst, omdat hierdoor de beleefbaarheid van de Linge verbetert. De Linge is daarmee een belangrijk element in de recreatieve en landschappelijke dooradering van het plangebied.

 

Natuur

Wat betreft de bestaande natuur(gebieden) zijn het Natuurnetwerk Nederland (voormalige Ecologische Hoofdstructuur), het Gelders Natuurnetwerk en de Groene Ontwikkelingszone van belang. Het hoofddoel van het ruimtelijk beleid voor deze gebieden is het bijdragen aan een samenhangend netwerk van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden en natuurrijke cultuurlandschappen door bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige bijzondere ruimtelijke waarden en kenmerken. Binnen de ecologische hoofdstructuur geldt de "nee, tenzij"- benadering. Dit houdt in dat bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Er wordt naar gestreefd om deze gebieden goed toegankelijk te maken voor extensief recreatief medegebruik (wandelen en fietsen). Ze vormen daarmee een onderdeel van de recreatieve en landschappelijke dooradering van het laanboomteeltgebied.

 

Cultuurhistorie

Wat betreft het beleid inzake 'cultuurhistorie' is met name het behoud, het herstel en de verbetering van karakteristieke landschappelijke elementen en structuren van belang. De drie gemeenten kenmerken zich door een zeer karakteristieke en waardevolle landschapsstructuur. Een gedeelte van het plangebied (met name de gemeente Buren) is aangewezen als 'Nationaal Landschap'.

Ook vanuit cultuurhistorie is het zeer van belang dat de verschillende onderscheiden landschapstypen (kommen, oeverwallen en uiterwaarden) behouden blijven.

 

Daarnaast zijn ook de 'losse' cultuurhistorische objecten vanuit hun intrinsieke waarde vaak het behouden waard, maar ook vanwege hun attractieve waarde voor recreatie in het gebied. Het is van belang niet alleen de objecten zelf te behouden en te beschermen, maar ook de directe omgeving ervan, omdat het object en de omgeving vaak nauw met elkaar verbonden zijn. Dit kan betekenen dat laanboomteelt op of in de nabijheid van deze cultuurhistorische objecten niet gewenst is (bijvoorbeeld in het waardevolle open gebied), maar soms ook juist weer wel (versterking van het kleinschalig landschap). In het plangebied zijn de volgende objecten en gebieden het behouden waard:

  • landgoederen, kastelen en landhuizen;

  • cultuurhistorisch waardevolle steenfabrieken;

  • waaien (als gevolg van doorgebroken bandijken en liniedijken);

  • achter- en zijwendes;

  • waardevolle open gebieden;

  • waardevolle doorzichten;

  • cultuurhistorisch waardevolle gebieden (kleinschalig landschap oeverwallen).

Archeologie

Het binnendijkse landschap wordt gekenmerkt door een complex stelsel van voormalige rivierlopen van de Rijn die hier gedurende duizenden jaren actief zijn geweest. De riviersystemen bestonden uit een bundeling van langs de rivier ontwikkelde oeverwallen en de zandige bedding (samen aangeduid als stroomgordel). Deze vormen langgerekte, hoger gelegen zones door het overwegend natte rivierenlandschap. Tussen de stroomgordels en lager gelegen gebieden liggen de kommen, waarin zware klei werd afgezet. De kommen stonden gedurende grote delen van het jaar onder water. De hoger gelegen fossiele stroomgordels vormen over het algemeen gunstige locaties voor bewoning (hoge natuurlijke ligging, lage overstromingsfrequentie, aanwezigheid van restgeulen, natuurlijke transport- en verbindingsroutes). Ook de direct aan meander-gordels grenzende oeverzones (oeverwalcomplexen op kom-afzettingen) hebben gunstige fysische eigenschappen voor wat betreft bewonings-mogelijkheden, in tegenstelling tot de verder weg-gelegen oeverzones en de komgronden.

 

Gemeenten zijn gebonden aan het Verdrag van Malta, dat zegt dat zij de archeologische waarden in het plangebied zoveel mogelijk moeten beschermen. De wijze waarop deze waarden worden beschermd valt onder de gemeentelijke autonomie. De provincie en in minder mate de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, zien erop toe dat bij de vaststelling van het gemeentelijk archeologisch beleid in de bestemmingsplannen de zg. 'kernkwaliteiten' niet worden geschaad.

Omdat niet concreet wordt aangegeven wanneer de kernkwaliteiten in een bestemmingsplan worden geschaad, geeft dit mogelijkheden voor eigen invulling. Dit brengt voor diverse laanboomteeltbedrijven (mogelijk) een probleem met zich. Afhankelijk van het type bedrijf vindt een verstoring van de bodem plaats van maximaal 30 cm (spillenteelt) tot 80 cm (grotere bomen). Voor bestaande percelen die in gebruik zijn voor de laanboomteelt geldt in Neder-Betuwe en Overbetuwe dat voortzetting van het huidige gebruik mogelijk is zonder onderzoeksplicht.

In de gemeentelijke bestemmingsplannen is opgenomen dat afhankelijk van de mate van archeologische verwachting (en daarmee het hierbij gehanteerde oppervlaktecriterium), archeologisch onderzoek voor nieuwe percelen noodzakelijk is bij grondbewerkingen dieper dan 30 cm (via een omgevingsvergunning). In de praktijk kan dat echter zorgen voor vertragingen en onderzoekskosten. Deze onderzoeken zijn tijdrovend en kostbaar.

In Overbetuwe daarom een vrijstelling/ontheffing van archeologisch onderzoek voor nieuwe percelen mogelijk in overleg met de archeologisch medewerker. Archeologisch onderzoek is niet verplicht in het geval archeologisch medewerker dit niet nodig acht.

 

Vanuit archeologisch oogpunt is ook van belang dat de Limes (de grens van het voormalige Romeinse Rijk) zijn voorgedragen om opgenomen te worden op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Mede daarom is (in de provinciale verordening) een brede strook aangegeven waar in het kader van de grondbewerking een nadere bescherming zou moeten gelden, omdat daar resten van de Limes gelegen kunnen zijn. Deze strook ligt langs de stroomgordels van de grote rivieren. Deze stroomgordels zijn echter ook erg geschikt en in trek voor de teelt van laanbomen: het zijn relatief zandige landbouwgronden met een hoge natuurlijke bodemvruchtbaarheid en een goede bewerkbaarheid.

