Handelingsprotocol melding integriteitsschendingen Horst aan de Maas 2022

1. Algemeen

• 1.1.

  Onder politieke ambtsdragers wordt verstaan: de leden van de gemeenteraad, de burgerraadsleden, de leden van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

• 1.2.

  In gevallen waarin dit handelingsprotocol niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het seniorenconvent.

• 1.3.

  Het handelingsprotocol is openbaar en door derden te raadplegen.

• 1.4.

  De leden van de gemeenteraad, de burgerraadsleden en de leden van het college ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van dit handelingsprotocol.

2. Melding

• 2.1.

  Meldingen van vermeende integriteitsschendingen worden gedaan bij de burgemeester, die deze in behandeling neemt.

• 2.2.

  Meldingen over de burgemeester worden gedaan bij de griffier. Die brengt dit direct ter kennis aan het seniorenconvent en de plaatsvervangend raadsvoorzitter. Deze brengt de Commissaris van de Koning op de hoogte. De hierna beschreven handelingen van de burgemeester worden in dat geval uitgevoerd door het seniorenconvent en de plaatsvervangend voorzitter nadat advies is ingewonnen bij de Commissaris van de Koning, dan wel door de Commissaris van de Koning zelf.

• 2.3.

  De melder krijgt binnen 7 dagen van de burgemeester bericht wat met de melding wordt gedaan.

3. Vooronderzoek

• 3.1.

  Na binnenkomst van een melding zoals beschreven onder punt 2.1, stelt de burgemeester een vooronderzoek in om te bepalen of een feitenonderzoek nodig is.

• 3.2.

  Van de bevindingen uit het vooronderzoek wordt kennisgegeven aan het seniorenconvent.

• 3.3.

  De burgemeester bepaalt, gehoord het seniorenconvent, of het vooronderzoek aanleiding geeft voor een feitenonderzoek.

• 3.4.

  De betrokken politieke ambtsdrager wordt zo spoedig mogelijk over het doen van het vooronderzoek en van de uitkomst van het onderzoek geïnformeerd.

• 3.5.

  De melder wordt geïnformeerd nadat besloten is of er wel of geen feitenonderzoek komt.

• 3.6.

  Bij het vermoeden van een opzettelijk valse beschuldiging onderneemt de burgemeester actie tegen de melder in de vorm van een feitenonderzoek of het doen van aangifte bij de politie.

4. Feitenonderzoek

• 4.1.

  De burgemeester geeft opdracht tot een feitenonderzoek aan een interne commissie of een extern bedrijf dat toegerust is voor het doen van dit soort onderzoeken.

• 4.2.

  Een interne onderzoekscommissie bestaat uit de burgemeester en een vertegenwoordiger namens het seniorenconvent. De commissie wordt ambtelijk ondersteund. Aan deze commissie kunnen deskundigen worden toegevoegd.

• 4.3.

  Als de afstand tussen de interne onderzoekers en de betrokken politieke ambtsdrager te klein is om voldoende objectief onderzoek te garanderen, dan wordt een extern bedrijf ingeschakeld.

5. Opdrachtverstrekking

• 5.1.

  De burgemeester komt een schriftelijke onderzoeksopdracht met de onderzoeker(s) overeen.

• 5.2.

  In de opdracht staan in ieder geval vermeld de aanleiding, de onderzoeksopdracht en de verwachte duur en kosten van het onderzoek.

6. Kennisgeving aan betrokkene

• 6.1.

  De betrokken politieke ambtsdrager wordt over instellen van een feitenonderzoek schriftelijk geïnformeerd.

• 6.2.

  In de brief is in ieder geval opgenomen:

  • •

    de aanleiding (melding) tot het instellen van een onderzoek;

  • •

    de melding dat betrokkene en getuigen kunnen worden gehoord;

  • •

    de melding dat als andere feiten en omstandigheden bekend worden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de omvang, aard en ernst van de integriteitsbreuk, het onderzoek zich kan uitstrekken tot die feiten en omstandigheden.

7. Horen van betrokkene en getuigen

• 7.1.

  De betrokken politieke ambtsdrager en getuigen kunnen worden gehoord.

• 7.2.

  De gesprekken worden gehouden door minimaal twee personen.

• 7.3.

  Er wordt een gespreksverslag opgemaakt en ondertekend door de onderzoekers en de getuige/betrokkene.

• 7.4.

  De gehoorde krijgt de mogelijkheid om binnen vijf werkdagen schriftelijk te reageren op het verslag.

• 7.5.

  Als de gehoorde weigert te tekenen wordt daarvan melding gemaakt in het verslag. Als de gehoorde dat wil, wordt er een schriftelijk weergave van de afwijkende mening van de gehoorde bij het verslag gedaan.

8. Aangifte

• 8.1.

  Als er vermoeden is van een misdrijf (ambtsmisdrijf als bedoeld in artikel 161 of 162 van het Wetboek van Strafvordering) doet de burgemeester, gehoord het seniorenconvent, aangifte bij de politie.

• 8.2.

  Vanaf dat moment wordt alle informatie voorgelegd aan de politie, eventueel na overleg met de officier van justitie.

• 8.3.

  Vanaf het moment van het doen van aangifte wordt het feitenonderzoek opgeschort.

9. Communicatie

• 9.1.

  De burgemeester zorgt voor de interne en externe communicatie.

• 9.2.

  Zolang een onderzoek loopt, wordt over de inhoud niet extern gecommuniceerd.

10. Onderzoeksrapportage

• 10.1.

  De burgemeester biedt de onderzoeksrapportage aan het seniorenconvent aan. De rapportage bevat alle informatie die nodig is om een oordeel te kunnen vormen over het vermoeden van integriteitsschending.

• 10.2.

  Het seniorenconvent bepaalt of en op welke wijze het rapport door de gemeenteraad behandeld dient te worden.