Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels bekostiging leerlingenvervoer Pijnacker-Nootdorp 2023 |
Citeertitel | Nadere regel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Pijnacker-Nootdorp 2023 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels leerlingenvervoer 2014.
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2023 | nieuwe regeling | 24-11-2022 | 1374229/122062 |
Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
gezien het advies van de afdeling Beleid d.d. 11 oktober 2022;
gelet op artikel 5, achtste lid, Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Pijnacker-Nootdorp 2023;
de volgende Nadere regels bekostiging leerlingenvervoer Pijnacker-Nootdorp 2023 vast te stellen:
Onder ouders wordt verstaan: ouders, voogden en verzorgers. Ook pleegouders zijn aan te merken als verzorgers en vallen daarmee onder het begrip ‘ouders’, zoals bedoeld in de verordening. Hetzelfde geldt voor groepsleiders in een gezinsvervangend tehuis, voor groepsopvoeders in een internaat en verder voor alle meerderjarige handelingsbevoegde personen die op hetzelfde adres verblijven als de leerling, bijvoorbeeld mensen die oppassen, groepsbegeleiders.
1.3 - Verantwoordelijkheid van ouders
Het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug en de begeleiding van de leerling in het vervoer van huis naar school en terug is een verantwoordelijkheid van de ouders.
Deze verantwoordelijkheden kunnen de ouders niet op- of overdragen aan burgemeester en wethouders. De wettelijke regeling, noch de gemeentelijke verordening beperkt deze verantwoordelijkheid van de ouders.
1.4 - Verantwoordelijkheid Gemeente
Gemeenten zijn verplicht een regeling vast te stellen op basis waarvan ouders van leerlingen onder bepaalde voorwaarden aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerkosten van en naar school (de verordening). Burgemeester en wethouders bepalen het recht op het leerlingenvervoer, ouders ontvangen hiervoor jaarlijks een beschikking. Met dien verstande dat de periode, indien dit mogelijk is, voor meerdere jaren of de hele schoolperiode wordt vastgesteld.
Voor de bepaling van het recht op leerlingenvervoer wordt aangesloten op de schooltijden in de schoolgids die een school heeft uitgegeven. Uitgegaan wordt van het vaste schoolrooster voor het schooltype dat het kind bezoekt, zoals opgenomen in de schoolgids.
Het komt voor dat kinderen vanwege hun beperkingen niet in staat zijn de gehele dag onderwijs te volgen. Ouders verzoeken dan om hun kind op andere tijden te brengen of te halen.
Uitsluitend indien de structurele handicap van ten minste zes maanden van een leerling noodzaakt tot het volgen van slechts een deel van het onderwijsprogramma, dient wel tijdens de schooltijd vervoerd te worden. Dit gebeurt steeds op basis van een medische of ander deskundige adviseur.
Burgemeester en wethouders streven ernaar om in overleg met de school het vervoer in de ochtend of in de middag gelijktijdig te laten plaatsvinden met het reguliere leerlingenvervoer.
Is de stage een onderdeel van het onderwijsprogramma en krijgt de leerling al dagelijks leerlingenvervoer naar de school, dan bestaat aanspraak op leerlingenvervoer naar het stageadres indien voldaan wordt aan de overige eisen van de verordening. Als de leerling geen leerlingenvervoer krijgt voor vervoer naar school, bestaat er geen recht op vervoer naar stage.
Naar analogie van "de dichtstbijzijnde toegankelijke school" hanteren burgemeester en wethouders het begrip "dichtstbijzijnde toegankelijke stage". Burgemeester en wethouders gaan er van uit dat scholen dit aspect mee laten wegen in de plaatsing van leerlingen en dat zij stageplekken zoveel mogelijk zoeken in de buurt van het woonadres van de leerling. Hiervoor geldt een maximale afstand van 10 kilometer gerekend vanaf woning of schoollocatie
Het stagevervoer is alleen tijdens schooldagen en op de reguliere schooltijden.
