Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlemmermeer

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Haarlemmermeer 2019

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlemmermeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling rechtspositie burgemeester en wethouders Haarlemmermeer 2019
CiteertitelRegeling rechtspositie burgemeester en wethouders Haarlemmermeer 2019
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening geldelijke voorziening wethouders 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 44 van de Gemeentewet
  2. artikel 66 van de Gemeentewet
  3. artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  4. artikel 3.3.3, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  5. artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  6. artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-12-202201-01-2019nieuwe regeling

28-04-2021

gmb-2022-537664

20.210.000.903

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Haarlemmermeer 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer,

gelet op de artikelen 44 en 66 van de Gemeentewet en de artikelen 3.3.2, 3.3.3, tweede lid en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.8 van de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

besluit vast te stellen de volgende regeling: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Haarlemmermeer 2019.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders.

  • b.

    burgemeester: voorzitter van het college van burgemeester en wethouders.

  • c.

    secretaris: de secretaris bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

  • d.

    wethouder: lid van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Dienstauto

  • 1.

    De burgemeester of wethouder kan voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto. Voor dienstreizen binnen de gemeentegrenzen met een afstand die in 30 minuten van de woning van de burgemeester of wethouder met de auto is te overbruggen gebruikt de wethouder een eigen vervoermiddel.

  • 2.

    Reizen ten behoeve van de gemeente zijn:

    • a.

      reizen in de uitoefening van het burgemeester- of wethouderschap, hieronder worden tevens begrepen reizen naar aanleiding van een uitnodiging, verblijf of werkbezoek welke de instemming heeft van het college;

    • b.

      reizen ten behoeve van een nevenfunctie uit hoofde van het ambt, welke voldoet aan een van de criteria zoals vastgelegd in de gedragscode B&W Haarlemmermeer;

    • c.

      reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling, waarvan reizen met de eigen auto tussen de woning en het raadhuis die aan te merken zijn als woon-werkverkeer zijn uitgezonderd.

  • 3.

    Indien de burgemeester of wethouder voor reizen ten behoeve vin het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de gemeentelijke dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt, wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

  • 4.

    Indien de burgemeester en wethouder gebruik maken van een dienstauto heeft hij geen aanspraak op vergoedingen, bedoeld in artikel 3.2.7, tweede lid, onder b, en artikel 3.2.9, eerste lid van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 3. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing burgemeester en wethouders

  • 1.

    De kosten van deelname van burgemeester en een wethouders aan cursussen, congressen, seminars en symposia, als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, die in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de gemeente.

  • 2.

    De burgemeester of wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van het ambt van burgemeester of wethouder.

  • 3.

    Het college beslist op de aanvraag op basis van de overgelegde stukken.

Artikel 4. Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    De burgemeester of de wethouder tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    De burgemeester of de wethouder levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze regeling, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, de Regeling Rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers of deze regeling voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks van de door de wethouder voor prestatie akkoord ondertekende aan de gemeente toegezonden factuur,

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen of

    • c.

      betaling ten laste van de gemeentelijke creditcard.

  • 2.

    Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 3 maanden na factuurdatum of betaling door de burgemeester of wethouder ingediend bij de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 4.

    Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan burgemeester of wethouders binnen 2 maanden na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

  • 5.

    De declaraties worden door de betrokken wethouder of burgemeester voor akkoord voorgelegd aan de wethouder Financiën. Bij een declaratie van kosten door de wethouder Financiën ondertekent de burgemeester voor akkoord.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor wethouders

Artikel 8. Politieke molestverzekering

De gemeente sluit ten behoeve van de wethouders, voor de duur van hun wethouderschap, een verzekering voor het risico van politiek molestrisico.

Hoofdstuk 3 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 9. Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van [de dag na de datum van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met] 1 januari 2019.

  • 2.

    De Verordening geldelijke voorziening wethouders 2016 wordt ingetrokken per 1 januari 2019.

