Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Landsmeer

Beleidsregels Bijzondere Parkeerplaatsen Landsmeer

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLandsmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Bijzondere Parkeerplaatsen Landsmeer
CiteertitelBeleidsregels Bijzondere Parkeerplaatsen Landsmeer
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregels ‘speciale parkeerplaatsen’.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-2022nieuwe regeling

22-11-2022

gmb-2022-534579

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Parkeerplaatsen Landsmeer

Burgemeester en wethouders van Landsmeer,

 

Gelet op de Parkeernota Landsmeer 2021-2025

 

BESLUITEN:

 

In te trekken de

Beleidsregels ‘speciale parkeerplaatsen’, zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 8 februari 2022

 

Vast te stellen de

 

Beleidsregels bijzondere parkeerplaatsen Landsmeer zoals vastgesteld door het collega van burgemeester en wethouders op 22 november 2022

 

Beleidsregels oplaadinfrastructuur elektrische auto’s

Inleiding

Om duidelijkheid te geven op welke locaties en onder welke voorwaarden oplaadinfrastructuur voor elektrische auto’s kan worden gerealiseerd, zijn voorliggende beleidsregels opgesteld. Deze beleidsregels geven zowel intern bij de gemeente als richting de burger duidelijkheid en gelden voor wegen die in beheer zijn bij de gemeente Landsmeer (dus niet wegen in beheer van het waterschap

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier).

Oplaadinfrastructuur wordt binnen de gemeente Landsmeer aangemerkt als straatmeubilair welke niet in strijd is met de publieke functie van de openbare plaats. Artikel 2.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening is dus niet van toepassing. Een oplaadpaal of oplaadinfrastructuur kan door een individuele gebruiker worden aangevraagd, maar kent na realisatie een openbaar karakter en is dus door iedereen te gebruiken.

Voorliggende beleidsregels bevatten de criteria en voorwaarden uit op grond waarvan door de gemeente Landsmeer aan het verzoek tot realiseren van oplaadinfrastructuur kan worden voldaan. De oplaadinfrastructuur wordt door een marktpartij geplaatst en geëxploiteerd. Deze partij zal los van de gemeentelijke goedkeuring nog een commerciële afweging maken.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a)

    Elektrische voertuigen: alle voertuigen die op de openbare weg mogen rijden, geheel of gedeeltelijk op elektriciteit kunnen rijden en voorzien zijn van een stekker om op te laden, met uitzondering van fietsen en snor- of bromfietsen.

  • b)

    Oplaadinfrastructuur: het geheel van oplaadpalen, aansluitingen op het elektriciteitsnet en andere voorzieningen in de openbare ruimte op, onder of aan de weg bestemd voor het opladen van elektrische voertuigen.

  • c)

    Oplaadpaal: een oplaadobject in de vorm van een paal met ten minste één aansluiting en de mogelijkheid voor twee of meer aansluitingen voor het gelijktijdig opladen van elektrische voertuigen.

  • d)

    Beheerder: de houder van de toestemming voor het plaatsen van oplaadpalen en/of andere oplaadinfrastructuur.

  • e)

    Gebruiker:

    • i.

      Een bedrijf dat of organisatie die gevestigd is in de gemeente Landsmeer en eigenaar of bezitter is van een elektrisch voertuig of een werknemer in dienst heeft die beschikt over een elektrisch voertuig;

    • ii.

      Een particulier die eigenaar of bezitter is van een elektrisch voertuig en woonachtig of werkzaam is in de gemeente Landsmeer.

  • a)

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer.

  • b)

    Aanvrager: de aanbieder van oplaadpalen en/of andere oplaadinfrastructuur die namens iemand door woont of werkt in de gemeente Landsmeer (= de gebruiker) een oplaadpaal aanvraagt.

