Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Beleidskader Duurzame opwek Zon op land maart 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidskader Duurzame opwek Zon op land maart 2020
CiteertitelBeleidskader Duurzame opwek Zon op land maart 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-06-2020nieuwe regeling

28-05-2020

gmb-2020-156566

148769

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidskader Duurzame opwek Zon op land maart 2020

De raad van de gemeente Nijkerk;

 

gelezen het collegevoorstel van 7 april 2020 met wijzigingen op 12 mei 2020;

 

b e s l u i t :

vast te stellen het beleidskader duurzame opwek zon op land (versie 30 maart 2020)

 

het plaatsen van zonnepanelen op land tot 2023 te beperken tot een maximum van 40 ha en hiervoor het gebied langs de A28, zoals beschreven in bijlage 4, aan te wijzen;

 

Op basis van de huidige kennis en inzichten tot 1 januari 2023 geen nieuwe gebieden voor initiatieven voor zon op land aan te wijzen;

 

Hoofdstuk 1: Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 28 juni 2019 heeft de gemeenteraad van Nijkerk de Routekaart Nijkerk Energieneutraal 2050 vastgesteld. Hierin heeft de gemeente haar ambitie verwoord om in 2050i energieneutraal te zijn. Om deze ambitie te bereiken, volgt de gemeente twee sporen. Enerzijds werkt de gemeente aan energiebesparing, anderzijds aan de opwek van duurzame energie (vooral door zon en wind. Meer informatie treft u aan in de Routekaart.

 

Dit beleidskader richt zich op de opwek van duurzame elektriciteit door middel van zon, daar zijnde:

  • zonnepanelen op daken

  • zonnepanelen op gevels

  • zonnepanelen op overkappingen van parkeerterreinen

  • zonnepanelen op geluidschermen en -wallen

  • zonnevelden in het stedelijk gebied op restgronden en -stroken

  • zonnevelden in het buitengebied

  • drijvende zonnevelden.

De Routekaart geeft een indicatie van hoeveel duurzame elektriciteit er de komende jaren door zon moet worden opgewekt om in 2050 energieneutraal te zijn. De gemeente realiseert zich dat het inpassen van de zonne-installaties die hiervoor nodig zijn consequenties kan hebben voor een goede ruimtelijke kwaliteit (zoals die wordt nagestreefd in onder andere het Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk 2018).ii De opgave om duurzame elektriciteit via de zon op te wekken wil de gemeente daarom niet alleen stap voor stap, maar ook zorgvuldig invullen. Daarbij wil zij een zo goed mogelijke afweging maken van de verschillende belangen. Om daarin te voorzien, is dit Beleidskader opgesteld.

 

1.2 Bestemmingsplan Buitengebied 2017

In het bestemmingsplan Buitengebied 201iiii is bij recht een zonneveld toegestaan:

tot maximaal 150 m2 op gronden gelegen binnen de bestemmingen Agrarisch – Kwekerij, Agrarisch – Paardenhouderij, Bedrijf – Landelijk, Bedrijf – Niet agrarisch, Wonen en Landgoederen.

tot maximaal 250 m2 op gronden gelegen binnen het bouwvlak Agrarisch, Agrarisch met waarden - Landschappelijke waarden en Agrarisch met waarden - Landschappelijke en natuurwaarden.

 

Via een afwijkingsbevoegdheid kan het college een zonneveld tot maximaal 150 m2 buiten het bouwvlak toestaan bij de bestemmingen Agrarisch, Agrarisch met waarden – Landschappelijke waarden en Agrarisch met waarden – Landschappelijke- en natuurwaarden.

 

Een zonneveld groter dan 150 respectievelijk 250 m2 is in het huidige bestemmingsplan niet toegestaan. Om een groter zonneveld toe te staan moet daarvan worden afgeweken. Dit Beleidskader geeft aan of, hoe en waar grotere zonnevelden zijn toestaan.

 

1.3 Kaders en richtlijnen voor zonnepanelen

Bij het opstellen van dit Beleidskader is zo veel mogelijk rekening gehouden met breed gedragen richtlijnen. Hierbij kun je denken aan het principe van de ‘Zonneladder’, de Gedragscode Zon op land, de denkrichtingen in de Regionale Energie Strategie FoodValley en het rapport Realiseren van Wind en zonneparken samen met inwoners. Daarnaast zijn verschillende kaders aangehouden, zoals de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 en de verschillende beleidsstukken, waaronder het Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk 2018. Verder is via bewonersbijeenkomsten en expertmeetings feedback en informatie verzameld over de wijze waarop zonnevelden het beste ruimtelijk kunnen worden ingepast.

 

Zonneladder

Bij de ruimtelijke inpassing van installaties voor de opwek van zonne-energie, hanteert de gemeente het principe van de Zonneladder. Deze Zonneladder gaat uit van een hiërarchie in de beoordeling van de geschiktheid van locaties voor deze installaties. De Zonneladder wordt door veel provinciale en gemeentelijke overheden toegepast en vindt ook brede steun bij de meeste belangenorganisaties. In bijlage B bij punt 1.1 wordt hier nader op ingegaan.

 

Gedragscode Zon op land

Een andere belangrijke en breed gedragen richtlijn is de Gedragscode Zon op land. Deze gedragscode is door verschillende partijen ondertekend waaronder de brancheverenging Holland Solar. In de Gedragscode staat een aantal concrete toezeggingen waar de sector zich aan zal houden:

  • Een zorgvuldige locatiekeuze (het bevoegd gezag is in de lead);

  • Procesparticipatie van inwoners en bedrijven in de gemeente en andere belanghebbenden;

  • Financiële participatie van inwoners en bedrijven in de gemeente;

  • Het correct benaderen van grondeigenaren door exploitanten;

  • Aandacht hebben voor natuur en landschap bij ontwerp en beheer;

  • Zorgen dat na afloop van het project de grond op dezelfde wijze gebruikt kan worden als voor het project;

  • De exploitanten dragen bij aan de lokale economie.

De uitwerking van deze afspraken wordt per initiatief vastgelegd in een overeenkomst. Zie voor meer informatie de Gedragscodeiv.

 

Wind en zonneparken realiseren samen met inwoners

De Gedragscode is, vooral ten aanzien van de proces- en projectparticipatie, verder uitgewerkt in het rapport Wind en zonneparken realiseren samen met inwonersv door Energie Samen en de Natuur- en Milieufederaties. In dit rapport zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • Het beste proces is volledig, zorgvuldig en inclusief:

    • Hou de regie, laat het niet alleen aan de ontwikkelende partijen over.

    • Start altijd bij de hele energieopgave, niet bij zon en wind.

    • Begin nu! We mogen geen tijd meer verliezen.

    • Let op het democratisch gehalte van het proces.

  • Financiële baten voor de lokale gemeenschap:

    • Zet in op 50% lokaal eigendom.

    • Neem de ambitie voor 50% lokaal eigendom op in het beleid.

    • Bemoei je actief met de realisatie van lokaal eigendom.

    • Creëer de voorwaarden voor succes.

Deze aanpak is ook gehanteerd bij het opstellen van dit Beleidskader.

