Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oirschot

Nadere Regels briefadres Oirschot 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOirschot
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere Regels briefadres Oirschot 2022
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Regeling briefadres gemeente Oirschot.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 1.1 van de Wet basisregistratie personen
  2. artikel 2.23 van de Wet basisregistratie personen
  3. artikel 2.38 van de Wet basisregistratie personen
  4. artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen
  5. artikel 2.40 van de Wet basisregistratie personen
  6. artikel 2.41 van de Wet basisregistratie personen
  7. artikel 2.42 van de Wet basisregistratie personen
  8. artikel 2.45 van de Wet basisregistratie personen
  9. artikel 2.47 van de Wet basisregistratie personen
  10. artikel 2.52 van de Wet basisregistratie personen
  11. artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen
  12. artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen
  13. artikel 17 van de Regeling basisregistratie personen
  14. artikel 18 van de Regeling basisregistratie personen
  15. artikel 19 van de Regeling basisregistratie personen
  16. artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht
  17. artikel 19 van de Regeling basisregistratie personen
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-12-202201-01-2022nieuwe regeling

25-10-2022

gmb-2022-530899

22.I001488

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere Regels briefadres Oirschot 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oirschot,

gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.38 tot en met 2.42, 2.45, 2.47, 2.52 en 4.17 van de Wet basisregistratie personen, artikel 29 van het Besluit basisregistratie personen, de artikelen 17, 18 en 19 van de Regeling basisregistratie personen, artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, de circulaire BRP en briefadres (2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016;

collegevoorstel 22.I001488

 

b e s l u i t:

  • I.

    vast te stellen de Nadere regels briefadres Oirschot 2022

  • II.

    In te trekken de Regeling briefadres gemeente Oirschot, zoals vastgesteld op 10 februari 2015

Artikel 1 Begrippen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1.

    wet BRP: Wet basisregistratie personen;

  • 2.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • 3.

    briefadres: adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen (artikel 1.1,onder p, Wet BRP) en waar, indien het post van de overheid betreft, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken(artikel 2.45, lid 3 Wet BRP);

  • 4.

    briefadresgever: de ingezetene in de basisregistratie personen of de rechtspersoon bij wie het briefadres wordt gehouden (artikel 1.1, onder r Wet BRP);

  • 5.

    briefadreshouder: de ingezetene in de basisregistratie personen die een briefadres houdt;

  • 6.

    gezinshuishouden:

    • a.

      twee personen die volgens de basisregistratie personen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan of gehuwd zijn, met of zonder kind(eren);

    • b.

      twee personen die door het overleggen van een door een notaris opgemaakt samenlevingscontract hebben aangetoond, dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren, met of zonderkind(eren);

    • c.

      een alleenstaande ouder met kind(eren).

Artikel 2 Redenen briefadres

Redenen voor een briefadres zijn:

  • 1.

    het ontbreken van een woonadres vanwege:

    • a.

      dak- of thuisloosheid;

    • b.

      korte overbrugging tussen twee woonadressen;

    • c.

      de uitoefening van een ambulant beroep;

    • d.

      kort verblijf in het buitenland: gedurende een jaar ten hoogste twee derden van de tijd;

    • e.

      korter dan 2 jaar verblijf in het buitenland en beroepshalve varend op een schip dat de thuishaven in Nederland heeft;

    • f.

      het behoren tot een kwetsbare groep, zoals verwarde personen;

    • g.

      langdurig vermiste persoon;

  • 2.

    verblijf in een instelling voor mannen- of vrouwenopvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen);

  • 3.

    verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 2.40, lid 3 en 4 van de Wet BRP;

  • 4.

    verblijf op een adres waarvan het opnemen van dat woonadres naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen niet wenselijk is (artikel 2.41 van de Wet BRP).

Artikel 3 Voorwaarden

  • 1.

    De aangifte wordt gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

  • 2.

    De aangever is verplicht om bij de aangifte tot briefadres alle benodigde stukken te overleggen.