2.4 - Medische behandeling en zorg
Het komt voor dat ouders verzoeken om bekostiging van vervoer naar instellingen waar kinderen dagbehandelingen (zorg) krijgen, al dan niet in combinatie met onderwijs.
Het leerlingenvervoer betreft slechts het vervoer naar en van scholen in de zin van de onderwijswetgeving. Zorginstellingen, medisch kinderdagverblijven en dergelijke worden hier niet toe gerekend.
Volgt een kind ook onderwijs op of nabij een zorglocatie, dan kunnen de ouders een (gedeeltelijke) tegemoetkoming voor het leerlingenvervoer krijgen, indien er voor meer dan 50% onderwijs wordt ontvangen en aan de overige eisen van de verordening wordt voldaan.
Hierbij geldt dat Burgemeester en wethouders leerlingenvervoer aanbieden aansluiting op het begin en einde van de schooldag volgens de schoolgids (zie verordening artikel 1, onder “reistijd”). Krijgen kinderen voor, tijdens of na schooltijd zorg of behandelingen, dan zijn toch de schooltijden leidend voor het leerlingen- vervoer.
2.5 - Onderwijs-zorg arrangementen
In onderwijs-zorg arrangementen werken onderwijs en zorg samen met een integraal aanbod voor de leerling.
Leerlingenvervoer naar een onderwijs-zorg arrangement is alleen mogelijk gedurende de reguliere schooltijden en als de locatie geregistreerd staat bij het ministerie van onderwijs als schoollocatie, dat wil zeggen in bezit is van een zogenaamd Brin-nummer van het ministerie.
Hoofdstuk 3. VERVOER - ALGEMEEN
De afstand wordt gemeten met de routeplanner van de ANWB, met de optie kortste route.
Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het meten van de afstand niet uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg (’s morgens) en de terugweg (’s middags). Indien de reisafstand op de heenweg onder de in de verordening gestelde grens ligt doch de reisafstand op de terugweg daarboven of omgekeerd, dan wordt een gedeeltelijke bekostiging verstrekt: alleen de heen- of alleen de terugreis.
Als tijdens de afhandeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer de vraag aan de orde komt of een kind of een ouder het vervoer naar school per fiets kan doen dan geldt het volgende uitgangspunt.
Als tijdens de afhandeling van een aanvraag voor leerlingenvervoer aan de orde komt wat burgemeester en wethouders van een leerling mogen verwachten als het gaat om de afstand die een leerling lopend moet kunnen af- leggen, dan geldt het volgende uitgangspunt.
Als de afstand van de woning naar school niet voldoet aan het afstandscriterium dienen de ouders, ook als de route onveilig is, zelf voor begeleiding zorg te dragen.
3.3.1. Openbaar vervoer, openbaar vervoer met begeleiding
a. De bekostiging van openbaar vervoer
De kosten van het openbaar vervoer worden berekend met behulp van www.9292.nl en de informatie die verstrekt wordt op de websites van het openbaar vervoer bedrijf.
b. Reistijd met openbaar vervoer is meer dan anderhalf uur per enkele reis
Indien de leerling met gebruikmaking van het openbaar vervoer, meer dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht, wordt bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer verstrekt.
Het is daarbij niet zo dat de ouders, indien zij op basis van het criterium reistijd aanspraak op bekostiging van aangepast vervoer maken, van Burgemeester en wethouders kunnen eisen dat de totale reistijd ook daadwerkelijk tot 50% of minder wordt teruggebracht in het geval dat Burgemeester en wethouders het vervoer zelf organiseren.
Om te bepalen of het tijdcriterium van 1,5 uur wordt overschreden, is slechts van belang dat via individuele meting de conclusie wordt getrokken, dat de totale reisduur van die leerling met het openbaar vervoer meer dan anderhalf uur bedraagt en deze met het aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht. Is hiervan sprake dan kunnen ouders aanspraak maken op bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer.