 

Neder-Betuwe werkt mee aan de nominatie voordracht, maar is geen voorstander van het instellen van een Limeszone over nagenoeg de hele gemeente, zoals nu gebeurd is in de provinciale verordening1. Mocht deze zone worden gehandhaafd in de provinciale verordening, is het van belang te weten wanneer de kernkwaliteiten worden geschaad. Mede daarom heeft Neder-Betuwe meegedaan aan een proef van LTO en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) waarin onderzoek werd gedaan naar de mate van verstoring van de bodem door bepaalde teelten (bollenteelt, aspergeteelt, akkerbouw en laanboomteelt) en de effecten daarvan op de archeologische resten. Doel van dit onderzoek ("Mag het een onsje minder?") is te komen tot lagere onderzoekskosten voor de agrarische sector waar het gaat om archeologie, in ieder geval waar het gaat om bestaande percelen.

 

In overleg met de provincie, lokale archeologen (Historische kring), boom- en tuindersverenigingen en LTO zullen de resultaten van dit onderzoek verder worden uitgewerkt in een beleidsstuk, wat onder meer zal leiden tot een nieuwe archeologische beleidskaart. Opdracht voor het opstellen van dit nieuwe beleidsstuk zal begin 2015 worden verleend. Uitkomsten zullen worden gedeeld met de gemeenten Buren en Overbetuwe (zie ook Project 3).

3.4 WATER

Water is een onmisbare schakel in de productie van boomkwekerijproducten. Zowel regen-, grond- als gietwater is noodzakelijk en dient van een goede kwaliteit te zijn. De boomkwekerij heeft belang bij het verbeteren van de waterkwaliteit, de beschikbaarheid van water en bij het anti-verdrogingsbeleid.

Een duurzaam watersysteem is dus sterk sturend op de ontwikkeling van de toekomstige omgevingskwaliteiten in het plangebied en de ontwikkelingsmogelijkheden voor de laanboomteelt.

Met een duurzaam watersysteem wordt ruimte geboden in het laanboomcentrum Betuwe voor de doorontwikkeling van kapitaalintensieve teelten. Daarnaast is een groep van zoetwatergebruikers c.q. kapitaalintensieve telers aan het zoeken naar de mogelijkheden om een gebiedscluster zo veel mogelijk zelfvoorzienend te maken (i.v.m. wateroverlast en waterkwaliteit).

 

Voor een goede aan- en afvoer van water (waterkwantiteit) is een op de laanboomteelt afgestemde waterhuishouding noodzakelijk. Hierover zijn met het Waterschap, in het peilbesluit, goede afspraken gemaakt.

 

Efficiënt toedienen van water bij hoogwaardige teelten zorgt ervoor, in vergelijking met traditionele beregeningsinstallaties, dat verdampingsverliezen worden voorkomen. Het sluit aan bij de ontwikkeling dat ook voedingsstoffen en gewasbeschermingsmiddelen steeds meer op maat worden toegediend. Van de laan-boomteeltsector wordt daarnaast verwacht dat zij een bijdrage levert aan het verbeteren van de kwaliteit van het (oppervlakte)water. Op de bedrijven wordt reeds een bijdrage geleverd aan het integrale waterbeheer. Echter, op het gebied van het terugdringen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen, het verminderen van drift en een nog nauwkeuriger mineralenmanagement, en recirculatie bij pot- en containervelden zijn nog verbeteringen mogelijk. Daarvoor conformeert de sector zich in het gebied reeds aan het landelijk beleid. De sector moet praktische maatregelen (goede landbouwpraktijk), die bijdragen aan het verbeteren van de waterkwaliteit, sneller binnen de sector verspreiden en toepassen. Dit kan plaatsvinden binnen lopende projecten, maar ook binnen nieuwe projecten die gezamenlijk met het waterschap ontwikkeld en uitgevoerd worden. Met betrekking tot de Europese Kader Richtlijn Water is het van belang dat er een praktische invulling aan de doelstellingen wordt gegeven. Naast de aanvoer van voldoende en kwalitatief goed water kan de laanboomteeltsector kijken naar mogelijkheden om spaarzamer met water om te gaan en eventueel water op te slaan.

 

Ook zullen maatregelen in de uiterwaarden noodzakelijk zijn. In relatie tot de Beleidslijn Grote Rivieren zal het bergend vermogen en bij voorkeur ook de doorstroming van de uiterwaarden moeten toenemen. Laanboomteelt in deze gebieden is dan ook vanuit dit oogpunt niet gewenst.

 

 

Het Waterschap Rivierenland geeft invulling aan de behoefte aan een groter bergend vermogen door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers langs de Linge en A-watergangen (KRW/NBM-maatregelen). Dit wordt door de gemeenten ondersteund, omdat de Linge hierdoor tevens als landschappelijke en recreatieve structuur beter zichtbaar en beleefbaar wordt.

3.5 RECREATIE

Recreatieve dooradering

Het is belangrijk dat boomkwekers ook aandacht besteden aan de promotie van hun gekweekte producten richting de burgers. Een goede boom opkweken, van kleine stek tot grote boom, vraagt veel vakkennis en inzet. Om ook de burgers hier meer inzicht in te geven zijn er verschillende mogelijkheden.

  • a.

    Via de fiets- en wandelroutes valt er veel te zien aan bomen van allerlei soorten en maten;

  • b.

    De inrichting van de routes zal altijd in goed overleg met de ondernemers opgepakt worden;

  • c.

    Meer aandacht moet besteed worden aan jaarlijkse open dagen.

  • d.

    Stands op allerlei tentoonstellingen en manifestaties; hier kan vooral gedemonstreerd worden wat er allemaal gebeurt bij het kweken van bomen(enten, oculeren, enz.)

  • e.