Artikel 2. Aanvraag ontheffing/vergunning en verkeersbesluit:

Een aanvraag voor een ontheffing voor het plaatsen van een of meerdere oplaadpalen en/of andere oplaadinfrastructuur op of aan de openbare weg en het verzoek tot het nemen van een verkeersbesluit waarbij een of meerdere parkeerplaatsen worden aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen kan alleen worden ingediend door de aanbieder van oplaadpalen en/of andere oplaadinfrastructuur.

Artikel 3. Aanvraag plaatsen oplaadpalen en verkeersbesluit

Een aanvraag voor het plaatsen van een of meerdere oplaadpalen en/of andere oplaadinfrastructuur op, onder of aan de openbare weg wordt ingediend in combinatie met een verzoek tot het nemen van een verkeersbesluit waarbij een of meerdere parkeerplaatsen worden aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen.

De kosten voor het nemen van een verkeersbesluit en de kosten voor het plaatsen van een verkeersbord, tegel en/of markering op de aangewezen parkeerplaats(en) komen voor rekening van de gemeente. Alle overige kosten, waaronder begrepen de levering en plaatsing van de laadpaal en het leveren en aanbrengen van alle overige oplaadinfrastructuur komen voor rekening van de beheerder.

Artikel 4. Aanvraag locatie oplaadpaal/-infrastructuur

Een aanvraag voor een locatie voor het plaatsen van oplaadinfrastructuur dient ten minste een tekening of foto te bevatten welke digitaal wordt aangeleverd en waarop de betreffende parkeerplaats is aangegeven.

Artikel 5 Voorwaarden voor indienen aanvraag oplaadpaal/-infrastructuur

De gebruiker:

  • a)

    is in het bezit van een elektrisch voertuig of kan aantoonbaar maken dat een dergelijk voertuig is aangeschaft maar nog niet is geleverd;

  • b)

    parkeert op de openbare weg en heeft geen mogelijkheden tot parkeren op eigen terrein of terrein van de werkgever. Onder parkeren op eigen terrein wordt ook bedoeld het parkeren in een garage of onder een carport;

  • c)

    bezit een elektrisch voertuig dat een minimale actieradius van 45 kilometer heeft.

Artikel 6 Definitieve locatie oplaadpaal/-infrastructuur

Het college bepaalt de definitieve locatie van de oplaadpaal en/of andere oplaadinfrastructuur en de aan te wijzen parkeerplaats(en), zodat het beoogde gebruik geen schade oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats. Het college toetst hierbij aan de volgende criteria:

  • a)

    Er is nog geen oplaadinfrastructuur op, onder of aan de weg binnen een straal van 150 meter van de beoogde locatie aanwezig;

  • b)

    De oplaadpaal en/of andere oplaadinfrastructuur mogen de doorgang voor het andere verkeer niet belemmeren;

  • c)

    De oplaadpaal en/of andere oplaadinfrastructuur kan worden voorzien van twee of meer aansluitpunten en kan –eventueel op termijn- twee of meer parkeerplaatsen bedienen;

  • d)

    In beginsel wordt bij een nieuw te realiseren oplaadpaal en/of andere oplaadinfrastructuur één parkeerplaats aangewezen voor het opladen van elektrische voertuigen. In het verkeersbesluit worden weliswaar twee parkeerplaatsen aangewezen, maar de feitelijke realisering van de tweede parkeervak wordt uitgesteld tot een nader door het college te bepalen datum. Hiervoor zijn twee mogelijke aanleidingen:

    • i.

      als binnen een straal van 150 meter van een nieuwe aanvraag een laadvoorziening met een enkele parkeerplaats aanwezig is, dan kan de tweede parkeerplaats bij de bestaande laadpaal in gebruik worden genomen;

    • ii.

      aan de hand van het aantal uren dat een bestaande oplaadpaal effectief in gebruik is geweest en/of aan de hand van nieuwe verzoeken van potentiële gebruikers kan worden besloten om een extra oplaadvoorziening te realiseren.

