Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Integraal Accommodatieplan 2020 |
Citeertitel | Integraal Accommodatieplan 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-11-2022 | nieuwe regeling | 14-01-2020 | 2019.0058287 |
Binnen de kernen van Haarlemmermeer vinden tal van activiteiten plaats op het gebied van sport, cultuur, ontmoeting en onderwijs. Deze zijn ondergebracht in maatschappelijk vastgoed dat voor een groot deel in eigendom is van de gemeente Haarlemmermeer.
Naar aanleiding van het rekenkameronderzoek “Fundament voor Vastgoed” (2015) is de vraag gesteld of de gemeente haar maatschappelijk vastgoed doeltreffend en doelmatig inzet voor haar beleidsdoelen. Als antwoord is de afgelopen jaren gewerkt aan een integrale aanpak om vraag en aanbod van enerzijds maatschappelijke activiteiten en anderzijds maatschappelijk vastgoed bij elkaar te brengen. Het resultaat is een wijkgerichte werkwijze om te komen tot een Integraal Accommodatieplan.
Het Integraal Accommodatieplan (IAP) brengt de verschillende belangen van de diverse afdelingen, onze externe partners en de inwoners van de gemeente Haarlemmermeer samen. Tegelijkertijd onderkennen we de unieke samenstelling van (groot)stedelijke centra en kleine woonkernen binnen de gemeente Haarlemmermeer. Dit maakt het noodzakelijk om op kern- of wijkniveau inzicht te krijgen in de behoefte aan maatschappelijke activiteiten. En ook de wijze waarop deze het beste gefaciliteerd kunnen worden. Het gaat om maatwerk door gebiedsgericht werken (Daar waar wijk,wijkgericht of wijkplanstaat in dit document kan ook kleine kernen gelezen worden).
Het gemeentelijk vastgoed kan daarbij op een doeltreffende en doelmatige wijze een bijdrage leveren door deze activiteiten te huisvesten. Tegelijkertijd willen we ook ruimte bieden aan private partijen om hierin een actieve rol te vervullen.
In de uitvoering van het IAP zullen de 36 wijken1 van Haarlemmermeer per wijk geanalyseerd worden. Deze opgave is te omvangrijk om in een jaar af te ronden. Uitgangspunt is om jaarlijks ten minste vier kernen te analyseren.
Om in aanvang een totaalbeeld te krijgen van de omvang van de gemeentebrede opgave beginnen we met een analyse op hoofdlijnen gemaakt op basis van de actuele vraag en het aanbod.
Dit document beschrijft de werkwijze om – per wijk – de belangen, behoeften, kansen en risico’s met elkaar te verbinden. Op basis hiervan wordt een opgave geformuleerd. Ook wordt de werkwijze beschreven, in gesprek te gaan met onze partners en tijdig de inwoners bij de opgave te betrekken. Het IAP is een wijkgerichte aanpak om de vraag naar maatschappelijke activiteiten in beeld te brengen en optimaal te huisvesten in beschikbaar vastgoed (publiek en privaat). Bij de huisvesting van de activiteiten wordt voornamelijk gestuurd op flexibiliteit, bezetting en verduurzaming.
Het is geen vanzelfsprekendheid dat de oplossing van een accommodatievraagstuk binnen de gemeentelijke vastgoedportefeuille moet worden gevonden. Het bezitten van vastgoed is geen doel op zich. Dit roept de vraag op welke rol wij als gemeente hebben bij de huisvesting van activiteiten die bijdragen aan maatschappelijke doelen. We onderscheiden hierin vier verschillende rollen:
Wettelijke taak met investeringsverplichting; Dit geldt voor al het primair, speciaal en voortgezet onderwijs en bewegingsonderwijs. Hierin kan nog onderscheid gemaakt worden tussen een investeringsverplichting (onderwijshuisvesting) en exploitatieverantwoordelijkheid (bij het onderwijs is deze ondergebracht bij schoolbesturen (als juridisch eigenaar));
Wettelijke taak zonder investeringsverplichting; Het betreft hierbij activiteiten die uitgevoerd worden door zelfstandige organisaties op basis van beleidsmatige randvoorwaarden en met financiële ondersteuning (GGD, Vroeg- en voorschoolse educatie). De organisaties zijn verantwoordelijk voor hun eigen huisvesting. De gemeente kan hierbij faciliteren door middel van planvorming (ruimtereservering) en bestemmingsplannen;
Uitvoering van beleid. Voor andere maatschappelijke functies geldt dat de gemeente geen wettelijke taak heeft, maar vanuit haar beleid en haar maatschappelijke doelen een actieve rol inneemt ten behoeve van accommodaties. Bijvoorbeeld sporthallen, zwembaden, theaters, dorpshuizen, wijkgebouwen en dergelijke;
In figuur 1-1 is per beleidsveld aangegeven welke rol de gemeente inneemt in de huisvesting en financiering (subsidies waar een huisvestingscomponent onderdeel van kan zijn).
