Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Horst aan de Maas

Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Horst aan de Maas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHorst aan de Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Horst aan de Maas
CiteertitelBeleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Horst aan de Maas
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht
  2. artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht
  3. artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. artikel 5:31d van de Algemene wet bestuursrecht
  5. artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet
  6. artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet
  7. artikel 172, eerste lid, van de Gemeentewet
  8. artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet
  9. artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-2022nieuwe regeling

21-11-2022

gmb-2022-551464

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Horst aan de Maas

De burgemeester van de gemeente Horst aan de Maas

 

Besluit

 

  • Gelet op

    • o

      Artikel 2:50 van de Algemene Plaatselijke Verordening, Openbare orde en Veiligheid, van de gemeente Horst aan de Maas

    • o

      De artikelen 4:81 lid 1, 5:2, 5:21 en 5:31d Algemene wet bestuursrecht;

    • o

      de artikelen 125 lid 3, 160 lid 1 en 172 lid 1, 2 en 3 Gemeentewet

  • overwegende dat

    • o

      er in de gemeente meermaals bijtincidenten met honden hebben plaatsgevonden;

    • o

      het gewenst is om beleidsregels vast te stellen omtrent de toepassing van de bevoegdheid tot het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod aan de eigenaar of houder van een hond die zich hinderlijk of gevaarlijk gedraagt,

vast te stellen de

Beleidsregels hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Horst aan de Maas

Artikel 1 Reikwijdte

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing op de bevoegdheid om een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen als bedoeld in de APV en de bestuursrechtelijke handhaving van deze geboden. De burgemeester is door deze beleidsregels niet beperkt in zijn lichte bevelsbevoegdheid uit artikel 172 derde lid van de Gemeentewet.

  • 2.

    Een onderzoek vangt niet eerder aan dan wanneer er een melding of een aangifte is gedaan van een bijtincident.

Artikel 2 Hinderlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht een hond hinderlijk in de zin van artikel 2:50 van de APV als een hond schade veroorzaakt aan roerende of onroerende zaken danwel een persoon of ander dier bijt, maar daarbij geen sprake is van een ernstig letsel of ernstige gevolgen. Een hond wordt tevens als hinderlijk aangemerkt indien de hond meerdere keren van het perceel van de eigenaar of houder ontsnapt.

  • 2.

    De burgemeester geeft de (eigenaar van de) hond in dit geval een waarschuwing en kan daarbij tevens overgaan tot het opleggen van een aanlijngebod en/of aanlijn en muilkorfgebod.

Artikel 3 Gevaarlijke hond

  • 1.

    De burgemeester acht – op advies van de politie of andere gedragsdeskundige - een hond gevaarlijk in de zin van artikel 2:50 van de APV als een hond ten aanzien van een persoon of dier gedrag vertoont waardoor het dier een hoog risico vormt op het veroorzaken van een bijtincident.

  • 2.

    Afhankelijk van de ernst van het incident kan worden overgegaan tot het aan de eigenaar of houder van de hond opleggen van een gedragstest, een gedragscursus, een aanlijn- en/of muilkorfgebod en/of kan worden overgegaan tot het in bewaring (laten) nemen van de hond.

Artikel 4 Gedragstest

  • 1.

    In opdracht van de burgemeester kan de eigenaar of houder van de hond worden verplicht tot het laten afnemen van een gedragstest.

  • 2.

    De resultaten van de gedragstest zijn mede bepalend voor eventueel door de burgemeester op te leggen aanvullende maatregelen waarmee een bijtincident kan worden voorkomen.

  • 3.

    De kosten voor het laten uitvoeren van de gedragstest door de eigenaar of de houder van de hond zijn voor rekening van de eigenaar of de houder van de hond.

Artikel 5 Afstand doen van de hond/ in bewaring neming van de hond.

  • 1.

    De houder of eigenaar van de hond wordt gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn hond als deze, op grond van artikel 3, is aangemerkt als gevaarlijk of in strijd handelt met een van de opgelegde maatregelen waaronder het aanlijn- en/of muilkorfgebod, en waarbij de hond ofwel opnieuw een bijtincident veroorzaakt ofwel dat er ernstige vrees is op het ontstaan van een bijtincident.

