Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Elburg

Beleidsregel cameragebruik

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieElburg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel cameragebruik
CiteertitelBeleidsregel cameragebruik
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpcameratoezicht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 151c van de Gemeentewet
  2. Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Elburg
  3. artikel 4.81 van de Wijzigingswet Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten (nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht)
  4. artikel 4.83 van de Wijzigingswet Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten (nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht)
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-2022Beleidsregel

29-11-2022

gmb-2022-537629

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel cameragebruik

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg;

 

overwegende dat,

- op grond van artikel 151c van de Gemeentewet en artikel 2:77 van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Elburg en in het belang van de handhaving van de openbare orde heeft de burgemeester de bevoegdheid om publiek cameratoezicht op openbare plaatsen in te zetten;

- het wenselijk is dat de gemeente Elburg het ‘Beleidsregel cameragebruik’ vaststelt;

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel en artikel 151c van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t vast te stellen de volgende beleidsregel[s]: Beleidsregel cameragebruik

1. Inleiding

De beleidsregel cameragebruik richt zich op het cameratoezicht dat door de gemeente wordt ingezet. Dit betreft 'publiek' cameratoezicht op openbare plaatsen, ingezet door de burgemeester, met als doel: handhaving van de openbare orde. Het verdient aandacht dat deze beleidsregel zich richt op cameratoezicht op openbare plaatsen voor de handhaving van de openbare orde, zoals bepaald in artikel 151c Gemeentewet.

In de gemeente Elburg worden diverse maatregelen getroffen om de gemeente veiliger en leefbaarder te maken en te houden. Deze maatregelen voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Zo ook het publiek cameratoezicht op openbare plaatsen. Dit middel is als uiterst middel slechts een onderdeel van deze maatregelen. Het doel van het totale toezicht- en handhavingsarrangement in de gemeente is primair om overlast en openbare ordeverstoringen beheersbaar te maken en te houden. De inzet van cameratoezicht op openbare plaatsen draagt bij aan dit primaire doel.

In de gemeente zijn een aantal openbare plaatsen waar cameratoezicht in het kader van artikel 151c Gemeentewet kan worden ingezet. In ieder gebied is de inzet gericht op het handhaven van de openbare orde en daarmee gepaard het voorkomen van strafbare feiten. Per openbare plaats is het maatwerk om onder andere te kunnen beslissen waar, hoe, wanneer en hoelang de camera's gebruikt worden.

Het doel van deze beleidsregel is om te beschrijven hoe er in de gemeente wordt omgegaan met publiek cameratoezicht, de operationele processen en samenwerking met betrokken partijen.

2. Wettelijk kader

Een samenvatting van enkele wettelijke kaders:

Artikel 151c Gemeentewet

Dit biedt de burgemeester de bevoegdheid en een wettelijk kader om publiek cameratoezicht in te zetten in het belang van de handhaving van de openbare orde.

Wet politiegegevens (Wpg)

Dit regime is van toepassing op de verwerking van camerabeelden, gelet op lid 9 van artikel 151c Gemeentewet. Omdat de gegevensverwerking plaatsvindt in het kader van de uitoefening van de politietaak is de Wet politiegegevens van toepassing op deze camerabeelden. De beelden mogen maximaal vier weken worden bewaard, tenzij (het vermoeden bestaat dat) de gegevens noodzakelijk zijn bij de opsporing van een strafbaar feit.

Artikel 2:77 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Elburg

De gemeenteraad heeft in dit artikel de burgemeester de bevoegdheid verleend tot plaatsing van camera’s, op een aan te wijzen plaats, voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Aanwijzingsbesluiten

De aanwijzingsbesluiten zijn besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De burgemeester besluit binnen welk gebied, bestaande uit openbare plaatsen of andere voor eenieder toegankelijke plaatsen camera’s worden ingezet. Daarnaast voor welke duur de gebiedsaanwijzing plaatsvindt. Dit besluit wordt gepubliceerd en belanghebbenden kunnen hiertegen bezwaar indienen. Bovendien wordt in de aanwijzingsbesluiten door middel van een plattegrond aangegeven in welk gebied de camera’s komen te hangen.

Artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 10 Grondwet

Uit het EVRM en de Grondwet volgen de kerncriteria voor de toepassing van cameratoezicht. De inzet van cameratoezicht staat dan ook altijd op gespannen voet met artikel 8 EVRM en artikel 10 van de Grondwet. Eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer is echter geen absoluut recht en wordt altijd afgewogen tegen andere rechten en belangen, zoals veiligheid. Zowel het EVRM als de Grondwet bieden ruimte voor inperkingen van deze rechten, mits deze inperking bij wet is voorzien en noodzakelijk is voor een legitiem doel.

3. Bevoegdheid burgemeester

Aan de burgemeester is door de gemeenteraad, in overeenstemming met artikel 151c lid 1 Gemeentewet, de bevoegdheid verleend tot het inzetten van cameratoezicht. Dit is vastgelegd in artikel 2:77 van de APV. Op grond van deze artikelen kan de burgemeester overgaan tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur, ten behoeve van de handhaving van openbare orde, op een openbare plaats. De burgemeester besluit dit te allen tijde na raadpleging van de driehoek. De driehoek bestaat uit de burgemeester, politie en de officier van justitie (OvJ). De gemeenteraad wordt over deze plaatsingsbesluiten geïnformeerd. De burgemeester heeft de gemeenteraad toegezegd de raad bij geplande inzet van nieuw cameratoezicht vooraf te informeren. Als extra camera’s vanwege hoge urgentie geplaatst moeten worden, doet de burgemeester dit achteraf.

4. Openbare plaatsen

Cameratoezicht op basis van artikel 151c Gemeentewet kan alleen ingezet worden op openbare plaatsen. Het gaat hier om een openbare plaats in de zin van artikel 1 van de Wet openbare manifestaties. Het gaat om een plaats die volgens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek. Andere plaatsen die voor iedereen toegankelijk zijn kunnen door de gemeenteraad worden aangewezen in de APV. Wanneer een camera naar binnen kan kijken bij besloten plaatsen (denk aan een woning) past de gemeente ‘blurring’ toe waardoor de privacy van de inwoner gewaarborgd blijft.

5. Duur

De burgemeester bepaalt de uiteindelijke duur van een gebiedsaanwijzing. Op het moment dat het niet meer noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde moet de burgemeester de camera's binnen een bepaald gebied verwijderen. Wanneer de duur van een gebiedsaanwijzing verloopt, kan de burgemeester overwegen het aanwijzingsbesluit te verlengen. Dit doet hij als het noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. Dit wordt dan opnieuw voor een bepaalde duur verlengd door de burgemeester. Hij bespreekt de verlenging ook tijdens het driehoeksoverleg met de politie en OvJ.

6. Handhaving van de openbare orde

Onder handhaving van de openbare orde wordt begrepen: de algemene bestuurlijke voorkoming van (onrechtmatige) gedragingen in de publieke ruimte die hinder of gevaar voor één of meerdere personen of goederen veroorzaakt, en het voorkomen van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving.

7. Bekendmaking

Een vereiste voor de toelaatbaarheid van cameratoezicht is dat de burger in kennis worden gesteld van het feit dat zij (mogelijk) op beeld komen wanneer ze een bepaald gebied binnentreden. Het aanwijzingsbesluit (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht) van de burgemeester is daarbij het middel dat gepubliceerd wordt. Belanghebbenden kunnen dus bezwaar en beroep aantekenen. Dit vereiste strekt zich niet tot het feit dat camera’s zichtbaar opgehangen moeten worden of dat men moet kunnen zien dat de camera’s ingeschakeld staan. Door het plaatsen van waarschuwingsbord met het camera-icoon aan de randen van het aangewezen gebied moeten wel alle voorbijgangers kunnen zien dat ze een gebied met toezichtcamera’s betreden. Artikel 12 lid 1 van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) eist dat de informatie begrijpelijk moet zijn voor de betrokkene. Daarnaast dient het bord een verwijzing naar de informatie zoals voorgeschreven door art. 14 AVG te bevatten.

8. Bewaartermijn

De met de camera’s gemaakte beelden (politiegegevens) mogen wettelijk gezien maximaal 28 dagen worden bewaard (artikel 151c lid 9 Gemeentewet). Deze maximale bewaartermijn wordt gehanteerd. Daarna worden de camerabeelden automatisch verwijderd. De politie kan de camerabeelden (politiegegevens) ook bij de opsporing van strafbare feiten verwerken. De camerabeelden blijven dan bewaard zolang dat nodig wordt geacht voor de opsporing en vervolging van het strafbare delict.