figuur 1-1Rolverdeling subsidies en huisvesting
In de rolopvatting wordt geen uitsluitsel gegeven over de eigendomsverhouding, het beheer en de exploitatie van de activiteiten. Deze kan per situatie verschillen. Zo worden de dorpshuizen en wijkgebouwen (Maatvast of zelfstandige stichtingen) en sportzalen (Sportfondsen Haarlemmermeer) door externe organisaties beheerd en geëxploiteerd in ruil voor een vergoeding of subsidie. En het eigendom kan zowel in gemeentelijke als in private handen zijn.
Naast het beschikbaar stellen van subsidies of accommodaties kan de gemeente ook op andere wijze activiteiten mogelijk maken. Bijvoorbeeld door bij gebiedsontwikkelingen planologisch rekening te houden met accommodaties of het mee te nemen in het grond(prijzen)beleid waarin een onderscheid in functies is opgenomen.
Bij de IAP-werkwijze vormen de bestaande beleidskaders (zoals het sportbeleid, cultuurbeleid, welzijnsbeleid en vastgoedbeleid) de basis om keuzes te maken. Dit maakt het mogelijk om die beleidskaders tussentijds te actualiseren zonder dat daarbij de IAP-werkwijze aangepast hoeft te worden. De ervaringen die opgedaan worden bij het uitvoeren van het IAP kunnen anderzijds van pas komen bij het actualiseren van die beleidskaders, maar ook voor het verder optimaliseren van de werkwijze van het IAP zelf. De werkwijze willen we na twee jaar evalueren op uitvoerbaarheid en resultaten.
Jaarlijks zullen ten minste vier kernen geanalyseerd en uitgewerkt worden. In een cyclus van ongeveer 7 tot 9 jaar willen we alle kernen ten minste één keer analyseren. Alle analyses bij elkaar vormen samen met de extra voorzieningenbehoefte uit de uitbreidingsgebieden een meerjarenperspectief voor maatschappelijke investeringen. Dit meerjarenperspectief Vastgoed is een jaarlijkse rapportage waarin de voortgang op de actieplannen, de gemeentebrede opgave (vraag vs. aanbod) en de financiële verantwoording en prognoses worden behandeld. Omdat de kernen niet allemaal tegelijk klaar zijn is het meerjarenperspectief een groeidocument.
Dit Integraal Accommodatieplan is opgebouwd uit twee delen. In het eerste deel wordt een gemeentebrede analyse van de actuele situatie van vraag en aanbod van maatschappelijke voorzieningen in de gemeente Haarlemmermeer in beeld gebracht. Het tweede deel is een werkwijze om per wijk tot een actieplan te komen (figuur 1-2)
Een integraal accommodatieplan heeft betrekking op verschillende typen accommodaties. In onze gemeentelijke vastgoedportefeuille hebben we zowel maatschappelijke accommodaties als accommodaties voor onze eigen huisvesting en commerciële accommodaties.
Tegelijkertijd zijn maatschappelijke activiteiten zowel in de gemeentelijke vastgoedportefeuille als in particuliere accommodaties gehuisvest. Onze gemeentelijke maatschappelijke rol is daarmee breder dan alleen onze eigen vastgoedportefeuille. Gemeentelijk vastgoed is geen doel op zich, maar een middel om maatschappelijke activiteiten te faciliteren.
Om een integrale blik op de gemeentelijke accommodaties te kunnen geven, beschouwen we in onze dorps- en wijkanalyses het totale pakket.
In dit eerste IAP geven we een beschouwing van het gekaderde deel (Figuur 2-1); het gemeentelijk vastgoed dat onze maatschappelijke doelen faciliteert.