Bij de reistijd wordt vijf minuten wachttijd bij de bushalte per rit opgeteld. Bij de bepaling van de reistijd van het openbaar vervoer wordt uitgegaan van de dienstregeling zoals die wordt vermeld op www.9292.nl.
3.4 - Eigen vervoer in de vorm van auto
Onder eigen vervoer wordt verstaan: ouders die leerlingen zelf naar school vervoeren of laten vervoeren met een eigen vervoermiddel (auto of vergelijkbaar). Of van bekostiging van eigen vervoer sprake kan zijn is ter beoordeling van Burgemeester en wethouders, waarbij mede bepalend is of dit vervoer de goedkopere wijze van vervoer is.
Opmerking 1. Vergoeding tussen de middag
Er worden maximaal twee enkele reizen per dag vergoed: aan het begin en aan het einde van de schooldag. Geen bekostiging wordt verstrekt voor de kosten die ontstaan indien de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd.
Opmerking 2. Twee of meer leerlingen
Indien ouders twee of meer leerlingen vervoeren die aangepast vervoer behoeven, wordt uitgegaan van de rijafstand uitgaande van de woning van de te vervoeren leerling die het verst van de school verwijderd woont.
Hoofdstuk 4. AANGEPAST VERVOER
4.2.1 - Opstapplaats/Woning en school
Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen in principe bij de opstapplaats op. In bijzondere gevallen is het ophalen aan huis, de ouder dient de leerling dan naar de taxibus te begeleiden. Voor alle schoollocaties geldt dat per school is bepaald waar de vervoerder de leerlingen afzet, bijvoorbeeld bij de toegang van het schoolterrein of voor de centrale hal van de school.
4.3 - Individuele begeleiding kind in het aangepast vervoer
Het is mogelijk dat een individuele leerling begeleiding nodig heeft. In dat geval wordt de begeleiding door of namens de ouder verzorgd. Burgemeester en wethouders bepalen of begeleiding ingezet mag worden. Wanneer besloten wordt tot inzet van een ouder als begeleider, dient de vervoerder rekening te houden met deze extra zitplaats.
Voor de begeleiding geldt dat het ophaal/brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling.
4.5 - Zelfredzaamheidtrajecten
Aan leerlingen die op grond van de verordening recht hebben op aangepast vervoer, kunnen burgemeester en wethouders een voorziening verstrekken om zelfstandig te leren reizen.
Burgemeester en wethouders besluiten tot het verstrekken van deze speciale voorziening op grond van adviezen van deskundigen en betrokkenen en in samenspraak met de ouders en de leerling.
Om (ouders van) leerlingen die een voorziening voor aangepast vervoer hebben gekregen, te stimuleren om de overstap naar het openbaar vervoer te maken om zo de zelfredzaamheid van de leerling te vergroten, en waar bij de leerling de potentie bestaat om zelfstandig met het openbaar vervoer te reizen, verstrekken burgemeester en wethouders een voorziening om zelfstandig te leren reizen gedurende een door burgemeester en wethouders vast te stellen periode (afhankelijk van de leerling), alsmede een vergoeding van 100% voor de kosten van het openbaar vervoer gedurende de volgende twee jaar dat de leerling de VSO-school bezoekt.
Bij toekenning van aangepast vervoer is groepsvervoer de standaard. In sommige gevallen is groepsvervoer voor een leerling niet passend om medische en/of psychosociale redenen. Voor die gevallen beoordelen Burgemeester en wethouders of vervoer in kleinere groepen of individueel vervoer noodzakelijk is.
Met kleinschalig vervoer is bedoeld dat het om medische en/of psychosociale redenen niet mogelijk is om een leerling anders dan met een gelimiteerd aantal leerlingen te vervoeren. Slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen leerlingen om medische en/of psychosociale redenen met een gelimiteerd aantal leerlingen vervoerd worden. Burgemeester en wethouders kennen dit kleinschalig vervoer toe op basis van een medisch advies. Burgemeester en wethouders toetsen de indicatie voor kleinschalig vervoer tenminste jaarlijks.