    Een permanente expositie over de laanboomteelt op het te stichten ABC-terrein.

In aansluiting op het genoemde onder de hiervoor genoemde punten willen de gemeenten de recreatieve en toeristische sector verder uitbreiden en versterken. Dit moet wel passen binnen het kader van het behoud van het landelijke karakter en het waardevolle rivierenlandschap en het extensieve recreatieve gebruik van het buitengebied. Hierbij wordt met name gedacht aan fietsen en wandelen (ommetjes rond de dorpen, zoals het rondje Overbetuwe). Ontwikkeling van nieuwe recreatieve routes (met name de noord-zuid verbindingen in het plangebied) is gewenst om een robuuste structuur te krijgen. Deze structuur verbindt de grotere recreatieve trekkers in het plangebied (o.a. de kernen, bestaande recreatie/concentratiegebieden en park Lingezegen). Bij de ontwikkeling van de toeristisch-recreatieve sector ligt de nadruk op het meerdaags verblijf van de rust en ruimtezoekende toerist. Voor het recreatief gebruik is het van belang te sturen op een goede 'dooradering' van het boomteeltgebied. Ideaal zou zijn als het landschap via recreatieve ommetjes het decor vormt van de boomteelt en promotie is voor de boomteelt. De groene en recreatieve dooradering van het gebied biedt dan een economische plus (decor/ promotie) voor de boomtelers.

 

Recreatieve nevenactiviteiten

Naast de recreatieve dooradering en de recreatieve hotspots kan in het plangebied ook ruimte geboden worden voor recreatieve activiteiten op de bouwpercelen zelf. Dit kan in de vorm van recreatieve nevenactiviteiten. (Agrarische en niet-agrarische) Nevenfuncties bij agrarische bedrijven zijn een manier om het economisch en maatschappelijk draagvlak voor de bedrijfsvoering en de aantrekkelijkheid en beleefbaarheid van het platteland te vergroten. Er zijn talloze voorbeelden van dergelijke nevenfuncties denkbaar. In principe zijn nevenfuncties in het hele plangebied mogelijk als ondersteuning bij laanboomteeltbedrijven. Hierbij gelden voorwaarden ten aanzien van de verkeersafwikkeling, de mogelijke werking ten opzichte van omliggende functies en de op te richten bebouwing/verharding ten behoeve van de nevenfunctie(s).

 

3.6 INFRASTRUCTUUR

Aandachtspunt vanuit de praktijk en de gemeentelijke beleidskaders voor het aspect infrastructuur is het optimaliseren van de toegangswegen en hoofdontsluitingswegen.

Regelmatig worden wensen geuit om de A15 (belangrijke nationale oost-west verbinding tussen de knooppunten Deil en Valburg te verbreden naar 2x3 rijstroken. De snelweg kent veel doorgaand vrachtverkeer naar Duitsland en met name het deel tussen het knooppunt Deil en Tiel is overbelast. Mede doordat de toestroom vanaf de A2 groter is geworden vanwege de verbeterde doorstroming daar, knelt het op dit traject. In 2011 namen de intensiteiten tussen Deil en Meteren met ruim 10 procent toe, van circa 69.000 voertuigen in 2010 naar 70.000 tot 77.000 voertuigen in de eerste helft van 2011. Concrete plannen om de snelweg te verbreden zijn er echter nog niet, mede omdat de lijst aan noodzakelijke wegenprojecten aanzienlijk groter is dan het beschikbare wegenbudget.

De Rijnbrug tussen Rhenen en Kesteren krijgt definitief een tijdelijke wisselstrook, ofwel een 'tidal flow'. Dit om de doorstroming over de brug en de N233 te verbeteren en de bereikbaarheid van FoodValley in het noorden en Rivierenland ten zuiden van de rivier. Afhankelijk van de verkeersdruk kan de rijrichting van deze extra strook worden gewisseld. In 2016 moet de wisselstrook op de brug in gebruik genomen worden. Deze ontwikkeling kan een positieve invloed hebben op de verkeersafwikkeling in het centrale deel van het plangebied.

Dit kan leiden tot een vermindering van de problemen door het vrachtverkeer van en naar de laanboomteelt-bedrijven.

Van groot belang voor de verkeersafwikkeling en leefbaarheid in de kernen Opheusden en Kesteren en de ontwikkeling van het ABC is de realisatie van een nieuwe ontsluiting tussen Opheusden en Kesteren. In het regionaal en gemeentelijk beleid is aangegeven dat er een rondweg aan de westzijde van Opheusden gerealiseerd moet worden. Doel is het verminderen van de verkeersoverlast door het dorp (van o.a. laanboomteeltverkeer), een goede bereikbaarheid van het ABC en de teeltgebieden. Het tracé van deze ontsluiting zal via het ABC en een nieuwe route parallel aan de noordzijde van het spoor richting de Tielsestraat lopen. Deze route zorgt er voor dat de verkeersdruk op de interne verkeersstructuur in Opheusden afneemt, waardoor de verblijfskwaliteit meer aandacht kan krijgen. Ook de verkeersdruk op de Tielsestraat in Kesteren zal afnemen.

 

De recreatieve infrastructuur c.q. dooradering is reeds in de vorige paragraaf aan bod gekomen.

3.7 DUURZAAMHEID

Duurzaamheid is door de jaren heen een containerbegrip geworden. Alles wat te maken heeft met maatschappelijk verantwoord leven, milieu, ecologie en toekomstgericht denken wordt tegenwoordig onder duurzaamheid geschaard. Ook voor de laanboomsector is duurzaamheid een steeds belangrijker thema. Het is in het belang van de hele laanboomsector, dat zij er alles aan doen om zo duurzaam mogelijk te produceren en de transportbewegingen te minimaliseren. In het kader van duurzaamheid zou een project opgestart kunnen worden naar het optimaliseren van vervoer per trein en boot van laanbomen naar vooral nieuwe markten.

