Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Etten-Leur

Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Etten-Leur 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEtten-Leur
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Etten-Leur 2022
CiteertitelBeleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Etten-Leur 2022
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 125, tweede lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 13b van de Opiumwet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-12-2022nieuwe regeling

02-12-2022

gmb-2022-553375

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Etten-Leur 2022

De burgemeester van Etten-Leur,

 

gelet op het bepaalde in artikel 125, lid 2 van de Gemeentewet en artikel 13b Opiumwet;

 

besluit:

 

vast te stellen de navolgende ‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Etten-Leur 2022’:

1. Inleiding

Om de handel in drugs in Etten-Leur tegen te gaan is, ter bescherming van de gezondheid en openbare orde en veiligheid, een strikte handhaving bij overtredingen van de Opiumwet gewenst en noodzakelijk, zowel vanuit het strafrecht als het bestuursrecht. Het voorkomen en bestrijden van de ondermijnende en ontwrichtende effecten van drugshandel blijft ook de komende jaren van groot belang.

Sinds de wijziging van de Opiumwet in 2007 kunnen drugspanden door de burgemeester gesloten worden als er zich drugs in een pand bevindt. Met de sluiting wordt een locatie weggenomen waar criminele activiteiten plaatsvinden. Hiermee wordt een barrière opgeworpen en wordt het criminele ondernemingsproces verstoord.

Er zijn ook panden die een belangrijke rol spelen in de handel van drugs waarbij er tijdens een instap van de politie echter geen drugs worden aangetroffen. In dergelijke panden worden niet zelden grote hoeveelheden versnijdingsmiddelen, drugsverpakkingen, geldtelmachines of andere drugsgerelateerde artikelen aangetroffen. Deze producten vielen tot 1 januari 2019 niet onder de werking van artikel 13b Opiumwet. Sinds de wijziging van artikel 13b Opiumwet kan de burgemeester nu ook panden sluiten waar dergelijke goederen zijn aangetroffen. Niet alleen de handel in drugs, maar ook het faciliteren ervan is een ernstige aantasting van de openbare orde.

Per 1 januari 2023 wordt verder het recreatief gebruik van lachgas verboden. Dat maakte de Rijksoverheid bekend in een persbericht van 14 november 2022. 1 Het kabinet heeft besloten om met ingang van 1 januari 2023 distikstofmonoxide (lachgas) aan lijst II van de Opiumwet toe te voegen. Aanleiding hiervoor is het toenemende recreatieve gebruik van lachgas en de substantiële risico’s die dit gebruik heeft voor de (volks)gezondheid en de samenleving. Ook zou de brede en makkelijke beschikbaarheid en verkrijgbaarheid van lachgas bijdragen aan de problematiek en zo een risico vormen voor de volksgezondheid. Met de plaatsing van lachgas op lijst II van de Opiumwet wordt (mede) beoogd het gebruik van lachgas als recreatief roesmiddel te ontmoedigen en de grote beschikbaarheid van dit middel terug te dringen. Wanneer in woningen of lokalen of op bijbehorende erven lachgas wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is, kan de burgemeester (na de inwerkingtreding van de hiervoor genoemde wijziging van lijst II) eveneens tot een sluiting van deze ruimte(n) overgaan.

In deze beleidsregel geeft de burgemeester van Etten-Leur aan op welke manier wordt omgegaan met de toepassing van de mogelijkheid om een bestuurlijke maatregel op te leggen indien artikel 13b Opiumwet is overtreden.

2. Doelen beleid

Dit beleid heeft de volgende doelen:

  • -

    het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling van de overtredingen als bedoeld in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet (of anders gezegd: te verhinderen dat de woning of het lokaal (nog of opnieuw) wordt gebruikt ten behoeve van drugshandel en/of het illegale drugscircuit;

  • -

    de (dreigende) verstoring van de openbare orde te herstellen;

  • -

    de bekendheid van de woning of het lokaal in het drugscircuit en als drugspand doorbreken en de loop eruit te halen;

  • -

    de verdere aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving van de woning of het lokaal te voorkomen;

  • -

    onveilige of ongezonde situaties voor de directe omgeving te voorkomen (bijv. risico op brand en vrijkomen van giftige gassen);

  • -

    door zichtbare sluiting drugshandel tegen te gaan en verdere overtredingen in het pand te voorkomen (preventieve werking);

  • -

    te verhinderen dat de woning of het lokaal (nog of opnieuw) wordt gebruikt om de drugshandel te faciliteren (strafbare voorbereidingshandelingen);

  • -

    het creëren van een preventief effect, in die zin dat pandeigenaren kritischer worden bij het verhuren van ruimten;

  • -

    een signaalwerking richting drugscriminelen en bewoners in de directe omgeving dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit;

  • -

    een positief effect te bereiken op de veiligheidsbeleving van inwoners en/of het imago van hun straat of wijk;

  • -

    het kenbaar maken aan de ‘overtreder’ welke maatregel hij van de burgemeester kan verwachten na een overtreding van de Opiumwet; en/of

  • -

    preventief te voorkomen dat de gemeente Etten-Leur een aantrekkelijke locatie wordt voor activiteiten die verband houden met drugshandel; en/of

  • -

    het voorkomen of beperken van de nadelige risico’s en effecten van de handel in en/of gebruik van verdovende middelen op de (volks)gezondheid en de samenleving.