Met individueel vervoer is bedoeld dat het om medische en/of psychosociale redenen niet mogelijk is om een leerling samen met andere leerlingen te vervoeren. Slechts in uitzonderlijke gevallen kunnen leerlingen om medische en/of psychosociale redenen individueel vervoerd worden. Burgemeester en wethouders kennen dit individuele vervoer toe op basis van een medisch advies. Burgemeester en wethouders toetsen de indicatie voor individueel vervoer tenminste jaarlijks.
Burgemeester en wethouders gaan voor het vervoer uit van de vaste aanvang- en eindtijden zoals aangegeven in de schoolgids. Het gaat hierbij om het vaste rooster van het schooltype dat de leerling bezoekt. Afwijkingen hierop zijn alleen toegestaan in overleg met en na goedkeuring van Burgemeester en wethouders en mits door de ouders tijdig aangemeld.
Bij een gewijzigde eindtijd door o.a. lesuitval is de school of de ouder/verzorger verantwoordelijk voor opvang van de leerlingen. Indien een leerling tijdens het onderwijs/de lessen bijvoorbeeld ziek wordt of naar tandarts of huisarts moet, zijn de ouders verantwoordelijk voor het vervoer. De leerlingen worden alleen op de normale begin- en eindtijd volgens het vaste rooster in de schoolgids gebracht dan wel opgehaald.
Wachttijden tot maximaal 2 klokuren worden bij het reguliere voorgezet onderwijs geaccepteerd.
4.10 - Aanmeldingen, afmeldingen en mutaties
Wanneer een ouder vaststelt dat een leerling als gevolg van ziekte of vanwege andere oorzaken niet vervoerd hoeft te worden, moet hij/zij dit melden. Betermelding (na ziekte) moet op dezelfde manier worden doorgegeven. Zonder tijdige betermelding is er geen vervoer beschikbaar. Een mutatie/afmelding geldt tot wederbericht.
4.11 - Thuis afzetten van de leerling
De chauffeur moet de leerling bij de terugrit aan de ouder of aan iemand anders die namens de ouder aanwezig is op het vaste afzetadres overdragen. De chauffeur mag het kind nooit alleen op de stoep achterlaten. De ouder moet ervoor zorgen dat hij/zij thuis is of dat de ouder iemand in huis heeft die namens de ouder de deur opendoet. Dan wel moet de ouder een schriftelijke verklaring geven dat de leerling zelfstandig naar huis mag gaan.
Hoofdstuk 5. BEGELEIDING IN HET OPENBAAR VERVOER OF BIJ HET FIETSEN
De afstand van de woning naar de school moet meer zijn dan de afstand van zes kilometer om voor bekostiging van de vervoerkosten ten behoeve van een begeleider in aanmerking te komen.
Indien de afstand van de woning naar school korter is dan zes kilometer, dienen de ouders in voorkomend geval zelf voor begeleiding zorg te dragen, een onveilige route ontslaat hen niet hiervan.
Begeleiding is primair een taak van de ouders. Als het niet mogelijk is dat ouders zelf de begeleiding uitvoeren, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Ingeval de leerling in een instelling woont blijven de ouders en de instelling verantwoordelijk voor de zorg en de daarmee samenhangende begeleiding van de leerling naar school en terug.
Als ouders en de instelling er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen.
5.3 - Begeleiding is onmogelijk of begeleiding leidt tot ernstige benadeling
In de verordening is de volgende bepaling opgenomen:
‘Burgemeester en wethouders verstrekken een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer aan de ouders van de leerling (…) en dor de ouders ten behoeve van Burgemeester en wethouders genoegzaam wordt aangetoond dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is, dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden en een andere oplossing niet mogelijk is.’
Deze bepaling bevat een verplichting voor de ouder om ten behoeve van Burgemeester en wethouders genoegzaam aan te tonen en voor Burgemeester en wethouders om de individuele situatie te beoordelen. Per individuele aanvraag zullen Burgemeester en wethouders beoordelen of de gevraagde inzet redelijk is.
