Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leeuwarden

Regeling subsidie Voorschoolse educatie gemeente Leeuwarden 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeeuwarden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling subsidie Voorschoolse educatie gemeente Leeuwarden 2022
CiteertitelSubsidieregeling Voorschoolse educatie gemeente Leeuwarden 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerpSubsidieregeling Voorschoolse educatie gemeente Leeuwarden 2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4.2 van de Wijzigingswet Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten (nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht)

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-12-2022nieuwe regeling

30-11-2022

gmb-2022-546291

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling subsidie Voorschoolse educatie gemeente Leeuwarden 2022

Burgemeester en wethouders van de gemeente Leeuwarden;

 

In aanvulling op de Algemene subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018,

 

Gelet op:

- titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

- artikel 2 van de Algemene subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018;

- de Wet Kinderopvang;

- het besluit kwaliteit kinderopvang;

- het besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

- kwaliteitskader peuteropvang en VVE gemeente Leeuwarden 2022

 

Overwegende dat;

- de Leeuwarder ambitie is dat elk kind zo goed mogelijk zijn eigen talenten en competenties kan ontdekken en ontwikkelen volgens zijn eigen, individuele vermogens en aanleg, zoals benoemd in de kader notitie ‘Investeren in kwaliteit voor het jonge kind 2018’;

- de gemeente Leeuwarden voorschoolse voorzieningen wil waar de jonge kinderen van Leeuwarden zich thuis voelen, veilig zijn, plezier hebben en worden gestimuleerd in hun ontwikkeling;

- zoveel mogelijk kinderen zonder taal-/ontwikkelingsachterstand aan groep 3 van de basisschool beginnen;

- de eerste 7 jaar van het leven van een kind heel bepalend zijn voor de verdere ontwikkeling tot een volwassen mens;

- maatschappelijke achterstanden al op zeer jonge leeftijd groot kunnen zijn.

- investeren in jonge kinderen met een achterstand loont, omdat het rendement van zulke investeringen in de vroege kinderjaren groter is dan het rendement op latere leeftijd;

- door het Rijk en de VNG in 2016 bestuursafspraken zijn gemaakt met als doel om in

gezamenlijkheid te stimuleren dat in 2021 alle peuters naar een voorschoolse voorziening kunnen gaan omdat goede voorschoolse voorzieningen bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en aan een goede start op de basisschool;

- de gemeente op grond van de eerdergenoemde bestuursafspraken verantwoordelijk is voor een financieel laagdrempelig opvangaanbod voor peuters waarvan de ouders/verzorgers niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

- de gemeente verantwoordelijk is voor de bekostiging van een aanbod voorschoolse educatie voor de WE-doelgroep;

- De gemeente verantwoordelijk is voor een dekkend en gespreid aanbod voorschoolse educatie;

- het met ingang van 1 augustus 2020 op grond van het besluit basisvoorwaarden kwaliteitvoorschoolse educatie voor gemeenten verplicht is een WE-aanbod te doen van 960 uur aan peuters behorende tot de VVE-doelgroep in de periode dat zij in leeftijd tussen de 2,5 en 4 jaar oud zijn.

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Regeling subsidie voorschoolse educatie gemeente Leeuwarden 2022

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Aanvrager: de aanbieder van een gecertificeerde voorschoolse voorziening die geregistreerd is in het LRK.

b. Aanvullend aanbod: een aanbod van 8 uur per week voor kinderen die een vve-indicatie hebben, in aanvulling op het regulier aanbod.

c. ASV: Algemene subsidieverordening gemeente Leeuwarden 2018.

d. Awb: Algemene wet bestuursrecht.

e. Beroepskracht: degene die werkzaam is bij aanvrager, bezoldigd is en belast met de verzorging, opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en die voldoet aan de opleidingseisen.

f. College: College van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

g. Doelgroep voor subsidie: peuters vanaf 2 jaar. De subsidie voor peuteropvang stopt als een kind 4 de leeftijd van 4 jaar bereikt.

h. Doelgroepdefinitie: een omschrijving van de voorwaarden waar peuters aan moeten voldoen om in aanmerking te komen voor aanvullend aanbod voor- en vroegschoolse educatie (VVE). Deze definitie staat beschreven in het kwaliteitskader (bijlage 1).

i. Gecertificeerde voorschoolse voorziening: een voorziening voor peuteropvang die zowel aan de geldende wettelijke eisen, als aan het in Leeuwarden van toepassing zijnde kwaliteitskader (bijlage 1) voldoet.