3. Juridisch kader

Omliggende gemeenten

Bij het opstellen van dit beleid is ook gekeken naar het handhavingsbeleid dat door de burgemeesters van de aangrenzende gemeenten wordt gevoerd (Halderberge, Moerdijk, Rucphen, Breda en Zundert). Hieruit komt naar voren dat de burgemeesters van deze gemeenten vanaf 2021 allemaal hun handhavingsbeleid hebben aangepast dat op sommige punten strenger is dan het beleid dat tot aan de inwerkingtreding van deze beleidsregel in Etten-Leur van kracht was. Om te voorkomen dat Etten-Leur in de regio een aantrekkelijkere gemeente wordt voor drugshandel (of een aanzuigende werking heeft om drugscriminelen) is er voor gekozen om het handhavingsbeleid van de burgemeester van Etten-Leur zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met het beleid dat nu in de direct aangrenzende gemeenten wordt gevoerd. Daarmee wordt dus getracht een waterbedeffect voorkomen.

 

Bevoegdheid

De handhaving van de Opiumwet verloopt sinds de inwerkingtreding van de Wet Damocles (artikel 13b Opiumwet) via het strafrecht en het bestuursrecht. Op basis van artikel 13b Opiumwet heeft de burgemeester rechtstreeks de bevoegdheid gekregen om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I en II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs in een pand die groter is dan een hoeveelheid voor eigen gebruik, is in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking, indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt. Ook panden waarin geen handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, maar waarvan het aannemelijk is dat deze gebruikt worden ten behoeve van de productie en/of handel in drugs, kunnen worden gesloten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Sinds 1 januari 2019 is artikel 13b Opiumwet namelijk verruimd met het voorhanden hebben van voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a Opiumwet.

 

Tekst artikel 13b Opiumwet (geldend vanaf 1 juli 2021):

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

    • a.

      een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

    • b.

      een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is in beginsel gericht op het pand en is niet gericht tegen de exploitant c.q. eigenaar. Het betreft namelijk geen punitieve sanctie maar een herstelmaatregel. De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet strekt er toe de geconstateerde overtreding van de Opiumwet in het lokaal te beëindigen en te voorkomen. Bestuursdwang op grond van lid 1 van artikel 13b Opiumwet is in de praktijk een sluiting van het lokaal of woning.

Het is bij de vraag of in of vanuit een pand drugs worden verhandeld niet nodig dat daadwerkelijk drugshandel of drugsverkoop in een pand wordt geconstateerd. Ingevolge vaste jurisprudentie is met de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs (zowel soft als harddrugs) in een pand de sluitingsbevoegdheid gegeven, echter: uit vaste jurisprudentie volgt dat er daarna nog een belangenafweging dient plaats te vinden.2 Uit de zinsnede "daartoe aanwezig is" in artikel 13b, eerste lid, onder a, Opiumwet, volgt dat de enkele aanwezigheid van een handelshoeveelheid ten behoeve van de verkoop, aflevering of verstrekking de bevoegdheid verschaft voor de burgemeester tot sluiting van een pand.

In het kader van deze beleidsregels is in elk geval sprake van een handelshoeveelheid als voldoende aannemelijk is dat er:

  • -

    meer dan één eenheid, bijvoorbeeld 0,5 gram harddrugs en/of meer dan 5 milliliter vloeistof harddrugs en/of meer dan 1 pil/tablet in het pand aanwezig is, zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet; en/of

  • -

    meer dan 5 gram softdrugs en/of bij meer dan 5 hennepplanten in het pand aanwezig is, zoals genoemd in lijst II van de Opiumwet; en/of

  • -

    in het pand sprake is van beroeps-/of bedrijfsmatige hennepteelt, als bedoeld in de meest recente Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie; en/of

  • -

    lachgas in een pand aanwezig is, dat niet overeenkomstig de omstandigheden en criteria uit de Nota van Toelichting behorende bij het (ontwerp-)Besluit tot wijziging van lijst II van de Opiumwet in dat pand aanwezig is, en/of wordt verwerkt en/of vanuit dat pand wordt verkocht. 3

4. Handhavingsregime

Om de doelen van dit beleid zo veel mogelijk te bereiken is strikte handhaving van deze beleidsregel gewenst en noodzakelijk.

Bij het toepassen van bestuursrechtelijke herstelsancties kan de burgemeester kiezen tussen een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang. Het opleggen van een last onder dwangsom is in beginsel geen geschikt middel. De doelen die met een sluiting zijn gediend, zoals een einde te maken aan de met de Opiumwet strijdige situatie en het herstellen van de openbare orde, worden met een last onder dwangsom onvoldoende bereikt. Gelet op het financiële gewin dat beoogd wordt met drugshandel, is het aannemelijk dat indien een last onder dwangsom zou worden opgelegd een financiële afweging wordt gemaakt en de overtreding van de Opiumwet niet wordt beëindigd dan wel beëindigd wordt gehouden. Met een last onder dwangsom wordt bovendien de onveilige situatie (zoals brandgevaar, ripdeals, overlast) ten aanzien van de omgeving niet opgeheven. Om die reden is dus gekozen voor het toepassen van bestuursdwang.

Met het feitelijk sluiten van een pand wordt een zichtbaar signaal afgegeven dat drugscriminaliteit niet wordt getolereerd en daartegen wordt opgetreden. De sluiting van het pand wordt zichtbaar aan het pand kenbaar gemaakt. De zichtbaarheid bevordert dat de loop naar het pand wordt doorbroken en dat de openbare orde en de veiligheid in de omgeving van het pand wordt hersteld.

