Organisatie | Oirschot |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete wet BRP Oirschot 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete wet BRP Oirschot 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-12-2022 | nieuwe regeling | 25-10-2022 |
Artikel 4 Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden
Het ontbreken van verwijtbaarheid wordt niet aangenomen, indien de overtreder:
aangeeft langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te hebben gewoond. Dit geldt ook in geval van tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in een instelling voor de gezondheidszorg, een instelling op het gebied van kinderbescherming of een penitentiaire instelling;
aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub g van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aan kan tonen dat de andere persoon verhuisd is naar een ander adres of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de wet aangifte heeft gedaan.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 25-10-2022
de secretaris,
Saskia Willems-van Ulden
de burgemeester,
Judith Keijzers-Verschelling
Toelichting op de beleidsregels bestuurlijke boete Wet BRP Oirschot 2022
In dit artikel zijn de in de regeling gebruikte begrippen nader gedefinieerd en is aansluiting gezocht bij de wettelijke begripsomschrijvingen, die onverkort van toepassing zijn.
Artikel 2Bevoegdheid en mandatering
De Wet basisregistratie personen introduceert de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het geval de burger bewust niet aan de verplichtingen als bedoeld in deze Wet voldoet. Het opleggen van de bestuurlijke boete is geen doel op zich. Het moet de burgers aanzetten tot het nakomen van de verplichtingen die deze Wet aan hen oplegt.
Daarom wordt altijd als blijkt dat de registratie niet overeenkomt met de werkelijke situatie formeel gevraagd om de registratie aan te passen. Hiervoor krijgt de betrokkene een periode van 2 weken. Heeft de betrokkene binnen deze twee weken de registratie aangepast naar de werkelijke situatie dan wordt geen verdere actie ondernomen. Is de registratie niet aangepast dan kan de gemeente besluiten een boete op te leggen.
De mogelijkheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervangt de strafbaarstelling via de weg van het strafrecht, die eerder in de Wet GBA was opgenomen.
De verplichtingen zoals deze momenteel in de Wet staan zijn onder andere:
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:43) kan één overtreding slechts éénmaal worden beboet. Als de burger geen aangifte doet van adreswijziging en vervolgens niet verschijnt als het college hem daartoe verplicht, dan zijn er in feite twee overtredingen begaan. Het kan echter buiten proportie zijn om dan twee boetes op te leggen. Overweging kan dan zijn om 'slechts' één boete op te leggen.
De bevoegdheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan (Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:45). Het is dus van belang te bepalen op welke datum de overtreding van een verplichting op grond van de Wet basisregistratie personen is begaan.
Uitgangspunt is dat de overtreding wordt begaan op het moment dat het college constateert dat niet is voldaan aan de wettelijke verplichtingen. Na overtreding van de aangifteplicht, bijvoorbeeld, blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de burger in gebreke blijft, overtreedt hij de Wet. De termijn schuift daarmee dus ook op.
In het geval de verplichtingen van de Wet basisregistratie personen rusten op de wettelijke vertegenwoordigers van minderjarigen tot 16 jaar of mensen die onder curatele staan, wordt de bestuurlijke boete opgelegd aan die wettelijk vertegenwoordiger(s) of de curator.
De minderjarige, bijvoorbeeld, is niet bevoegd om zelf aangifte van verhuizing te doen, terwijl aan hem ook niet de verplichting tot het overleggen van (bron)documenten kan worden opgelegd. Die verplichtingen rusten op de wettelijke vertegenwoordiger of de curator. Het college kan hen aanspreken op deze verantwoordelijkheid, door het opleggen van een bestuurlijke boete.
Een bestuurlijke boete kan niet worden opgelegd aan een overtreder die al is overleden. In de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:42) staat dat de opgelegde boete vervalt als deze bij leven van de overtreder is opgelegd, maar voor inning van het opgelegde boetebedrag komt te overlijden.
Artikel 4Verwijsbaarheid en bijzondere omstandigheden
Een bestuurlijke boete kan aIleen worden opgelegd als er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grand van objectieve en subjectieve verwijtbaarheid.
Bij objectieve verwijtbaarheid gaat het om het handelen of na laten van betrokkene. De vraag is dan of betrokkene feitelijk een wettelijke regel heeft overtreden.
Bij subjectieve verwijtbaarheid gaat het om de persoon zelf: wist of kan hij redelijkerwijs weten, dat hij een verplichting had moeten nakomen?
De mate waarin de gedragingen verwijtbaar zijn, beoordeelt het college op basis van de situatie op het moment waarop de verplichtingen hadden moeten worden nagekomen.
Of er sprake is van verwijtbaar gedrag moet blijken uit een dossier, op grand waarvan het college uiteindelijk een boete oplegt. Het is in verband met de bewijslast noodzakelijk dat feiten en omstandigheden worden vastgelegd. Onderdeel van het op te bouwen dossier is in ieder geval een rapportage van de toezichthouder over de overtreding (Algemene wet bestuursrecht, artikel 5:48).
Het na laten van het vervullen van verplichtingen, al dan niet bewust, kan als verwijtbaar bestempeld worden. Aan de hand van feiten en omstandigheden kan bepaald worden in welke mate het niet voldoen aan de verplichtingen verwijtbaar is.
In het bestuursrecht wordt onderscheid gemaakt tussen lage en hoge bestuurlijke boetes. Voor lage bestuurlijke boetes gelden minder voorschriften en administratieve regels dan voor hogere boetes. De grens ligt op € 340,-. Om onnodige administratieve lasten te voorkomen heeft de wetgever voor het opleggen van boetes ingevolge de Wet BRP gekozen voor een maximum van € 325,-.
Uit oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid stelt de gemeente twee boetes vast, namelijk een boete van € 325,- en een boete van € 200,-.
Bij het vaststellen van de boetes is rekening gehouden met de soort overtreding, de ernst van de overtreding en het belang voor de BRP bij het nakomen van de verplichtingen. De boete van € 325,- is vastgesteld voor gevallen die gezien één of meer van deze elementen als ernstiger wordt aangemerkt. De boete van € 200,- wordt opgelegd in de overige gevallen. In de tabel is schematisch aangegeven wanneer welke boete opgelegd kan worden.
Artikel 6Valsheid in geschrifte
Bij valsheid in geschrifte moet het in principe gaan om een schriftelijk document. Ook het opzettelijk gebruiken van een door iemand anders valselijk opgemaakt of vervalst geschrift is valsheid in geschrifte. Bij een vals aangifte als hier bedoeld kan een bestuurlijke boete worden opgelegd vanwege overtreding van de aangifteplicht. Er dient dan wel rekening te worden gehouden met het bepaalde in artikel 5:44 Awb. Als er naast het overtreden van de aangifteplicht tevens sprake is van valsheid in geschrifte, dient de zaak eerst aan het Openbaar Ministerie (OM) te worden voorgelegd. Besluit het OM niet strafrechtelijk te vervolgen, dan kan alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Artikel 7Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid
Dit artikel geeft het college nog enige 'speelruimte'. In een geval waarin deze beleidsregel niet voorziet, kan het college alsnog besluiten een bestuurlijke boete op te leggen. In geval van bijzondere omstandigheden kan het college echter ook besluiten om geen boete op te leggen, of het boetebedrag te matigen. Dat kan bijvoorbeeld zijn in het geval het niet voldoen aan de verplichtingen weliswaar verwijtbaar is, maar het opleggen van een boete vanuit onze gemeentelijke zorgplicht onwenselijk is.