De opgenomen camerabeelden van bijvoorbeeld het monitoren van crowd-control tijdens evenementen kunnen door de gemeente ook verwerkt worden voor interne handhavings- en evaluatiedoeleinden. Deze beelden worden net als het andere beeldmateriaal conform beveiligingseisen opgeslagen. Slechts geautoriseerde medewerkers van het team Openbare Orde en Veiligheid (OOV) hebben hier toegang toe. Daarnaast wordt ook een register bijgehouden van de beelden die worden bewaard. Afhankelijk van de duur van het onderzoek worden de beelden na voltooiing ervan uiterlijk binnen 28 dagen verwijderd.

9. GegevensbeschermingsEffectBeoordeling (GEB)

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft een lijst vastgesteld waarop aangegeven staat bij welke gegevensverwerkingen een uitvoering van een gegevensbeschermingseffectbeoordeling wordt vereist. Een goed uitgevoerde GEB geeft inzicht in de risico’s die de verwerking oplevert voor betrokkenen en in de maatregelen die de verantwoordelijke moet nemen om de risico’s af te dekken. Omdat de burgemeester en korpschef (politie) allebei een verwerkingsverantwoordelijke zijn voor publieke cameratoezicht, dienen ze allebei voor hun deel van het verwerkingsproces een GEB uit te voeren. De GEB-verplichting is voor de korpschef ook opgenomen in de Wpg onder artikel 4c.

Voor de burgemeester is de GEB dus gericht op de inzet van cameratoezicht. De korpschef draagt mede verantwoordelijkheid over de verwerking van de camerabeelden en dient daarom voor het verwerkingsproces een GEB uit te voeren.

10. Functies

Cameratoezicht op openbare plaatsen wordt ingezet in het belang van de openbare orde. Dit dient minimaal één van de volgende functies:

  • a.

    Het voorkomt ongewenste situaties (overlast/crowd-management) die de openbare orde en leefbaarheid kunnen bedreigen

  • b.

    Het biedt technische ondersteuning bij het terugdringen van (gewelds)delicten en opsporen van daders (vergroten pakkans)

  • c.

    Het verbetert de (gerichte) inzet van de politie en toezichthouders waardoor de heterdaadkracht vergroot wordt

  • d.

    Monitoring (wat gebeurt waar)

  • e.

    Het bevordert het subjectieve veiligheidsgevoel

11. Voorwaarden

Voor de inzet van cameratoezicht dient aan de voorwaarden van noodzakelijkheid te worden voldaan. Dit houdt in dat het ook voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Proportionaliteit: de inbreuk op privacy van betrokkenen door de inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd in verhouding met de omvang van overlast in de openbare orde, criminaliteit en (on)veiligheid binnen een bepaald gebied.

Subsidiariteit: de inzet van cameratoezicht is gerechtvaardigd, omdat het gewenste resultaat niet met minder ingrijpende middelen wordt bereikt. Dit geldt ook voor de wijze waarop het cameratoezicht is ingericht (bijvoorbeeld het aantal camera’s, het in beeld brengen van bepaalde plaatsen/personen, en de keuze tussen wel of geen continu cameratoezicht).

12. Cameratoezicht als ‘uiterst middel’

Cameratoezicht blijft maatwerk; het startpunt van het afwegingskader is dat de gemeente terughoudend is met de inzet van cameratoezicht op openbare plaatsen. Cameratoezicht moet vanuit expliciete doelen worden ingezet. Op basis van de probleemanalyse worden expliciete doelen, cameraposities en (actieve en passieve) uitkijktijden vastgesteld. De doelen, cameraposities en uitkijktijden worden regelmatig geëvalueerd. De expliciete doelen geven aan wat er met het cameratoezicht bereikt moet worden. Daarnaast zijn ze gericht op de specifieke problemen in het gebied en zijn meetbaar en realistisch geformuleerd.

Omdat cameratoezicht een grotere inbreuk maakt op de privacy dan andere maatregelen mag het alleen als ‘uiterst middel’ ingezet worden. Voorbeelden van redeneren zijn:

  • a.