Figuur 2-1Bereik van het Integraal Accommodatieplan (gestippelde kader)
In Tabel 2-1 wordt verwezen naar uitgangspunten uit de vastgestelde beleidskaders per beleidsterrein die raakvlak kunnen hebben met huisvesting.
Tabel 2-1Uitgangspunten beleidskaders per programma
In Tabel 2-2 is een overzicht gegeven van het huidige aanbod aan maatschappelijke voorzieningen en welke aanvullende behoeften er nu al zijn (in eigendom en particulier), los van de extra vraag die gekoppeld is aan onze woningbouwambitie. Op het gebied van binnensport ligt een opgave voor extra sporthallen. Op het gebied van ontmoeten en welzijn willen we voornamelijk optimaliseren binnen het huidige aanbod. De ontwikkelingen bij de zorg zijn initiatieven die door derden worden opgepakt waarbij de gemeente een faciliterende rol kan innemen. In bijlage 7 zijn gedetailleerde informatie en overzichtskaarten per programma beschikbaar. In de wijkanalyses worden ook de accommodaties verzameld die in particulier eigendom zijn en waarin maatschappelijke activiteiten plaatsvinden.
Tabel 2-2Actuele aanbod en de behoefte/ontwikkelingen per programma
In de komende 20 tot 25 jaar is er een woningbouwopgave van circa 20.000 woningen. Hiermee groeit onze gemeente van circa 150.000 naar 200.000 inwoners (zie Figuur 2-2). Om een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat te behouden, is er uitbreiding nodig van onze maatschappelijke activiteiten en accommodaties.
Figuur 2-2Uitbreidingslocaties Haarlemmermeer
De uitbreidingsbehoefte is voor alle gebiedsontwikkelingen al voorlopig in beeld gebracht, Hierbij is rekening gehouden met uitbreiding van de maatschappelijke accommodaties. De bestaande accommodaties in de directe omgeving zijn reeds opgenomen in de uitbreidingsbehoefte.
Deze uitbreidingsbehoefte vormt onderdeel van de gemeentelijke investeringsstrategie waarin ook investeringen voor groen en infrastructuur worden opgenomen.
Op basis van de woningbouwopgave is een voorlopige inschatting gemaakt welke voorzieningen er extra nodig zijn in de komende jaren. Tabel 2-3Tabel 2-3 betreft de uitbreidingsbehoefte voor accommodaties. Daarnaast is er ook behoefte aan een uitbreiding van activiteiten en daarmee een structurele ophoging van de subsidiebudgetten.
Op basis van normen, ervaringen en het huidige aanbod is per ontwikkelopgave een inschatting gemaakt welke uitbreidingsbehoefte er is. De behoefte is afhankelijk van het type dorp of wijk, het bestaande aanbod en de locatie, het aantal en type woningen dat gebouwd gaat worden. Het aantal vierkante meters wordt later per gebied verder uitgewerkt. In de groei van het IAP-document gaan we nadere uitwerking geven aan een normeringskader van vraag en aanbod (oppervlakte, verzorgingsgebied, subsidie en bezetting).
Tabel 2-3Uitbreidingsbehoefte per programma
2.3 Algemene ontwikkelingen Haarlemmermeer
Naast de uitbreidingsbehoefte ten gevolge van de woningbouwopgave (zie hoofdstuk Uitbreidingsbehoefte2.2) zijn er nog andere ontwikkelingen die van invloed zijn op de planning en uitvoering van het IAP.
In de komende 30 jaar werkt de gemeente Haarlemmermeer aan de energie neutrale gemeente.
Met een programmatische aanpak willen wij bereiken dat het energiesysteem in Haarlemmermeer in 2050 CO2-neutraal is. Dat betekent dat de energievraag zoveel mogelijk is gereduceerd zonder de ontwikkeling van onze gemeente te beperken. De eventuele resterende energievraag wordt ingevuld met CO2 vrije energiedragers. Waar mogelijk worden die zoveel mogelijk in Haarlemmermeer opgewekt. Dat vraagt om een slim en toekomstbestendig netwerk. Deze transitie realiseren we met behoud van leefbaarheid, welzijn en betaalbaarheid. Dit gebeurt in samenhang met ander gemeentedoelen en in nauwe samenwerking met onze omgeving. We letten erop dat de lusten en lasten van de energietransitie eerlijk worden verdeeld zodat we komen tot een eerlijke, haalbare en betaalbare transitie. Dit gebeurt vanuit het belang van maatschappelijk draagvlak en het beheersen van de financiële consequenties voor alle partijen.