  • 2.

    De burgemeester kan besluiten tot in bewaring neming van de hond op grond van artikel 5:21 Awb:

    • a.

      Als de situatie genoemd in het eerste lid heeft voorgedaan en de houder of de eigenaar hierop niet vrijwillig afstand doet van de hond of;

    • b.

      Bij (ernstige vrees voor het ontstaan van) een ernstig bijtincident.

  • 3.

    Bij het in het tweede lid, onder a en b, omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond kan de burgemeester opdracht geven de hond te laten onderwerpen aan een gedragstest.

  • 4.

    Wanneer uit de gedragstest, als bedoeld in het derde lid, blijkt dat de hond niet kan worden herplaatst bij een andere eigenaar of anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, kan door de burgemeester worden besloten deze hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daartoe bevoegde dierenarts.

  • 5.

    De kosten van vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, gedragstest, eventuele overige noodzakelijke kosten na inbeslagname en eventueel de kosten voor het laten uitvoeren van euthanasie kunnen volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond komen en op hem/haar worden verhaald.

Artikel 6 Uitzonderingen

  • 1.

    In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties is het mogelijk van deze beleidsregels af te wijken. De burgemeester kan, in gevallen waarbij toepassing van deze beleidsregel gelet op het te beschermen belang leidt tot onevenredige gevolgen voor belanghebbenden, afwijken van wat in deze beleidsregels is bepaald.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als " Beleidsregel hinderlijke en gevaarlijke honden gemeente Horst aan de Maas.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Horst aan de Maas op 21 november 2022.

De burgemeester van Horst aan de Maas,

drs. R.F.I. Palmen

Procedure bijtincidenten honden

Stap 1. Bijtincidenten worden geregistreerd bij de politie

Inwoners van de gemeente Horst aan de Maas doen bij de politie melding of aangifte van een bijtincident. Wanneer er een aangifte wordt opgenomen, wordt gelijk beoordeeld of strafvervolging mogelijk is. In de registratie moeten, voor zover bekend, de volgende gegevens worden opgenomen:

  • personalia eigenaar/houder;

  • personalia benadeelde partij;

  • personalia getuige(n);

  • gegevens van bijtende hond inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, gegevens uit paspoort en/of stamboomgegevens;

  • indien van toepassing gegevens slachtoffer;

  • indien van toepassing gegevens van gebeten hond of inclusief vermelding van ras, chipnummer, roepnaam hond, gegevens uit paspoort en/of stamboomgegevens;

  • indien van toepassing gegevens van gebeten dier of object;

  • aard en omvang van letsel en schade;

  • omstandigheden en aanleiding waaronder de hond heeft gebeten;

  • of de hond mee naar huis is of in beslag is genomen en op welke grond (straf- of bestuursrecht);

  • of er andere of 'oudere’ meldingen (tot 2 jaar terug) over desbetreffende hond in het systeem aanwezig zijn.

Deze melding wordt vanuit de politie aan een vast contactpersoon bij de gemeente doorgegeven. Soms worden meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De gemeente zorgt dat meldingen van bijtincidenten voor registratie zo volledig mogelijk worden doorgestuurd naar de politie. De gemeente doet zelf de registratie van de bestuurlijke maatregelen die de burgemeester oplegt. Als de gemeente een verzoek om een kort aanlijngebod van de hond en/of een muilkorfgebod voor de hond krijgt van een burger voor de hond van een andere burger, dan vindt er altijd afstemming met de politie plaats.

 

Stap 2 Beoordeling bijtincident

Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de politie beoordeeld en gekwalificeerd. De politie adviseert de burgemeester over eventuele vervolgstappen. Uitgangspunt in onze gemeente is dat iedereen zich vrij in de openbare ruimte moet kunnen bewegen en iedereen zijn werk moet kunnen uitoefenen, zonder gebeten of aangevallen te worden door honden. In de situatie dat een eigenaar - desgevraagd - besluit vrijwillig afstand te doen van de hond, heeft de eigenaar zelf de verantwoordelijkheid een geschikt ander adres voor de hond te zoeken en deze gegevens met de gemeente te delen. Afhankelijk van de kwalificatie van een bijtincident wordt er dan opgetreden. De gemeente hanteert bij incidenten de kwalificaties lichte en ernstige bijtincidenten.