In de visie van het Laanboompact is aangegeven dat als het om duurzaamheid gaat de Laanboomsector met haar groene producten al een bijzonder sterke positie inneemt. De markt stelt vanuit de wens om duurzaam in te kopen steeds meer eisen. Van belang in dit kader is om duurzame boomteelt verder door te ontwikkelen. Daarnaast is vooral ook een goede profilering van de duurzame praktijk die al toegepast wordt net zo van belang. Een overweging is om een duurzame certificering verder door te ontwikkelen.

 

De sector is volop betrokken bij het duurzaam kweken van laanbomen. Er is al een nulmeting geweest waaruit bleek dat de sector al belangrijke stappen heeft genomen. Naast het landelijk beleid over gewasbescherming en bemesting wordt nu aandacht geschonken aan:

  • certificering van bomen.

  • watermonitoringsystemen.

  • mechanische onkruidbestrijding.

  • spuitzones; er is een afspraak met het Waterschap over spuitvrije zones langs waterlopen.

  • Precisie boomteelt.

  • verkenning warmte krachtkoppeling.

Het blijft dus van belang om hierin deze positie verder te versterken. Dit speelt onder andere bij een verduurzaming van productiemethoden (teelttechniek, watergebruik, gewasbescherming), het gebruik van duurzame energiebronnen, duurzaam grondgebruik, kringloop ondernemen, reststoffen, arbeidsomstandigheden en verbeteren leefomgeving. Daarnaast wordt, zoals reeds eerder aangegeven, het duurzaam omgaan met water de komende jaren steeds belangrijker. Een efficiënt gebruik van water (waterkwantiteit en -kwaliteit) is daarbij essentieel. De sector is continu bezig om hiervoor nieuwe methoden te ontwikkelen onder andere ten behoeve van de precisielandbouw. Hiervoor lopen inmiddels enkele onderzoeken c.q. projecten. Deze gaan onder andere in op het water geven op basis van vochtmeting met sensoren om daarmee de teelten productkwaliteit te verbeteren en sturing te geven aan de hoeveelheid aanwezige voedingsstoffen. Het voordeel hiervan is het minder uitspoelen van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen en het beperken van onnodige verdamping.

3.8 ZONERING LAANBOOMTEELTGEBIEDEN

Algemeen

Voor het plangebied is de wens en noodzaak aanwezig om een integrale zonering op te stellen. Doel van de zonering is om voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden aan de laanboomteelt en anderzijds de aanwezige kwaliteiten, waarden en samenhang met andere functies te waarborgen. De zonering is dus bedoeld om in te kunnen spelen op de behoeften van de ondernemers, kwetsbare natuurgebieden te ontzien en beter in te kunnen spelen op de recreatievraag van ondernemers. De zonering is een instrument dat van belang is voor het sturen van de ontwikkelingsruimte van de laanboomteeltbedrijven en kan bijdragen aan behoud van zowel de landschaps- en natuurwaarden van het plangebied als de recreatieve mogelijkheden. Door een zone aan te wijzen waarbinnen de laanboomteelt wordt geconcentreerd, is duidelijk waar de ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, waar ruimte is voor groei, en ontstaan daarbuiten deelgebieden met nadruk op andere functies. Deze zonering is op de visiekaart opgenomen.

 

Begrenzing van de zonering

In de totstandkoming van de begrenzing en de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden is een onderscheid te maken in drie deelgebieden, waarin de accentverschillen van de gemeenten Overbetuwe, Neder-Betuwe en Buren tot uitdrukking komen.

 

Neder-Betuwe

Binnen de gemeente Neder-Betuwe bepalen boomkwekerijen voor een groot deel het landschap. Ook hebben zij een grote sociaaleconomische betekenis voor de gemeente. De gemeente wil dat de sector zich verder kan ontplooien en geeft boomkwekerijen de ruimte te groeien en zich verder te ontwikkelen met ruimte voor innovatie. Dit betekent dat het gehele buitengebied, met uitzondering van de uiterwaarden en het weidevogel- en ganzengebied, kan worden ingezet om groei van deze sector mogelijk te maken en heeft het de prioriteit ten opzichte van andere functies, zoals recreatie en toerisme en wonen. Als vanzelfsprekend zal rekening moeten worden gehouden met landschappelijke inpassing van de laanboomteeltbedrijven en de groene dooradering met boomteeltproducten. Indien dit vanuit de kwaliteiten van het landschap nodig en mogelijk is, zullen randvoorwaarden worden gesteld aan de inpassing van nieuwe agrarische bouwpercelen, niet grondgebonden teelten (containerteelt) en teelt-ondersteunende voorzieningen. De randvoorwaarden zijn afhankelijk van de aard en de locatie van de voorzieningen. Ook vanuit oogpunt van educatie/profilering van de sector is het gebied een logische plek om bijvoorbeeld een informatiecentrum op te richten. Als plek hiervoor is het ABC-terrein gekozen.

 

Overbetuwe

Het plangebied van de gemeente Overbetuwe kan in ruimtelijk opzicht worden onderverdeeld in twee delen: het oostelijk deel en het westelijk deel. De grens tussen de delen is niet hard, er is sprake van een overgangszone.

Globaal kan de rijksweg A50 als grensgebied worden aangehouden.

 

 

Het oostelijk deel, met de kernen Elst en Oosterhout, is nu overwegend een intermediair gebied in de stadsregio tussen Arnhem en Nijmegen. Vanuit de Stadsregio Arnhem - Nijmegen ligt een grote opgave op het gebied van wonen, werken, verkeer en recreatie op de gemeente Overbetuwe. Hier is sprake van een intensiever gebruikt gebied waar veranderingen zich relatief sneller opvolgen. In deze zone zijn meer functies gevestigd die een rol spelen voor de gehele stadsregio. Hierbij is te denken aan wonen, werken, cultuur(historie), infrastructuur, maar ook het Park Lingezegen (recreatie en landschap in de Rijksbufferzone). Vanwege de voorgenoemde invulling en functie van het gebied is ontwikkeling van de laanboomteelt hier niet gewenst. Daarnaast zijn er door deze functie en het bijbehorende ruimtebeslag ook nauwelijks geschikte gronden beschikbaar voor de laanboomteelt.