 

Sluitingsduur lokalen (en daarbij bijbehorende erven):

Harddrugs

 

Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a en/of b Opiumwet, dan treft de burgemeester de volgende maatregelen:

 

1e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 12 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 6 maanden

2e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 24 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 12 maanden

3e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 48 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 24 maanden

 

Softdrugs

1e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 3 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 2 maanden

2e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 6 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 3 maanden

3e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 12 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 6 maanden

 

Sluitingsduur woningen (en daarbij behorende erven):

 

Harddrugs

 

Indien zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a en/of b Opiumwet, dan treft de burgemeester de volgende maatregelen:

 

1e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 3 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 2 maanden

2e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 6 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 3 maanden

3e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 12 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 6 maanden

 

Softdrugs

1e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 2 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 1 maand

2e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 4 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 2 maanden

3e overtreding

handelshoeveelheid

sluiting voor 8 maanden

 

voorbereidingshandelingen

sluiting voor 4 maanden

 

Recidive

Een vervolgstap in de matrix wordt genomen indien de overtreding plaatsvindt binnen vijf jaar na de datum van waarop het besluit voor een eerdere overtreding is genomen. Daarbij is het niet nodig dat de herhaling van de overtreding door dezelfde persoon of personen wordt gepleegd. Hiermee wordt voorkomen dat zich steeds een nieuwe persoon in het betreffende gebouw vestigt en daarmee de beleidsuitgangspunten van deze beleidsregel worden omzeild.

 

Ernstig geval

Bij de afweging van de belangen van gebruikers/bewoners en eigenaren tegenover de ernst van de situatie, zijn de in hoofdstuk 5 genoemde indicatoren van belang. Bij de aanwezigheid van drie of meer indicatoren is in ieder geval sprake van een ernstig geval met een afwijkende minimale sluitingsduur. In dat geval wordt een sluiting overwogen die past bij de opvolgende stap (bijv. 2e of 3e overtreding). Onder omstandigheden kan ook bij minder dan drie indicatoren al sprake zijn van een ernstig geval. Bijvoorbeeld indien er grote hoeveelheden harddrugs in een pand zijn aangetroffen of de veiligheid van omwonenden ernstig in geding is. In dat geval zal de burgemeester gemotiveerd aangeven waarom zij vindt dat er sprake is van een ernstig geval (en dus een langere sluitingsduur nodig is). De indicatoren zijn niet limitatief. Er kunnen dus ook andere feiten en omstandigheden zijn waardoor een zwaardere maatregel nodig is.

 

Cumulatie

Bij cumulatie van op te leggen maatregelen is de zwaarst gestelde maatregel van toepassing.

 

Evenredigheid beleidsregel

Uit het oogpunt van proportionaliteit en subsidiariteit is gekozen voor een getrapt optreden. De zwaarte van de sanctie sluit aan op de ernst van de overtreding. De duur van de sluiting is in eerste plaats afhankelijk van het soort overtreding. De sluitingsduur is in het geval van harddrugs langer dan de sluitingsduur in het geval van softdrugs. Dit hangt samen met het beleidsmatig en strafrechtelijk onderscheid tussen soft- en harddrugs en de onaanvaardbare risico’s van harddrugs. Ook is de sluitingsduur langer indien al eerder een sanctie is opgelegd op basis van artikel 13b Opiumwet.

 

Daarnaast is de sluitingsduur afhankelijk van de vraag of de maatregel betrekking heeft op een woning of op een lokaal. De sluiting van een woning grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van een lokaal. Hier is rekening mee gehouden in de handhavingsmatrix.

 

Erkend wordt dat de uitoefening van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet ingrijpende (financiële) gevolgen heeft voor zowel de gebruikers/huurders als de eigenaren van woningen en/of lokalen. Er is echter door de gebruikers/huurders en mogelijk tevens door de eigenaren ook financieel voordeel behaald uit de handel in drugs. De (oplopende) zwaarte van de maatregelen wordt gerechtvaardigd, omdat handel in drugs verboden is bij wet en het beleid van de gemeente breed bekend is gemaakt. Het beleid is er bovendien op gericht zowel de herhaling van handel in drugs op bepaalde locaties alsmede de vestiging van nieuwe verkooppunten op dezelfde of andere locaties te voorkomen. Tot slot is bij de vaststelling van de verschillende sluitingstermijnen uitgegaan van de tijd die verwacht wordt nodig te zijn om de bekendheid van een locatie als drugsadres teniet te doen of te voorkomen, de rust in de directe omgeving te doen wederkeren of te behouden en (herhaling van) ernstige verstoring van de openbare orde te voorkomen. Ook moet een (verdere) aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen worden.

 

Woningen

Voor woningen geldt dat deze niet altijd feitelijk als woning worden gebruikt. Er is soms sprake van schijnbewoning of bedrijfsmatigheid. Om die reden wordt een woning die hoofdzakelijk wordt gebruikt voor een bedrijfsmatig georganiseerde hennepkwekerij en/of andere aan de handel in drugs gerelateerde activiteiten aangemerkt als lokaal. Of een pand wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Het is bepalend of er feitelijk sprake is van wonen. In dat geval wordt het pand als zijnde een woning gesloten. De sluiting van een woning is niet in strijd met artikel 8 EVRM. De bevoegdheid van de burgemeester tot het gelasten van de sluiting van de woning is bij de wet voorzien. Indien de woning betrokken is bij de handel in drugs, is de burgemeester bevoegd om de sluiting van de woning te gelasten gedurende de noodzakelijk te achten termijn ter voorkoming van strafbare feiten en ter bescherming van de rechten van anderen.

 

Lokalen

Indien er geen sprake is van een ‘woning’, wordt het pand/de ruimte beschouwd als ‘lokaal’ in de zin van dit beleid. Dit is onder andere het geval als er sprake is van schijnbewoning. Ook vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals winkels en horecabedrijven) en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven (zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten) in deze categorie.