 

Lichte bijtincidenten (hinderlijke hond- artikel 2)

Er wordt van een licht bijtincident gesproken wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij er sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is. Een licht bijtincident wordt bij een tweede melding van een licht bijtincident binnen twee jaar opgeschaald naar een ernstig bijtincident.

 

Ernstige bijtincidenten (gevaarlijke hond- artikel 3)

Er wordt van een ernstig bijtincident gesproken:

  • 1.

    wanneer het bijtincident ernstige gevolgen heeft, doordat een persoon, hond of ander dier overlijdt als direct gevolg van het bijtincident;

  • 2.

    wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier;

  • 3.

    wanneer meer dan één keer binnen een periode van twee jaar een bijtincident zonder ernstig letsel of ernstige gevolgen plaatsvindt;

  • 4.

    als er sprake is van een bijtincident door een hond met een hoger risico op bijtincidenten.

  • 5.

    in ieder ander geval dat door de burgemeester als ernstig wordt aangemerkt.

Stap 3 Waarschuwingsbrief

Indien er sprake is van een licht bijtincident dan wordt de hond als hinderlijk aangemerkt en wordt een waarschuwingsbrief verzonden of door de politie uitgereikt aan de eigenaar/houder van de hond. In de waarschuwingsbrief wordt aangegeven dat de gemeente het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel vindt dat een mens of dier of in plaats daarvan een voorwerp gebeten wordt. Voorts wordt van de eigenaar/houder verwacht dat hij alle maatregelen zal treffen om herhaling van een dergelijk incident is voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld door uit voorzorg de hond aan te lijnen en te muilkorven op openbaar gebied, het volgen van een gedragstraining en / of maatregelen op eigen terrein zoals het plaatsen van een deugdelijke afrastering / omheining.

 

De burgemeester kan echter bij lichte bijtincidenten in voorkomende gevallen ook zelf besluiten om een aanlijn- en / of muilkorfgebod op te leggen. Dit start met een aankondiging van het beoogde besluit.

 

Stap 4 Voornemen tot bestuursrechtelijk traject

Indien er sprake is van een ernstig bijtincident is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot gevaarlijk verklaring van de hond op grond van artikel 2:50 APV. De consequentie hiervan is het opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod. De eigenaar/houder ontvangt een voorgenomen besluit tot gevaarlijk verklaring waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregelen zijn opgenomen.

 

Stap 5 Zienswijze

Binnen 14 dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen.

Deze termijn van 14 dagen kan korter zijn ais de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht. Is de houder/eigenaar het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren via de daartoe bevoegde instantie, om aan te tonen dat zijn hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De gemeente dient het rapport rechtstreeks van de toetsende instantie te ontvangen. Een risico-assessment is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), agressietest (zoals ontwikkelt door de universiteit Utrecht) of een TOP-test (Toetsing Op Persoonlijkheid).

 

Stap 6 Besluit tot opleggen van geboden of verboden

Vervolgens wordt een besluit genomen. Dit kan een aanlijngebod en/of een muilkorfgebod zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en, indien van toepassing, een muilkorf dragen. Bij een ernstig bijtincident kan er ook aanleiding zijn om nader onderzoek te gelasten (gedragstest). Voor de ernstige of herhaalde overtreding hebben we soms ook te maken met maatschappelijke onrust binnen een wijk of directe omgeving. Om deze onrust weg te nemen is het soms van belang dat we ook maatregelen nemen. Indien daar niet vrijwillig aan meegewerkt wordt door de eigenaar, verzorger of houder van de hond, kan op dat moment ook inbeslagname van de hond aan de orde zijn.

 

Stap 7 Bezwaar tegen besluit

De eigenaar/houder kan binnen 6 weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit.