Mogelijk dat het Park Lingezegen nog wel een educatieve rol vanuit het oogpunt van de laanboomteelt kan betekenen. Dit kan bijvoorbeeld door realisatie van een locatie met voorbeelden van laanboomteelt in combinatie met een bezoekersplek. Dit hoeft vanuit educatief oogpunt niet de hoofdlocatie te zijn, maar gezien de verwachte bezoekersaantallen en ligging van het park is het wel een potentieel interessante locatie om de laanboomsector te kunnen profileren.

 

Het westelijk deel van de gemeente is een gebied met meer een landelijke functie. Het westelijke deel is ook aan veranderingen onderhevig, zij het dat deze veranderingen passend zijn bij de meer landelijke functie. Het westelijk deel is een relatief rustig gebied, waar geen grote ontwikkelingen plaatsvinden. Dit gebied ontleent haar kwaliteiten aan de openheid, de natuurwaarden, het landschap en de cultuurhistorische waarden. Een afwisseling van functies en landschappen dus. In dit gebied wil de gemeente ontwikkelingsmogelijkheden geven aan de laanboomteelt. De laanboomteelt is hier echter wel ondergeschikt aan de kwaliteiten van het landschap. Ontwikkeling binnen de komgebieden, waardevolle open gebieden, grondwater-beschermingsgebieden en landgoederen is niet wenselijk. Tevens wil de gemeente, gezien de karakteristiek van het landschap, graag een afwisseling in verschillende agrarische functies. Dus op de oeverwallen en stroomruggen niet enkel laanboomteelt, maar een mix aan laanboomteelt, fruitteelt, akkers en weidegronden. Deze afwisseling zal het karakter van het landschap versterken en biedt hiermee een uitstekend uitgangspunt voor recreatief medegebruik van het gebied als wandelen en fietsen. Dit is mede een opgave voor het gebied vanuit de stedelijke functie van het oostelijk deelgebied.

 

Buren

Ook het grondgebied van de gemeente Buren kan in ruimtelijk opzicht worden onderverdeeld in twee delen: het oostelijk deel en het westelijk deel. De grens tussen de twee gebieden kan globaal getrokken worden op het Amsterdam-Rijnkanaal.

Het westelijk gebied is in de huidige situatie een gebied met belangrijke, reeds bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Dit is het gebied binnen de gemeente waar deze kwaliteiten nog het sterkst aanwezig zijn. De gemeente zet in dit gebied duidelijk in op behoud en versterking van die kwaliteiten. Laanboomteelt vindt hier in de huidige situatie nauwelijks plaats. Ook in de toekomst zal de gemeente laanboomteelt in dit gebied niet stimuleren. Laanboomteelt is hier dus duidelijk ondergeschikt aan de bestaande functies en kwaliteiten.

 

Het oostelijk deelgebied is nu overwegend een afwisselend gebied met diversiteit aan functies. Ook de laanboomteeltsector is hier al goed vertegenwoordigd. Dit gebied herbergt minder belangrijke bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden. Ondanks dat de gemeente deze waarden wel wil versterken, ziet zij ook mogelijkheden om onder voorwaarden ontwikkelingsruimte voor de laanboomsector te bieden. Dit mede vanwege de aanwezigheid van bestaande bedrijven en de directe aansluiting op het 'hart' van het laanboomcentrum in de gemeente Neder-Betuwe. De bestaande functies en kwaliteiten zijn dus niet direct ondergeschikt aan de laanboomteelt, maar de ontwikkelingsmogelijkheden voor de laan-boomteelt zijn verbonden aan voorwaarden. Bij het landbouwkundig gebruik van de gronden en bij nieuwbouw van landbouwbedrijven en bouwwerken dient zorgvuldig te worden omgegaan met de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Ook moet aangesloten worden op het cultuurhistorisch onderscheid tussen oeverwallen, komgronden en uiterwaarden. Zo is bijvoorbeeld teelt van laanbomen binnen de komgebieden en uiterwaarden niet wenselijk. Zoals hierboven aangeven zijn de wensen voor schaalvergroting vanuit de boomteelt afgewogen ten opzichte van de andere sectoren in het buitengebied. In de integrale visiekaart is de ruimtelijke balans van de verschillende kwaliteiten in relatie tot de gewenste boomteeltontwikkeling gevisualiseerd.

3.9 SAMEN STERK

Voor de realisatie van het laanboomcentrum Betuwe als wereldspeler is vooral ook een goede samenwerking noodzakelijk. Voor het opstellen van deze intergemeentelijke visie hebben de drie gemeenten en vertegenwoordigers van de sector besloten samen op te trekken. Met deze stimulerende, strategische visie als uitgangspunt werken de ondernemers en alle organisaties in het gebied samen om via integrale projecten of goed op elkaar afgestemde projecten de gewenste ontwikkeling als wereldspeler in de laanboomteelt te realiseren. Ook bij de uitvoering van de gewenste projecten (zie hoofdstuk 4) staat het samenwerken centraal.

Het slim samenwerken van overheden met de sector vergroot de kansen en mogelijkheden voor het binnenhalen van subsidies voor de doorontwikkeling van de sector en de bijbehorende innovatie. In het kader van het opstellen van de Intergemeentelijke Strategische visie wordt in de bestaande overlegverbanden een bredere vertegenwoordiging van de drie gemeente gerealiseerd en ook aan de provincie een rol in de stuurgroep toegekend. Dit is een begin van een ontwikkeling die bijdraagt aan het samen realiseren en uitdragen van de ontwikkeling van de boomteelt en het faciliteren van de gewenste projecten. Een ambassadeur namens alle belanghebbende partners kan hierbij voor de boomteelt mogelijk extra deuren openen voor het goed vermarkten van de activiteiten en producten naar afnemers.

Een ambassadeur kan als boegbeeld van de laanboom-sector mogelijk ook op beleidsniveau en bestuurlijk, politiek meer ruimte creëren voor de laanboomteelt zodat de ambitie om wereldspeler te worden verder uitgedragen wordt.

Samen sterk is de noodzakelijke kracht voor de realisatie van de ambitie van het laanboomcentrum Betuwe als wereldspeler.

