Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
IJsselstein

Subsidieregeling Voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente IJsselstein 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieIJsselstein
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling Voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente IJsselstein 2023
CiteertitelSubsidieregeling Voorschoolse Educatie en Peuteropvang gemeente IJsselstein 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Uitvoeringsregeling gemeentetoeslag voor peuteropvang gemeente IJsselstein 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene subsidieverordening gemeente IJsselstein 2015

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

15-11-2022

gmb-2022-527713

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling Voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente IJsselstein 2023

Het college van de gemeente IJsselstein;

 

gelet op:

  • -

    Artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente IJsselstein 2015;

besluit vast te stellen de volgende :

 

Subsidieregeling Voorschoolse educatie en peuteropvang gemeente IJsselstein 2023

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De in deze subsidieregeling gebruikte begrippen hebben dezelfde betekenis als de begrippen uit de Wet kinderopvang, tenzij in lid 2 van dit artikel daarvan is afgeweken.

  • 2.

    In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

     

    • a.

      Aanvrager: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een of meerdere kindercentra exploiteert als bedoeld in artikel 1.1 lid 1 van de Wet kinderopvang;

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders ;

    • c.

      Hbo’er: een medewerker met een opleiding op HBO of WO niveau op pedagogisch en didactisch gebied;

    • d.

      Kindplaats: een plaats voor een kind in een kindercentrum die voor een heel kalenderjaar door één kind wordt bezet of door meerdere kinderen voor evenredige delen van dat jaar;

    • e.

      Kindvolgsysteem: een systeem waarmee systematisch gegevens worden verzameld en waarmee de ontwikkeling van kinderen op diverse domeinen kan worden gevolgd.

    • f.

      Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen aan de aanvrager voor de afname van een kindplaats voor voorschoolse educatie (VE), waarvande hoogte wordt bepaald aan de hand van de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst;

    • g.

      OAB: onderwijsachterstandenbeleid;

    • h.

      Peuter: een kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar en ingeschreven in de basisregistratie personen van de gemeente IJsselstein;

    • i.

      Peuteropvang: het aanbod in een kinderopvangorganisatie, gericht op kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar, waarin met een peuterprogramma de ontwikkeling wordt gestimuleerd;

    • j.

      Puzzelgroep: een VE-groep van maximaal 8 peuters met een VE-indicatie die naast voorschoolse educatie extra ondersteuning krijgen van hbo-geschoold personeel, waarbij door middel van observaties, oudergesprekken en advisering van onder andere jeugdarts en pedagoog wordt beoordeeld van hetgeen voor dit kind nodig is;

    • k.

      Stedelijke regiegroep voorschoolse educatie: een structureel overleg waarin naast de houders van voorscholen ook vertegenwoordigers vanuit de bibliotheek, de jeugdgezondheidszorg, de scholen en de gemeente zitting hebben met als taak de regie te voeren en afspraken te maken over de uitvoering van de voorschoolse educatie;

    • l.

      Subsidieregeling: deze subsidieregeling;

    • m.

      Subsidieverslag: een door de aanvrager op te stellen verslag waarin gemotiveerd wordt aangeven welke activiteiten overeenkomstig het plan van aanpak zijn uitgevoerd en voor welke activiteiten de uitvoering anders is geweest dan in het plan van aanpak was voorzien.

    • n.

      Transitieafspraken: een door het college vastgesteld plan waarin de verdeling van kindplaatsen tussen aanvragers is vastgelegd;

    • o.

      Voorschool: een kindcentrum waar voorschoolse educatie wordt aangeboden;

    • p.

      VE-geïndiceerd kind: een kind vanaf de leeftijd van 2,5 jaar tot de leeftijd waarop het start met de basisschool dat van de GGD een VE-indicatie heeft gekregen;

    • q.

      VE-plaats: een door een VE-geindiceerd kind bezette kindplaats;

    • r.

      VE-groep: groep van maximaal 16 kinderen van 2,5 tot 4 jaar waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden. De groep bestaat zowel uit VE-geindiceerde kinderen en kinderen zonder een VE-indicatie ( een gemengde groep);

    • s.

      VE-programma: een erkend integraal programma dat in het kader van VE-beleid wordt uitgevoerd en is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;

    • t.