j. Inkomensafhankelijke ouderbijdrage: de door ouders/verzorgers, afhankelijk van de hoogte van het bruto jaarinkomen, aan de aanbieder van kinderopvang te betalen bijdrage.

k. JGZ: jeugdgezondheidszorg, in Leeuwarden uitgevoerd door de GGD Fryslân

l. Kinderopvangtoeslagtabel: de jaarlijks door het ministerie van SZW vastgestelde toeslagtabel die wordt gehanteerd om de hoogte van de kinderopvangtoeslag te bepalen waarbij het gezamenlijk inkomen van ouder/verzorgers uitgangspunt is.

m. KOT: kinderopvangtoeslag.

n. KOT-ouders: ouders/verzorgers die kinderopvangtoeslag ontvangen.

o. Landelijk register kinderopvang (LRK): een register met gegevens van alle gecertificeerde kinderopvangvoorzieningen in Nederland. Hierin staat tevens vermeld of voorschoolse educatie wordt aangeboden.

p. Niet-KOT-ouders: ouders/verzorgers die geen kinderopvangtoeslag ontvangen;

q. Ouder: persoon met ouderlijk gezag over de peuter.

r. Raad: gemeenteraad van Leeuwarden.

s. Regulier aanbod; voor alle peuters een kindplaats met een omvang van 8 uur per week.

t. Speelleergroep: een kinderopvanglocatie waar peuters alleen gebruik kunnen maken van korte opvangmomenten (minimaal 4 uur tot maximaal 6 uur) gedurende de schoolweken.

u. Subsidie: een bedrag dat via de aanvrager beschikbaar wordt gesteld aan ouders, waarbij eventuele vergoedingen via de belastingdienst verrekend worden. Indien geen fiscale compensatie mogelijk is wordt een inkomensafhankelijke bijdrage via de aanvrager verrekend.

v. VVE: voor- en vroegschoolse educatie.

w. Vve-indicatie: een door de JGZ (consultatiebureau) afgegeven indicatie aan peuters van 2-4 jaar die vallen onder de Leeuwarder doelgroepdefinitie VVE.

x. VVE-rapportage: rapportage die jaarlijks door de gemeente moet worden aangeleverd bij de Inspectie voor het Onderwijs.

y. WKO: Wet kinderopvang.

z. WPO: Wet op het primair onderwijs.

aa. HBO-inzet: de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker op HBO werk- en denkniveau conform artikel 2a van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit Voorschoolse educatie.

 

Artikel 2. Doel van de regeling

1. Met deze subsidieregeling is voorschoolse educatie:

a. bedoeld voor peuters vanaf twee jaar tot het moment dat het kind vier jaar is geworden;

b. door de subsidie ook toegankelijk voor ouders die geen beroep kunnen doen op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst (niet-KOT);

c. een basisvoorziening van 8 uur voor de peuters zoals bedoeld onder a. Voor peuters met een vve-indicatie is er een aanvullend aanbod van 8 uur per week (in totaal 16 uur peuteropvang per week) voor maximaal 40 schoolweken per jaar;

d. geboden op een speelleergroep met een door het NJi erkend programma voor Voor- en vroegschoolse educatie;

e. voldoende passend en dekkend aanbod binnen de gemeente

f. de inzet van een HBO-geschoolde medewerker in of rond de VVE-groepen conform artikel 2a van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit Voorschoolse educatie.

 

Artikel 3. Subsidieplafond

1. Jaarlijks wordt door de gemeenteraad de programmabegroting vastgesteld met daarin een

verdeling van de beschikbare middelen per subsidieregeling. De aldus in de programmabegroting opgenomen middelen gelden voor deze subsidieregeling als subsidieplafond in de zin van artikel 4:22 van de Awb.

2. Indien het totaalbedrag van de aanvragen die na de toetsing voor toewijzing in aanmerking komen het subsidieplafond overschrijdt, dan gaat het aanbod voorschoolse educatie ten behoeve van vve-geïndiceerde peuters voor niet- geïndiceerde peuters.

 

Artikel 4. Subsidieaanvraag en aanvraagtermijn

1. De aanvrager vraagt jaarlijks schriftelijk subsidie aan door het indienen van het ingevulde aanvraagformulier, welke jaarlijks in augustus beschikbaar wordt gesteld op de website van de gemeente Leeuwarden

2. De aanvraag wordt ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

 

 

Artikel 5. Subsidie-eisen

1. De aanvrager moet, bovenop de eisen zoals aangegeven in het Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie, de Wet kinderopvang en de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang, voldoen aan het door het college vastgestelde kwaliteitskader voorschoolse educatie Leeuwarden 2020-2022 (bijlage 1).