4. Uitwerking

4.1 ALGEMEEN

Om handvatten te geven aan de uitwerking van de gebiedsvisie is er een projectenoverzicht opgenomen. De projecten zijn weergegeven op de projectenkaart. Deze projecten zijn in uitvoering of moeten nog worden vormgegeven. Vanzelfsprekend is voor de vertaling van de gebiedsvisie naar concrete uitvoeringsmaatregelen een vertaal-, verdiepings- en vormgevingsslag nodig (eventueel ook nog nader onderzoek) gericht op het specifieke aspect en/of project. Daarbij moet dan ook gekeken worden naar de mogelijke samenhang, versterking of juist conflictering met andere projecten. De projecten vormen hiermee de praktische uitwerking van de strategische visie voor de laanboomteelt.

 

Het projectenoverzicht heeft niet de intentie om uitputtend te zijn. Het doel is juist om lopende projecten een voorbeeldfunctie te geven en vooral het opstarten van nieuwe projecten te stimuleren. Ook is nog geen prioritering aan de projecten gegeven. In het vervolgtraject op de strategische visie kan het gewenst zijn een nadere prioritering op te nemen. Het is de uitdaging om er voor te zorgen dat projecten die we nu voorstellen er voor gaan zorgen dat in de loop van de tijd nieuwe projecten zich aandienen die bijdragen aan de totstandkoming van het laanboomcentrum als wereldspeler.

 

Uitgangspunt is dat veel projecten door het veld worden getrokken (Laanboompact) of door de gemeenten worden gefaciliteerd.

4.2 PROJECTENOVERZICHT

1. Slimme samenwerking

 

Doel:

De huidige samenwerking tussen de overheid en de sector verder uitbouwen om gezamenlijke kracht op te bouwen die nodig is om wereldspeler in de boomteelt te worden.

 

Acties

  • Fase 1

    • o

      Bespreken van mogelijkheden voor toetreding tot het laanboompact door de gemeenten Buren en Overbetuwe. Uitbreiding van het laanboompact zal de samenwerking tussen de 3 gemeenten en sector verbeteren. Bovendien neemt ook (o.a.) de provincie deel aan het laanboompact, zodat ook deze partij automatisch betrokken is bij de gezamenlijke overleg- en afstemmingsmomenten. Bovendien kunnen in dit forum afspraken gemaakt worden over beleidsmatige afstemming tussen de 3 gemeenten waar het gaat om beleid dat de laanboomteelt raakt.

    • o

      Het uitwerken van het profiel van een ambassadeur.

Trekker:

De gemeente Neder-Betuwe neemt het voortouw voor het agenderen van de uitbreidingsmogelijkheden en wensen van het laanboompact. Het laanboompact lijkt ook de meest aangewezen instantie om het profiel van de ambassadeur te bepalen.

 

Kosten:

Kosten van deelneming aan het laanboompact bedragen (op dit moment) € 5.000,- tot € 10.000,- per gemeente per jaar, excl. kosten voor ambtelijke ondersteuning (naar schatting 20-30 uur per jaar, exclusief eventuele ambtelijke uren voor projecten die voortvloeien uit het laanboompact).

  • Fase 2

    • o

      het verbeteren van de samenwerking in de sector.

    • o

      de fusie van de 3 bestaande verenigingen in de boomkwekerswereld in Opheusden.

Trekker:

De boomteeltsector.

 

Kosten:

Kosten worden gedragen door de sector zelf.

  • Fase 3

    • o

      benoemen van een ambassadeur laanboom-centrum Betuwe voor de promotie en het creëren van extra ruimte en kansen beleidsmatig en politiek.

    • o

      vanuit samenwerking en cofinanciering zoeken naar subsidiemogelijkheden voor innovatie van de sector.

Trekker:

De ambassadeur samen met gemeente Neder-Betuwe.

 

Kosten:

Nader te bepalen.

 

2. Onderzoek afstemmen ruimtelijk beleid en regelingen

Doel:

Afstemmen verschillen in ruimtelijke regelingen en beleid voor de boomteelt en onderzoeken wat het beste instrument is om de gewenste aanpassingen ook daadwerkelijk te realiseren.

 

Acties:

  • Verschillen in bestaand beleid en de gewenste doorvertaling van deze visie naar beleid in beeld brengen.

  • Verschillen in bestaande regelingen Teeltondersteunende voorzieningen, bouwvlakken etc. per gemeente onderzoeken, bepalen of dit problemen oplevert en afstemmen.

  • Goed afstemmen gewenst nieuw beleid.

  • Bepalen wat het beste instrument is.

    • o

      vanuit visie flexibel inzetten van afwijking van beleid en veegplan.

    • o

      bij eerst volgende bestemmingsplanherziening. of opstellen paraplunota of de doorvertaling naar de structuurvisies.

Trekker:

De gemeente Buren.

 

Kosten:

Naar schatting 40 ambtelijke uren voor de analyse en nog eens 40 ambtelijke uren voor overleg en afstemming. Mogelijk te combineren met projectgroepwerkzaamheden voor het laanboompact.

 

3. Archeologie cultuurhistorie

Doel:

Verkennen afstemmen regelingen op het gebied van Archeologie en cultuurhistorie in relatie tot de boomteelt.

 

Achtergrond:

Als vermeld in de paragraaf "Archeologie" heeft de gemeente Neder-Betuwe deelgenomen aan een proef van LTO en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) waarin onderzoek werd gedaan naar de mate van verstoring van de bodem door bepaalde teelten (bollenteelt, aspergeteelt, akkerbouw en laanboomteelt) en de effecten daarvan op de archeologische resten. Doel van dit onderzoek ("Mag het een onsje minder?") was het komen tot lagere onderzoekskosten voor de agrarische sector waar het gaat om archeologie, in ieder geval waar het gaat om bestaande percelen. Bij de uitwerking van dit onderzoek in beleid zullen ook andere aspecten betrokken. Zo zullen o.a. de al gerealiseerde bodemonderzoeken van 2008 tot heden, de nieuwe digitale bodemgegevens van het Basisbestand Paleografie van de Rijn-Maasdelta (2012) en de nieuwe provinciale omgevingsvisie verwerkt worden.