    Het moet gaan om een ‘breed erkend’ dan wel feitelijk probleem op het gebied van openbare orde, criminaliteit, overlast, geweld en/of verloedering. In de praktijk betekent dit dat de politie en/of gemeente moet onderbouwen dat van een dergelijk probleem sprake is en dat er geen minder ingrijpende middelen dan cameratoezicht beschikbaar zijn om het probleem aan te pakken.

  • b.

    Er moet sprake zijn van een gebied waarin zich met enige regelmaat onveilige situaties en wanordelijkheden voordoen.

  • c.

    Het openbare-ordeprobleem kan niet binnen de reguliere uitvoeringskaders (in termen van mensen en middelen) opgelost dan wel beheerst worden. In het cameratoezichtgebied moeten al extra maatregelen zijn ingezet naast het reguliere politietoezicht en gemeentelijke handhavers.

13. Besluitvorming

Bij de besluitvorming over cameratoezicht wordt het volgende onderscheid gemaakt:

  • 1.

    Starten van een cameraproject

  • 2.

    Verlengen van een cameraproject

  • 3.

    Wijzigen van een cameraproject

  • 4.

    Stoppen van een cameraproject

14. Starten van een cameraproject

De burgemeester wijst de plaatsen aan waar cameratoezicht wordt uitgeoefend en bepaalt de plaatsingsduur. De burgemeester neemt in samenwerking met de politie het initiatief tot cameratoezicht. Dit verzoek vindt altijd plaats op basis van een analyse. Als het verzoek aan de voorwaarden uit paragraaf 3 voldoen, dan neemt de burgemeester een aanwijzingsbesluit. Dit is een besluit in de zin van de Awb. Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

15. Verlengen van een cameraproject

De politie en gemeente bespreken het verloop van de plaatsingsduur van een cameraproject. De burgemeester kan naar aanleiding daarvan bepalen om de duur van een cameraproject te verlengen. Het verzoek wordt gedaan op basis van een evaluatierapport. De burgemeester neemt het besluit na toetsing aan de gestelde voorwaarden. Dit is een besluit in de zin van de Awb. Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

16. Wijzigen van een cameraproject

De volgende wijzigingen zijn te onderscheiden:

  • 1.

    Wijziging van het gebied: Dit betreft een wijziging van de door de burgemeester aangewezen plaats. De besluitvormingsprocedure is gelijk aan die van het ‘starten van een cameraproject’.

  • 2.

    Wijziging van de duur: Dit betreft een wijziging van de door de burgemeester vastgestelde plaatsingsduur. Bij het verlengen van de duur zie ‘verlengen van een cameraproject’. Bij het verkorten van de duur zie ‘stoppen van een cameraproject’.

  • 3.

    Wijziging van de doelstellingen, het aantal camera’s, de cameraposities en/of de uitkijktijden: De wijziging wordt afgestemd met het team Openbare Orde & Veiligheid en de politie.

  • 4.

    Technische wijzigingen (bijvoorbeeld van een vaste naar een draadloze verbinding): Technische wijzigingen worden afgestemd met de beheerder (team Openbare Orde & Veiligheid).

17. Stoppen van een cameraproject

De volgende mogelijkheden zijn te onderscheiden:

  • a.

    Een cameraproject stopt van rechtswege als de door de burgemeester vastgestelde plaatsingsduur is verlopen. Het cameraproject moet wel worden afgebouwd: burgers en bedrijven dienen te worden geïnformeerd en de camera’s dienen te worden verwijderd. De afbouw wordt tijdig gestart.

  • b.

    Een cameraproject dient te worden beëindigd als niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden. De gemeente en politie richten een verzoek aan de burgemeester om het cameraproject te beëindigen. Het verzoek wordt gedaan op basis van een evaluatierapport. De burgemeester neemt het besluit na toetsing of aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan. Dit is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vervolgens informeert de burgemeester de raad over het besluit.

18. Samenwerking en rolverdeling betrokken partijen

Burgemeester en gemeenteraad

De burgemeester is op grond van artikel 172 Gemeentewet belast met de handhaving van de openbare orde. Hij is als enige bevoegd om tot plaatsing van cameratoezicht op basis van artikel 151c Gemeentewet over te gaan. Hij wijst de plaatsen aan en bepaalt de uiteindelijke plaatsingsduur. Dit doet hij na het inwinnen van advies van de OvJ en de politie. De burgemeester informeert de gemeenteraad over zijn aanwijzingsbesluit(en). Dit besluit (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht) wordt vervolgens gepubliceerd.