  • e)

    Gezien het openbare karakter dient de locatie zichtbaar en vindbaar te zijn.

Artikel 7 Bijzondere omstandigheden

In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college besluiten van deze beleidsregels af te wijken.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels oplaadinfrastructuur elektrische voertuigen gemeente Landsmeer’.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie.

Beleidsregels standplaatsgebonden deelauto’s

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a)

    Deelauto: een voertuig waar het gebruik wordt gedeeld door mensen en waarbij de auto wordt verhuurd door een speciaal daartoe opgezet bedrijf, dan wel een particulier deelauto-initiatief;

  • b)

    Aanvrager: de aanbieder van een standplaatsgebonden deelauto.

  • c)

    Standplaatsgebonden deelauto: een deelauto die wordt aangeboden op een daarvoor bestemde deelautoparkeerplaats. De betreffende deelauto moet na iedere rit naar deze parkeerplaats worden teruggebracht

  • d)

    Deelautoplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een deelauto.

  • e)

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer.

Artikel 2. Aanvraag deelautoplaats

  • 1.

    Een parkeerplaats voor deelauto’s wordt uitsluitend toegekend aan een organisatie die is ingeschreven in een Kamer van Koophandel en waarbij zowel uit de statuten als uit het feitelijk handelen van de organisatie blijkt dat gedeeld autogebruik doelstelling van de organisatie is.

  • 2.

    Een aanvraag bevat naast de gegevens van de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens:

    • a)

      de gewenste locatie voor het aanleggen van een deelautoplaats;

    • b)

      een motivering voor het aanwijzen van de gewenste locatie waaruit in ieder geval ook blijkt dat aan de hieronder weergeven locatie eisen is voldaan.

Artikel 3. Eisen deelautoplaats

  • 1.

    De door de aanbieder gewenste locatie voor het plaatsen van een deelauto dient een parkeerplaats te zijn die voldoet aan de volgende eisen:

    • a)

      het dient te gaan om een bestaande parkeerplaats,

    • b)

      de locatie moet goed zichtbaar vanaf de doorgaande weg zijn,

    • c)

      de plaats moet zich kenmerken door makkelijk in- en uitparkeren (verkeersveiligheid).

  • 2.

    Voor het aanwijzen en verwijderen van een gereserveerde deelautoplaats is een verkeersbesluit vereist.

  • 3.

    Een deelautoplaats wordt aangeduid met bord E8 van bijlage 1 van het RVV 1990 met en onderbord met de tekst ‘Autodelen’ en de naam van de aanbieder.

Artikel 4. Opheffen deelautoplaats

  • 1.

    Een deelautoplaats wordt opgeheven als:

    • a)

      de aanvrager niet binnen 60 dagen na publicatie van het verkeersbesluit voor de gevraagde deelautoplaats een auto beschikbaar stelt op de daartoe gereserveerde parkeerplaats;

    • b)

      de parkeerplaats niet langer door de aanbieder in gebruik is voor autodelen - de aanbieder dient de gemeente binnen 2 weken hierover te informeren;

    • c)

      bij oneigenlijk gebruik van de gereserveerde autodeelplaats, zoals het niet gebruiken van de parkeerplaats voor het parkeren van deelauto’s.

  • 2.

    Na intrekken van het verkeersbesluit wordt de bebording verwijderd, waardoor de betreffende parkeerplaats weer algemeen beschikbaar wordt.

Artikel 5. Kosten

De kosten van de aanleg (en verwijdering) van de gereserveerde standplaats voor een deelauto komen ten laste van de aanvrager.

Artikel 6. Slotbepalingen

  • 1.

    Aanvrager is verplicht jaarlijks een overzicht aan te leveren waarin per deelauto het aantal gebruikers, het aantal ritten en de gemiddelde gereden afstand staat.

  • 2.

    Het college waardeert de inzet van elektrische deelauto’s en verwijst hiervoor naar de ‘Beleidsregels Oplaadinfrastructuur elektrische auto’s’.