 

Acties:

  • In overleg met de provincie, lokale archeologen (Historische kring), boom- en tuindersverenigingen en LTO resultaten van dit onderzoek verder uitwerken in een beleidsstuk

  • Resultaten delen met de gemeente Buren en Overbetuwe, zodat ook deze gemeenten hiermee rekening kunnen houden bij het al dan niet aanpassen van het archeologisch beleid en de daaruit voortvloeiende regels in bestemmingsplannen.

Trekker:

Neder-Betuwe.

 

Kosten:

Te zijner tijd te calculeren ambtelijke uren die nodig zijn voor afstemming en verwerking van de resultaten (opstellen van het beleidsstuk is al begroot in de ambtelijke werkzaamheden van de gemeente Neder-Betuwe).

 

4. Landschapsversterking en routestructuren

Doel:

Het Landschap en de landschapsbeleving in het buitengebied versterken. Dit is namelijk de showtuin voor de boomteelt.

 

Acties:

  • realisatie van landschapsontwikkelingen (LOP) vindt per gemeente plaats. Het gaat hier om het zoeken van samenwerking in gemeente-overstijgende projecten/trajecten. Uitgewerkt worden de groene dooradering en het vergroten van de toegankelijkheid.

  • Het zoeken naar meer mogelijkheden voor dwarsverbindingen en ommetjes om de beleving van het landschap te vergroten zal samen met de sector (de betreffende ondernemers) op gepakt worden.

  • Waar mogelijk extra kwaliteit verbeteren met laan-bomen langs routes.

Trekker:

Gemeente Overbetuwe voor gemeentegrens overschrijdende projecten

 

Kosten:

€ 5.000,- per gemeente, te verhogen met 50% subsidie (provinciale subsidie landschap).

 

5. Spuitzones

Doel:

Praktisch onderzoeken van de extra mogelijkheden voor de boomteelt van de mogelijk ontstane ruimte door het terugbrengen van de tot nu gehanteerde spuitzones van circa 50 m. Dit zou kunnen vanuit de doorvertaling van recente uitspraken van de Raad van State over dit onderwerp.

 

Trekker:

De gemeente Neder-Betuwe samen met gemeente Buren.

 

Kosten:

Naar schatting 20 ambtelijke uren.

 

6. Promotie boomteelt

Doel:

zorgen voor een grotere promotie van de sector

 

Acties:

  • Zoeken van alternatieven voor vervallen van promotiemogelijkheden vanuit Productschap.

  • Vergroten van de promotie mogelijkheden in de regio o.a. via de jaarlijkse beurs.

  • Promotie van de groene stad.

  • Vervolg van laanboompact en greenpoort Gelderland.

  • Vergroten van de promotie mogelijkheden in Europa t.b.v. het zoeken van nieuwe markten.

  • Vergroten van de promotie mogelijkheden in de wereld.

  • Uitwerken van de extra kansen met het inzetten van een ambassadeur voor de sector.

  • Promotie op Beurs TCO (Tree Centre Opheusden) en andere beurzen in Nederland(Zundert, Boskoop) en op buitenlandse beurzen(o.a. vakbeurs IPM in Essen) .

  • Via websites (collectief en individueel).

  • Via Laanboompact en Greenport Gelderland.

  • Via iVerde (een voorlichtings- en promotie platform van de groensector). Een activiteit hiervan is de Groene Stad. Dit platform is het alternatief i.v.m. het vervallen van Productschap Tuinbouw.

  • Uitdragen van plantgezondheid door deelname aan de NAK-B (keurt op soortechtheid en virusvrij materiaal) en het project Bufferzone Bacterievuur straks mogelijk d.m.v. activiteiten op het ABC-terrein.

Trekker:

De innovatie werkgroep van de boomkwekersvereniging.

 

Kosten:

Nader te bepalen.

 

Trekker:

De boomteeltsector

 

Kosten:

Nader te bepalen

 

7. Innovatie en Duurzaamheid

Doel:

Onderzoek naar nieuwe innovaties en vergroten van de duurzaamheid voor de boomteelt sector

 

Acties:

  • Onderzoek naar een nieuwe manier van (co) financieringsmogelijkheden voor onderzoek

  • Transport per boot of trein bv via de doorontwikkeling van een vervoerscontainer voor laanbomen

  • stimuleringsmogelijkheden technische innovatie

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 29 oktober 2015

de griffier,

drs. E. van der Neut

de voorzitter,

ir. C.W. Veerhoek

BIJLAGE: BESCHRIJVING LAANBOOMCENTRUM BETUWE

Algemeen

Hierna is een korte kenschets opgenomen van de laanboomteeltsector in de Betuwe. Deze beschrijving komt voor het overgrote deel uit de visie van het Laanboompact. De daarin opgenomen kenschets is representatief voor de huidige situatie van het laanboomcentrum Betuwe.

 

Historie laanboomcentrum

De Laanboomteelt in het rivierengebied heeft als centrum Opheusden en kent een lange historie en traditie. Al rond 1400 wordt melding gemaakt van boomteeltactiviteiten in het gebied, mede vanwege de gunstige bodemeigenschappen en klimatologische omstandigheden. Na 1945 heeft de laanboomteelt zich snel ontwikkeld.

Naast teelt kwamen ook handel, toelevering en dienstverlening tot bloei. Daarnaast is veel expertise opgebouwd. Hierdoor is een krachtig cluster ontstaan met een toonaangevende regionale, nationale en internationale positie.

Het laanboomcentrum is van grote sociaaleconomische betekenis voor de regio, maar ook van grote maatschappelijke betekenis. Laanbomen en groen dragen immers bij aan een gezonde en plezierige leefomgeving en zorgen daarnaast voor een beter klimaat.

 

Werkgebied laanboomcentrum

De begrenzing van het laanboomcentrum Opheusden en omgeving wordt ruwweg bepaald door de Nederrijn, de Rijksweg A50, de Waal en het Amsterdam-Rijnkanaal. In beperkte mate vindt er ook ten noorden van de Nederrijn teelt van laanbomen plaats.