 

Regionale Energie Strategie FoodValley

De Regionale Energie Strategie (RES)6vi vloeit voort uit het Klimaatakkoord (28 juni 2019). In het Klimaatakkoord zijn afspraken gemaakt over de doelstelling om in 2030 de uitstoot van CO2 (koolstofdioxide) met 49% te verminderen ten opzichte van 1990.

 

Om deze doelstelling te bereiken is 35 Tera Watt hour (TWh) aan windturbines en zonneparken op land nodig. Vanwege de ruimtelijke consequenties hiervan is afgesproken dat de regio’s waarin gemeenten samenwerken een zogenaamde Regionale Energie Strategie (RES) opstellen. In deze RES geven de regio’s aan waar zij mogelijkheden zien voor wind, zonneparken en warmte, en welke bijdrage zij als regio kunnen leveren aan de landelijke doelstelling.

 

In het Klimaatakkoord is geen verdeling gemaakt van de 35 TWh over de 30 regio’s in Nederland. Iedere regio is gevraagd om een zo goed mogelijke bijdrage te doen, op basis van de specifieke mogelijkheden in de regio. De bijdrage die een regio doet wordt een ‘bod’ genoemd. De regio’s dienen uiterlijk 1 juni 2020 een concept ‘bod’ in bij het Rijk, in de vorm van een concept RES .

 

Alle acht gemeenten die vallen onder de regio FoodValley, waaronder de gemeente Nijkerk, formuleren in de RES FoodValley een gezamenlijke opgave voor het opwekken van duurzame energie in deze regio. Daarbij is rekening gehouden met de ambitie van het Gelders Energie Akkoord (GEA), waarin wordt gestreefd naar 55% reductie van CO2.

 

In de RES FoodValley zijn drie ruimtelijke denkrichtingen uitgewerkt, die in verschillende sessies met stakeholders zijn besproken. Daarbij wordt eerst ingezet op de minst gevoelige bestemmingen (grote daken, parkeerplaatsen, geluidschermen, spoorbermen, restruimte langs rijks- en provinciale wegen, uitgeefbare grond op bedrijfsterreinen en stortplaatsen) en vervolgens op zones langs de hoofdinfrastructuur.

 

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018

Een belangrijk ruimtelijk kader is de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018.vii De Omgevingsvisie bevat het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving, waaronder ook de inpassing van zonnevelden groter dan 2 hectare in het buitengebied. Op de themakaart voor zonne-energie geeft de provincie aan in welke gebieden grote zonnevelden niet of, onder voorwaarden, wel mogelijk zijn.

 

Omgevingsvisie Nijkerk 2040

Op dit moment werkt de gemeente aan de Omgevingsvisie Nijkerk 2040 waarbij rekening wordt gehouden met de provinciale Omgevingsvisie. In de Omgevingsvisie Nijkerk 2040 worden wind en zon zowel integraal als in samenhang afgewogen met de andere ruimtelijke opgaven zoals bijvoorbeeld wonen, werken en recreatie. Deze visie zal naar verwachting eind 2020 of begin 2021 gereed zijn.

 

1.4 Beleidskader zonnevelden

De richtlijnen en de kaders die in de vorige paragraaf zijn beschreven, vormen de basis voor dit Beleidskader. De initiatieven die bij de gemeente worden ingediend met betrekking tot zonnevelden die afwijken van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied 2017 worden getoetst aan de hand van dit Beleidskader.

 

Hoofdstuk 2, en in samenhang hiermee bijlage A Begrippen, bijlage B Toelichting op het Beleidskader en bijlage C Kaarten vormen het toetsingskader. De overige hoofdstukken en bijlagen zijn een toelichting hierop.

 

Indien nodig zal dit Beleidskader op basis van de definitieve versie van de Omgevingsvisie worden geactualiseerd. Actualisatie van dit Beleidskader is in ieder geval nodig als de Omgevingswet in werking is getreden en de bestemmingsplannen opgaan in één Omgevingsplan.

 

Hoofdstuk 2: Beleidskader

De woorden die in onderstaande beleidsregels zijn onderstreept, zijn in bijlage A gedefinieerd.

Een toelichting op en motivering van onderstaande beleidsregels zijn opgenomen in bijlage B.

De kaarten waarnaar verwezen wordt zijn opgenomen in bijlage C.

1. Prioritering ruimtelijke inpassing zonnepanelen

  • 1.

    Bij de ruimtelijke inpassing van zonnepanelen is de gemeente van mening dat:

    zonnepanelen bij voorkeur op daken, gevels en op locaties in het stedelijk gebied geplaatst moeten worden om daarmee het ontwikkelen van zonnevelden in het buitengebied zoveel mogelijk te beperken.

2. Geen volgordelijkheid in de ruimtelijke inpassing

  • 2.1

    Om de opgave (tijdig) te kunnen realiseren, wordt aan de bij 1.1 genoemde prioritering geen absolute volgordelijkheid verbonden. Dat betekent dat primair wordt ingezet op zonnepanelen op daken, gevels en andere locaties in het stedelijk gebied maar dat ook zonnevelden in het buitengebied, onder de bij 5.1 genoemde voorwaarden, worden toegestaan .

3. De opgave in het buitengebied wordt in tranches ontwikkeld

3.1 De prioritering genoemd onder 1.1 wordt als volgt ingevuld:

  • a.

    De opgave wordt in het buitengebied stapsgewijs in tranches ontwikkeld. Elke tranche geeft aan:

    • De periode in jaren waarvoor de tranche geldt.

    • Het maximum volume vertaald in hectare te ontwikkelen zonneveld dat binnen die tranche ontwikkeld mag worden.

  • b.

    De realisatieperiode en het volume van een tranche worden bepaald aan de hand van een evaluatie vooraf, waarbij wordt gekeken naar:

  • c.

    het kwantitatieve en kwalitatieve effect van dit Beleidskader.

  • d.

    de kwantitatieve en kwalitatieve voortgang van de andere onderdelen van de Routekaart Energieneutraal Nijkerk 2050.

3.2 Het maximum volume in hectare zonneveld in een tranche kan:

  • a.

    eenmalig met maximaal 10% worden vermeerderd indien hiervoor zwaarwegende economische, landschappelijke en technische redenen zijn.

  • b.

    minder zijn dan het maximale volume van een tranche, indien het toewijzen van een extra voorstel leidt tot een overschrijding van het maximum volume van een tranche met meer dan 10%.

4. Zonnevelden in het buitengebied worden gezien als tijdelijk gebruik

4.1 De zonnevelden in het buitengebied zijn alleen toegestaan als tijdelijk gebruik. Dat betekent dat de termijn bij vergunningverlening maximaal 20 jaar is. Deze termijn kan eenmalig met 10 jaar verlengd worden.

4.2 Aan het einde van de economische of technische levensduur van een zonneveld of nadat de termijn genoemd bij 4.1 is verstreken, wordt het zonneveld opgeruimd. De initiatiefnemer dient hiervoor een plan in bij het College dat eerst door het College dient te worden goedgekeurd voordat de werkzaamheden van het opruimen van het zonneveld kunnen starten. Het college toetst welke onderdelen van en die samenhangen met het zonneveld niet hoeven te worden verwijderd aan het beleid dat voor dat gebied is geformuleerd en de ontwikkelingen in dat gebied.