2. De subsidieontvanger verstrekt op verzoek van het college informatie over het bereik van de peuters binnen de verschillende categorieën per locatie, de gemiddelde ouderbijdrage en het aantal afgenomen uren.

3. De subsidieontvanger is verplicht de gegevens, bedoeld in artikel 5, tweede lid, aan te leveren via een door het college bekostigd monitorsysteem. De informatie over dit systeem wordt door het college aan de subsidieontvanger verstrekt bij het besluit waarmee de subsidie wordt verleend. Het gebruik van genoemd monitorsysteem is kosteloos voor de subsidieontvanger.

4. Specifiek voor de subsidie voor de HBO-inzet geldt dat slechts aanspraak bestaat op deze subsidie als de inzet van de HBO geschoolde medewerker aanvullend is op het aantal uren dat vanuit de Wet Innovatie Kwaliteit Kinderopvang moet worden ingezet.

Artikel 6. Weigeringsgronden subsidie

Naast de weigeringsgronden in de Awb kan het college de subsidieverstrekking weigeren als:

1. de aanvrager het aanvraagformulier niet (volledig) voor 1 oktober heeft ingediend conform artikel 4 lid 2;

2. de aanvrager niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen genoemd in artikel 5 lid 1

 

Artikel 7. Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplek

1. De subsidieontvanger dient vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de subsidieontvanger aan de hand van de Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag, in combinatie met een recente inkomensverklaring van de ouder(s).

2. Indien het verwachte verzamelinkomen over een jaar substantieel wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de inkomensverklaring(en) van het meest recent voltooide kalenderjaar, dient deze verklaring aangevuld te worden met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is en in ieder geval geldt voor de maand voorafgaand aan plaatsing op een peuterplek.

3. De subsidieontvanger houdt een administratie bij van de documenten aan de hand waarvan voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag de toetsing recht op een gesubsidieerde plek is gedaan en van bevindingen van deze toetsing.

 

Artikel 8. De ouderbijdrage

1. De hoogte van de ouderbijdrage wordt door de subsidieontvanger bepaald op basis van het verwachte verzamelinkomen. Dit verwachte inkomen wordt bepaald aan de hand van de door ouders te overleggen inkomensverklaring en eventueel aanvullende documenten.

2. Na bepaling van het verwachte verzamelinkomen stelt de subsidieontvanger de hoogte van de ouderbijdrage vast aan de hand van de kinderopvangtoeslagtabel.

 

Artikel 9. Hoogte van de subsidie

1. Hoogte subsidie peuters en doelgroeppeuters binnen speelleergroepen:

a. Subsidie voor speelleergroepen waarin VVE-wordt aangeboden voor een peuter van KOT-ouders

bestaat uit een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag per uur als opslag op het normtarief

kinderopvang voor 8 uur per week;

b. Subsidie voor speelleergroepen waarin VVE wordt aangeboden voor een peuter van niet-KOT-ouders

bestaat uit twee componenten:

1. een aanvulling op de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot het normtarief kinderopvang

voor 8 uur per week;

2. een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag per uur als opslag op het normtarief

kinderopvang voor 8 uur per week.

c. Subsidie voor speelleergroepen waarin VVE-wordt aangeboden voor een doelgroeppeuter van KOT-

ouders voor 16 uur per week bestaat uit een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag per uur

als opslag op het normtarief kinderopvang;

d. Subsidie voor speelleergroepen waarin VVE wordt aangeboden aan een doelpeuter van niet-KOT-

ouders voor 16 uur per week, bestaat uit drie componenten:

1. een aanvulling op de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot het normtarief kinderopvang voor 8

uur per week;

2. een volledige vergoeding tot het normtarief voor 8 uur in de week;

3. een jaarlijks door het college vast te stellen bedrag per uur als opslag op het normtarief kinderopvang voor 16 uur per week.

2. Hoogte subsidie aan peuters en doelgroeppeuters binnen kinderdagopvang:

a. Subsidie voor kinderdagopvanggroepen waarin VVE wordt aangeboden voor een peuter van niet-KOT-ouders bestaat uit een aanvulling op de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot het normtarief kinderopvang voor 8 uur per week;

b. Subsidie voor kinderdagopvanggroepen waarin VVE wordt aangeboden aan een doelgroeppeuter van niet-KOT-ouders bestaat uit een aanvulling op de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot het normtarief kinderopvang voor 8 uur per week;

c. een volledige vergoeding tot het normtarief kinderopvang voor 8 uur in de week;

 

3. De hoogte van de subsidie voor de HBO-inzet is gebaseerd op het aantal VVE peuters, maal 10 keer het vastgestelde uurtarief (aanvraagformulier) en conform art. 5 lid 4.

