Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2016 |
Citeertitel | Beleidsregel Bibob Nijkerk 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel Wet BIBOB, vastgesteld door het college op 29 augustus 2004.
Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-01-2017 | nieuwe regeling | 20-12-2016 | 708693 / 792566 |
De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijkerk, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: de Wet) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
dat zij kennis hebben genomen van de notitie “Bibob in Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel: Hoe verder?”;
Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2016.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de Wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen;
Publiekrechtelijke beschikkingen
Art. 2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen
De toepassing van de Wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:
Uitvoering van de Bibob-toets vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:
artikel 3 Drank- en Horecawet (Drank- en Horecavergunning) m.u.v. aanvragen van paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet 1;
Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats als zij vallen onder de daartoe aangewezen branche en/ of gebied en de daarbij geldende risico-indicatoren:
De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a. van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning bouwactiviteit).
De toepassing blijft beperkt tot de aanvragen met een bouwsom hoger dan € 2.000.000 of aanvragen die betrekking hebben op recreatieterreinen (indien de aanvraag meer dan 1 bouwwerk betreft èn het de totale bouwsom hoger is dan € 1.000.000) of bedrijventerreinen.
De Bibob-toets zal niet worden toegepast, als de aanvraag afkomstig is van:
Semi-overheidsinstanties2;
De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e. van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).
De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen, die behoren tot de branches: verwerking en/of opslag van afvalstoffen en inrichtingen die actief zijn in de bodemsanering en/of het grondverzet.
De Bibob-toets zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i. van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij Algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden bedoeld in artikel 3 van de Wet kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).
De Bibob-toets wordt in beginsel alleen uitgevoerd als bij de aanvraag:
De aanvraag als bedoeld in artikel 2.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (evenementenvergunning);
De toepassing van de Bibob-toets zal daarbij beperkt blijven tot aanvragen voor evenementen, die door of namens commerciële partijen worden georganiseerd.3
De Bibob-toets wordt in beginsel alleen uitgevoerd als bij de aanvraag:
Art. 3 Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats, als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:
Art. 4 Toepassing van de Bibob-toets bij aanvragers waar recent al een Bibob-toets heeft plaatsgevonden:
Wanneer door een aanvrager van een beschikking als bedoeld in art. 1, 2. en 3 van dit artikel binnen 2 jaar nadat deze beschikking is genomen een nieuwe aanvraag wordt gedaan voor een beschikking als bedoeld in art. 1 , 2 en 3 dan kan een Bibob-toets achterwege blijven tenzij:
er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat bij de aanvraag sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.
Art. 5 Toepassing van de Bibob-toets bij aanvragers waarvoor eerder een advies bij het Bureau is aangevraagd:
Een Bibob-toets zal plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.
Art. 6 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan kan de Wet in beginsel toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
Bij een reeds verleende beschikking kan het bestuursorgaan de Wet in beginsel ook toepassen wanneer bekend wordt, dat over betrokkene bij een Bibob-toets in een andere gemeente een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene door een bestuursorgaan een soortgelijke beschikking is verstrekt.
In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
Art. 7 Weigering om Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren
Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden (art. 4:5, eerste lid Algemene wet bestuursrecht). Wanneer bij een aanvraag voor een vergunning ook na het geven van een hersteltermijn geweigerd wordt om de Bibob-vragenformulieren volledig in te vullen, zal de aanvraag niet in behandeling worden genomen.
Wanneer bij een reeds verleende vergunning ook na het geven van een hersteltermijn geweigerd wordt om de Bibob-vragenformulieren volledig in te vullen, zal deze weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 jo 3 van de Wet. De verstrekte beschikking zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.
Privaatrechtelijke transacties
Art. 8 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties
De rechtspersoon met een overheidstaak kan de Wet in beginsel toepassen bij transacties met betrekking tot huur en verhuur van vastgoed en tot koop en verkoop van vastgoed waarbij de rechtspersoon met een overheidstaak partij is. Bij de start van onderhandelingen voor de transactie, zal de rechtspersoon met een overheidstaak de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-toets deel kan uitmaken van de procedure.
In de overeenkomst voor de transactie wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst.
De Bibob-toets wordt in beginsel beperkt tot de gevallen, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:
Het besluit tot uitvoering van het Bibob-toets kan daarnaast ook gebaseerd zijn op:
Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt een ontbindende voorwaarde opgenomen.
