Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Handhaving kwaliteit kinderopvang 2023 Bunschoten |
Citeertitel | Beleidsregel handhaving Wet kinderopvang Bunschoten 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang 2018 Bunschoten.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2023 | nieuwe regeling | 22-11-2022 |
Het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten;
het College verantwoordelijk is voor naleving van de kwaliteitseisen zoals vermeld artikel 1.61 lid 1 van de Wet kinderopvang;
gelet op de artikelen 1.46 lid 5, 1.65, 1.66 en 1.72 van de Wet kinderopvang;
de volgende beleidsregel vast te stellen:
‘Beleidsregel Handhaving kwaliteit kinderopvang 2023 Bunschoten’ en het bijbehorende ‘Afwegingskader’.
Hoofdstuk 3 Kader, visie en ambitie
De kwaliteit van de kinderopvang wordt getoetst aan de hand van kwaliteitseisen. Deze staan beschreven in de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving. De kwaliteitseisen worden gesteld aan de domeinen:
In de Wet kinderopvang is de verantwoordelijkheid voor toezicht- en handhaving op deze eisen van het College vastgesteld. De Inspectie van het Onderwijs controleert via tweedelijns toezicht jaarlijks of het College haar wettelijke taken goed heeft volbracht. Op grond van de Wet kinderopvang is de directeur publieke gezondheid van de GGD aangewezen als toezichthouder. In het ‘Mandaat- en aanwijzingsbesluit college/burgemeester – DPG GGDrU Bunschoten 2021’ is als toezichthouder de directeur publieke gezondheid van de GGDrU aangewezen. De GGDrU inspecteert namens het College kinderopvangvoorzieningen en voorziet indien nodig van een handhavingsadvies in het inspectierapport. Het College neemt dit advies mee in het vaststellen van de te nemen maatregelen die in deze beleidsregel en het onderliggend afwegingskader nader staan beschreven.
Het College hecht grote waarde aan veilige en kwalitatief goede kinderopvang. Om dit te waarborgen werkt het College nauw samen met de GGD. Op basis van het advies dat de GGD vaststelt in inspectierapporten zet het College een handhavingstraject in conform het afwegingskader. Het opheffen van de overtreding (herstel) is hierin het uitgangspunt. Wanneer dit niet mogelijk is, of een tekortkoming niet tijdig wordt hersteld worden maatregelen genomen. Een voorspelbaar handhavingsbeleid stimuleert de kwaliteit van kinderopvang.
De toezichthouder (GGDrU) bezoekt jaarlijks de kinderopvangvoorzieningen en toetst deze aan de kwaliteitseisen die worden gesteld. Voorzieningen voor gastouders worden minimaal eens per drie jaar bezocht. Hiermee fungeert de toezichthouder als ogen en oren van het College. De toezichthouder onderzoekt de mate waarin naleving van de kwaliteitseisen plaatsvindt en adviseert over het al dan niet handhaven. De onderzoeken die de toezichthouder uitvoert voor het College omvatten:
Periodieke inspectie: alle kinderdagverblijven en buitenschoolse opvanglocaties worden periodiek steekproefsgewijs bezocht. Het risicoprofiel van de voorziening wordt hierin meegewogen. Voor gastoudervoorzieningen is vanaf 2023 wettelijk verplicht dat 50% van de gastouderopvangvoorzieningen jaarlijks wordt bezocht (voorheen 5%). Elke gastouderopvangvoorziening moet minimaal eens per drie jaar worden bezocht.
De inspectierapporten die worden opgemaakt op basis van de onderzoeken worden in het Landelijk register kinderopvang gepubliceerd en openbaar gemaakt. De houder krijgt altijd de mogelijkheid om zienswijze in te dienen met betrekking tot de bevindingen die in het inspectierapport zijn opgenomen.
4.2 Risico gestuurd en onaangekondigd toezicht
Alle onderzoeken vinden onaangekondigd plaats, met uitzondering van het onderzoek voor registratie. Het risicoprofiel van de voorziening weegt mee in de inspectie. Waar meer toezicht nodig is wordt meer geïnspecteerd. Elke inspectie weegt mee in het bepalen van het risicoprofiel. Het risicoprofiel weerspiegelt de mate waarin er zorgen zijn over de kwaliteit van de opvang in de (nabije) toekomst. Het risicoprofiel wordt gebaseerd op de bevindingen van eerdere inspecties.