      Voor- en vroegschoolse Educatie (VVE): educatie verdeeld in een voorschoolse periode (2,5- en 3-jarigen) doorlopend in een vroegschoolschoolse periodek, namelijk de eerste jaren van het basisonderwijs (4- en 5-jarigen);

Artikel 2 Doel

  • 1.

    De subsidie heeft als doel in de gemeente voldoende –qua aantal en spreiding- voorzieningen voor voorschoolse educatie te realiseren, zoals bedoeld in artikel 159 van de Wet op het primair onderwijs.

  • 2.

    De subsidie heeft als tweede doel een voorziening te realiseren voor kinderen tussen 2,5 en 4 jaar zonder VVE-indicatie van wie de ouders geen kinderopvangtoeslag ontvangen.

  • 3.

    De subsidie beoogt voorschoolse educatie te realiseren die voldoet aan de landelijke en gemeentelijke kwaliteitseisen.

  • 4.

    De subsidie heeft als bijkomend doel het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, zoals bedoeld in artikel 161 van de Wet op het primair onderwijs.

Artikel 3 Reikwijdte

De subsidie die door de gemeente wordt verstrekt, heeft betrekking op de activiteiten zoals genoemd in artikel 4 en 5 van deze subsidieregeling en is bedoeld voor de doelgroep zoals genoemd in artikel 6 van deze regeling.

Artikel 4 Voorwaarden subsidieactiviteiten voor voorschoolse educatie

  • 1.

    De aanvrager moet werken met een Hbo-er voor de voorschoolse educatie. Deze moet 10 uren per VE-geïndiceerde peuter per jaar per locatie worden ingezet. Deze norm mag door de aanvrager naar eigen inzicht worden ingezet, zolang de inzet gericht is op de kwaliteitsverbetering van de beroepskrachten en op het aanbod van voorschoolse educatie.

  • 2.

    De aanvrager moet voldoen aan de Wet kinderopvang en aan de basisvoorwaarden voor kwaliteit uit het Besluit kwaliteit kinderopvang;

  • 3.

    De aanvrager van subsidie voor VE-peuterplaatsen moet naast het onder lid 2 gestelde ook voldoen aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

  • 4.

    De aanvrager verklaart zich akkoord met de Transitieafspraken.

  • 5.

    De activiteiten van de aanvrager moeten voldoen aan de volgende (kwaliteits)eisen:

    • a)

      De aanvrager maakt gebruik van een kindvolgsysteem met toepassing van de instructies die bij dat systeem horen.

    • b)

      De aanvrager maakt gebruik van een erkend VE-programma met toepassing van de instructies die bij dat programma horen.

    • c)

      De aanvrager is aangesloten op de Peutermonitor en levert per kwartaal de voor de Peutermonitor benodigde gegevens aan:

      • o

        BSN

      • o

        NAW gegevens geboortedatum + woonplaats

      • o

        Startdatum

      • o

        Einddatum indien relevant

      • o

        Naam organisatie kinderopvang

      • o

        LRK nummer kindcentrum en adres

      • o

        Geindiceerd of niet-geindiceerd

      • o

        Kinderopvangtoeslag/niet kinderopvangtoeslag

      • o

        Soort inkomenstoets

      • o

        Ouderbijdrage

    • d)

      De aanvrager biedt voorschoolse educatie aan in gemengde groepen van maximaal 16 peuters. Het aantal kinderen met een VE-indicatie per groep bedraagt minimaal vier en maximaal tien.

    • e)

      In de puzzelgroep biedt de aanvrager voorschoolse educatie aan in een homogene groep van maximaal acht kinderen met een VE-indicatie. Er wordt slechts voor één puzzelgroep per gemeente subsidie verstrekt.

    • f)

      De aanvrager werkt structureel aan het verbeteren van ouderbetrokkenheid via de oudercomponent ‘ouderbetrokkenheid’ in het VE-programma. Daarnaast organiseert de aanvrager samen met de andere aanvragers gemeenschappelijke ouderactiviteiten die vanuit de stedelijke regiegroep VE worden geinitieerd.

    • g)

      De aanvrager realiseert een goede (warme) overdracht naar het basisonderwijs of een andere passende instelling volgens gemeenschappelijk afgestemde overdrachtsformulieren.

    • h)

      De aanvrager plaatst VE-geïndiceerde peuters met voorrang op beschikbare plekken.

    • i)

      De aanvrager neemt deel aan het overleg Lokaal Educatieve Agenda.