  • 3.

    Onder benodigde stukken als bedoeld in het tweede lid wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een geldig identiteitsbewijs;

    • b.

      de schriftelijke verklaring van de aangever met reden voor de aangifte en de te verwachte periode dat het briefadres noodzakelijk is;

    • c.

      een schriftelijke verklaring van instemming en geldig identiteitsbewijs of een kopie ervan van de briefadresgever;

    • d.

      een ingevulde en ondertekende vragenlijst briefadres, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, eerste lid;

    • e.

      een bewijs van de instelling, als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, derde lid.

  • 4.

    Als het briefadres gevraagd wordt op grond van artikel 2, vierde lid, is een schriftelijke verklaring van de burgemeester noodzakelijk waaruit blijkt dat opname van een woonadres niet wenselijk is.

  • 5.

    Als het briefadres noodzakelijk is op grond van artikel 2, eerste lid onder f en g, dient de noodzakelijkheid te blijken uit een onderliggend dossier.

  • 6.

    De briefadresgever kan maximaal aan twee gezinshuishoudens, aan twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande toestemming geven een briefadres te houden.

  • 7.

    Het zesde lid van dit artikel is niet van toepassing indien de briefadresgever het college betreft of een door dit college aangewezen rechtspersoon, bedoeld in artikel 2.42 onder b van de Wet BRP en artikel 7 van deze nadere regels.

Artikel 4 Volledige aangifte

  • 1.

    De aangifte is volledig indien alle benodigde gegevens, zoals bedoeld in artikel 3, tweede en derde lid, zijn ingeleverd.

  • 2.

    Als één of meer gegevens ontbreken, dan wordt de aangever in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen.

  • 3.

    Indien de aangifte niet binnen de, in het vorige lid bepaalde termijn kan worden aangevuld, dan kan, op verzoek van de aangever, de termijn eenmalig verlengd worden met veertien dagen.

  • 4.

    Indien de aangifte niet binnen veertien dagen na aangifte aangevuld wordt of uitstel gevraagd wordt, wordt aan de aangifte geen gevolg gegeven.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:

  • a.

    de aangever een woonadres heeft, tenzij hij in de situatie verkeert zoals beschreven in artikel 2, eerste lid onder f en vierde lid;

  • b.

    de aangever langer dan acht maanden gedurende één jaar in het buitenland verblijft en niet beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft.

  • c.

    de aangever beroepshalve varend is op een schip dat zijn thuishaven in Nederland heeft en langer dan twee jaar in het buitenland verblijft;

  • d.

    er een onderzoek loopt naar de verblijfplaats van de briefadresgever;

  • e.

    het briefadres een adres betreft waarop reeds aan twee gezinshuishoudens, aan twee alleenstaanden of aan een gezinshuishouden en een alleenstaande een briefadres is verleend met inachtneming van de uitzonderingen bedoeld in artikel 3, zevende lid.

Artikel 6 Termijn briefadres

  • 1.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal zes maanden. Deze termijn kan met maximaal zes maanden worden verlengd.

  • 2.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder d en e mag een briefadres worden gekozen voor de duur van maximaal de periode dat de aangever buiten Nederland zal verblijven.

  • 3.

    Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen aangifte heeft gedaan van een woonadres, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen.

  • 4.

    In de situatie als bedoeld in artikel 2, vierde lid mag een briefadres worden verleend voor de duur die de burgemeester noodzakelijk acht.

  • 5.

    De aanvraag voor verlenging van het briefadres wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 2 en 5.

  • 6.

    Onverminderd hetgeen is bepaald in het eerste tot en met het derde lid, is diegene op wie het briefadres betrekking heeft en een ander adres krijgt, gehouden om in de periode tussen vier weken vóór de beoogde verhuisdatum tot en met de vijfde dag na verhuisdatum hiervan aangifte te doen bij de gemeente waar hij zijn nieuwe adres heeft.