4.4 Herstelaanbod bij tekortkomingen
Het College en GGDrU werken met herstelaanbod. Hierbij krijgt de houder het aanbod om een geconstateerde overtreding binnen een gestelde periode te herstellen, voorafgaand aan publicatie van het inspectierapport. Door met herstelaanbod te werken is de verwachting dat overtredingen sneller worden hersteld. De toezichthouder beoordeelt of de overtreding en de samenhangende omstandigheden zich lenen voor een herstelaanbod. In het definitieve inspectierapport wordt de afloop van het herstelaanbod beschreven. De hersteltermijn per kwaliteitseis staat benoemd in het afwegingskader. Herstelaanbod is uitgesloten bij:
Indien het nemen van maatregelen onmiddellijk plaats moet vinden kan de toezichthouder zelf ingrijpen middels een schriftelijk bevel. Het bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. De toezichthouder geeft aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen binnen de gestelde termijn. De gemeente wordt tijdig op de hoogte gesteld van het bevel. Het College kan het bevel na 7 dagen verlengen als de maatregel nog niet is genomen.
Hoofdstuk 5 Aanvraag tot exploitatie
Er worden leges gerekend bij een aanvraag tot exploitatie. Er wordt gesproken van een aanvraag tot exploitatie in de volgende gevallen:
5.1 Aanvraag tot exploitatie bij een nieuwe voorziening
Na toestemming van het College mag een nieuwe voorziening in gebruik genomen worden. Deze toestemming wordt schriftelijk afgegeven en gebaseerd op advies van de GGD naar aanleiding van de inspectie voor registratie. Positief advies tot exploitatie wordt pas afgegeven als de toezichthouder voldoende vertrouwen heeft in de voorziening. Hiervoor is een veilig klimaat en kwaliteit van de opvang vereist. Alle (externe) signalen die hiermee gemoeid zijn worden in het advies meegewogen. Er geldt een beslistermijn van 10 weken. Deze kan bij uitzondering verlengd worden. Een aanvraag tot exploitatie kan ingediend worden via een aanvraagformulier van de Rijksoverheid. Na toestemming tot exploitatie en vaststelling van de startdatum door het College wordt de voorziening opgenomen in het Landelijk register kinderopvang.
5.1.1 Onderzoek na registratie
Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de toezichthouder of de voorziening aan alle kwaliteitseisen voldoet. De voorziening moet dan open zijn. Hierin is specifiek aandacht voor veiligheid, gezondheid, personeelsinzet, manier van opvang en het pedagogisch beleid.
Bij verhuizing van een kinderopvanglocatie moet de adreswijziging worden behandeld als een nieuwe aanvraag tot exploitatie. Hiervoor dient de oude voorziening uitgeschreven te worden. Op het mutatieformulier moet worden aangegeven dat er sprake is van een verhuizing. Voor de nieuwe voorziening moet een aanvraagformulier worden ingevuld. Gastouderbureaus hoeven alleen een wijzigingsverzoek van het vestigingsadres in te dienen. Dit omdat er op de locatie van een gastouderbureau geen kinderen worden opgevangen.
5.3.1 Verhuizing naar andere gemeente
Bij verhuizing van de voorziening naar een andere gemeente moet een mutatie worden verzonden naar de huidige gemeente. De huidige gemeente stuurt het verzoek door en het College van de nieuwe gemeente zal hier vervolgens een besluit over nemen. Indien nodig kan de GGD om advies gevraagd worden.
Indien een voorziening zonder toestemming of met ingetrokken toestemming geëxploiteerd wordt is er sprake van illegale kinderopvang. Hier wordt door het College streng tegen opgetreden. Op grond van de Wet economische delicten artikel 1, lid 2 kan dit reden zijn tot aangifte bij het Openbaar Ministerie.
Het College is verantwoordelijk voor de toezicht en handhaving en kan een handhavingsbesluit nemen als wordt geconstateerd dat de kwaliteitseisen zoals omschreven in de Wet kinderopvang niet of onvoldoende worden nageleefd. Dit kan zowel het inspectierapport van de GGD als eigen bevindingen als aanleiding hebben. Het is verplicht in de Wet kinderopvang om handhavingsbesluiten te publiceren in het Landelijk register kinderopvang zodra het besluit onherroepelijk is. Een handhavingsbesluit is onherroepelijk zodra de procedures omtrent bezwaar en beroep zijn afgerond. Bij elk besluit worden de mogelijkheden tot bezwaar en beroep schriftelijk bekend gemaakt aan de houder. Indien tekortkomingen worden geconstateerd heeft het College de mogelijkheid tot het opleggen van:
Een zienswijzeprocedure maakt deel uit van de procedure. Bij het opleggen van de bestraffende sanctie of herstelsanctie heeft het College als mogelijkheden voor hersteltermijn:
Het traject wordt bepaald aan de hand van het stappenplan zoals vermeld in het Afwegingskader (bijlage). Bij een aanwijzing geldt dat de zienswijze die is opgenomen in het definitieve inspectierapport de zienswijze vormt. Er wordt dan geen voornemen verstuurd. In alle andere gevallen krijgt de houder de kans om een zienswijze in te dienen op het voornemen van een handhavingsbesluit.