    • j)

      De aanvrager neemt deel aan de Stedelijke Regiegroep VE in IJsselstein.

Artikel 5 Voorwaarden subsidie activiteiten voor reguliere peuteropvang

  • 1.

    De aanvrager voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang. Subsidie wordt slechts verleend per kindplaats in de gemeente die wordt bezet door een niet VVE-geïndiceerde peuter waarvan de ouders niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag.

  • 2.

    De aanvrager moet minimaal 40 weken per jaar peuteropvang aan te bieden. Het gaat dan om een aanbod van tenminste 6 uur tot en met 8 uur per week verdeeld over minimaal 2 dagen.

  • 3.

    De aanvrager moet voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      Een goede overdracht van kinderopvang naar basisscholen volgens gemeenschappelijke afgestemde overdrachtsformulieren.

    • b.

      Inzet van een methodiek om ouders te betrekken.

  • 4.

    De aanvrager verklaart zich akkoord te gaan met de Transitieafspraken.

Artikel 6 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan aanvragers die activiteiten aanbieden voor peuters van de volgende groepen ouders:

  • a.

    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een VE-geindiceerd kind.

  • b.

    Ouders met recht op kinderopvangtoeslag met een VE-geindiceerd kind.

  • c.

    Ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag met een peuter;

Artikel 7 Subsidiebedragen

  • 1.

    De subsidie bestaat uit een bedrag per uur per geplaatste reguliere peuter en een bedrag per uur voor VE-geindiceerde kinderen.

  • 2.

    De subsidie bestaat uit twee componenten:

    • a.

      De landelijk vastgestelde maximale uurprijs dagopvang (normtarief kinderopvang) zoals jaarlijks vastgesteld door het rijk (www.belastingdienst.nl). Dit tarief wordt gehanteerd om de ouderbijdrage voor niet kinderopvangtoeslagouders vast te stellen. Het college compenseert voor de niet kinderopvangtoeslag ouders het verschil tussen de ouderbijdrage en het normtarief kinderopvang.

    • b.

      Door het college vastgestelde kostprijs per uur is voor deze OAB Rijksperiode € 10,51. In deze kostprijs zijn kosten voor scholing, huisvesting, aanbod, organisatie, materiaalkosten en extra taakuren opgenomen.

  • 3.

    Voor VE-geindiceerde kinderen geldt daarbovenop dat het derde en vierde dagdeel (totaal 8 uur) gefinancierd wordt door de gemeente tegen de kostprijs van € 10,51 per uur. Voor ouders zijn deze dagdelen gratis.

  • 4.

    Het college kan de vastgestelde kostprijs per uur jaarlijks wijzigen als het rijk op basis van de gemeentelijke OAB verantwoordelijkheid andere of kostprijsverhogende kwaliteitseisen stelt aan aanvragers.

  • 5.

    Voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie (PBM-er) geldt een subsidiebedrag van € 440 per VE-geindiceerd kind. Als peildatum hiervoor geldt 1 januari van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd .

  • 6.

    Voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker voorschoolse educatie (PBM-er) in de puzzelgroep geldt een subsidie van € 440 per VE-geindiceerd kind. Als peildatum hiervoor geldt 1 januari van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 8 Subsidieplafond

  • 1.

    Het subsidieplafond voor deze regeling wordt jaarlijks vastgesteld door de raad.

  • 2.

    Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2023 is door de raad vastgesteld op € 547.216.

  • 3.

    Indien er meer kindplaatsen worden aangevraagd dan waar het subsidieplafond financiële ruimte voor biedt, wordt de subsidie naar rato van de kindplaatsen die in de subsidieaanvraag zijn opgenomen verdeeld tussen de aanvragers.

Artikel 9 Ouderbijdrage

De maximale eigen bijdrage die de aanvrager bij ouders in rekening brengt voor een kindplaats is:

  • 1.

    Voor de ouders van een VVE-geïndiceerd kind die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag: het maximum bedrag per uur waarvoor ouders kinderopvangtoeslag kunnen terugvragen bij de Belastingdienst;

  • 2.

    Voor de ouders van een VE-geïndiceerd kind die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag: de ouders betalen voor 8 uur per week voorschoolse educatie een inkomensafhankelijke eigen bijdrage volgens de ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang’ die gebaseerd is op de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

  • 3.