 

Coffeeshop aan de Wilhelminalaan 16

Etten-Leur heeft momenteel één gedoogde coffeeshop waar, onder zeer strikte voorwaarden, softdrugs mogen worden verkocht. Binnen de grenzen van het landelijke cannabisbeleid zijn deze voorwaarden door de burgemeester beschreven in het coffeeshopbeleid.4 Voor de gedoogde coffeeshop geldt een apart handhavingsregime dat is afgestemd op de gedoogcriteria. Als de gedoogstatus van de coffeeshop vervalt, dan wordt de coffeeshop beschouwt als een ‘gewoon’ lokaal. Vanaf dat moment valt de coffeeshop onder de reikwijdte van deze beleidsregel.

 

Voorbereidingshandelingen

In geval er sprake is van voorbereidingshandelingen hanteert de burgemeester een kortere sluitingstermijn. Dit heeft te maken met het feit dat er op dat moment (nog) geen verdovende middelen aanwezig zijn in het pand. Ook vindt er op dat moment nog geen drugshandel plaats. Het risico op openbare ordeverstoringen is daarmee kleiner. De betrokken personen (en de daarmee samenhangende risico’s) en attributen zijn echter al wel aanwezig. Ook het aansluiten en opzetten van bijvoorbeeld een drugslab dan wel een hennepkwekerij/drogerij brengt risico’s met zich mee. Vandaar dat wel gekozen wordt voor het opleggen van een maatregel. De openbare orde moet immers gehandhaafd blijven.

 

Panden waarin bijvoorbeeld growshops zijn gevestigd of tussenhandelaren/groothandels kunnen ook worden gesloten als zij de Opiumwet overtreden en zich schuldig maken aan voorbereidingshandelingen. Om bevoegd te zijn op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Opiumwet is het niet nodig dat alle aangetroffen voorwerpen tegelijk geschikt zijn om een volledige beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten. Ook indien slechts een deel van de voorwerpen voorhanden is die nodig zijn om een beroeps- of bedrijfsmatige of grootschalige hennepplantage op te zetten, kan de burgemeester bevoegd zijn, mits de voorhanden voorwerpen daartoe bestemd zijn. Verder is van belang dat voldoende aannemelijk is dat de aangetroffen stoffen en voorwerpen bestemd waren voor grootschalige en/of beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt en of de betrokkene(n) wist(en) of ernstige redenen had om te vermoeden dat die stoffen en voorwerpen daarvoor bestemd waren.

 

Lachgas

Lachgas kent een veel bredere toepassing dan alleen voor recreatief gebruik. De wenselijke toepassingen heeft het kabinet ontzien. Voor de medische en technische sector moeten fabrikanten en groothandelaren van lachgas een opiumontheffing aanvragen (artikel 6 en 8 Opiumwet). Producenten, verkopers en eindgebruikers van lachgas bestemd voor technische toepassing en het bereiden van eten worden van het Opiumwetverbod uitgezonderd (artikel 15a Opiumwet). In de eerder aangehaalde Nota van Toelichting inzake het (concept)besluit tot wijziging van lijst II van de Opiumwet is zeer gedetailleerd een groot aantal omstandigheden en criteria opgenomen die erop duiden dat het lachgas in die gevallen niet bestemd is voor deze legale doeleinden.5 Voor de vraag of er sprake is van een handelsvoorraad dan wel de vraag of zich een situatie voordoet zoals bedoeld in artikel 13b lid 1 onder a en/of b Opiumwet, wordt, voor zover mogelijk, bij die omstandigheden en criteria aangesloten. Uitsluitend de naleving van al deze voorschriften uit de Nota van Toelichting biedt volgens het kabinet zekerheid dat de handel in lachgas niet onder het verbod van de Opiumwet valt. Bij het vaststellen van dit beleid voert het kabinet nog met verschillende partijen overleg over wat de veranderingen per 1 januari 2023 voor hen betekent en hoe daarmee om te gaan. De burgemeester zal bij het gebruik maken van haar bevoegdheid ook rekening houden met de uitkomsten van die gesprekken, voor zover die nog hebben geleid tot aanpassing of verduidelijking van de regels of de omstandigheden en criteria uit de eerder genoemde Nota van Toelichting.

 

Voor particulieren geldt dat zij vanaf 1 januari 2023 nog veel minder ampullen lachgas op voorraad mogen hebben. Het kabinet heeft daaromtrent in de Nota van Toelichting het volgende gesteld: (...) Het normale gebruik van lachgasampullen onder thuiskoks en thuisbakkers is zeer beperkt. Daarom is bij particulieren het bezit van meer dan 10 ampullen een (sterke) aanwijzing dat het lachgas niet is bestemd als voedingsadditief als bedoeld in dit besluit, en derhalve van strafbaar handelen op basis van artikel 3 Ow. (...)

5. Belangenafweging/evenredigheid

De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. Deze beleidsregel stelt vast hoe de burgemeester invulling geeft aan deze discretionaire bevoegdheid.

Zowel gebruikers als eigenaren hebben er belang bij dat een pand open blijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de eigenaren en gebruikers. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval.

Met de uitspraak van 2 februari 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de Afdeling een algemeen kader geformuleerd voor toetsing van beschikkingen aan het evenredigheidsbeginsel.6 Bij het toetsen aan het evenredigheidsbeginsel maakt de bestuursrechter onderscheid tussen de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van het overheidsbesluit. Als daarvoor aanleiding is, toetst de bestuursrechter (1) of het besluit geschikt is om het doel te bereiken, (2) of het een noodzakelijke maatregel is of dat met een minder vergaande maatregel kon worden volstaan (zoals een last onder dwangsom) en (3) of de maatregel in het concrete geval evenwichtig is.

Concreet betekent dit dat de burgemeester bij het nemen van een besluit naar aanleiding van een overtreding op grond van artikel 13b Opiumwet op voorhand moet beoordelen of de beoogde maatregel geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. Met andere woorden: er dient maatwerk geleverd te worden.