Artikel 7 Aanwijzing rechtspersonen om als briefadresgever op te treden

  • 1.

    Het college wijst de volgende rechtspersonen aan om als briefadresgever op te treden, zoals bedoeld in artikel 2.42 onder b van de wet BRP: gemeente Oirschot, Kerkstraat 5 te Oirschot.

  • 2.

    De rechtspersoon die als briefadresgever een briefadres ter beschikking stelt kan schriftelijk de verklaring van instemming intrekken.

Artikel 8 Inlichtingenplicht

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 2 tot en met 6 is de zowel de briefadresgever als de briefadresnemer verplicht om op verzoek van het college alle inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de registratie van het briefadres;

  • 2.

    De betrokkene verschijnt hierbij op verzoek in persoon;

Artikel 9 Beëindigen briefadres

  • 1.

    Als de briefadresgever meldt dat betrokkene niet meer bereikbaar is, dient hij dit schriftelijk te verklaren. De gemeente stelt hierop een onderzoek in naar de nieuwe woon- of verblijfplaats van betrokkene.

  • 2.

    De aangever beëindigt het briefadres als de redenen genoemd in artikel 2 op hem niet meer van toepassing zijn.

  • 3.

    Blijft een verzoek om verlenging van het briefadres achterwege of wordt na afloop van de termijn(en) geen aangifte van adresverandering gedaan, dan start het college de procedure adresonderzoek, met als mogelijk resultaat opschorting van de bijhouding van de persoonslijst wegens emigratie met als reden "vertrek uit Nederland".

Artikel 10 Bestuurlijke boete

  • 1.

    Onverminderd het gestelde in deze regeling, is zowel de briefadresgever als de briefadreshouder verplicht om op verzoek van het college alle inlichtingen te verstrekken die van belang zijn voor de registratie van het briefadres.

  • 2.

    De betrokkene verschijnt hierbij op verzoek in persoon.

  • 3.

    Aan degene die niet voldoet aan de verplichting als bedoeld in eerste lid kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van ten hoogste € 325,--.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling. Van onbillijkheid kan sprake zijn als het strikt vasthouden aan de regeling als onredelijk kan worden aangemerkt of als er onevenredige schade zou ontstaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2022.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 25-10-2022

de secretaris,

Saskia Willems-van Ulden

de burgemeester,

Judith Keijzers-Verschelling

Toelichting op de Nadere regels briefadres Oirschot 2022

Algemeen

Deze nadere regels briefadres Oirschot 2022 heeft als doel om het misbruik van briefadressen in de Wet BRP tegen te gaan en daarnaast briefadressen in de Wet BRP mogelijk te maken voor kwetsbare burgers.

 

Artikel 1, lid 6, sub c

Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:

  • een ongehuwd ouder, zonder geregistreerd partnerschap,

  • een ouder wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap is ontbonden of beëindigd,

  • een gehuwd ouder, die niet samenwoont met de echtgenoot (of echtgenote), of

  • een ouder met een geregistreerd partnerschap, die niet samenwoont met deze partner.

Artikel 2, lid 1, sub a:

Personen die niet beschikken over een woonadres en gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres, maar geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan),zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.

 

Artikel 2, lid 1, sub b:

Hierbij valt te denken aan twee echtgenoten die gaan scheiden, maar op één adres wonen. Wanneer de één op het huidige adres blijft wonen, heeft de ander (tijdelijk) geen vast woonadres. Deze laatste persoon kan ingeschreven worden op een briefadres. Een ander voorbeeld is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.

 

Artikel 2, lid 1, sub c:

Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.

 

Artikel 2, lid 1, sub d:

Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand moet een briefadres kiezen, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan 8 maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.

Op grond van artikel 2.43 Wet BRP mag iemand die voor een periode van meer dan 8 maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de bijhouding van zijn persoonslijst een verantwoordelijkheid van de minister van BZK en ‘verhuist’ de PL naar de RNI vanwege emigratie. In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.