5. Zonnevelden in het buitengebied alleen in de aangewezen projectgebieden

5.1 Zonnevelden in het buitengebied zijn alleen toegestaan in de door het College aangewezen projectgebied en als is voldaan aan het gestelde bij 7.7.

5.2 Het door het College aan te wijzen projectgebied bevindt zich in het door de gemeenteraad aangewezen zoekgebied.

5.3 Het door de gemeenteraad aangewezen zoekgebied bevindt zich in de op kaart 6 van bijlage C aangegeven delen van het buitengebied met de aanduiding “kansrijk voor zonnevelden ” en “mogelijk, onder strikte voorwaarden”.

6. Participatie

6.1 Bij het ontwikkelen, de exploitatie en het beheer van zonnevelden wordt per tranche gestreefd naar 50% financiële participatie. Ter invulling van dit streven gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    Dit streven is een inspanningsverplichting die ligt bij de initiatiefnemer van zonnevelden. Initiatiefnemer stelt daarvoor een plan op waarin initiatiefnemer aangeeft hoe hij dit streven kwantitatief en kwalitatief heeft ingevuld op basis van de uitgangspunten genoemd onder b. en c.

  • b.

    Initiatiefnemer van zonnevelden is ter invulling van dit streven in ieder geval verplicht om:

    • lokale bedrijven te betrekken bij het ontwikkelen, de bouw en het beheer van het zonneveld van initiatiefnemer

    • invulling te geven aan de Social Return on Investment

  • c.

    Het staat initiatiefnemer van zonnevelden vrij om in aanvulling op de verplichting genoemd onder a., te kiezen voor een of een combinatie van de volgende mogelijkheden:

    • de Regeling verlaagd tarief bij collectieve opwek (Postcoderoosregeling)

    • een bijdrage van minimaal € 0,50/MWh te storten in het omgevingsfonds gedurende de exploitatieperiode van het zonneveld;

    • een bijdrage te leveren aan een actie van collectieve inkoop van zonnepanelen bij particulieren en of bedrijven;

    • een andere vorm van financiële participatie.

6.2 Bij het ontwikkelen van zonnevelden dienen de inwoners en bedrijven in onze gemeente en met name de omwonenden van het zonneveld te worden geïnformeerd en betrokken bij de ruimtelijke inpassing van het zonneveld.

  • a.

    Initiatiefnemer van zonnevelden stelt daarvoor een plan op waarin hij beschrijft op welke wijze hij hieraan invulling zal geven

  • b.

    Aan het plan genoemd onder a. kan het college nader eisen stellen.

7. Proces

7.1 Het College verzoekt de gemeenteraad om een tranche en een zoekgebied, waarbinnen de tranche ontwikkeld wordt, aan te wijzen.

7.2 Binnen het bij 7.1 aangegeven zoekgebied onderzoekt het College de mogelijkheden van de ruimtelijke inpassing van die tranche.

7.3 Als uit het onderzoek bij 7.2 blijkt dat in redelijkheid een tranche niet ruimtelijk in het zoekgebied is in te passen, verzoekt het College de raad een nieuw zoekgebied aan te wijzen.

7.4 Als uit het onderzoek bij 7.2 blijkt dat de tranche in het zoekgebied wel ruimtelijk is in te passen, dan wijst het College voor die tranche een projectgebied aan. Het college zal de raad hier consulterend bij betrekken. De aanwijzing omvat de volgende punten:

Voorwaarden voor de ruimtelijke inpassing van zonnevelden binnen het projectgebied;

  • Een aanduiding op een topografische kaart waaruit blijkt om welke percelen het gaat;

  • De periode waarvoor de tranche voor dit projectgebied geldt;

  • Het maximum volume in hectare die de tranche van dit projectgebied omvat;

  • Voor zover nodig overige nadere eisen aan de realisatie, het beheer, de toegankelijkheid en de veiligheid van de zonnevelden.

7.5 Initiatiefnemers kunnen voor het bij 7.4 aangewezen projectgebied bij het College een voorstel indienen voor het ontwikkelen en exploiteren van een zonnepark.

  • a.

    Het College kan vooraf een procedure vaststellen van de wijze waarop initiatiefnemers een voorstel kunnen indienen.

  • b.

    Dit voorstel is gebaseerd op:

    • de bij 4.1 genoemde termijn van vergunningverlening;

    • de bij 6.1 genoemd streven voor financiële participatie;

    • de bij 7.4 genoemde punten bij de aanwijzing van het projectgebied.

  • c.

    Dit voorstel omvat minimaal:

    • Een plan omtrent de ruimtelijke onderbouwing, gebaseerd op de verplicht uit te voeren onderzoeken, met:

      • -

        Een ontwerp van het eindbeeld

      • -

        Inzicht in de landschappelijke inpassing

      • -

        Inzicht in de omgevingsaspecten;

    • Een plan over de wijze waarop procesparticipatie wordt ingevuld;

    • Een plan over de wijze waarop financiële participatie wordt ingevuld;

    • Inzicht in de financiële uitvoerbaarheid van het voorstel.

  • d.

    Aan het in te dienen voorstel kan het College vooraf nadere eisen stellen.

  • e.

    Het voorstel kan alleen gedurende de door het College vooraf aangegeven periode worden ingediend.

  • f.

    Er kan alleen een voorstel worden ingediend als de eigenaar van het perceel waarop het voorstel is gericht, hiervoor schriftelijk toestemming heeft verleend aan de initiatiefnemer. Deze toestemming dient aan het voorstel te worden toegevoegd.

7.6 Met de initiatiefnemer die een voorstel heeft ingediend dat voldoet aan het gestelde bij 7.5, treedt het college in vooroverleg. Op basis van dit vooroverleg kan het College nadere eisen stellen aan het voorstel en de initiatiefnemer verzoeken een aangepast voorstel in te dienen.

7.7 Als uit het vooroverleg blijkt dat het voorstel van initiatiefnemer voldoet aan de uitgangspunten en voorwaarden van dit Beleidskader, de hieromtrent gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een door initiatiefnemer en College getekende overeenkomst en uit de ruimtelijke onderbouwing op basis van de verplicht uit te voeren onderzoeken is gebleken dat de aanvraag geen belemmeringen in de weg staan en dat er dus sprake is van een goede ruimtelijke ordening, dan neemt het College de aanvraag van initiatiefnemer in behandeling met voorbereiding van de uitgebreide procedure en met toepassing van de buitenplanse afwijking als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Na inwerkingtreding van de Omgevingswet wordt de procedure van de buitenplanse omgevingsvergunning vervangen door een ‘omgevingsplanactiviteit’, zogeheten OPA, de procedure uit de Wabo.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.28 mei 2020,

de griffier,

mevrouw A.G. VERHOEF-FRANKEN

de voorzitter,

de heer mr. drs. G.D. RENKEMA

Bijlage A Begrippen

 

De woorden die in hoofdstuk 2 Beleidskader in de tekst zijn onderstreept, zijn hieronder nader gedefinieerd.