Bij de afweging van de belangen van de direct betrokkenen tegenover de ernst van de situatie, geven onderstaande indicatoren richting. De indicatorenlijst bepaalt de ernst van de situatie en is niet limitatief. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.

 

Indicatoren:

  • a.

    De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Uit het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand mag het ernstige vermoeden worden ontleend, dat de daar aanwezige drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking.

  • b.

    Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet;

  • c.

    De mate waarin het pand betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht (het aantreffen van attributen, die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen);

  • d.

    Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • e.

    De betrokkenheid van minderjarige personen bij de drugshandel en/of de verkoop van drugs aan minderjarigen;

  • f.

    Er is sprake van een of meer (vuur)wapen (s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • g.

    Er is sprake van (een vermoeden van) witwassen;

  • h.

    De bewoner(s) en/of betrokkene(n) hebben, naar hun aard bezien, recente relevante antecedenten en/of er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkenen verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij kan worden gedacht aan antecedenten in het kader van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling en bedreiging kunnen een rol spelen).

  • i.

    De impact die de situatie in het te sluiten pand heeft op de veiligheid van het woon- en leefklimaat van de directe omgeving. Hierbij kan gedacht worden aan aanloop van personen die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht. Ook de buurt waar het pand zich bevindt kan worden meegewogen. Staat de omgeving van de woning al langer onder druk in verband met drugsoverlast dan kan worden overwogen dat een drugsvondst sneller het toch al broze woon- en leefklimaat in gevaar brengt;

  • j.

    De mate van overlast, gevaar voor de omgeving en risico voor omwonenden. Bijvoorbeeld brand- of explosiegevaar of het vrijkomen van giftige gassen;

  • k.

    Aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

  • l.

    Aannemelijkheid dat behalve de het pand of het daarbij behorende erf nog een of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel;

  • m.

    Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren e.d.

In aanvulling op voorgaande indicatoren, wordt in de situatie dat alleen sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen, rekening gehouden met de volgende indicatoren:

  • n.

    De aard van de stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs.

  • o.

    De hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen.

  • p.

    Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld of gebruikt kunnen worden.

  • q.

    De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of het gevaar dat een drugslaboratorium met zich meebrengt.

Andere maatregel dan sluiting of beperktere sluiting

Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Dat neemt niet weg dat er omstandigheden kunnen zijn die maken dat volstaan kan of moet worden met een minder verdergaande maatregel dan een sluiting zoals een last onder dwangsom. Hieronder wordt een aantal situaties toegelicht, die onder omstandigheden aanleiding kunnen vormen om af te wijken van het uitgangspunt dat tot sluiting wordt overgegaan. Aan het feit dat ze hieronder worden toegelicht, kan niet de verwachting worden ontleend dat in alle gevallen wordt afgezien van sluiting of wordt overgegaan tot beperktere sluiting. Het blijft maatwerk, waarbij alle in geding zijnde belangen en omstandigheden een rol spelen.

 

- Detentie

Indien de drugshandel vanuit de woning eerder is beëindigd en duidelijk is dat de voor die handel verantwoordelijke personen zijn opgepakt, nog steeds vastzitten en naar verwachting gedurende langere tijd vast blijven zitten, dan verkleint dit mogelijk de noodzaak van de sluiting. Alsdan kan, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, worden afgeweken van het gemeentelijk beleid door te volstaan met een minder vergaande maatregel. De rol en verwijtbaarheid van de andere bewoners en gebruikers van het pand bij de drugshandel of de voorbereidingshandelingen zal in dat licht ook moeten worden bezien. Zo ook de eventuele belangstelling voor de woning vanuit het drugscircuit. Sluiting van de woning is blijft wel nadrukkelijk aan de orde als deze (onder andere) bedoeld is om de loop naar het pand eruit te halen. Dit laatste moet blijken uit informatie (bij voorkeur van de politie) of ander onderzoek waaruit blijkt dat er voor de politie-inval, een zekere aanloop naar de woning is geweest, vermoedelijk in verband met de drugshandel.

 

- Medische omstandigheden

Inherent aan een sluiting van een woning is dat een bewoner de woning moet verlaten. Dit is op zichzelf dan ook geen bijzondere omstandigheid. Dat kan anders liggen als de betrokkene een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld om medische redenen. Daarbij gaat het niet om een binding met de omgeving van de woning, maar specifiek om een binding met de woning zelf. Daarbij is van belang in hoeverre de betrokkene zelf geschikte vervangende woonruimte kan regelen. Is vervangende huisvesting onmogelijk, dan wordt bezien of het opleggen van een dwangsom, gelet op alle omstandigheden van het geval, een passende maatregel is.

 

- Minderjarigen

De aanwezigheid van minderjarige kinderen in een woning is op zichzelf geen bijzondere omstandigheid op grond waarvan de burgemeester van een sluiting moet afzien maar wordt altijd wel gemeld aan Veilig Thuis. Wel kan de aanwezigheid van minderjarige kinderen tezamen met andere omstandigheden maken dat de burgemeester niet in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik kan maken. Zo is het in het licht van artikel 8 van het EVRM en het Verdrag inzake de rechten van het kind van belang dat de burgemeester zich voldoende rekenschap geeft van het feit dat in een woning minderjarige kinderen wonen. In beginsel zijn de ouders/verzorgers van minderjarige kinderen zelf verantwoordelijk voor het vinden van vervangende woonruimte. Echter ook hier geldt dat de burgemeester zich dient te informeren over geschikte opvang, waarbij gekeken moet worden in hoeverre het kind of de betrokken ouders of verzorgers zelf in staat zijn om iets te regelen. Indien uit onderzoek blijkt dat er, ondanks die inspanningen van de ouders/verzorgers geen geschikte opvanglocatie voor de, op het adres ingeschreven, inwonende kinderen gevonden kan worden dan zal de burgemeester nadrukkelijk bezien of er in dat geval een last onder dwangsom kan worden opgelegd.