 

Bedrijfsstructuur

De 120 teeltbedrijven verschillen sterk in omvang. Het merendeel van de bedrijven (ongeveer tweederde) heeft een omvang van 3 tot 15 ha, waarbij de spillen-teelt centraal staat. Naar schatting 10 tot 15% van de bedrijven heeft een omvang van 1 tot 3 ha. Dit betreft vaak bedrijven die net worden opgestart of bedrijven die juist afbouwen. Tot slot zijn er een aantal grotere bedrijven (circa 25) met een omvang van 50 ha tot ruim 100 ha die teelt en handel combineren.

 

Teelt

Het uitgangsmateriaal (ent- en oculatiehout, stekken, onderstammen en spillen) wordt geproduceerd door gespecialiseerde bedrijven. Daarnaast wordt door de Vermeerderingstuinen Nederland gecertificeerd voortkwekingsmateriaal aangeleverd voor bijna alle 600 belangrijke variëteiten. De belangrijkste soorten/ geslachten die gekweekt worden zijn Acer (esdoorn), Fraxinus (es), Prunus (sierkers) en Tilia (linde) met een areaal per geslacht variërend van 100 tot 300 ha. Van de geslachten Crataegus (meidoorn), Malus/Pyrus(sierappel/ sierpeer) en Quercus (eik) ieder tussen de 50 en 100 ha. In kleinere volumes worden geslachten als Aesculus (kastanje), Betula (berk), Carpinus (haagbeuk), Fagus (beuk), Platanus (plataan), Robinia (valse acacia) en Sorbus (lijsterbes) gekweekt.

 

Naast de teelt in de volle grond vindt er ook teelt plaats op zogenaamde pot- en containervelden. Door de combinatie van teelt in de volle grond en de pot- en containerteelt kan er een breed assortiment worden aangeboden. De opkweek van plantmateriaal vindt soms plaats in kassen en/of tunnels.

 

Belang laanboomcentrum Betuwe

Het laanboomcentrum heeft nationaal en internationaal een sterke positie opgebouwd en is van grote sociaaleconomische betekenis voor de Betuwe. Met momenteel 120 kwekers en handelsbedrijven die op ca. 1500 ha laanbomen kweken en verhandelen, is de sector, inclusief de toeleverende en dienstverlenende bedrijven, goed voor ruim 800 arbeidsplaatsen en een toegevoegde waarde van ca. € 70 miljoen. Het totale areaal laanbomen in Nederland bedraagt ca. 3300 ha, dus ruim 40% van dit areaal bevindt zich in de regio Opheusden. De productiewaarde bedraagt ca. € 35 miljoen.

 

Positonering laanboomcentrum Betuwe ten opzichte van greenports en satelietgebieden boomkwekerij

 

Markt

In het Laanboomcentrum Betuwe kan mede door de spreiding in grondsoort, waterhuishouding en klimaat een breed sortiment laanbomen geproduceerd worden dat uniek is voor Europa. Vanuit het laanboomcentrum in Opheusden wordt veel samengewerkt met kwekers uit de andere regio's in Nederland, maar ook met kwekers en leveranciers van plantmateriaal uit andere Europese landen. Uiteindelijk wordt naar schatting 80% van de bomen die in de regio Opheusden worden gekweekt geëxporteerd. Ook zijn er activiteiten van Opheusdense kwekers in Oost Europa en Rusland.

 

Voor laanbomen zijn twee marktsegmenten te onderscheiden. Het belangrijkste segment is de grootgroen-beheerdersmarkt die met name wordt gevormd door overheden, projectontwikkelaars en aannemers. Deze markt, ook wel institutionele markt genoemd, is met name betrokken bij het beheer en de ontwikkeling van het groen in de openbare ruimte. Daarnaast is er een groeiend consumentensegment. Beide segmenten kennen hun eigen ontwikkelingen.

 

De markt voor de laanboomteelt wordt gekenmerkt door schaalvergroting bij de afnemers, toenemende professionalisering van de afnemers (grootgroenbeheerders, projectontwikkelaars etc.), toenemende concurrentie van andere productiegebieden en de steeds hogere eisen van de consument. Dit vraagt om meer aandacht voor kostprijs, kwaliteit, kennis en innovatie, om een goede infrastructuur en bereikbaarheid en om vernieuwing van businessconcepten, zoals andere afzetmechanismen, verticale samenwerking in de keten en horizontale samenwerking met collega-bedrijven.

 

Mens

Burgers hebben meer aandacht voor de directe leefomgeving, werkgelegenheid, kwaliteit van de arbeid, gezondheid, imago etc. Dat betekent dat er voor de versterking van het laanboomteeltcluster ook geïnvesteerd moet worden in goede relaties met de burgers en de omgeving. Niet alleen door waarde en prestaties van het cluster onder de aandacht te brengen, maar ook door een goede inpassing van de laanboomteelt in het landschap en door het intensiever betrekken van de omgeving bij het veranderingsproces.

 

Maatschappij

Belangrijke thema's zijn de beperking van de CO2-uit-stoot, het gebruik van duurzame energiebronnen, goede waterbeheersing, bodemkwaliteit, luchtkwaliteit, transportregulering en de liberalisering van de wereldhandel (WTO). Dit betekent onder andere meer aandacht voor duurzaam en maatschappelijk verantwoord ondernemen, toepassing van duurzame productiemethoden, gebruik van duurzame energiebronnen, meervoudig ruimtegebruik, uitwisseling en hergebruik van energie en reststromen tussen bedrijven in een regio, integrale gebiedsontwikkeling en waterberging.

 

Sterke en zwakke punten laamboomcentrum Betuwe


1

Ook Neder-Betuwe vindt dat de Limes beschermd moeten worden,maar ziet liever dat deze bescherming zich beperkt tot de terreinendie benoemd zullen worden in de Terreinencatalogus voor de WerelderfgoednominaƟe Romeinse Limes die momenteel wordt opgesteld.