Zoals omschreven in artikel 1.65 lid 1 Wet kinderopvang. “Het College van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en derde lid, 1.49 tot en met 1.59, 160a en 1.60c gestelde regels niet of in onvoldoende mate naleeft, kan de houder een schriftelijke aanwijzing geven”. In de aanwijzing wordt de aard van de overtreding, de te nemen maatregelen door de houder om de overtreding te herstellen en het hersteltermijn omkleed. Er vindt her-inspectie of overdracht van schriftelijke bewijsstukken plaats. Indien de overtreding na hersteltermijn niet is hersteld wordt overgegaan op stap 2.
6.4.2 Stap 2: Last onder dwangsom
De mogelijkheid om een last onder dwangsom op te leggen staat omschreven in artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5.32: Algemene wet bestuursrecht. Een last onder dwangsom wordt opgelegd om herstel van de overtreding en/of voorkoming van recidive af te dwingen. Last onder dwangsom kan meerdere malen worden opgelegd indien het geen resultaat tot gevolg heeft. Last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd als de dreiging tot overtreding zeer waarschijnlijk is. Een last onder dwangsom kan opgelegd worden in de volgende frequenties
6.4.2.1 Last onder bestuursdwang
Het College neemt maatregelen om de overtreding van de kwaliteitseis te beëindigen. Eventueel gemaakte kosten hierin zijn voor rekening van de houder.
6.4.3 Stap 3: Exploitatieverbod
Zoals omschreven in artikel 1.66 Wet kinderopvang. Het College heeft de bevoegdheid om de vergunning van een voorziening in te trekken indien
Als de houder de maatregelen zoals gesteld in het exploitatieverbod of daaraan voorafgaande bevel of aanwijzing heeft opgevolgd moet hij hier schriftelijk bewijs van aanleveren bij het College. Het College kan dan de GGD opdracht geven tot onderzoek van dit bewijs en daarmee te toetsen of de houder na de maatregelen wel voldoet aan de kwaliteitseisen zoals vermeld in de Wet kinderopvang. Het College informeert daarna de houder over of het exploitatieverbod nog blijft gelden. De houder kan ook een verzoek tot intrekking van het exploitatieverbod indienen. Dit verzoek wordt behandeld en er volgt uitspraak door het College over het al dan niet opheffen van het verbod.
6.4.4 Stap 4: Intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering uit het landelijk register kinderopvang
Zoals omschreven in artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a lid 2 Wet kinderopvang en artikel 8 lid 1 Besluit landelijk register kinderopvang. Het College kan de voorziening uitschrijven uit het Landelijk register kinderopvang als
Uitschrijving van het Landelijk register kinderopvang is het uiterste middel dat de gemeente in zal zetten indien overige maatregelen niet het gewenste effect hebben. Uitschrijving uit het Landelijk register kinderopvang heeft als gevolg dat de locatie niet langer een kinderopvangvoorziening is in de zin van de Wet. Indien opvang alsnog plaats vindt is er dus sprake van illegale kinderopvang. In de Wet kinderopvang is opgenomen dat het College via de gemeentepagina of in een huis-aan-huis blad inwoners op de hoogte brengt van de uitschrijving van een voorziening uit het LRK, behalve in het geval van een gastouderopvangvoorziening.
Naast een herstellend traject kan ook een bestraffend traject worden opgelegd. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van een bepaalde kwaliteitseis. Een boete is onvoorwaardelijk en de houder is verplicht deze te betalen. De boete kan niet ongedaan worden gemaakt door de overtreding van de kwaliteitseisen te herstellen. In de Wet kinderopvang is het maximum boetebedrag dat het College mag opleggen vastgesteld op €45.000,00. De normbedragen zijn vastgesteld in het afwegingskader. Deze worden met de vermenigvuldigingsfactor verrekend op basis van het aantal kindplaatsen of het aantal bemiddelingsrelaties van de voorziening.
Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2023 onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang 2018 Bunschoten. Tekortkomingen die in 2022 geconstateerd zijn zullen worden opgevolgd conform de Beleidsregels handhaving kwaliteit kinderopvang 2018 Bunschoten.
Vastgesteld in de vergadering van 22 november 2022
drs. J.F.H. Jennekens
secretaris/directeur,
M. van de Groep
burgemeester,
Bijlage 1. Afwegingskader handhavingsbeleid kinderopvang gemeente Bunschoten
Stappen bij constatering van een overtreding
Toelichting: een herstellend en bestraffend traject kan naast elkaar worden ingezet. Na het opleggen herstellende sancties wordt een nadere inspectie uitgevoerd om te bepalen of de tekortkoming is opgeheven.
Prioritering3
De hoogte van het normbedrag is gerelateerd aan de prioriteit van de overtreding.
Op basis van het normbedrag wordt de hoogte van de last onder dwangsom en/of bestuurlijke boete bepaald aan de hand van de omvang van de voorziening. De vermenigvuldigingsfactor wordt vermenigvuldigd met het normbedrag zoals vermeld in dit afwegingskader.