 

- Beperkte hoeveelheid drugs

Een last onder dwangsom kan ook in beeld komen als de aangetroffen hoeveelheden drugs zeer beperkt zijn én er verder geen (andere) indicatoren zijn (zoals hierboven onder hoofdstuk 4 zijn genoemd). Bij een hoeveelheid softdrugs in een pand van meer dan 5 planten maar minder dan 15 planten, of meer dan 5 gram maar minder dan 30 gram wordt een nadere belangenafweging verricht en wordt, vanuit het oogpunt van proportionaliteit en evenredigheid, bezien welke bestuurlijke maatregel voor dat specifieke geval passend is. Ook bij een beperkte hoeveelheid harddrugs in een pand wordt dit bezien. In dat geval mag er niet meer dan 1,5 gram aan harddrugs, niet meer dan 10 pillen, of niet meer dan 15 milliliter zijn aangetroffen. In alle gevallen geldt dat er geen sprake mag zijn van cumulatie van de hiervoor genoemde hoeveelheden en/of soorten drugs. Bij de vondst van bijvoorbeeld 12 hennepplanten, 20 gram gedroogde henneptoppen, 1 gram cocaïne en 15 ml GHB in een pand zal sluiting in beginsel nog steeds zijn aangewezen. Bij de vondst van (uitsluitend) ampullen lachgas in een woning wordt een last onder dwangsom overwogen als dit aantal niet meer dan 5 maal de maximale handelsvoorraad is (50 ampullen).

6. Uitgangspunten optreden

De ABRvS heeft bepaald dat, gelet op het algemeen belang dat is gediend met handhaving, het bestuursorgaan dat bevoegd is met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken wanneer een wettelijk voorschrift wordt overtreden. Alleen als er bijzondere omstandigheden zijn om dit niet te doen, mag het bestuursorgaan hiervan afzien.

6.1 Werkwijze

De politie informeert de burgemeester over hun constatering van een overtreding van de Opiumwet door middel van een bestuurlijke rapportage. De burgemeester maakt dan een eerste beoordeling van de rapportage en stelt, zo nodig, nog aanvullende vragen aan de politie. Op basis van deze beleidsregel bepaalt de burgemeester vervolgens welke bestuurlijke maatregel er moet volgen op de geconstateerde overtreding in of vanuit het pand. In beginsel wordt er dus overeenkomstig deze beleidsregel besloten.

 

Voorbereiding besluit

Een besluit moet zorgvuldig worden voorbereid. Alle relevante feiten en omstandigheden moeten volgens art. 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) worden verzameld. Het zorgvuldigheidsbeginsel neemt in het bestuursrecht een belangrijke plaats in. Het heeft enerzijds betrekking op de voorbereiding van besluiten, anderzijds op de wijze van besluiten zelf en op de inhoud van het besluit. Een belangrijke uitwerking hiervan vormt de verplichting tot het horen van belanghebbenden indien dat voor het vergaren van de vereiste gegevens nodig is. In de Awb geldt daarom als hoofdregel dat een belanghebbende wordt gehoord voordat een bestuursorgaan een bezwarende beschikking geeft (artikel 4:8 van de Awb). Dat zijn in dit geval meestal de eigenaar of verhuurder van een pand en de bewoners (indien het om een woning gaat). Is het pand in gebruik bij andere rechthebbenden, en zijn die ook bekend bij de gemeente? Dan worden ook die in kennis gesteld van het voornemen om een bestuurlijke maatregel op te leggen. Belanghebbenden kunnen tegen een voorgenomen besluit een zienswijze indienen. In ernstige of spoedeisende gevallen kan worden besloten om vooraf geen reactie te vragen op het voorgenomen besluit maar kan er ook direct een besluit worden genomen.

 

 

Informatieverstrekking

Een belangrijk uitgangspunt van artikel 6 EVRM is dat de ‘charged person’ al het beschikbaar bewijs (zowel belastend als ontlastend), de tijd en faciliteiten moet krijgen om zich te kunnen verdedigen. Dat uitgangspunt geldt in beginsel feitelijk ook voor herstellende sancties.7 Omdat de inhoud en motivatie van het voorgenomen besluit, bij de start van de procedure, meestal alleen gebaseerd is op de feiten en omstandigheden uit de bestuurlijke politierapportage, kunnen belanghebbenden de burgemeester vragen om toezending van de rapportage. 8 Verstrekking van de op de zaak betrekking hebbende stukken aan belanghebbenden vindt echter alleen plaats in het kader van de zorgvuldige voorbereiding van het voorgenomen besluit, waarvan ‘hoor en wederhoor’ c.q. de toepassing van het verdedigingsbeginsel onderdeel uitmaakt. De verstrekking van informatie dient er nadrukkelijk niet toe om de stukken voor een ieder (op grond van de Wet open overheid) openbaar te maken. Het doel van de verstrekking van de, op de zaak betrekking hebbende stukken is dat belanghebbenden kunnen nagaan of de informatie die over hen of over de situatie bekend is juist en volledig is. Zij hebben de informatie rondom de gestelde overtreding zelf niet aangeleverd en moeten die informatie, zo nodig, kunnen betwisten. Ook kan de belanghebbende in zijn zienswijze een nadere toelichting geven op de door politie of toezichthouder aangegeven context en/of informatie naar voren brengen die, naar zijn oordeel, belangrijk is voor de afweging van de burgemeester om wel of niet te sluiten. Tot slot kan een belanghebbende aan de hand van de toegezonden stukken beter zijn eigen (proces)positie inschatten en een afweging maken of het zinvol is om te (re)ageren. Tegenover de belangen die zijn gediend met het verstrekken van de relevante stukken, staat dat de burgemeester soms niet alle informatie uit het dossier kan delen of specifieke informatie in documenten moet weglakken. Bijvoorbeeld als er andere belangen of verplichtingen voorrang (moeten) hebben of zwaarder behoren te wegen.