 

Artikel 10. Bevoorschotting

1. Het subsidiebedrag wordt voor het eind van ieder kwartaal in vier gelijke delen als voorschot uitbetaald.

2. De hoogte van het voorschot kan tussentijds worden aangepast als de rapportage bedoeld in

artikel 11 daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 11. Rapportage

1. Elke subsidieontvanger dient binnen vier weken na afloop van ieder kwartaal een rapportage in met daarin gegevens die nodig zijn voor:

a. het controleren van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten;

b. het bepalen van de voortgang van de gesubsidieerde activiteiten in relatie tot het voorschot, bedoeld in artikel 10, eerste lid;

c. de uiteindelijke vaststelling van de subsidie na afloop van het subsidiejaar.

2. De gegevens bedoeld in artikel 12, lid 1 worden door de subsidieontvanger aangeleverd via het monitorsysteem bedoeld in artikel 5, lid 3

 

Artikel 12. verantwoording en vaststelling

1. De subsidieontvanger levert op uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het jaar waarover subsidie is verleend, een verzoek in tot subsidievaststelling. Hierbij dient de subsidieontvanger tevens een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant, te overleggen. Bij het vaststellingsverzoek wordt minimaal opgenomen:

a. het aantal kinderen per maand inclusief contractueel afgenomen uren zonder een VVE-indicatie, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

b. het aantal kinderen per maand inclusief contractueel afgenomen uren met een VVE-indicatie, uitgesplitst naar ouders met en zonder recht op kinderopvangtoeslag;

c. een evaluatie van het werkplan VVE zoals ingediend bij de aanvraag.

2. Het college kan bij de subsidieontvanger nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is de subsidieontvanger verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

a. inkomensverklaringen of andere bewijzen van de hoogte van het gezinsinkomen;

b. verklaringen geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;

c. plaatsingsovereenkomst peuter waaruit aantal uren, soort peuterplek, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken;

d. VVE-indicaties, afgegeven door de GGD, voor plaatsingen van peuters met een VVE-indicatie.

 

Artikel 13. Inwerkingtreding en duur regeling

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

 

Artikel 14. Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslist het college. Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken, als toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

 

Artikel 15. Citeertitel

De citeertitel van deze subsidieregeling is Subsidieregeling Voorschoolse educatie gemeente Leeuwarden 2022

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1 Kwaliteitskader peuteropvang en VVE gemeente Leeuwarden 2022

 

Dit kwaliteitskader is gekoppeld aan de Subsidieregeling voorschoolse educatie Leeuwarden 2022: een kindgebonden gemeentelijke financiering voor peuters die gebruikmaken van een erkende in het Landelijk Register Kinderopvang geregistreerde locatie voor voorschoolse educatie in de gemeente Leeuwarden.

 

Doelstelling

Doel van dit kader is het bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van voorschoolse educatie in de gemeente Leeuwarden. Eventuele tussentijdse wijzigingen in het kwaliteitskader kunnen door burgemeester en wethouders worden vastgesteld en worden voorbesproken met de betrokken kinderopvangorganisaties.

 

Doelgroepdefinitie

De doelgroep peuters van het onderwijsachterstandenbeleid zijn de kinderen met een risico op een onderwijsachterstand. De indicatiestelling wordt gedaan door de consultatiebureaus van GGD Fryslân. Voor de definitie van de doelgroep worden in de gemeente Leeuwarden volgende criteria gehanteerd:

Het kind bevindt zich in een weinig stimulerende omgeving, bijvoorbeeld door:

• Een laag opleidingsniveau van de ouders

• Armoede of geldzorgen in het gezin

• Onvoldoende stimulerend (taal)aanbod thuis

Het kind heeft extra ontwikkelingsbehoefte op een of meer ontwikkelingsgebieden:

denk bijvoorbeeld aan de spraak- en taalontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en/of de motorische ontwikkeling

 

Reikwijdte

De kinderopvangorganisatie die voorschoolse educatie aanbiedt in Leeuwarden (hierna: de aanbieder) dient te voldoen aan de wettelijke eisen zoals deze zijn vastgelegd in de Wet kinderopvang, de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Basisbesluit kwaliteit voorschoolse educatie en het toezichtskader van de Onderwijsinspectie.