 

Bestuursrechtelijke handhaving

 

Boete en last onder bestuursdwang

Indien een hond als gevaarlijk of hinderlijk is aangemerkt op grond van artikel 2.50 van de APV, zal toegezien worden op het naleven van het opgelegde aanlijn- en/of muilkorfgebod. Het overtreden van het aanlijn- en/of muilkorfgebod is strafbaar gesteld in onze APV. Dit betekent dat zowel politieambtenaren als gemeentelijke opsporingsambtenaren een boete mogen uitschrijven. Met het beboeten kan directe handhaving plaatsvinden en bestraffen we de overtreder.

 

Er zijn situaties denkbaar dat het - herhaaldelijk - uitschrijven van een boete niet leidt tot het naleven van artikel 2:50 van de APV. De hond blijft dan los of zonder muilkorf rondlopen. In dat geval kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Indien de last niet wordt uitgevoerd, zal worden overgegaan tot feitelijk handelen door de hond in beslag te nemen . De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • de eigenaar/houder van een hond, die door de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen, in strijd met artikel 2:50 APV houdt en vervolgens de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen en direct optreden wordt verwacht of als er sprake is van (zeer ernstige vrees voor het ontstaan van) een zeer ernstig bijtincident; en

  • de eigenaar/houder van de hond niet vrijwillig afstand doet van de hond.

De burgemeester geeft bevel tot inbeslagname en geeft de locatie van de hond door aan de politie. De inbeslagname zal zo kort mogelijk gehouden worden, maar is afhankelijk van meerdere factoren zoals het acclimatiseren van de hond en het afnemen van een gedragstest, maar mag maximaal 8 weken duren, uitzonderingen daargelaten. In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, zullen de daarmee gepaard gaande kosten kunnen worden verhaald op de eigenaar / houder van de hond. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, noodzakelijke verzorging (voedsel) en het uitvoeren van de gedragstest.

 

Inbeslagname door burgemeester (verstoring van de openbare orde)

De burgemeester is op grond van artikel 172, lid 3, Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde. De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:

  • de houder / eigenaar van een hond, die door het de burgemeester als gevaarlijke hond is aangewezen, in strijd met artikel 2:50 APV houdt en vervolgens;

  • de hond een nieuw bijtincident veroorzaakt, waarbij sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen.

  • er sprake is van een verstoring van de openbare orde of van ernstige vrees daarvoor en de bevelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde.

De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond. Met de locatiehouder kan besproken worden hoe het vervoer geregeld. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het laten testen van de hond. De inbeslagname zal zo kort mogelijk gehouden worden, maar is afhankelijk van meerdere factoren zoals het acclimatiseren van de hond en het afnemen van een gedragstest, maar mag maximaal 8 weken duren, uitzonderingen daargelaten.

 

De hond kan een risico-assessment ondergaan. Afhankelijk van de uitslag moet de hond inslapen, wordt hij aangeboden aan een dierenasiel voor resocialisatie van de hond of wordt hij (onder voorwaarden) herplaatst bij een andere eigenaar. Belangrijk verschil met in beslagname op grond van spoedeisende bestuursdwang door de burgemeester:

  • -

    er is sprake van een ‘concreet en actueel gevaar voor de openbare orde'

  • -

    er geen andere, minder vergaande maatregelen aanwendbaar zijn.

  • -

    de toepassing moet voortvarend plaatsvinden.

Bedreiging of verstoring van de openbare orde kan aan de orde zijn, indien gevoelens van onrust ontstaan in de omgeving waar de hond normaliter verblijft. Dit kan blijken uit de ingewonnen informatie, bestuurlijke rapportages of uit processen-verbaal van bevindingen. Ook het gedrag van de eigenaar van de hond kan hiertoe aanleiding geven. In een situatie waarbij de openbare orde wordt bedreigd of verstoord door dreigende overtreding, zal na inbeslagname - zoals aangegeven - nader onderzoek gedaan moeten worden om te komen tot vervolgbesluitvorming. Door een gecertificeerde instelling zal bezien worden of de hond elders herplaatst moet worden of - in overleg met het OM - geëuthanaseerd moet worden.

 

De kosten die gepaard gaan met de inbeslagname op grond van artikel 172 Gemeentewet kunnen niet verhaald worden.