 

Artikel 2, lid 1, sub e:

Als een inwoner beroepshalve gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen (artikel 29 Besluit BRP). Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie. Een verplichting daartoe bestaat niet.

 

Artikel 2, lid 1, sub f:

Deze kwetsbare groep kampt soms met de gevolgen van een verslaving, psychiatrische aandoeningen en verstandelijke beperkingen. Daardoor komen deze mensen hun administratieve verplichtingen en afspraken niet altijd na. Juist deze mensen hebben laagdrempelige medische basiszorg nodig die zij in de praktijk alleen krijgen na inschrijving inde BRP. Zonder zorgverzekering krijgen deze personen niet de zorg die zij nodig hebben. Dat vergroot de kans op bijvoorbeeld ernstige lichamelijke en/of psychiatrische aandoeningen. Zonder inschrijving in de BRP komen zij in de praktijk ook niet in aanmerking voor een plek op de wachtlijst voor een woning, waardoor zij gedwongen dakloos blijven. Een inschrijving op een briefadres is daarom voor deze groep noodzakelijk. Waar nodig wordt het briefadres ambtshalve toegekend op het adres van de gemeente.

 

Artikel 2, lid 1, sub g:

Met een langdurig vermist persoon wordt bedoeld een persoon, die:

  • 1.

    tegen redelijke verwachting in afwezig is uit zijn of haar gebruikelijke en/of veilig geachte omgeving,

  • 2.

    waarvan de verblijfplaats van de persoon onbekend is, en

  • 3.

    het in diens belang is dat de verblijfplaats wordt vastgesteld.

Gemeenten kunnen te maken krijgen met de melding dat een persoon is vermist. In het protocol voor ondersteuning door Burgerzaken aan achterblijvers in geval van vermissing is vermeld dat in overleg de vermiste persoon kan worden geregistreerd met een briefadres op het adres van de melder.

 

Artikel 2, lid 2:

In de circulaire BRP en briefadres van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie van 18 oktober 2016 (kenmerk 2016-0000656211) is geregeld dat personen die verblijven in een opvanghuis voor mannen en vrouwen met een briefadres ingeschreven kunnen worden op het kantooradres van de desbetreffende instelling. Op die manier wordt het feitelijke woonadres van betrokkenen adequaat beschermd tegen ongewenste kennisneming door onbevoegden.

 

Artikel 2, lid 3:

Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38,lid 1 en artikel 2.39, lid 1 van de Wet BRP in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen. Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In de artikelen 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welk einstellingen een briefadres gekozen kan worden. Het college van B&W is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.

 

Artikel 3, lid 1:

Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. Voor gedetineerden of personen die in een psychiatrische inrichting verblijven is het advies om bij voorkeur een briefadres te kiezen in de gemeente van herkomst. Dit is onder andere van belang voor de verworven rechten die de briefadreshouder daar heeft opgebouwd, bijvoorbeeld op het gebied van huisvesting. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.

 

Artikel 3, lid 3:

Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45 lid 2 van de wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen. De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen.

 

Artikel 3, lid 4:

Het is niet waarschijnlijk dat de briefadreshouder bij zijn aangifte altijd de verklaring van de burgemeester zal kunnen overleggen. De verwachting is, dat deze verklaring veelal bij de afdeling burgerzaken terecht komt via de interne kanalen van de gemeente.

 

Artikel 3, lid 6:

Maximaal 2 briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande. Het blijft mogelijk en is toegestaan dat een briefadresgever meer dan één briefadreshouder op zijn woonadres kan hebben. Bijvoorbeeld een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willenbelasten. In dat geval kan uitgeweken worden naar de hardheidsclausule van artikel 8.

 

Artikel 4:

Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.

Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd over het besluit dat aan de aangifte briefadresgeen gevolg wordt gegeven wegens het ontbreken van de gevraagde documenten, met inachtneming van artikel 2.60 Wet BRP. Hiertegen is bezwaar mogelijk.

Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om aan de aangifte geen gevolg te geven (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.

 

Artikel 5:

Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangiftebriefadres. In de gevallen dat een briefadres wordt toegekend vanwege veiligheidsreden vastgesteld door de burgemeester (art 2, lid 4) of omdat de briefadreshouder behoort tot een kwetsbare groep (art 2, lid 1 onder f), zal de gemeente zelf altijd de afweging maken tot al dan niet toekennen van een briefadres.

Het is toegestaan om een briefadres bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Dit is in niet strijd met artikel 2.38 Wet BRP.

 

Artikel 5 sub a:

Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP.

Een woonadres is het adres waar iemand woont. Als iemand op verschillende adressen woont, dan is het woonadres het adres waar hij of zij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste keren zal overnachten of – als dat geen uitsluitsel geeft – waar de persoon naar verwachting gedurende drie maanden ten minste twee maanden zal overnachten. Een woonadres kan zich ook in een voertuig (bijvoorbeeld een woonwagen) of vaartuig(bijvoorbeeld een woonboot) bevinden, als het voertuig of vaartuig een vaste stand-of ligplaats heeft.

In de situatie dat geen woonadres vastgesteld kan worden, moet gekozen worden voor een briefadres. Uitzondering wordt gemaakt voor zogenaamde verwarde personen (op advies van sociaal domein) en voor personen waarbij naar het oordeel van de burgemeester het om veiligheidsredenen niet wenselijk om betrokkene op zijn woonadres in te schrijven.

 

Artikel 5 sub b en c:

Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van 2/3e deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon beroepshalve op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel2, lid 1, sub e.

 

Artikel 5 sub e:

Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres.

 

Artikel 6, lid 1 en 4:

Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van maximaal zes maanden te verlenen met de mogelijkheid tot verlenging met nogmaals zes maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij feitelijk verblijft. Deze periode van zes maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na zes maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft (artikel 2, 1e lid sub b).

 

Hierop zijn een aantal uitzonderingen.

  • Als van te voren al bekend is dat iemand een bepaalde periode in het buitenland zalverblijven en geen woonadres heeft, dan kan een briefadres worden verleend voor maximaal deze termijn.

  • Een andere uitzondering heeft te maken met de feitelijke onmogelijkheid van de burger om een woonadres te hebben. Hierbij valt te denken aan binnenvaartschippers. Zolang deze schippers varen kunnen zij kiezen voor een briefadres. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld om de vijf jaar worden getoetst.

  • Ook voor dak- en thuislozen ligt het voor de hand om een afwijkende termijn te kiezen. Zolang de briefadreshouder een zwervend bestaan leidt kan een briefadres gehouden worden. Het recht op het briefadres kan voor deze categorie bijvoorbeeld elk jaar getoetst worden.

Artikel 6, lid 5

Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de overeengekomen termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet.

 

Artikel 6, lid 6

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

 

Artikel 7, lid 1

Een rechtspersoon kan alleen als briefadresgever een briefadres ter beschikking stellen indien het betreft een rechtspersoon die zijn zetel heeft in Nederland en die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als briefadresgever in zijn gemeente op te treden. In dit artikel wordt deze rechtspersoon limitatief benoemd. Uiteindelijk bepaalt het college of inschrijving op dit briefadres ook daadwerkelijk mogelijk is.

 

Artikel 7, lid 1, sub a

De gemeente is aangewezen om als briefadresgever een briefadres ter beschikking te kunnen stellen voor dak- en thuislozen. Inschrijving op dit briefadres is mogelijk nadat is vastgesteld dat betrokkene niet zelf in een woon- of briefadres kan voorzien en niet in aanmerking komt voor inschrijving bij een andere daartoe aangewezen instelling voor maatschappelijke opvang voor dak- en thuislozen).