 

Na de zienswijze

De inhoud van de zienswijze kan, mits tijdig gegeven, aanleiding geven tot vervolgonderzoek. Bijvoorbeeld omdat een belanghebbende de burgemeester nog wijst op bepaalde omstandigheden die nader moet worden uitgezocht. In het definitieve besluit van de burgemeester wordt uiteindelijk een reactie gegeven op de zienswijze en waarom deze wel of geen aanleiding heeft gegeven tot afwijking van het voorgenomen besluit. Tegen dit besluit staat bezwaar open. Bezwaar schorst de werking van een besluit (tot sluiting) niet op. In spoedeisende gevallen kan de bestuursrechter worden gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

6.2 Begunstigingstermijn

In de regel wordt bij toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet een begunstigingstermijn geboden. Deze termijn verschaft de betrokken exploitant, bewoner(s) of eigenaar de gelegenheid zelf uitvoering te geven aan een bevel tot sluiting op basis van artikel 13b Opiumwet.

Bij de sluiting wordt een begunstigingstermijn gegeven van vijf werkdagen waarbinnen de betrokkene de woning of het lokaal kan leeg maken en sluiten. Gedurende deze dagen kan betrokkene de nodige voorbereidingen treffen zoals het verwijderen van bederfelijke etenswaar en andere spullen, de opvang van huisdieren en/of afsluiten van water en elektriciteit. Blijkt betrokkene na afloop van de begunstigingstermijn geen uitvoering te hebben gegeven aan het op grond van artikel 13b Opiumwet gegeven sluitingsbevel van de burgemeester, dan wordt dit door of namens de burgemeester uitgevoerd. Daarbij worden de eventuele kosten verhaald.

In ernstige gevallen kan besloten worden om geen begunstigingstermijn of een kortere termijn te geven.

6.3 Sluiting

Sluiting zal in de regel gebeuren door het sluiten van het betreffende pand en/of het verzegelen van alle bestaande toegangen van het gebouw en het daarbij behorende erf. Hiermee wordt getracht het woon- en leefklimaat in de directe omgeving van het pand zo min mogelijk negatief aan te tasten. Indien na de sluiting in de praktijk blijkt dat het pand en/of erf nog steeds wordt betreden, dan kunnen er aanvullende maatregelen getroffen worden, zoals het plaatsen van hekwerken of het verder fysiek onmogelijk maken om het pand/erf te betreden (dichttimmeren pand). De kosten die hiermee gepaard gaan, worden verhaald.

 

Huisraad, huisdieren, alternatieve huisvesting

Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat ook het zorgdragen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal. Dat betekent dat indien na verloop van de begunstigingstermijn dieren aanwezig zijn, deze uit de woning zullen worden verwijderd en opgevangen. De kosten daarvan worden verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.

 

Indien betrokkenen acuut op straat staan, binnen hun netwerk geen onderdak kunnen vinden, verminderd zelfredzaam zijn en/of geen of beperkte financiële middelen hebben om ergens te overnachten, kunnen zij zich melden bij Centraal Onthaal (CO) in Breda, gevestigd in het pand Claudius Prinsenlaan 10, 4811 DJ Breda). Bij Centraal Onthaal kan er eventueel overnacht worden in een 1 of 2 persoonskamer, of, als de problematiek of beperkingen van de betrokkene(n) daartoe, naar het oordeel van CO, aanleiding geeft/geven, kan er ook gezocht worden naar een andere oplossing (die buiten de centrale opvanglocatie is gelegen). CO zorgt tijdens de opvang er ook voor dat betrokkene(n) begeleiding krijgt/krijgen om er voor te zorgen dat men zo snel mogelijk weer kan doorstromen naar een andere woonruimte.

 

Strafbaarstellingen

Hieronder volgt een opsomming van gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting die strafbaar zijn gesteld:

  • -

    Op grond van de algemene plaatselijke verordening (thans artikel 2:41 algemene plaatselijke verordening Etten-Leur 2021) is het verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.

  • -

    Artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving), met het oogmerk om de kennisneming daarvan te beletten of te bemoeilijken, strafbaar is;

  • -

    Het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag;

  • -

    Artikel 447 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving) strafbaar is.

Van de sluiting wordt een zakelijke mededeling gedaan op het gesloten pand (bij voorkeur bij de in- en/of toegangen). Daarnaast wordt hiervan mededeling gedaan in het

Gemeenteblad van Etten-Leur indien op voorhand de verwachting bestaat dat dit, vanwege de doelen van het beleid, noodzakelijk of wenselijk is. Deze mededeling kan ook achteraf plaatsvinden. Bijvoorbeeld als blijkt dat onbevoegden de hierboven bedoelde kennisgeving telkens verwijderen.