Van een ernstige benadeling van het gezin is in ieder geval sprake als het reizen per openbaar vervoer de begeleider meer reistijd kost dan 3 uur reistijd per dag.
Mogelijke indicaties hiervoor zijn:
Het enkele feit dat ouders beiden werken is zonder bijkomende omstandigheden die een belemmering zijn om zelf te begeleiden of anderen namens hen te laten begeleiden geen reden om aangepast vervoer toe te kennen.
Voor de bepaling of een leerling gehandicapt is gaan Burgemeester en wethouders uit van de in de verordening opgenomen kenmerken (zie artikel 1 van de verordening). Dat wil zeggen dat een leerling die wegens een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of psychische handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer is aangewezen, dan wel vanwege een zodanige handicap niet zelfstandig van openbaar vervoer gebruik kan maken.
6.2 - Structurele en tijdelijke handicap
Er is onderscheid te maken in structurele en tijdelijke handicaps. Burgemeester en wethouders zijn alleen verantwoordelijk voor vervoer van structureel gehandicapte leerlingen.
Waar in de verordening gesproken wordt van een handicap, wordt een structurele handicap bedoeld. In het leerlingenvervoer kennen we geen tijdelijke handicap. Burgemeester en wethouders verzorgen geen vervoer om tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld als een leerling een gebroken been heeft.
Echter, het kan voorkomen dat een leerling een groot gedeelte van het schooljaar geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling indien noodzakelijk, wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Per individuele aanvraag zullen Burgemeester en wethouders beoordelen of de gevraagde inzet noodzakelijk is. Als regel geldt:
bij een tijdelijke handicap die langer duurt dan zes maanden, bekijken burgemeester en wethouders of de leerling in aanmerking komt voor leerlingenvervoer. Burgemeester en wethouders geven een beschikking af voor de duur van het herstel of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt heeft de leerling geen recht meer op leerlingenvervoer.
Hoofdstuk 7. DREMPELBEDRAG EN DRAAGKRACHT
Burgemeester en wethouders bepalen de berekening van de kosten van het openbaar vervoer over de in artikel 10 van de verordening bepaalde afstand van 6 kilometer met behulp van de informatie van de lokale openbaar vervoerder. Het tarief dat geldt op het moment van aanvraag, geldt voor (de rest van) het schooljaar waarvoor de ouder bekostiging vraag. Het drempelbedrag is gelijk aan de hoogte van een 1* jaarabonnement voor de leerling. Voor ouders met meerdere kinderen op het speciaal basisonderwijs brengen Burgemeester en wethouders het drempelbedrag maximaal één keer in rekening.
Als peiljaar voor het inkomen moet op grond van de WPO (artikel 4, zevende lid) worden aangemerkt het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar, waarin het schooljaar waarvoor bekostiging van de vervoerskosten wordt gevraagd, begint.
Als het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar waarin het inkomen wordt bepaald en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid van de verordening. Door het kiezen van een later peiljaar kan het voorkomen dat ouders in dat latere peiljaar niet voldoen aan de inkomensgrens en dus geen drempelbedrag hoeven te betalen.
Op aanvraag van de ouder gaan burgmeester en wethouders uit van het inkomen van een ander jaar dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging is gevraagd als:
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder een terugval in inkomen verstaan een vermindering van het toetsingsinkomen van de ouder van ten minste 15% ten opzichte van het tweede jaar vooraf- gaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.
Hoofdstuk 8. WIJZIGINGEN EN TERUGVORDERINGEN
8.1 - Doorgeven van wijzigingen
De verordening regelt dat ouders verplicht zijn wijzigingen door te geven aan burgemeester en wethouders, die van directe invloed zijn op de verstrekte bekostiging van de vervoerskosten. Ouders dienen dergelijke wijzigingen meteen mede te delen.
Ouders moeten in ieder geval de volgende wijzigingen doorgeven:
De verordening biedt de mogelijkheid om de ten onrechte betaalde bekostiging terug te vorderen of in mindering te brengen bij eventueel nieuw te verstrekken bekostiging.