 

Buitengebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied 2017.

 

College

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijkerk.

 

Hectare te ontwikkelen zonnepark

Het netto oppervlak van een optimale opstelling (tafels of drijvers met zonnepanelen) inclusief bijbehorende gebouwen, bouwwerken en eventuele onderhoudspaden, maar exclusief eventuele groenstroken voor landschappelijke inpassing, kansen voor biodiversiteit en voldoende behoud van bodemkwaliteit. Bij een optimale opstelling is de minimale afstand tussen de rijen van tafels en drijvers met zonnepanelen zodanig dat deze elkaar net niet beschaduwen.

 

De opgave gaat uit van het netto oppervlak. Het bruto oppervlak is (veel) groter doordat rekening wordt gehouden met onder meer de landschappelijke inpassing en kansen voor biodiversiteit.

 

Lokale bedrijven

Bedrijven gevestigd in de gemeente Nijkerk.

 

Opgave

De ambitie zoals aangegeven in de Routekaart Energieneutraal Nijkerk 2050, vertaald in een tranche naar een volume per periode.

 

Stedelijk gebied

Het gebied dat zich voor het grootste deel binnen de grenzen van de bebouwde kom grenzen.

 

Zonneveld

Het geheel van opstelling (tafels of drijvers en zonnepanelen), bekabeling, omvormers, transformatorhuisjes, verdeelstations, eventuele onderhoudspaden en hekwerken groter dan op grond van het bestemmingsplan Buitengebied 2017 toegestaan. Het gaat hierbij zowel om grondgebonden als om drijvende installaties.

Bijlage B Toelichting op het beleidskader

 

1. Prioritering ruimtelijke inpassing zonnepanelen

 

1.1 De gemeente Nijkerk sluit aan bij het principe van de ‘Zonneladder’ zoals deze door veel provinciale en gemeentelijke overheden wordt gehanteerd. De Zonneladder brengt hiërarchie aan in het beoordelen van de geschiktheid van locaties voor zonnepanelen. De Zonneladder bevat drie treden:

  • a.

    gebouw-gebonden zonnepanelen op daken en gevels;

  • b.

    zonnepanelen en -velden op restgronden en -stroken in het stedelijk gebied (waaronder ook geluidschermen en -wallen en het overkappen van grotere parkeerterreinen);

  • c.

    zonnevelden in het buitengebied.

Zonnepanelen op daken en gevels hebben als grootste voordeel dat de duurzame elektriciteit zo dicht mogelijk bij de plek wordt opgewekt waar deze ook wordt verbruikt. Tevens is dit de meest ultieme vorm van dubbel grondgebruik en concurreert de duurzame opwek van elektriciteit door gebruik van de zon op deze plaatsen het minst met andere vormen van ruimtegebruik. Tenslotte hebben zonnepanelen hier doorgaans ook minder negatieve invloed op de kenmerken of identiteit van een gebied.

 

Voor het grootste deel gelden deze argumenten ook voor het gebruik van restgronden en -stroken in het stedelijk gebied. Het gaat hierbij om stukken grond zoals de ‘oksels’ bij de op- en afritten van snelwegen, geluidschermen en -wallen (zoals langs de A28/A1) of bouwgrond in de stad die even niet nodig is. Of het gaat om dubbel grondgebruik, bijvoorbeeld door het met zonnepanelen overkappen van grotere parkeerterreinen. Dit vraagt om innovatieve ideeën. Duurzame opwek van elektriciteit door zon kan nog sterker geïntegreerd worden in de bebouwde omgeving. Daardoor benutten we de beschikbare ruimte beter en intensiever.

 

Hoe meer zonnepanelen geplaatst kunnen worden op de daken, gevels en de andere plekken in de stad, des te kleiner de opgave in het buitengebied is.

 

2. Geen volgordelijkheid in de ruimtelijke inpassing

 

2.1 Zonnepanelen op daken en locaties in het stedelijk gebied hebben de voorkeur van de gemeente boven het ontwikkelen van zonnevelden in het buitengebied. De gemeente kan zich, gelet op de omvang van de opgave, echter niet veroorloven om elke trede van de Zonneladder eerst volledig te doorlopen voordat de volgende trede wordt ingezet.

 

Het plaatsen van zonnepanelen op daken en op andere locaties in het stedelijk gebied, die niet in eigendom van de gemeente zijn, kan de gemeente op dit moment juridisch maar zeer beperkt afdwingen. Wel kan de gemeente dit actief stimuleren en faciliteren. In het Uitvoeringsprogramma Nijkerk Duurzaam 2020-2023viii8 geeft de gemeente concreet aan hoe zij hieraan invulling geeft.

 

De gemeente Nijkerk heeft het opwekpotentieel van de daken en locaties in het stedelijk gebied geïnventariseerd.ix9 Hieruit blijkt dat, ook al zou dit geïnventariseerde opwekpotentieel volledig worden benut, de hele opgave van de Routekaart Nijkerk Energieneutraal 2050 nog steeds niet gerealiseerd kan worden.

 

Bovendien kan het geïnventariseerde opwekpotentieel maar voor een deel worden benut:

  • Ten eerste is de kans groot dat waarschijnlijk circa 16% van de eigenaren van de daken geen zonnepanelen op het dak zullen leggen.x10

  • Ten tweede is waarschijnlijk niet elk dak dat in het opwekpotentieel is meegenomen in constructief opzicht geschikt voor zonnepanelen.

  • Ten derde is het opwekpotentieel gebaseerd op het aanwezige dakoppervlak. De werkelijke opstelling van zonnepanelen op een dak wordt uiteindelijk bepaald door bijvoorbeeld kleine obstakels zoals airco’s, schoorstenen/pijpen, daklichten, onderhoudsstroken en bomen en andere gebouwen in de omgeving die schaduw op (een deel van) het dak kunnen werpen. Ook zou de eigenaar van het dak alleen het aantal zonnepanelen kunnen leggen dat hij voor zijn eigen verbruik nodig heeft. Dat kan ertoe leiden dat bij een aantal daken het opwekpotentieel niet volledig wordt benut.

  • Ten vierde zal het opwekpotentieel zich de komende jaren waarschijnlijk geleidelijk ontwikkelen. Deels heeft dit een praktische reden: men plaatst bijvoorbeeld pas zonnepanelen op het dak nadat de dakbedekking die binnen een paar jaar is afgeschreven, is vervangen. Deels heeft dit ook te maken met de snelheid van acceptatie van zonnepanelen op eigen dak.

De hoeveelheid zonnepanelen die op daken en op locaties in het stedelijk gebied geplaatst kunnen worden, en de snelheid waarmee dat gebeurt, is niet voldoende om de opgave tijdig te realiseren. Dat betekent dat een deel van de opgave in het buitengebied gerealiseerd moet worden.