Artikel 10. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Haarlemmermeer 2019.

Toelichting Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders Haarlemmermeer 2019

ALGEMEEN DEEL

 

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van burgemeesters en wethouders alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke regeling

In deze regeling zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van burgemeester en wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018) betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal van wettelijke regelingen af te wijken. Wel kunnen er nadere regels gesteld worden. Indien een gemeente besluit om nadere regels te stellen, zijn een aantal regels van belang.

 

In artikel 44 en 66 Gemeentewet is bepaald dat ‘buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend’, de burgemeester en wethouders als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ten laste van de gemeente ontvangen.

 

Deze regeling is een (nadere) uitwerking van de gestelde regels van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen voor de burgemeesters en wethouders.

 

De regeling bevat bepalingen inzake:

  • Gebruik van dienstauto (artikel 2);

  • faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders aan cursussen, congressen e.d. (artikel 3);

  • Informatie- en communicatievoorzieningen (artikel 4);

  • de procedure van declareren (artikel 6).

In de Gedragscode Integriteit voor B&W Haarlemmermeer zijn bepalingen opgenomen over het melden van dienstreizen (artikel 5) en het ontvangen van geschenken (artikel 4).

 

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

 

Burgemeesters en wethouders zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente, maar wel benoemd. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat burgemeesters en wethouders wél ambtenaar in formele zin zijn, worden zij fiscaal behandeld als ware zij actief in dienstbetrekking door de Wet op de loonbelasting 1964. Er wordt daarom op de bezoldiging van burgemeesters en wethouders ook loonheffingen ingehouden.

 

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is van toepassing op wethouders en burgemeesters. De burgemeester volgt de pensioenaanspraken van de ABP-Pensioenregeling.

 

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2. Dienstauto

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat er geen auto ter beschikking wordt gesteld, maar dat zij voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de gemeente ingehuurde auto. Hierbij wordt opgemerkt dat burgemeester en wethouders met terughoudendheid gebruik maken van de mogelijkheid om met de dienstauto dan wel ter beschikking gesteld vervoer van de woning naar plaats van tewerkstelling en vice versa te reizen.

 

In het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers wordt onderscheid gemaakt tussen het gebruik van een ter beschikking gestelde auto voor zakelijke doeleinden en/of bestuurlijke doeleinden. Onder zakelijk gebruik wordt verstaan het fiscaal-zakelijk gebruik. Hieronder vallen ritten voor woon-werkverkeer, dienstreizen en ritten voor ambtsgebonden (qq-) functies.

 

Als bijvoorbeeld een wethouder zijn gemeente vertegenwoordigt en daarvoor een ter beschikking gestelde auto gebruikt, is er vanuit zijn functie als wethouder bezien sprake van zakelijk gebruik van die auto. Ook bij de onbezoldigde commissies en functies van de VNG neemt de Belastingdienst het standpunt in dat sprake is van zakelijke ritten voor burgemeesters en wethouders.

 

Bij (andere) bestuurlijke commissies of adviescolleges kan zich echter de situatie voordoen dat iemand deelneemt op grond van deskundigheid en reputatie, en niet uitsluitend als bijvoorbeeld burgemeester van een bepaalde gemeente. In dat geval zal de Belastingdienst eerder aannemen dat de bezoldigde nevenfunctie, waarvan de bezoldiging niet in de gemeentekas wordt gestort, niet wordt vervuld in de hoedanigheid van het ambt, en dat er dus sprake is van een niet-zakelijke rit.

 

Fiscaal gezien wordt al het andere gebruik dan zakelijk gebruik voor het ambt aangemerkt als gebruik voor privé-doeleinden, waarvoor in Haarlemmermeer geen gebruik wordt gemaakt van de dienstauto. Als de auto alleen zakelijk wordt gebruikt, is een rittenadministratie nodig voor de fiscus.

