Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Doelgroepenverordening woningbouw Alphen aan den Rijn 2022 |
Citeertitel | |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Regeling vervangt de Verordening doelgroepen woningbouw Alphen aan den Rijn 2018
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-12-2022 | Nieuwe regeling | 24-11-2022 |
De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;
Gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening, alsmede de Crisis- en herstelwet en de Woonvisie 2021-2025;
Deze verordening verstaat onder:
1. Aanvangshuurprijs: de huurprijs bij de start van de huurovereenkomst;
2. College: het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn;
3. DAEB-norm: de inkomensgrens bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet;
4. Sociale huurwoning: huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1., eerste lid, onder d van het Besluit ruimtelijke ordening;
5. Goedkope koopwoningen: koopwoningen met een koopsom tot € 250.000,-;
6. Sociale koopwoningen: koopwoningen die middels het experiment ‘bestemmingscategorie sociale koopwoningen’ een maximale koopsom hebben tot € 355.000,-;
7. Huishouden: alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren;
8. Huurprijs: de prijs die bij huur per maand is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte;
9. (Huishoud)inkomen: rekeninkomen als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder i van de Wet op de huurtoeslag;
10. Middeldure huurwoning: huurwoning als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder j van het Besluit ruimtelijke ordening.
1. De aanvangshuurprijs voor middeldure huurwoningen bedraagt ten minste het bedrag bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag en ten hoogste € 1.000,-;
2. De in het eerste lid bedoelde minimale aanvangshuur wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12, tweede lid van het Besluit huurprijzen woonruimte;
3. De in het eerste lid bedoelde maximale aanvangshuur wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 10, derde lid van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte;
4. De hoogte van de huurprijs van sociale huurwoningen dient gerekend vanaf de datum van eerste verhuur gedurende de instandhoudingstermijn zoals genoemd in artikel 5 onder het bedrag bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag te blijven;
5. De hoogte van de huurprijs van middeldure huurwoningen dient gerekend vanaf de datum van eerste verhuur gedurende de instandhoudingstermijn zoals genoemd in artikel 5, met toepassing van het tweede en derde lid, te blijven vallen binnen de bandbreedte genoemd in het eerste lid.
1. De verkoopprijs van goedkope koopwoningen bedraagt maximaal € 250.000,-;
2. De verkoopprijs van sociale koopwoningen bedraagt maximaal € 355.000,-.
3. De in het eerste en tweede lid bedoelde maximale verkoopprijzen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd overeenkomstig het artikel 2 lid 3 van deze verordening;
1. De doelgroep voor sociale huurwoningen zijn huishoudens die op het moment van de inschrijfprocedure voor de desbetreffende woning(en) een gezamenlijk huishoudinkomen hebben tot maximaal de DAEB-norm;
2. De doelgroep voor middeldure huurwoningen zijn huishoudens die op het moment van de start van de inschrijfprocedure voor de desbetreffende woning(en) een gezamenlijk huishoudinkomen hebben van maximaal € 60.000,- bruto per jaar;
3. De doelgroep voor goedkope koopwoningen zijn huishoudens die op het moment van de start van de inschrijfprocedure voor de desbetreffende woning(en) een gezamenlijk huishoudinkomen hebben van maximaal € 60.000,- bruto per jaar;
4. De doelgroep voor sociale koopwoningen zijn huishoudens die op het moment van de start van de inschrijfprocedure voor de desbetreffende woning(en) een gezamenlijk huishoudinkomen hebben van maximaal € 80.000,- bruto per jaar.
5. Het in het tweede, derde en vierde lid bedoelde maximale gezamenlijke huishoudinkomen wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het verhogingspercentage van de DAEB-norm.
Artikel 5 Instandhoudingstermijn
1. Sociale huurwoningen dienen gedurende een termijn van ten minste 20 jaar na eerste ingebruikname voor de doelgroep als sociale huurwoning beschikbaar te blijven;
2. Goedkope koopwoningen met een koopsom tot € 250.000,- dienen gedurende een termijn van ten minste 10 jaar na eerste ingebruikname, voor de doelgroep als sociale koopwoning beschikbaar te blijven;
3. Sociale koopwoningen met een koopsom vanaf € 250.000,- tot € 355.000,- dienen gedurende een termijn van ten minste 5 jaar na eerste ingebruikname, voor de doelgroep als sociale koopwoning beschikbaar te blijven;
4. Middeldure huurwoningen dienen gedurende een termijn van ten minste 20 jaar na eerste in gebruikname voor de doelgroep als middeldure huurwoningen beschikbaar te blijven.
Het college is bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.