Artikel 7. Bijzondere omstandigheden

In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college besluiten van deze beleidsregels af te wijken.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels standplaatsgebonden deelauto’s gemeente Landsmeer’.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie.

Beleidsregels gehandicapten parkeerplaats algemeen

Inleiding

Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen (AGPP’s) worden gerealiseerd bij voorzieningen en openbare instellingen waar regelmatig gehandicapte personen komen. De landelijke richtlijn van het kennisplatform CROW is dat op 50 ‘gewone’ parkeerplaatsen één AGPP beschikbaar moet zijn.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a)

    Gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats, aangeduid met het bord E6 van bijlage 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

  • b)

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer.

Artikel 2. Plaatsing AGGP bij nieuwe voorzieningen en instellingen

  • 1.

    Bij nieuw te bouwen voorzieningen en instellingen wordt rekening gehouden met het aanleggen van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen conform de richtlijnen van het CROW.

  • 2.

    Het uitgangspunt hierbij is dat instellingen / voorzieningen waar een gehandicapte uit medische noodzaak naar toe moet gaan, over tenminste één algemene gehandicaptenparkeerplaats in de nabijheid van de ingang beschikt.

  • 3.

    Als een instelling om meerdere algemene AGPP’s verzoekt, dan dient daarvoor een onderbouwing te worden gegeven.

Artikel 3. Plaatsing AGGP bij bestaande voorzieningen en instellingen

  • 1.

    Bestaande instellingen die niet over een algemene gehandicaptenparkeerplaats beschikken kunnen deze aanvragen bij de gemeente.

  • 2.

    De richtlijn hierbij is dat er in het centrum van de kern Landsmeer (zie afbeelding 1) op 50 ‘gewone’ parkeerplaatsen één AGPP beschikbaar moet zijn.

  • 3.

    Als een instelling / voorziening om meerdere algemene AGPP’s verzoekt, dan dient daarvoor een onderbouwing te worden gegeven.

Afbeelding 1: Centrum kern Landsmeer = rood omcirkeld

Artikel 4. Locatievoorwaarden

  • 1.

    Een gemene gehandicaptenparkeerplaatsen dient op maximaal 100 meter loopafstand tot de ingang van de bestemmingen te liggen.

  • 2.

    De parkeerplaats moet eenvoudig bereikbaar zijn. Dit betekent ook dat wanneer een parkeerplaats bezet is een andere parkeerplaats eenvoudig te bereiken is.

  • 3.

    De parkeerplaats moet vindbaar en bij langs logische aanrijroutes liggen.

Artikel 5. Verwijderen van een AGPP

  • 1.

    Een algemene gehandicaptenparkeerplaats kan worden opgeheven als de openbare voorziening waarvoor deze is ingesteld ophoudt te bestaan.

  • 2.

    Een algemene gehandicaptenparkeerplaats kan worden ook opgeheven als uit parkeertellingen blijkt dat de parkeerplaats nauwelijks wordt gebruikt. Daarvoor is het vereist om op 3 verschillende dagen (werkdag, vrijdag, zaterdag) het gebruik elk uur van de dag te monitoren. Is de parkeerplaats slechts enkele momenten bezet, dan kan deze worden opgeheven.

  • 3.

    Onder slechts enkele momenten bezet wordt verstaan maximaal drie verschillende voertuigen per dag die ieder één moment zijn waargenomen of maximaal één voertuig per dag dat meerdere momenten is waargenomen.

Artikel 6. Bijzondere omstandigheden

In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college besluiten van deze beleidsregels af te wijken.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels algemene gehandicapten parkeerplaats gemeente Landsmeer’.

Artikel 8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie.