6.4 Hoogte last onder dwangsom

Indien een last onder dwangsom wordt opgelegd dan is het volgende van belang. Het doel van de last onder dwangsom is in dit geval het voorkomen van herhaling van de overtreding van artikel 13b lid 1 onder a en/of b Opiumwet. De last onder dwangsom heeft niet tot doel om de overtreder leed toe te brengen, maar om herhaling van de overtreding te voorkomen. Indien betrokkene niet opnieuw de overtreding begaat, verbeurt hij ook geen dwangsom. Hij heeft dit zelf in de hand. In artikel 5:32b, derde lid, van de Awb is bepaald dat de vast te stellen dwangsom in redelijke verhouding moet staan tot de zwaarte van het geschonden belang en tot de beoogde werking van de dwangsom. Bij het opleggen van een last onder dwangsom wordt gekeken naar enerzijds de zwaarte van het geschonden belang en anderzijds de beoogde werking ervan. Relevant zijn verder: (1) de aard en ernst van de overtreding (waaronder de gevolgen van de overtreding voor anderen) en (2) het toekomstig financieel (inclusief vermogens-) voordeel te behalen met de overtreding. Deze aspecten zijn allemaal te relateren aan de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsom. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom kan de burgemeester, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven, aansluiting zoeken bij de meest recente update van het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ (laatste update: 1 juni 2016). Uit dit rapport blijkt bijvoorbeeld dat de opbrengst van hennep € 4.070,- per kilogram bedraagt.

6.5 Intrekken vergunning

Indien van toepassing, zal naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b Opiumwet, bij elke constatering van een overtreding van de Opiumwet de mogelijkheid worden bezien van intrekking van de Drank- en Horeca/Alcoholwetvergunning op grond van artikel 31 eerste lid sub c van de Alcoholwet, dan wel intrekking van eventuele andere (exploitatie)vergunningen ingevolge de algemene plaatselijke verordening (zoals die op dat moment van kracht is). Voor zover het college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur het bevoegd gezag is om tot intrekking van een vergunning over te gaan, zal de burgemeester het college in overweging geven om gebruik te maken van hun bevoegdheid.

6.6 Inschrijving openbare registers

Sluitingen op basis van artikel 13b Opiumwet worden ingeschreven in de openbare registers (Wet Kenbaarheid Publiekrechtelijke Beperkingen) en mogen dan ook langs die weg als bekend worden beschouwd.

6.7 Opheffing sluiting

Het sluiten van een pand op grond van artikel 13b van de Opiumwet is niet bedoeld om eigenaren/bewoners van panden of personen die betrokken waren bij de drugshandel te straffen. De sluiting is een maatregel die is gericht op het pand en beoogt - onder andere - de negatieve effecten en risico's voor de openbare orde en veiligheid en van de handel in drugs, de productie van en het gebruik van drugs zoveel mogelijk te voorkomen of weg te nemen. Met de sluiting wil de burgemeester onder meer herhaling van de handel in drugs in of vanuit het pand voorkomen, de bekendheid van het pand als drugspand in het criminele circuit wegnemen en het signaal afgeven dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit. Het uitgangspunt is gelet hierop dat een opgelegde sluiting ook geëffectueerd wordt. De burgemeester is bevoegd om de sluiting van een pand (en het bijbehorend erf) tussentijds op te heffen. Het uitgangspunt is echter nadrukkelijk dat een sluiting die is opgelegd ook wordt geëffectueerd en alleen bij wijze van uitzondering tussentijds kan worden opgeheven. Als hoofdvereiste geldt dat in de regel alleen tot opheffing kan worden overgegaan indien er sprake is van een verzoek van een belanghebbende waarin gemotiveerd wordt aangegeven dat het op basis van nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk is dat er niet opnieuw overtredingen van de Opiumwet zullen worden gepleegd in het desbetreffende pand (en het bijbehorend erf). Er dienen dus in ieder geval voldoende maatregelen te zijn getroffen om te voorkomen dat er in of vanuit het pand (en het bijbehorend erf) opnieuw in drugs zal worden gehandeld. De enkele omstandigheid dat sprake zou zijn van een nieuwe huurder of gebruiker is onvoldoende.

7. Citeertitel

Deze beleidsregel kan worden aangehaald als ‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente Etten-Leur 2022’.

8. Overgangsrecht, vaststelling en inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking een dag na bekendmaking in het Gemeenteblad van Etten-Leur en geldt vanaf dat moment voor alle overtredingen van de Opiumwet die begaan zijn op of na de datum van bekendmaking van deze beleidsregel. Overtredingen die begaan zijn voor deze datum worden afgehandeld onder de ‘Beleidsregel artikel 13b Opiumwet niet gedoogde lokalen gemeente Etten-Leur’ van 5 december 2013 en/of Aanscherping Beleidsregel artikel 13b Opiumwet van 24 oktober 2017. Overtredingen die nog niet ouder zijn dan 5 jaar tellen mee bij het bepalen van de vraag of er sprake is van recidive. De teller komt door de inwerkingtreding van de nieuwe beleidsregel niet op nul te staan.

Aldus vastgesteld/ondertekend te Etten-Leur op 2 december 2022.

mevr. dr. M.W.M. de Vries

Burgemeester van Etten-Leur.


2

ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912.

3

Besluit van ... houdende wijziging van het Opiumwetbesluit en lijst II, behorende bij de Opiumwet, in verband met plaatsing van distikstofmonoxide (lachgas) op deze lijst, te vinden op: https://open.overheid.nl/repository/ronl-79007928-8729-472e-bb89-fa752e91f362/1/pdf/concept-nota-van-toelichting.pdf [geraadpleegd 22 november 2022].

4

Coffeeshopbeleid gemeente Etten-Leur April 2012.

5

https://open.overheid.nl/repository/ronl-79007928-8729-472e-bb89-fa752e91f362/1/pdf/concept-nota-van-toelichting.pdf [geraadpleegd 22 november 2022].

6

ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (uitwerking evenredigheidsbeginsel).

7

T.N. Sanders, Handboek toezicht, handhaving en invordering, Den Haag: Boom juridisch 2022, p. 551 e.v.

8

Voor de bezwaarprocedure geldt artikel 7:4, lid 4 van de Awb. Hierin staat dat het bestuursorgaan de op de zaak betrekking hebbende stukken ter inzage moet leggen en dat de belanghebbende van deze stukken op verzoek een afschrift moet krijgen.