 

Strafrechtelijke handhaving

 

Strafrechtelijke inbeslagname van de hond

Wanneer er sprake is van het door de eigenaar aanhitsen tot agressief gedrag of het niet terughouden van een hond, die een mens aanvalt (artikel 425, onder ten 1e of ten 2e Wetboek van strafrecht), kan de politie aangifte opnemen en in een heterdaad situatie (al dan niet in overleg met de officier van justitie) overgaan tot (strafrechtelijke) inbeslagname van de hond. De politie dient altijd te vragen of de eigenaar/houder afstand wil doen van de hond.

 

Strafrechtelijke overtreding van een kort aanlijn- en/of muilkorfgebod

Bij overtreding Van het korte aanlijn— en zo mogelijk het muilkorfgebod in combinatie met een nieuw bijtincident kan – naast het hierboven beschreven uitvaardigen van een boete - de officier van justitie onttrekking van de hond aan het verkeer vorderen. In het uitzonderlijke geval dat tot inbeslagname is overgegaan, gaat het OM over tot vervreemden van de hond en zal in het uiterste geval overgaan tot het laten inslapen van de gevaarlijke hond. Het laten inslapen van de gevaarlijke hond gebeurt onder toezicht (direct en op kosten) van verdachte/betrokkene.

 

Civielrechtelijke handhaving

Het is mogelijk dat slechts sprake is van een civielrechtelijk schade-incident. De politie wijst de dader en het slachtoffer van het bijtincident op rechten en plichten en adviseert partijen om de schade onderling te regelen.

 

Heroverweging van het aanlijn- en/of muilkorfgebod

Een aanlijn- en/of muilkorfgebod worden in principe opgelegd voor de periode van ten minste twee jaren. De eigenaar of houder van een hond, die een aanlijn- en/of muilkorfgebod opgelegd heeft gekregen, kan handelingen verrichten waardoor de burgemeester het besluit heroverweegt. De eigenaar van de hond kan de hond zelf laten onderzoeken door een daartoe gecertificeerde instelling. Dit gebeurt op zijn kosten. Indien uit het onderzoek blijkt dat de hond geen gevaar meer vormt, of indien de eigenaar en/of hond (een) cursus(sen) heeft/hebben gevolgd, die door de onderzoeker wordt voorgesteld en uit het onderzoek vervolgens blijkt dat de hond geen gevaar (meer) vormt, kan de burgemeester – op verzoek van de eigenaar of houder - het besluit tot het opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod van de hond heroverwegen.

De eigenaar/houder van de hond dient een schriftelijk verzoek in te dienen om het besluit te heroverwegen met toevoeging van een schriftelijke rapportage van het onderzoek. De burgemeester zal het resultaat van het onderzoek meenemen in de heroverweging van het besluit. Mocht de burgemeester bij de heroverweging afwijken van het advies van de onderzoeker, dan zal dit in het besluit worden gemotiveerd.

 

Afwijken van beleid

In dit beleid is vastgelegd hoe de gemeente omgaat met bijtincidenten. De aanpak is afhankelijk van de omstandigheden van de situatie. In voorkomende gevallen is het voor de burgemeester mogelijk om af te wijken van het bovenstaande beleid, zowel met lichtere maatregelen als met verzwarende maatregelen. Dit betekent dat stappen kunnen worden overgeslagen, dan wel dat een lichtere vorm kan worden gekozen bij het afhandelen van een melding.

Redenen voor lichtere maatregelen kunnen zijn:

  • -

    het gevolgd hebben van een cursus;

  • -

    maatregelen treffen, zoals de hond altijd (kort) aangelijnd uitlaten;

  • -

    de reden voor het bijtincident is gelegen in zelfverdediging van de hond.

Redenen voor verzwarende maatregelen kunnen zijn:

  • -

    als de eigenaar het incident bagatelliseert;

  • -

    als de eigenaar de hond heeft aangezet tot bijten.

Bij afwijking van het beleid, wordt dit gemotiveerd. Deze mogelijkheid om van het beleid af ie wijken is van groot belang, juist omdat een goede afhandeling van een bijtincident afhankelijk is van de specifieke aard en omvang van het incident.