 

3. De opgave in het buitengebied wordt in tranches ontwikkeld

 

3.1 In het verlengde van de prioritering in de plaatsing van zonnepanelen wil de gemeente de opgave in het buitengebied zo beperkt mogelijk houden. Daarom zal de gemeente de voortgang van zonnepanelen op daken en locaties in het stedelijk gebied jaarlijks zowel kwantitatief als kwalitatief evalueren. Op basis daarvan bepaalt ze welk volume in het buitengebied gerealiseerd moet worden om aan de opgave te kunnen voldoen. Daarbij is de trapsgewijze aanpak die de gemeenteraad op basis van de Routekaart Energieneutraal Nijkerk 2050 heeft vastgesteld leidend. Uit oogpunt van rechtszekerheid naar de initiatiefnemers in het buitengebied, werkt de gemeente daarom met tranches waarvoor een maximum aan volume geldt.

 

De beschreven aanpak biedt ook de mogelijkheid om rekening te houden met nieuwe technische en innovatieve ontwikkelingen in de duurzame opwek. Daarnaast biedt het hanteren van een tranche schaal-, kosten- en technische voordelen omdat bepaalde maatregelen zoals technische voorzieningen, de aansluiting, de beveiliging of de groenvoorzieningen in samenhang kunnen worden gerealiseerd.

 

3.2. Deze 10%-regel biedt de mogelijkheid om ongewenste en onredelijke situaties te voorkomen als dit niet op een andere manier opgelost kan worden (het principe van redelijkheid en billijkheid). Enerzijds zijn voorstellen van initiatiefnemers min of meer (technisch, juridisch, financieel) afgeronde projecten die ook rekening houden met de topografie van het gebied, de vorm en het oppervlak van de percelen en de wensen en eisen van de grondeigenaar. Anderzijds gelden (wettelijke) eisen en voorwaarden voor ruimtelijke inpassing die van invloed kunnen zijn op het volume. Het bovenstaande wil niet per definitie zeggen dat meer dan het volume gerealiseerd zou moeten worden. Het omgekeerde kan ook het geval zijn. Daarom behoudt de gemeente zich het recht voor om in dat geval minder dan het volume van een tranche te realiseren.

 

4. Zonnevelden in het buitengebied worden gezien als tijdelijk gebruik

 

4.1 De gemeente verwacht dat op de langere termijn, door technologische ontwikkelingen (zoals nieuwe technieken en hogere rendementen), minder ruimte dan nu is ingeschat nodig is om door middel van zon duurzame elektriciteit op te wekken. De grond voor zonnevelden wil de gemeente dan ook niet blijvend onttrekken aan de huidige (vaak agrarische) bestemming. Dit betekent dat zonnevelden in het buitengebied alleen zijn toegestaan als tijdelijk (mede)gebruik. Er is gekozen voor een periode van 20 jaar om een sluitende businesscase mogelijk te maken. Daarmee wordt ook voldoende exploitatietermijn gegeven, gelet op de termijn van 15 jaar die geldt voor de SDE-subsidie en de verrekening van Energiebelasting volgens de Regeling verlaagd tarief bij collectieve opwek (de Postcoderoosregeling genoemd). Daarnaast is de afschrijvingsperiode van de aanpassingen aan het openbaar net als gevolg van het zonneveld vaak ook vele malen langer dan 15 jaar.

 

4.2 In het verlengde van wat hiervoor bij 4.1 is aangegeven, dient het zonneveld te worden verwijderd als deze niet langer meer gebruikt mag of hoeft te worden. Het gaat daarbij vooral om het verwijderen van de bouwwerken, gebouwen, bekabeling, (half)verharding van (onderhouds)paden en hekwerken. De gemeente zal de initiatiefnemers vragen om voor de start van de bouw van het zonneveld de oorspronkelijke situatie vast te leggen door middel van een schets en foto’s. Door de initiatiefnemer te vragen om, vóór verwijdering van het zonneveld, een plan te maken van hetgeen wordt verwijderd, kunnen de gemeente, de grondeigenaar en de initiatiefnemer samen concreet bepalen wat wel en wat niet hoeft te worden verwijderd. Afhankelijk van beleid dat voor het gebied is geformuleerd en de ontwikkelingen in dat gebied kan het bijvoorbeeld wenselijk zijn, of juist ónwenselijk, om bepaald groen vanuit ecologische of landschappelijke waarden te verwijderen.

 

5. Zonnevelden in het buitengebied alleen in de aangewezen gebieden

 

5.1 De keuze van de gemeente voor de aanpak zoals hierna toegelicht bij 5.2 betekent dat zonnevelden in het buitengebied alleen in specifiek daartoe aangewezen projectgebieden ontwikkeld mogen worden.

 

5.2 De afweging van het ontwikkelen van zonnevelden in het buitengebied vindt getrapt plaats. Enerzijds gebeurt dit door uit te gaan van tranches: een specifiek volume voor een bepaalde periode (zie 3.1 in deze toelichting). Anderzijds gebeurt dit door bij de ruimtelijke inpassing uit te gaan van drie schaalniveaus, namelijk:

  • 1.

    Een afweging op het schaalniveau van het hele buitengebied;

  • 2.

    Een afweging op het schaalniveau van een specifiek gebied binnen het buitengebied;

  • 3.

    Een afweging op het schaalniveau van het zonneveld.

De eerste afweging resulteert in een zoekgebied gekoppeld aan een tranche. Beiden worden vastgesteld door de gemeenteraad.

 

De tweede afweging resulteert in een projectgebied, aangewezen door het College, waaraan specifieke voorwaarden zijn verbonden. In het projectgebied wordt de door de gemeenteraad vastgestelde tranche ontwikkeld.

 

De derde afweging resulteert in een voorstel van de initiatiefnemer voor het ontwikkelen van een zonneveld, dat door het College wordt getoetst aan de wettelijke eisen, dit Beleidskader en de specifieke door het College geformuleerde voorwaarden verbonden aan het projectgebied.

 

5.3

 

Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 bevat een themakaart waarop is aangegeven op welke locaties zonnevelden zijn toegestaan. Zonneparken zijn niet toegestaan in gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000, Gelders Natuur Netwerk, weidevogelgebieden, rustgebieden voor winterganzen en gebieden van landschappelijke waarde zoals de polder Arkemheen, de engen en de landgoederenzone . Onder voorwaarden zijn zonnevelden wel toegestaan in Nationaal landschap, in waardevol open gebied, op dagrecreatieterreinen, in waterwingebieden en in groene ontwikkelingszones. Als voorwaarden wordt gedacht aan tijdelijke zonnevelden of specifieke eisen voor het ontwerp. Daar waar zonnevelden (onder voorwaarden) zijn toegestaan laat de provincie de beoordeling of zonnevelden ruimtelijk passend zijn over aan de desbetreffende gemeente. In onderstaande afweging heeft de gemeente de uitgangspunten van het beleid van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 betrokken.

 

Natuurlijke waarden

Op delen van het buitengebied van de gemeente Nijkerk is de beschermingsstatus van Natura 2000, Gelders Natuur Netwerk, weidevogelgebieden en rustgebieden voor winterganzen van toepassing. Vanwege de waarden van deze gebieden zijn zonnevelden hier niet toegestaan. Bij groene ontwikkelingszones zouden zonneparken onder voorwaarden mogelijk kunnen zijn. Kaart 1 in bijlage C geeft hiervan een overzicht.