Beleidsregels gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

Inleiding

Een persoonlijke gehandicaptenparkeerplaats wordt toegekend aan gehandicapte inwoners van Landsmeer die in het bezit zijn van een landelijke gehandicaptenparkeerkaart bestuurder (GPK-B) en geen eigen parkeergelegenheid hebben in de directe nabijheid van hun woning. De gemeente houdt bij de toewijzing van een gehandicaptenparkeerplaats zoveel mogelijk rekening met de voorkeur van de aanvrager, maar houdt het recht een andere plaats toe te wijzen. Voor bezitters van een passagierskaart (GPK-P) geldt dat zij niet voor een gehandicaptenparkeerplaats in aanmerking komen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a)

    Gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats, aangeduid met het bord E6 van bijlage 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

  • b)

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer.

  • c)

    Aanvrager: een bewoner van Landsmeer die beschikt over een Europese Gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder of een bedrijf gevestigd in Landsmeer die een verzoek indient namens een in Landsmeer werkende werknemer die beschikt over een Europese Gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder.

Artikel 2. Aanvraag gehandicaptenparkeerplaats bij een woonadres

Een verzoeker om een gehandicaptenparkeerplaats bij een woonadres dient:

  • a)

    te beschikken over een Europese Gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder (GPK-B) die minimaal 6 maanden geldig is na datum van aanvraag;

  • b)

    te beschikken over een rijbewijs dat minimaal 6 maanden geldig is na datum van aanvraag;

  • c)

    in de Basisregistratie Personen te staan ingeschreven op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd;

  • d)

    (huisgenoot van) de houder te zijn van het voertuig waarvoor de plaats wordt aangevraagd.

Artikel 3. Aanvraag gehandicaptenparkeerplaats bij een werkadres

  • 1.

    Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats bij een werkadres wordt gedaan door de werkgever.

  • 2.

    Het verzoek wordt gedaan namens een werknemer die:

    • a)

      beschikt over een Europese Gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder die minimaal 6 maanden geldig is na datum van aanvraag;

    • b)

      Beschikt over een rijbewijs dat minimaal 6 maanden geldig is na datum van aanvraag;

    • c)

      (huisgenoot van) de houder is van het voertuig waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd.

  • 3.

    De werkgever dient:

    • a)

      een arbeidscontract of werkgeversverklaring te overleggen waaruit blijkt dat de werknemer werkzaam is op de locatie van het bedrijf waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd en minimaal een wekelijkse binding met het bedrijf heeft;

    • b)

      een uittreksel van de Kamer van Koophandel te overleggen waaruit blijkt dat het bedrijf waar de werknemer werkzaam is, gevestigd is op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangevraagd.

Artikel 4. Locatie gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

  • 1.

    Een gehandicaptenparkeerplaats wordt binnen een loopafstand van 100 meter van het woon- of werkadres van de verzoeker op een verkeersveilige locatie op de openbare weg aangelegd.

  • 2.

    Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt binnen de reeds aanwezige parkeervoorzieningen aangelegd.

  • 3.

    Verzoeker wordt in de gelegenheid gesteld om zijn zienswijze te geven over de locatie waar de gehandicaptenparkeerplaats wordt aangelegd.

Artikel 5. Weigeringsgronden

  • 1.

    Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen wordt geweigerd als de verzoeker beschikt over parkeergelegenheid op eigen terrein.

  • 2.

    Een verzoek om een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen wordt geweigerd als de aanleg van deze parkeerplaats niet mogelijk is binnen de reeds aanwezige parkeervoorzieningen.

Artikel 6. Gronden om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op te heffen

  • 1.

    Het college heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op verzoek van degene voor wie de gehandicapten parkeerplaats op kenteken is aangewezen.

  • 2.

    Het college heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op als degene aan wie de parkeerplaats is aangewezen:

    • a)

      is verhuisd;

    • b)

      is overleden;

    • c)

      niet meer werkzaam is bij het bedrijf waarbij de parkeerplaats is aangevraagd;

    • d)

      niet meer beschikt over een geldig rijbewijs;

    • e)

      niet meer beschikt over een geldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart voor Bestuurders;

    • f)

      niet meer de houder is van het voertuig waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats is aangevraagd;

  • 1.