 

Inschrijving op dit briefadres is mogelijk, zolang dit noodzakelijk is en ter voorkoming van een toename van de problematiek. Burgerzaken beoordeelt de aanvraag, aan wie, voor hoelang en onder welke voorwaarden een briefadres wordt verleend. Inschrijving vindt plaats op het adres van het gemeentehuis, Kerkstraat 5, 5688 BC te Oirschot.

 

Een briefadresgever dient op grond van artikel 2.45, lid 3, Wet BRP er zorg voor te dragen dat voor de houder van het briefadres bestemde geschriften of inlichtingen daarover, aan hem worden doorgegeven of medegedeeld. Indien de ingeschrevene de post niet komt ophalen kan de gemeente haar verplichting niet nakomen. Op grond hiervan wordt dan de inschrijving op het briefadres beëindigd. Het doel van de inschrijving is immers dat de ingeschrevene bereikbaar is, onder meer voor de overheid. Indiende betrokkene zich niet meldt dan wordt het doel niet bereikt.

 

Artikel 7, lid 2

Elke briefadresgever die een briefadres ter beschikking stelt kan de schriftelijke verklaring van instemming intrekken. Een geldende verklaring van instemming is een voorwaarde voor inschrijving op een briefadres. Indien deze door intrekking ontbreekt eindigt de inschrijving op het briefadres.

 

Artikel 8

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

 

Artikel 9, lid 1

Een briefadresgever kan op een gegeven moment aan de gemeente schriftelijk (noodzakelijk van belang voor eventuele latere rechtelijke procedure) melden dat betrokkene voor hem niet meer bereikbaar is en niet meer kan voldoen aan de verplichting van het doorsturen van de post. In zo’n situatie wordt niet langer meer voldaan aan de voorwaarden van deze regeling en dient bij de briefadreshouder de feitelijke verblijfsituatie (in casu het briefadres) nader onderzocht te worden. Van de overheid wordt verwacht (dit blijkt uit allerlei rechtelijke uitspraken) dat zij zich actief opstelt (ondanks dat de betrokkene zijn plicht niet nakomt) en gedegen onderzoek doet om tot een besluit te komen. voor dit onderzoek, dat wordt uitgevoerd conform het landelijke protocol “adresonderzoek BRP”, kan de door de gemeente aangewezen toezichthouder BRP

worden ingeschakeld.

 

Als uit het onderzoek blijkt dat betrokkende niet bereikbaar is, zal dit leiden tot een besluit ambtshalve uitschrijving uit het BRP met als reden “vertrek uit Nederland”. Het voornemen en het besluit worden op naam van de betrokkene verstuurd naar het in de BRP geregistreerde (brief)adres. Tevens wordt een kennisgeving van het besluit gepubliceerd op de voor de gemeente gebruikelijk wijze.

 

Artikel 9, lid 1 2 en 3

De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschik tover een woonadres of een ander briefadres wil beschikken, dan moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het huidige briefadres ts verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.

 

Als een nieuwe aangifte achterwege blijft, dan zal dit leiden tot het opstarten van bovengenoemd “adresonderzoek BRP”.

 

Artikel 10

Op grond van artikel 4.17 Wet BRP, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd als er geen of een onjuiste aangifte van een (brief)adres wordt gedaan. Dit geldt ook voor de verplichting voor zowel de briefadreshouder als ook voor de briefadresgever om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor een juiste bijhouding van de basisregistratie zoals bepaald in artikel 2.45 Wet BRP. Voor de op te leggen bestuurlijke boete, geldt een maximaal bedrag van € 325,-.

 

Artikel 11

In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 6 lid 4 van de regeling. Individuele omstandigheden kunnen er toe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt overeengekomen. Een ander voorbeeld van een gerechtvaardigde afwijking is een particulier die al dan niet tegen betaling briefadresgever is voor veel gedetineerden, omdat zij hun familie daar niet mee willen belasten. Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich voordoen bij kwetsbare of bedreigde personen in de opvang conform de circulaire BRP en briefadres (kenmerk 2016-0000656211) van de minister van BZK van 18 oktober 2016. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de Wet basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.