 

Landschappelijke waarden

Op basis van de analyse die is beschreven in het Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk 2018 zijn landschappelijke streefbeelden, ontwerprichtlijnen en handvatten voor het behoud en de versterking van de kwaliteit van de aanwezige landschappen geformuleerd. Met dit voor ogen vindt de gemeente zonnevelden in het polderlandschap Arkemheen en op de engen1 niet wenselijk. Zonnevelden in het kampenlandschap zouden onder voorwaarden mogelijk moeten zijn. Kaart 2 in bijlage C geeft hiervan een overzicht.

 

Cultuurhistorische waarden

De gemeente heeft de waarden van het historisch cultuurlandschap onderzochtxi11 en dit is als onderlegger voor het Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk gebruikt. De gemeente is van mening dat het vanuit oogpunt van het behoud van het cultuurhistorisch landschap ongewenst is om in cultuurlandschappen met de waarde ‘4 - hoge waarde’ en ‘5 – zeer hoge waarde’ zonnevelden te realiseren, zoals aangegeven op de Cultuur Historische Waarden kaart (kaart 3 in bijlage C).

 

In samenhang met het bovenstaande is in de notitie Eigenheid en Karakter, kansen voor erfgoed in de gemeente Nijkerkxii12 van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit het zogenaamde stamkapitaal benoemd, zoals Polder Arkemheen, Salenteiin, Slichtenhorst, Hoevelakense bos, De Bunt, Ehrental en buurtschap Appel. Ook in deze gebieden vindt de gemeente het ontwikkelen van zonnevelden ongewenst. Kaart 5 in bijlage C geeft hiervan een overzicht.

 

Recreatieve waarden

Naast eerder genoemde functies vormt het buitengebied tevens het recreatief uitloopgebied (wandelen, fietsen, sporten) voor inwoners van onze en omliggende gemeenten. Ook voor verblijfsrecreanten en toeristen is het buitengebied belangrijk om te wandelen en fietsen.

 

Daarmee is de recreatieve waarde van het buitengebied nauw verbonden met de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het karakter, de kenmerken, de samenhang en betekenis van deze waarden bepalen in belangrijke mate ook de recreatieve waarden. Aantasting van deze waarden, tasten ook de recreatieve waarden aanxiii13. De gemeente erkent dat zonnevelden een zekere educatieve waarde kunnen hebben, maar die waarde is niet noodzakelijkerwijs verbonden aan het buitengebied.

 

Landbouwkundige waarden

Door het realiseren van zonnevelden wordt landbouwgrond langdurig aan de landbouw onttrokken. Daardoor kunnen andere landbouwbedrijven minder makkelijk hun grondareaal door huur, pacht of koop uitbreiden.

 

Anderzijds kunnen zonnevelden een nieuwe tak van grondgebruik zijn die agrariërs in de gelegenheid stelt om hieruit (neven)inkomsten te genereren (een nieuwe bron van inkomsten). In de meeste gevallen is de prijs (huur of pacht) per hectare voor een zonneveld hoger dan bij landbouwkundig gebruik. Dit is zeker het geval als percelen worden gebruikt die in landbouwkundig opzicht minder optimaal zijn.

 

De gemeente is van mening dat landbouwkundige waarden zoveel mogelijk dienen te worden ontzien.

 

Omgevingsfactoren

Een zonneveld heeft, behalve tijdens de bouw, een verwaarloosbare verkeersaantrekkende werking en levert geen problemen op voor het huidige wegennet in het buitengebied. Ook zonering14 vanwege veiligheid, geluid, stank en luchtkwaliteit is in de meeste gevallen (nagenoeg) niet aan de orde.

 

Visueel heeft een zonneveld wel effect, zoals de verschijningsvorm (‘verglazing’ van het landschap) en door mogelijke schittering en verblinding. Ruimtelijke inpassing, de hoogte van de opstelling en afschermende beplanting kunnen dit effect beperken, maar dat is afhankelijk van het landschapstype, de locatie en grootte van het zonneveld. Een zonneveld op grote schaal (grote oppervlakken, bebouwingspercentages van minimaal 60%) voegt bouwwerken en gebouwen toe aan het buitengebied en tast daarmee het overwegend ‘groene’ karakter van het buitengebied aan.

 

Het openbare elektriciteitsnet in het buitengebied is niet ingericht op grootschalige levering van elektriciteit. Dat wil niet zeggen dat op bepaalde plekken een zonneveld niet ingepast kan worden. De omvang van het zonneveld en de nabijheid van het station in het elektriciteitsnetwerk waaraan het zonneveld gekoppeld moet worden bepalen in de praktijk de realisatiemogelijkheden. Echter, in de meeste gevallen is een investering in het net noodzakelijk om het zonneveld mogelijk te maken. Dit treft dan de initiatiefnemer van een zonneveld (aanleg van een kabel tussen het zonneveld en het station), de netbeheerder (verzwaring van het net) of beide. Dit maakt dat duurzame opwek van elektriciteit in het buitengebied niet altijd tegen de laagste maatschappelijke kosten mogelijk is (de laagste kosten per kWh).

 

Op grond van de meeste omgevingsfactoren zijn er geen bezwaren om zonnevelden in het buitengebied te weren met uitzondering van het visuele effect en dat het openbare elektriciteitsnet niet is ingericht op grootschalige levering van elektriciteit. Beide laatste punten zijn voor de gemeente wel aanleiding om terughoudend te zijn in het toestaan van zonnevelden in het buitengebied.

 

Spreiden of concentreren

De relatie van een zonneveld met het buitengebied bestaat er alleen uit dat de opgave van duurzame opwek van elektriciteit om ruimte vraagt die elders (zoals op daken) niet voldoende beschikbaar is. Deze relatie is niet functioneel van aard zoals dat wel het geval is bij landbouwkundig gebruik. Ruimtegebrek om de opgave van duurzame opwek te kunnen invullen vindt de gemeente wel voldoende reden om zonnevelden in het buitengebied toe te staan maar, gelet op de waarden en het ontbreken van de functionele relatie van zonnevelden met het buitengebied, tijdelijk (zie 4.1 in deze toelichting) en zo beperkt mogelijk (zie 3.1 in deze toelichting).

 

Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is de gemeente van mening dat de zonnevelden niet verspreid in het buitengebied toegestaan zouden moeten worden, maar juist zoveel mogelijk op geclusterde locaties. Hierdoor kan de gemeente het resterende deel van het buitengebied ontzien. Op basis van de afweging van de verschillende waarden in het buitengebied zijn zonnevelden in grote delen van het buitengebied ongewenst. In andere delen van het buitengebied zouden zonnevelden onder strikte voorwaarden wel mogelijk kunnen zijn. Kaart 6 in bijlage C geeft hierin een samenvattend inzicht.

 

Periodiek stelt de gemeenteraad een tranche vast en koppelt deze aan een zoekgebied.

In de delen van het buitengebied waar volgens kaart 6 in bijlage C zonnevelden onder strikte voorwaarden wel mogelijk zijn, wijst de gemeenteraad een zoekgebied aan.