    Het college heft een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken op als het bedrijf waarbij de parkeerplaats is aangevraagd, is verhuisd of is opgehouden te bestaan.

  • 2.

    De houder van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken dient een wijziging in de omstandigheden waaronder de gehandicaptenparkeerplaats is aangevraagd binnen 2 weken door te geven aan de gemeente.

Artikel 7. Kosten

De kosten van de aanleg (en verwijdering) van een gehandicapten parkeerplaats op kenteken komen ten laste van de aanvrager.

Artikel 8. Bijzondere omstandigheden

In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college besluiten van deze beleidsregels af te wijken.

Artikel 9. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels gehandicapten parkeerplaats op kenteken gemeente Landsmeer’.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie.

Beleidsregels gereserveerde artsenplaats op kenteken

Inleiding

Het doel van een gereserveerde artsenparkeerplaats is dat de gebruiker in geval van spoedeisende medische hulpverlening direct de beschikking heeft over zijn/haar geparkeerde auto. Met een parkeerplaats in de buurt wordt in (medische) noodsituaties tijd gewonnen. De gereserveerde artsenparkeerplaats heeft voor huisartsen een toegevoegde waarde om hun medische taken zo optimaal mogelijk te kunnen verrichten.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In de beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a)

    Gereserveerde artsenplaats op kenteken: een parkeerplaats, aangeduid met het bord E8 van bijlage 2 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).

  • b)

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landsmeer.

  • c)

    Aanvrager: een artsenpraktijk gevestigd in de gemeente Landsmeer.

Artikel 2. Aanvraag belanghebbendenparkeerplaats op kenteken

  • 1.

    Een aanvraag voor een artsenparkeerplaats wordt beoordeeld aan de hand van de volgende beleidsuitgangspunten:

    • a)

      de arts heeft een praktijk in de gemeente;

    • b)

      er wordt alleen een voorziening aangebracht op de locatie waar de praktijk is gevestigd;

    • c)

      bij een verzamelpraktijk wordt slechts één voorziening aangelegd;

    • d)

      indien er parkeermogelijkheden op eigen terrein zijn dan worden op de openbare weg geen voorzieningen aangebracht.

Artikel 3. Intrekken artsenparkeerplaats

  • 1.

    Een artsenparkeerplaats wordt ingetrokken in de volgende situaties:

    • a)

      bij verhuizing van de aanvrager;

    • b)

      bij overlijden van de aanvrager;

    • c)

      bij het opheffen van de praktijk in de gemeente.

  • 2.

    Wanneer een huisarts niet meer praktiserend is op de locatie waarvoor de gereserveerde artsenparkeerplaats is aangevraagd, dient dit binnen 2 weken gemeld te worden aan gemeente

Artikel 3. Eisen artsenparkeerplaats

  • 1.

    Een artsenparkeerplaats dient zich in de directe nabijheid van de praktijk te begeven.

  • 2.

    De door de aanvrager gewenste locatie dient een bestaande parkeerplaats te zijn. verkeersveiligheid).

  • 3.

    Voor het aanwijzen en verwijderen van een artsenparkeerplaats is een verkeersbesluit vereist.

  • 2.

    Een artsenparkeerplaats wordt aangeduid met bord E8 van bijlage 1 van het RVV 1990 bestemd voor de voertuigcategorie arts met eventueel een onderbord met het kenteken van een arts.

Artikel 4. Kosten

De kosten van de aanleg (en verwijdering) van de gereserveerde artsenparkeerplaats komen ten laste van de aanvrager.

Artikel 5. Bijzondere omstandigheden

In specifieke, bijzondere of onvoorziene omstandigheden kan het college besluiten van deze beleidsregels af te wijken.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als ‘Beleidsregels gereserveerde artsenplaatsen gemeente Landsmeer’.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van publicatie.