De dienstauto is voorzien van een blackbox waarbij de Regeling elektronische rittenregistratie van toepassing is. Bij auto op afroep (taxi) zal ook bijgehouden moeten worden wie wanneer welke rit laat maken.

 

De Belastingdienst hanteert een zeer strikte definitie van het al dan niet ambtsgebonden gebruik van de dienstauto. Naast kilometers voor de uitoefening van de functie van wethouder kunnen uitsluitend de kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties als zakelijk worden aangemerkt. Ambtsgebonden nevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend.

 

Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door het college en/of gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel. Het is mogelijk de dienstauto ook in te zetten voor reizen tussen de woning van de wethouder en plaats van tewerkstelling. Deze mogelijkheid is in de Verordening opgenomen zodat het mogelijk is dat de wethouder zich met de dienstauto vanaf zijn woning laat vervoeren naar een zakelijke afspraak, vervolgens naar het raadhuis en, indien nodig, aan het eind van de dag naar zijn woning.

Ook is het hierdoor mogelijk maken dat de burgemeester of wethouder zich met de dienstauto vanaf zijn woning kan doen ophalen om naar het raadhuis te gaan indien aan het eind van de dag een zakelijke afspraak staat gepland en de wethouder zich na die zakelijke afspraak met de dienstauto laat thuisbrengen.

Burgemeester en wethouders maken met terughoudendheid gebruik van de mogelijk om met de dienstauto dan wel ter beschikking gesteld vervoer van de woning naar plaats van tewerkstelling en vice versa te reizen.

 

Voorts zal de burgemeester of wethouder voor dienstritten die vanaf de woning van de burgemeester of wethouder binnen 30 minuten zijn te bereiken in principe de eigen auto gebruiken. De ANWB-routeplanner biedt houvast voor het bepalen of de afstand in 30 minuten is te overbruggen.

 

Hoewel burgemeester en wethouders ingevolge artikel 3.2.9. van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers aanspraak kunnen maken op een vergoeding van de kosten woon-werkverkeer maken zij in navolging van hun besluit om medewerkers geen vergoeding te geven voor woon-werkverkeer met eigen auto, zelf ook geen aanspraak op die vergoeding als zij met eigen auto naar het raadhuis komen. Doelstelling is om de automobiliteit naar beneden te brengen.

 

Indien er vragen rijzen over het gebruik van de dienstauto dan wel het ter beschikking gestelde vervoer is het de gemeentesecretaris die daarover met de betrokkenen het gesprek aan gaat.

 

Artikel 3. Cursus, congres, seminar of symposium

 

Voor burgemeesters en wethouders is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

 

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

 

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kosten rechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen en dergelijke die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan de individuele wethouder in verband met de vervulling van het wethouderschap op eigen initiatief deelneemt. Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus etc. benadrukt.

 

In het geval een individueel wethouder of burgemeester op eigen initiatief deelneemt aan een cursus, congres en dergelijke, zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie).

 

De in dit artikel bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding of verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld.

 

Artikel 4. Informatie en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking op grond van een bruikleenovereenkomst. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende 4glaart of (internet)abonnementen indien deze ten behoeve van het burgemeester- of wethouderschap worden aangeschaft. Een computer is een desktop, een tabletcomputer of een laptop. Er mag slechts één computer verstrekt worden.

 

Artikel 5. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en in deze regeling aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan een burgemeester of wethouder kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de bestuurder loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

 

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen

 

Artikel 6. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen op welk moment vergoedingen en onkosten betaald worden aan burgemeesters en wethouders. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kan dit artikel uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente.

 

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • zakelijke reis- en verblijfkosten van burgemeester en wethouders;

  • reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van burgemeester en wethouders;

  • reis- en pensionkosten en verhuiskosten.

De declaraties worden door de betrokken wethouder voor akkoord voorgelegd aan de wethouder Financiën. Indien het een declaratie van de wethouder Financiën betreft, legt hij deze voor aan de burgemeester.

 

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtstreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

  • deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door wethouders;

  • zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

  • reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.