Burgemeester en wethouders hanteren het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen voor leerlingenvervoer altijd van de ouders worden teruggevorderd.
De verschuldigde eigen bijdrage wordt indien mogelijk direct in mindering gebracht op de toegekende vergoeding of in het geval er sprake is van aangepast vervoer middels facturering aan de ouders opgelegd.
Bij weigering of nalatigheid in de betaling van de verschuldigde eigen bijdrage vervalt de aanspraak op een vervoersvoorziening.
Hoofdstuk 9. ONTZEGGING AANGEPAST VERVOER
Bij ernstig normafwijkend gedrag kunnen burgemeester en wethouder een leerling de toegang tot het aangepast vervoer ontzeggen. Hierbij zal de volgende procedure worden gevolgd.
Als de conclusie van het onderzoek van burgemeester en wethouders is dat het voorval is terug te voeren op de ernstige verstandelijke handicap van de leerling en dus aan de leerling niet kan worden toegerekend dan wordt met vervoerder, ouders en eventueel school een passende oplossing gezocht (bijvoorbeeld begeleiding in het aangepast vervoer, eigen vervoer).
Als de conclusie van het onderzoek van burgemeester en wethouders is dat het voorval niet is terug te voeren op de ernstige verstandelijke handicap van de leerling, dan wordt het ongewenste gedrag aan de leerling toegerekend. Burgemeester en wethouders nemen de beslissing over al dan niet sanctioneren en over de hoogte van de sanctie. Als bij het incident leerlingen van verschillende gemeenten zijn betrokken hebben gemeenten overleg met elkaar voordat een sanctie wordt opgelegd.
Als de conclusie van het onderzoek van Burgemeester en wethouders is dat het ongewenste gedrag moet worden toegerekend aan de ouders, voert de gemeente hierover een gesprek met de ouders.
Afhankelijk van de ernst van het incident ontvangen de ouders van Burgemeester en wethouders een beschikking met:
Ad a. Schriftelijke waarschuwing
In deze brief wordt in ieder geval meegedeeld dat:
Er is sprake van herhaald gedrag en deze leidt tot een eerste tijdelijke uitsluiting.
Vindt opnieuw ongewenst gedrag plaats binnen een periode van 12 maanden na de datum van de eerste waarschuwingsbrief, dan vindt een onderzoek plaats als hierboven beschreven.
Is de conclusie van het onderzoek van Burgemeester en wethouders dat het ongewenste gedrag is toe te rekenen aan de leerling , dan vindt een gesprek plaats tussen de ouders van de leerling en de gemeente. Daarna ont- vangen de ouders onder verwijzing naar de eerste waarschuwingsbrief een tweede brief (beschikking) waarin hen wordt meegedeeld, dat:
Er is sprake van herhaald gedrag en deze leidt tot een volgende (tijdelijke) uitsluiting
Vindt opnieuw ongewenst gedrag plaats binnen een periode van 12 maanden na de datum van de eerste waarschuwingsbrief, dan vindt een onderzoek plaats als hierboven beschreven. Is de conclusie van het onderzoek van Burgemeester en wethouders dat het ongewenste gedrag is toe te rekenen aan de leerling, dan vindt een gesprek plaats tussen de ouders van de leerling en de gemeente. Daarna ontvangen de ouders onder verwijzing naar de eerste en de tweede (waarschuwings-)brief een derde brief (beschikking) waarin hen wordt meegedeeld, dat:
Valt het einde van het schooljaar binnen de termijn waarvoor de maatregel is opgelegd, dan geldt de uitsluiting voor de van toepassing zijnde periode exclusief de zomervakantie. Dit betekent dat de uitsluiting ook gedeeltelijk in het nieuwe schooljaar kan vallen. Loopt de sanctie af in een volgend schooljaar, dan moeten ouders een aanvraag indienen voor leerlingenvervoer voor dat nieuwe schooljaar.