De gemeenteraad heeft bij verordening aan de burgemeester de bevoegdheid gegeven om camera’s in te zetten voor de handhaving van de openbare orde.

Team Openbare Orde en Veiligheid

Het team OOV is verantwoordelijk voor het (dagelijkse) beheer van het cameratoezicht en de gegevensverwerking. De beelden kunnen in de cameratoezichtruimte (CTR) van de gemeente worden uitgekeken.

Openbaar Ministerie

In artikel 151c lid 3 van de Gemeentewet is voorgeschreven dat de burgemeester na overleg met de OvJ in het lokale driehoeksoverleg de periode vaststelt waarin de camera’s zullen worden gebruikt en de beelden live worden bekeken.

Politie

Cameratoezicht wordt ingezet ten behoeve van de handhaving van de openbare orde. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde. Hij bedient zich hierbij van de onder zijn gezag staande politie. Deze taak- en gezagsverdeling sluit aan bij artikel 3 en 11 Politiewet.

De opgenomen beelden kunnen door de politie ook voor de opsporing van strafbare feiten worden gebruikt. De beelden vallen namelijk onder politiegegevens. De korpschef is op grond van de Wpg de verwerkingsverantwoordelijke. De politie verwerkt de camerabeelden niet langer dan 4 weken, tenzij er concrete vermoedens ontstaan dat deze beelden noodzakelijk zijn voor de opsporing van concrete strafbare feiten. In dat geval gelden de termijnen van de Wpg.

Overige partijen

Tijdens grote incidenten of evenementen werken de gemeente en de politie nauw samen met partijen als de brandweer, de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR). Tijdens deze gelegenheden kunnen de camerabeelden continu gemonitord worden en kan er snel worden geanticipeerd.

De camerabeelden kunnen ook gebruikt worden tijdens de evaluatie met alle betrokken partijen. Als het noodzakelijk is voor evaluatieve doeleinden of openbare ordehandhaving worden camerabeelden maximaal 28 dagen bewaard. Als dat niet nodig is, worden de camerabeelden automatisch verwijderd.

19. Cameratoezichtruimte

De cameratoezichtruimte (CTR) biedt centrale regie op de uitvoering. Hier komen de camerabeelden via een digitale omgeving binnen. In deze ruimte worden alle camera's, die op basis van artikel 151c Gemeentewet zijn opgehangen, bestuurd. Dit gebeurt door geautoriseerde cameraobservanten van de gemeente of politie, onder operationele regie van de politie. Verder heeft de gemeente ook een crisisruimte waarin een multidisciplinair team (zoals de politie en brandweer) kan samenkomen om snel te schakelen bij calamiteiten of crisissituaties. Ook vanuit deze ruimte kunnen camera's worden uitgekeken. Tot slot kan er ook mobiel worden uitgekeken. Dit is alleen mogelijk voor geautoriseerde medewerkers en is alleen toegestaan in gevallen van crisis of calamiteiten.

20. Inzage in camerabeelden

Betrokkenen kunnen via de gemeentelijke website op de pagina over cameratoezicht meer informatie vinden over hoe en waar de inzageverzoeken van camerabeelden moeten worden ingediend.

21. Evaluatie

De toepassing van cameratoezicht wordt periodiek (vastgelegd in een aanwijzingsbesluit) in samenwerking met de politie geëvalueerd. In overeenstemming met de belangrijkste functies van cameratoezicht wordt de effectiviteit en organisatie van de inzet van cameratoezicht geëvalueerd.

Naast de evaluaties van aanwijzingsbesluiten vindt er ook periodiek een totaalevaluatie plaats over de inzet van cameratoezicht binnen de gehele gemeente.

22. Inwerking en citeertitel

Deze beleidsregels treedt in werking op de eerste dag na de dagtekening van het Gemeenteblad waarin het wordt geplaatst en kan worden aangehaald als: Beleidsregel cameragebruik.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg in de vergadering van 29 november 2022.

De burgemeester, ir. J.N. Rozendaal

De secretaris, mw. mr. A.H. van der Maat-Bosma