 

Daarbij laat de gemeente zich leiden door consultatie van de samenleving en haar samenwerkingspartners en de mogelijkheden van bundeling en functiecombinaties om de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk te houden. Zones waar reeds sprake is van een zekere overlast (geluid, luchtverontreiniging), zoals langs spoor en snelwegen en gebieden die landschappelijk minder waardevol of verstoord zijn hebben daarbij de voorkeur.

 

Uit de bijeenkomsten die de gemeente in het kader van de Omgevingsvisie Nijkerk 2040, de Regionale Energiestrategie FoodValley en dit Beleidskader hebben georganiseerd blijkt dat de koppeling van de duurzame opwek aan de infrastructuur, voor de korte termijn, de voorkeur heeft.

 

6. Participatie

 

6.1 Uitgangspunt van de gemeente is dat elk zonneveld op basis van 50% financiële participatie wordt ontwikkeld.

 

Uit de gesprekken die de gemeente met 14 projectontwikkelaars (initiatiefnemers) heeft gevoerd die in de gemeente een zonneveld willen realiseren blijkt dat het betrekken van lokale bedrijven en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (SROI) bij de ontwikkeling en (vooral) de exploitatie van de zonneparken zonder meer toepasbaar zijn. Voor SROI zijn de Uitvoeringsvoorwaarden SROI Nijkerk (2019) toepasbaar. Team Werk kan vervolgens samen met de projectontwikkelaars dit onderdeel nader invullen.

 

Uit de gesprekken die wij met 14 projectontwikkelaars hebben gevoerd die bij ons een project willen realiseren blijkt dat bij vrijwel alle projectontwikkelaars draagvlak is voor een bijdrage in een omgevingsfonds, zeker als dit fonds projecten financiert met een duidelijke maatschappelijke meerwaarde en of bijdraagt aan het versterken van landschappelijke en natuurlijke waarden. Naast een bijdrage uit de zonnevelden, zou dit fonds ook gevoegd kunnen worden door bijdragen uit de windprojecten. Voor zonneprojecten wordt meestal uitgegaan van een bijdrage van minimaal € 0,50 per MWh.

 

Daarnaast blijkt uit de gesprekken dat de meeste projectontwikkelaars ook wel een bijdrage willen leveren aan het stimuleren van het plaatsen van zonnepanelen op daken van particulieren en bedrijven. Dat kan in de vorm van een financiële bijdrage of door korting te geven op zonnepanelen die via de projectontwikkelaar worden ingekocht. Het gaat hierbij om het leveren van een bijdrage aan collectieve inkoopacties die samenvallen met de bouw van een zonneveld. Dit past goed bij het stimuleren van zonnepanelen op daken (zie ook punt 1.1 in deze toelichting).

 

Financiële participatie vinden de projectontwikkelaars zelf vaak ook wel aantrekkelijk. Een enkele projectontwikkelaar staat positief tegenover postcoderoosprojecten. Door naast een verplicht deel de invulling aan de projectontwikkelaars over te laten, is maatwerk mogelijk.

 

6.2 De gemeente vindt het belangrijk dat initiatiefnemer aangeeft hoe en op welke wijze hij het draagvlak voor het project tracht te verkrijgen en hoe en op welke wijze hij informatie over het zonneveld verstrekt. Zowel voor het ontwerp als gedurende de bouwperiode van het zonneveld.

 

7. Proces

 

7.1 Op basis van een evaluatie (zie 3.1.b in deze toelichting) doet het College een voorstel voor een tranche (zie 3.1.a in deze toelichting), die het College koppelt aan een voorstel voor een zoekgebied (zie 5.3 in deze toelichting). Vervolgens legt ze dit voor aan de gemeenteraad met het verzoek dit vast te stellen. Daarbij kan het College de laatste stand van zaken in de (ruimtelijke) ontwikkelingen en de visie daarop, de ervaringen met het ontwikkelen van (eerdere) zonnevelden en de resultaten van consultatie van haar samenwerkingspartners en procesparticipatie met bewoners en bedrijven meenemen. Daarmee geeft de gemeente het Beleidskader voldoende flexibiliteit om te kunnen anticiperen op nieuwe ontwikkelingen.

 

7.2 Bij het vaststellen van het zoekgebied zijn de mogelijkheden slechts globaal bekeken. Als het zoekgebied is vastgesteld, zoomt het College in op dat gebied en onderzoekt de mogelijkheden op een groter detailniveau.

 

Bij dit onderzoek betrekt ze alle, op dat moment geldende, wettelijke eisen, beleidskaders, onderzoeken, visies en inzichten. Dit onderzoek is er niet alleen op gericht om waarden te beschermen maar ook om te onderzoeken of en hoe meerwaarde is te creëren door functies te combineren of te bundelen. Bij dit onderzoek betrekt de gemeente haar samenwerkingspartners, inwoners en bedrijven in de gemeente. Met deze stap neemt de gemeente de regie, stelt vast waar precies, en onder welke voorwaarden zonnevelden ontwikkeld kunnen worden.

 

7.3 Omdat het onderzoek zoals hiervoor bij 7.2 is aangegeven veel gedetailleerder en veelomvattender is dan bij het vaststellen van een zoekgebied, kan uit dit onderzoek blijken dat zonnevelden niet (goed) in het zoekgebied zijn in te passen. Dan moet een nieuw zoekgebied aangewezen worden.

 

7.4 Blijkt uit het onderzoek zoals hiervoor bij 7.2 is aangegeven dat zonnevelden wel zijn in te passen, dan geeft het College zo exact mogelijk aan waar en onder welke voorwaarden dat mogelijk is. Dat doet het College door, na consultatie van de raad, een concreet projectgebied aan te wijzen. In dat projectgebied kan de eerder door de gemeenteraad vastgestelde tranche worden ontwikkeld. Dit levert uiteindelijk het document op waarop initiatiefnemers hun voorstel kunnen baseren. De term projectgebied wordt gebruikt omdat met deze stap het proces verschuift van beleid (waar en onder welke voorwaarden) naar realisatie. Dat vraagt om een projectmatige aanpak (met de daarbij behorende stukken en daarop afgestemd proces).

 

7.5 De initiatiefnemers kunnen bij het College een voorstel indienen voor het ontwikkelen van een zonneveld in het projectgebied. De wijze waarop het voorstel kan worden ingediend is maatwerk. Afhankelijk van de situatie kan het College daarom vooraf een procedure vaststellen op basis waarvan initiatiefnemers voorstellen kunnen indienen.

 

Dit voorstel baseren de initiatiefnemers op de wettelijke eisen, dit Beleidskader en de voorwaarden die zijn gekoppeld aan het projectgebied. Dat is hier en hierboven bij 7.6 nog een keer aangegeven.

 

Als er meerdere initiatiefnemers zijn, dan is het doel om het projectgebied zo veel mogelijk als één geheel, in samenhang en ineens te ontwikkelen. Daarom wordt van de initiatiefnemers gevraagd om hun voorstel zo veel mogelijk tegelijkertijd, gedurende een vooraf vastgestelde periode, in te dienen.

 

De medewerking van de grondeigenaren is cruciaal. Daarom kunnen initiatiefnemers alleen een voorstel indienen als zij over hun voorstel overeenstemming hebben met de desbetreffende grondeigenaar of -eigenaren.

