Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wierden

Besluit van de gemeenteraad van Wierden over de vaststelling van de Verordening afvalstoffenheffing 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de gemeenteraad van Wierden over de vaststelling van de Verordening afvalstoffenheffing 2023
CiteertitelVerordening Afvalstoffenheffing 2023
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-202331-12-2023wijziging

06-12-2022

gmb-2022-552897

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de gemeenteraad van Wierden over de vaststelling van de Verordening afvalstoffenheffing 2023

 

 

De raad, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 oktober 2022;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, van de Gemeentewet en

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen:

 

Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2023.

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening wordt geheven:

a. een afvalstoffenheffing;

 

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

 

a. gebruik maken: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

b. GFT: groente-, fruit- en tuinafval;

c. PMD: plastic, metalen en drankkartons;

d. restafval: huishoudelijk afval niet zijnde GFT-afval en niet zijnde PMD;

e. mini-container: de vanwege de gemeente uitgezette ophaalbakken, met

verschillende volumes;

f. verzamelcontainer: de vanwege de gemeente geplaatste containers, die kunnen worden ontsloten

door middel van chipkaarten.

g. hoogbouw: een verzameling percelen, gesitueerd in één gebouw over verschillende

bouwlagen, die niet afzonderlijk mini-container(s) voor het restafval in bruikleen hebben, doch

gebruik kunnen maken van (een) verzamelcontainer(s), die ten behoeve van dat

hoogbouwcomplex daar door de gemeente is/zijn geplaatst.

 

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel

15.33 van de Wet milieubeheer.

2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen

geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen

10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke

afvalstoffen geldt.

 

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

1. Voorwerp van de belasting is een perceel.

2. Als perceel wordt aangemerkt:

a. de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16 onder a, c, d en f, van de Wet waardering

onroerende zaken;

b. de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is

bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c

bedoelde gedeelten daarvan bij diezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de

omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van

een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

 

Artikel 5 Belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt

recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel;

 

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

1.1 vast deel van de belasting:

1.1.1 De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar € 165,00

1.1.2 In afwijking van het bepaalde in onderdeel 1.1.1. bedraagt de belasting per

perceel gelegen in de hoogbouw € 128,40

1.1.3 In afwijking van het bepaalde in onderdeel 1.1.1. bedraagt de belasting voor

de percelen gesitueerd aan de Marjoleinlaan (1-91 oneven),

Acacialaan (2-40 even) Het Reggedal (2-21) en Snoekweg (1-49 oneven) die niet afzonderlijk

mini-container(s) voor het restafval in bruikleen hebben, doch gebruik kunnen

maken van (een) verzamelcontainer(s), die ten behoeve van

genoemde woningen daar door de gemeente is/zijn geplaatst € 128,40

 

1.2 Variabel deel van de belasting:

Aanbieding van containers:

onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting

per aanbieding van:

1.2.1 een mini-container van 140 liter, bestemd voor restafval € 5,75 1.2.2 een mini-container van 140 liter, bestemd voor GFT-afval € 0,00

1.2.3 een mini-container van 240 liter, bestemd voor GFT-afval € 0,00

1.2.4 een mini-container van 240 liter bestemd voor PMD afval € 0,00

 

Bij het gebruik van verzamelcontainers:

1.2.5 Onverminderd het bepaalde in onderdeel 1.1 bedraagt de belasting

per aanbieding van huishoudelijk restafval:

1.2.5.1 bij een inwerptrommel € 1,85

 

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven

 

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van

de belastingplicht.

2. De belasting, als bedoeld in artikel 6 onder 1.2, is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of,

zo dit eerder is na beëindiging van de belastingplicht.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd

voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De aanvang van de

belastingplicht is de datum van inschrijving, waarbij de maand van inschrijving voor een volle

maand wordt gerekend.

4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing

voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting. De belastingplicht

eindigt op de datum van uitschrijving, waarbij de maand van uitschrijving niet in rekening wordt

gebracht.

5. Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

 

Artikel 10 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 8 bedoelde

belasting worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op

de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is

vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet

verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat, het bedrag daarvan minder

is dan € 2.500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische

betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in

zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in

het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het

aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de

laatste dag van de maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende

termijnen telkens een maand later.

3. In afwijking van het tweede lid van dit artikel moeten aanslagen, die voldoen aan de daar

genoemde criteria, die worden opgelegd ná het belastingjaar waarop zij betrekking hebben,

worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand

volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende

termijnen telkens een maand later.

4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden

gestelde termijnen.

5. Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de

Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een

bestuurlijke boete is het in het eerste lid bepaalde van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 11 Kwijtschelding

Aan de belastingschuldige die niet in staat is anders dan met buitengewoon bezwaar de belastingaanslag geheel of gedeeltelijk te betalen en conform

 

- de uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990;

- de Leidraad kwijtschelding gemeentelijke belastingen van de gemeente Wierden;

 

waarbij 100 procent van de bijstandsuitkering wordt aangemerkt als kosten van bestaan, kan bij de invordering van de afvalstoffenheffing geheel of gedeeltelijk kwijtschelding worden verleend.

 

Artikel 12 Overgangsrecht

1. De Verordening afvalstoffenheffing 2022, vastgesteld bij raadsbesluit van 14 december 2021,

nummer 21-01426, wordt ingetrokken met ingang van de in het artikel 13, tweede lid genoemde

datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare

feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

 

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

Inwerkingtreding en citeertitel.

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2023.

 

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening afvalstoffenheffing 2023”.

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van de gemeenteraad van Wierden d.d. 6 december 2022.

 

De raad voornoemd,

 

de griffier de voorzitter

 

 

 

 

Walter Wienk Doret Tigchelaar