    Voor de ouders van een niet VE-geïndiceerd kind die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag: de ouders betalen voor 6 tot 8 uur per week peuteropvang een inkomensafhankelijke eigen bijdrage volgens de ‘VNG Adviestabel ouderbijdrage peuteropvang’ die gebaseerd is op de tabel kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

Artikel 10 Subsidieaanvragen

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie op grond van deze regeling wordt ingediend uiterlijk op 15 oktober voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie bedoeld is.

  • 2.

    Voor de aanvraag wordt een door het college vastgesteld formulier gebruikt.

  • 3.

    Bij de aanvraag wordt de prognose voor de verwachte bezetting van kindplaatsen over het hele jaar gevoegd, uitgesplitst per half jaar en uitgesplitst in VE-geindiceerde en niet VE-geindiceerde kinderen.

  • 4.

    Bij de aanvraag wordt een begroting gevoegd voor de benodigde uren inzet pedagogisch beleidsmedewerker op basis van het aantal verwachte VE-kindplaatsen. Als peildatum hiervoor geldt 1 januari van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd .

  • 5.

    De aanvraag wordt aangevuld met een beleidsplan. In het beleidsplan worden in ieder geval beschreven hoe de aanvrager de onder artikel 4 en 5 genoemde activiteiten voor voorschoolse educatie en peuteropvang gaat realiseren.

  • 6.

    Het college beslist op een aanvraag voor de subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Artikel 11 Weigeringsgronden

Onverminderd de weigeringsgronden zoals opgenomen in artikel 10 van de Algemene subsidieverordening gemeente IJsselstein 2015 kan de subsidie ook (gedeeltelijk) worden geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager op het moment van subsidieaanvraag onderwerp is van een bestuursrechtelijke handhavingsprocedure in het kader van de Wet kinderopvang;

  • b.

    niet voldaan wordt aan het gestelde onder artikel 4 of 5 van deze regeling.

Artikel 14 Verantwoording en subsidievaststelling

  • 1.

    Vóór 1 april van het jaar dat volgt op het desbetreffende kalenderjaar dient de aanvrager een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      een prestatieverslag met in ieder geval een verslag van hoe de voorschoolse educatie is gerealiseerd en welke resultaten ermee zijn bereikt.

    • b.

      de daadwerkelijke kindplaatsbezetting per kwartaal over het voorgaande jaar;

    • c.

      de ontvangen eigen bijdragen van ouders in het uitvoeringsjaar;

    • d.

      een jaarrekening waaruit valt af te leiden welke kosten voor voorschoolse educatie gemaakt zijn.

  • 3.

    De hoogte van het subsidiebedrag wordt op basis van de verantwoording definitief vastgesteld.

  • 4.

    De hoogte van het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van:

    • a.

      het aantal bezette kindplaatsen, waarbij kindplaatsen die gedurende het jaar voor een deel bezet zijn geweest alleen voor dat deel in de berekening meegenomen worden;

    • b.

      het in artikel 7 genoemde bedrag per kindplaats dat wordt vastgesteld met inachtneming van de daadwerkelijk ontvangen eigen bijdragen van ouders.

Artikel 15 Overgangsbepalingen voor het jaar 2023

  • 1.

    In afwijking van het gestelde in artikel 10 lid 1 kan een aanvrager tot 1 december 2022 een subsidieaanvraag indienen voor de periode 1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in artikel 5 lid 4 onder c levert de voorschool zolang deze niet is aangesloten op de Peutermonitor voorafgaand aan ieder kwartaal van het jaar van uitvoering – voor het eerste kwartaal in de subsidieaanvraag –een prognose van de verwachte bezetting van kindplaatsen en aan het eind van ieder kwartaal een overzicht van de gerealiseerde bezetting.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen in deze subsidieregeling in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of - ontvanger gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

Artikel 17 Inwerkingtreding en intrekking geldende regeling

  • 1.

    Deze regeling treedt, na bekendmaking daarvan, in werking per 1 januari 2023.

  • 2.

    De Uitvoeringsregeling gemeentetoeslag voor peuteropvang gemeente IJsselstein 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 18 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Voorschoolse Educatie en Peuteropvang gemeente IJsselstein 2023.

Vastgesteld door het college op 15 november 2022

drs. W.M. van de Werken

secretaris

mr. P.J.M. van Domburg

burgemeester