 

7.6 Van de initiatiefnemers wordt verwacht dat ze hun huiswerk voldoende hebben gedaan en de kosten hebben betaald om het vooroverleg te starten. Het resultaat van het vooroverleg kan zijn dat het voorstel van initiatiefnemer moet worden aangepast en of aangevuld. Dat resulteert in een nieuw voorstel.

 

7.7 Als het College met het voorstel kan instemmen, de afspraken op basis van dit voorstel zijn vastgelegd in een getekende overeenkomst en aan alle andere (wettelijke) eisen is voldaan, dan kan de initiatiefnemer het voorstel vertalen naar een aanvraag en deze indienen. De gemeente neemt de aanvraag dan formeel in behandeling conform de op dat moment geldende wettelijke procedure. Deze wettelijke procedure zal, enige tijd nadat dit Beleidskader is vastgesteld, wijzigen. Daarom is alvast de nieuwe procedure aangegeven.

 

Bijlage C Kaarten

Kaart 1: Natuurlijke waarden

 

 

Deze kaart vat de natuurlijke waarden samen. In gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000, Gelders Natuur Netwerk, weidevogelgebieden en rustgebieden voor winterganzen is het ontwikkelen van zonnevelden uitgesloten (rood). In de groene ontwikkelingszones (geel) is ontwikkeling van zonnevelden onder strikte voorwaarden mogelijk en in de overige gebieden (groen) zouden wel zonnevelden ontwikkeld kunnen worden.

 

Kaart 2: Landschappelijke waarden

 

 

Deze kaart vat de landschappelijke waarden samen zoals deze zijn beschreven in het Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk 2018. Op basis van dit plan zijn zonnevelden in Arkemheen niet wenselijk (rood) en in het kampenlandschap onder strikte voorwaarden (geel). Overigens (groen) zijn er vanuit landschappelijke waarden geen belemmeringen.

 

Kaart 3: Cultuurhistorische waarden

 

 

Deze kaart vat de waarden van het cultuurhistorisch landschap op basis van de Cultuurhistorisch Waarden Kaart samen. In cultuurlandschappen met een zeer hoge en hoge waarde is het ontwikkelen van zonnevelden ongewenst.

 

Kaart 4: De engen

 

 

Deze kaart geeft de engen weer. Op de engen is het ontwikkelen van zonnevelden ongewenst.

 

Kaart 5: Stamkapitaal

 

 

Op deze kaart, onderdeel van de cultuurhistorische waarden, is het zogenaamde stamkapitaal apart aangegeven.

 

Kaart 6: Conclusie

 

 

Deze kaart vat de resultaten van de kaarten 1 tot en met 5 samen. Zonnevelden vindt de gemeente ongewenst in die delen van het buitengebied die met een rode kleur zijn aangegeven. In de delen van het buitengebied met een gele en groene kleur wijst de gemeente uiteindelijk het zoekgebied aan waar, onder strikte voorwaarden, zonnevelden mogelijk kunnen zijn.

 

Bijlage D Literatuurlijst

 

  • i

    Gemeente Nijkerk, juni 2019, Routekaart Energieneutraal Nijkerk 2050.

  • ii

    Gemeente Nijkerk, januari 2019, Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk 2018.

  • iii

    Gemeente Nijkerk, mei 2017, bestemmingsplan Buitengebied 2017.

  • iv

    Greenpeace, Energie Samen, de natuur- en milieufederaties, Holland Solar, Vogelbescherming, NLVOW, Milieudefensie, Natuur & Milieu, Natuurmonumenten, november 2019, Gedragscode Zon op land; Code voor de fysieke en procesmatige wijze van ontwikkeling, inpassing, vormgeving en beheer van zon op land projecten.

  • v

    Energie Samen, de natuur- en milieufederaties, juni 2019, Wind en zonneparken realiseren samen met inwoners.

  • vi

    Regio FoodValley, maart 2020, Regionale Energie Strategie FoodValley (in prep.).

  • vii

    Provincie Gelderland, december 2018, Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

  • viii

    Gemeente Nijkerk, maart 2020, Uitvoeringsprogramma Nijkerk Energieneutraal 2020 – 2023.

  • ix

    Gemeente Nijkerk, maart 2020, Inventarisatie duurzame opwek zon in de gemeente Nijkerk.

  • x
  • xi

    RAAP, december 2016, “… van omwalde akkers naar eindeloze weiden ….; een cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Nijkerk en Scherpenzeel, RAAP-Rapport 3103.

  • xii

    Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, 2019, Eigenheid en Karakter, kansen voor erfgoed in de gemeente Nijkerk.

  • xiii

    Gemeente Nijkerk, september 2012, Recreatie en Toerisme gemeente Nijkerk en De nieuwe visie op de vrijetijdseconomie gemeente Nijkerk (in prep.).


i

Gemeente Nijkerk, juni 2019, Routekaart Energieneutraal Nijkerk 2050.

ii

Gemeente Nijkerk, januari 2019, Landschapsontwikkelingsplan Nijkerk 2018.

iii

Gemeente Nijkerk, mei 2017, bestemmingsplan Buitengebied 2017.

iv

Greenpeace, Energie Samen, de natuur- en milieufederaties, Holland Solar, Vogelbescherming, NLVOW, Milieudefensie, Natuur & Milieu, Natuurmonumenten, november 2019, Gedragscode Zon op land; Code voor de fysieke en procesmatige wijze van ontwikkeling, inpassing, vormgeving en beheer van zon op land projecten.

v

Energie Samen, de natuur- en milieufederaties, juni 2019, Wind en zonneparken realiseren samen met inwoners.

6

Regio FoodValley, maart 2020, Regionale Energie Strategie FoodValley (in prep.).

vii

Provincie Gelderland, december 2018, Omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

8

Gemeente Nijkerk, maart 2020, Uitvoeringsprogramma Nijkerk Energieneutraal 2020 – 2023.

9

Gemeente Nijkerk, maart 2020, Inventarisatie duurzame opwek zon in de gemeente Nijkerk.

10

https://nl.wikipedia.org/wiki/Innovatietheorie_van_Rogers

11

RAAP, december 2016, “… van omwalde akkers naar eindeloze weiden ….; een cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Nijkerk en Scherpenzeel, RAAP-Rapport 3103.

12

Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, 2019, Eigenheid en Karakter, kansen voor erfgoed in de gemeente Nijkerk.

13

Gemeente Nijkerk, september 2012, Recreatie en Toerisme gemeente Nijkerk en De nieuwe visie op de vrijetijdseconomie gemeente Nijkerk (in prep.).

14

Het gaat hierbij om de afstand die aangehouden zou moeten worden tussen de bron (bijvoorbeeld een trafo) en een gevoelig object (bijvoorbeeld een woning). Een trafo produceert bijvoorbeeld zo weinig geluid dat de zone, de aan te houden afstand, heel erg klein is (enkele meters). De kans dat een woning in de buurt staat die hier last van heeft is dan ook heel erg klein. Uiteraard zal dit in een concreet geval ook vastgesteld moeten worden.