Art. 9 Toepassingsbereik bij aanbestedingen
De rechtspersoon met een overheidstaak zal een Bibob-toets ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de Wet, in beginsel alleen uitvoeren bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de rechtspersoon met een overheidstaak, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, openbaar moeten worden aanbesteed.
Het vastgestelde normbedrag voor openbare aanbesteding bij werken is gesteld op € 2.000.000; bij de aanbesteding voor diensten en leveringen is dit het geldende drempelbedrag voor Europese aanbestedingen. Voor 2016 is dit € 209.000.
Een besluit tot uitvoering van een Bibob-toets zal daarnaast plaatsvinden indien:
Nijkerk 20 december 2016.
De Burgemeester van Nijkerk,
De heer mr. drs. G.D. Renkema.
Het College van Burgemeester en Wethouders van Nijkerk,
De heer G. van Beek,
Secretaris.
De heer mr. drs. G.D. Renkema
Burgemeester.
De integriteit van een bestuursorgaan of een gemeente wordt aangetast als er bij een verleende of te verlenen beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie, sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten. De Wet is bedoeld om deze onbedoelde en onbewuste facilitering van criminele activiteiteiten tegen te gaan.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de Wet. De Wet is een facultatieve wet, waarbij het bestuursorgaan of de publiekrechtelijke rechtspersoon zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke van de door de Wet geboden mogelijkheden, zij dit instrument daadwerkelijk zal toepassen.
Door de beleidsregel wordt vastgelegd wanneer van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt en wordt voor de burger voorkomen, dat er sprake is van willekeur in de toepassing van beleid. Met de beleidsregel geeft de gemeente een nadrukkelijk signaal af dat zij haar integriteit wil beschermen. Dit kan een preventieve werking.
Bibob in Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel
In de beleidslijn “BIBOB in Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel: hoe verder?” is aangegeven waarom er voor is gekozen om de Wet toe te passen voor bepaalde categorieen beschikkingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen.
In deze Beleidsregel is dit vastgelegd.
Toepassing van de Beleidsregel
Wanneer een betrokkene een aanvraag wil doen voor een beschikking voor één van de categorieën, waarop de Wet wordt toegepast, dan zal hij naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren moeten invullen en indienen.
Als de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor. De formulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.
Tegelijk moeten ook de documenten worden gevoegd, die in de vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd.
Als het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, ook nadat de mogelijkheid is geboden om de ontbrekende zaken aan te vullen, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Ook als de aanvrager weigert om gevraagde extra informatie aan te leveren of gevraagde informatie onvolledig aanlevert, wordt de nieuwe aanvraag buiten behandeling gesteld dan wel bestaat de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.
Wanneer de volledige aanvraag (aanvraagformulier, Bibob-vragenformulier en aanvullende informatie en documenten) is ingediend, wordt de aanvraag eerst bekeken aan de hand van de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving voor het desbetreffende besluit.
Als daarbij blijkt dat op grond daarvan geen reden is om de aanvraag te weigeren vindt er een Bibob-toets plaats waarbij onderzocht wordt of er zich zaken voordoen opgrond waarvan de aanvraag kan worden afgewezen op grond van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet.
De Bibob-gronden vormen dus een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken.
Bij Bibob-toets kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet, kan het de vergunning weigeren of intrekken.
kan een advies bij het Bureau worden gevraagd.
De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen het aanvragen van een advies aan het Bureau staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.
Een toetsing aan de Wet met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.
Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Ook moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31van de Wet voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15, eerste lid van de Wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.
Als het Bureau het advies niet binnen de termijn kan geven, die in artikel 15, eerste lid van de Wet wordt genoemd, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de Wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15, derde lid van de Wet (maximaal 4 weken).
De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15, tweede lid van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.
Als een advies van het Bureau leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, een inschrijving op een overheidsopdracht ter zijde te leggen of af te zien van het aangaan van een vastgoedtransactie wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de Wet.
Als het gaat om het voornemen om op grond van de Wet negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.
besluit bestuursorgaan/ rechtspersoon met overheidstaak
Het bestuursorgaan respectievelijk de rechtspersoon met een overheidstaak gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel een negatieve beslissing op de inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen Bibob-gerelateerd te zijn.
Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak, die een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.