Deze worden jaarlijks gecontroleerd door de GGD (in het kader van de inspecties Wet kinderopvang) en op onregelmatige basis door de Onderwijsinspectie.

 

Wettelijke en aanvullende gemeentelijke kwaliteitseisen

Aanbod

1. Peuteropvang wordt aangeboden in horizontale groepen (speelleergroepen, 2- tot 4-jarigen) of in verticale dagopvanggroepen (0- tot 4-jarigen) waar dagelijks met horizontale momenten wordt gewerkt. In het pedagogisch werkplan per locatie worden deze horizontale groepsmomenten inhoudelijk en organisatorisch opgenomen.

2. Er is zoveel mogelijk sprake van gemengde groepen: kinderen met en zonder VVE-indicatie waarvan de ouders wel of geen recht hebben op kinderopvangtoeslag spelen en ontwikkelen zich gezamenlijk in een groep. Alleen wanneer de aanbieder kan aantonen dat dit niet te realiseren is kan hiervan, in overleg met de gemeente, afgeweken worden.

 

VVE-programma

1. Er wordt gewerkt met een VVE-programma zoals opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut (NJi).

2. Aanbieder heeft een pedagogisch plan/werkplan voor de peuteropvang waarin wordt vastgelegd op welke wijze het door het Nederlands Jeugdinstituut erkend VVE-programma wordt uitgevoerd en hoe de ontwikkeldomeinen (taal, rekenen/ordenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en motoriek) zijn ingericht. Dit plan wordt jaarlijks opnieuw bekeken en waar nodig aangepast.

3. Aanbieder legt de vorderingen van de peuters op individueel niveau vast in een kindvolgsysteem.

4. Alle medewerkers op de groep zijn geschoold in het VVE-programma dan wel volgen aantoonbaar de scholing.

5. Op ieder kindcentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden moet een pedagogisch beleidsmedewerker worden ingezet voor de verhoging van kwaliteit van de voorschoolse educatie. De houder bepaalt of de pedagogisch beleidsmedewerker wordt ingezet ten behoeve van de totstandkoming en implementatie van beleidsvoornemens of als coach van beroepskrachten voorschoolse educatie.

 

Ouderbetrokkenheid

1. Op locaties waar VVE-kinderen aanwezig zijn worden ouders actief betrokken bij hetgeen hun kinderen leren. Ook worden handreikingen gedaan hoe de kinderen thuis te stimuleren in hun ontwikkeling.

2. De aanbieder wisselt tenminste één keer per jaar ervaringen uit met ouders over hun kinderen met behulp van het kindvolgsysteem en biedt ouders ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen (dit kan ook middels doorverwijzing naar (gespecialiseerde) ondersteuning).

3. Aanbieder heeft een beeld van de eigen ouderpopulatie per locatie en vraagt actief na bij ouders hoe zij hun betrokkenheid vorm kunnen en willen geven.

 

Samenwerking met het onderwijs/doorgaande lijn

1. Aanbieder zorgt ervoor dat bij plaatsing van een peuter voor de peuteropvang, de ouders tekenen voor (warme) overdracht naar de basisschool.

2. Wanneer kinderen op de 4-jarige leeftijd naar de basisschool gaan, draagt de voorschoolse instelling gegevens over de ontwikkeling van het kind over aan de basisschool. Dit gebeurt door middel van het hiertoe ontwikkelde uniforme overdrachtsformulier, opgesteld en goedgekeurd door het vve-kwaliteitsteam. Doelgroeppeuters worden warm overgedragen naar de basisschool. Dat wil zeggen dat de basisschool de relevante informatie over de ontwikkeling van de peuter in kwestie van de aanbieder ontvangt in aanwezigheid van pedagogisch medewerker en leerkracht en indien mogelijk de ouder(s).

3. Binnen een IKC heeft aanbieder een actieve rol in de voor programmatische samenwerking met het onderwijs.

4. Aanbieder die onderdeel is van een IKC neemt deelt aan overleggen die tot doel hebben om in samenspraak met gemeente en onderwijs tot goede afspraken te komen over een doorgaande lijn van voor- naar vroegschool en ten behoeve van nadere kwaliteitsontwikkeling.

 

Resultaatafspraken

1De aanbieder participeert in het Kwaliteitsteam VVE en levert een actieve bijdrage om de kwaliteit en resultaten van VVE jaarlijks te verbeteren.