Vanuit het maatschappelijk vastgoed sluiten we zo veel mogelijk aan bij de planning van de energietransitie. Voor die panden die we vanuit het IAP gaan verbouwen zal aangesloten worden op het verduurzamingsbeleid van gemeentelijk vastgoed (dit wordt onderdeel van het beleidskader Vastgoed dat medio 2020 aan de raad wordt aangeboden. Daarbij is het uitgangspunt om bij (her)ontwikkeling van gemeentelijk (maatschappelijk) vastgoed het goede voorbeeld te geven.
Voor de verduurzaming van vastgoed zijn er vanuit het Klimaatakkoord een aantal doelstellingen opgenomen tot 2050.
In 2020 wordt het beleidskader Vastgoed door ons behandeld. Belangrijk onderdeel van de kaders is het verduurzamen van het gemeentelijk vastgoed. Vooruitlopend op het beleid is het ons uitgangspunt om het vastgoed op die momenten te verduurzamen dat er grote planmatige onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd moeten worden (dakrenovatie, schilderwerk, vervanging van installaties. Hierbij streven we naar energieneutraal vastgoed. Bij voorkeur verdienen de maatregelen zichzelf terug, maar soms zijn verduurzamingsmaatregelen noodzakelijk om de klimaatdoelstellingen te realiseren maar worden de investeringskosten niet volledig terug verdiend (onrendabele investeringen).
Om een goed beeld te krijgen van de maatregelen die nodig zijn voor het verduurzamen van het gemeentelijk vastgoed is inzicht nodig in de actuele situatie van het vastgoed. Energiescans geven inzicht in welke maatregelen we moeten nemen om aan onze doelstellingen te voldoen. De informatie die dit oplevert zorgt voor een extra afwegingskader voor het aanpassen, renoveren of sloop/nieuwbouw van maatschappelijk vastgoed.
Om samenhangende plannen te maken die optimaal inspelen op het bereiken van maatschappelijke doelen en op concrete behoeften, hanteren we een wijkgerichte aanpak. Vanuit de wijkanalyses wordt het duidelijk of er aanpassingen in de accommodaties nodig zijn. Aanleidingen voor dergelijke aanpassingen zijn te vinden in (beleidsmatige) ontwikkelingen die leiden tot veranderende behoefte of in vastgoedmatige oorzaken, bijvoorbeeld een slechte gebouwkwaliteit, leegstand of hoge exploitatielasten. Bij de wijkgerichte aanpak brengen we deze beide lijnen (programma en vastgoed) bij elkaar om samenhangende oplossingen te realiseren. Dit hoofdstuk beschrijft de aanpak en de organisatie om tot een integraal wijkplan te komen.
Er worden drie fasen doorlopen die onderstaand nader worden omschreven (zie ook Figuur 3-1):
In deze fase wordt in een korte tijd (4 weken) de beschikbare informatie van de wijk bij elkaar gebracht, besproken en uitgewerkt tot een ontwikkelopgave. Daarbij kijken we naar:
Figuur 3-1 Schematisch overzicht IAP-werkwijze
De analysefase resulteert in een ontwikkelopgave die rekening houdt met kansen en knelpunten door middel van scenario’s. Dit vormt een ‘blauwdruk’ voor de toekomst van de maatschappelijke voorzieningen in een wijk. De ontwikkelopgave wordt met de bestuurlijk opdrachtgever besproken om het vervolg (fase 2 en 3) te bepalen. Vanzelfsprekend kan uit de analyse ook naar voren komen dat er geen actieplan nodig is. Bij quick-wins is er geen participatietraject of een initiatief- of voorbereidingskrediet benodigd om de opgave verder uit te werken naar een concreet uitvoerbaar actieplan op basis waarvan een investeringskrediet kan worden aangevraagd.
Uit diverse praktijkvoorbeelden ervaren we dat het aanpakken van vraagstukken over maatschappelijke accommodaties ook vraagt om participatie van de omgeving. Het gaat hierbij om een samenspel met als inzet een optimaal activiteitenniveau binnen de beschikbare financiële middelen. In deze fase zoeken we naar input en betrokkenheid voor de plannen van de stakeholders die we geïnventariseerd hebben bij de wijkanalyse (fase 1). Denk hierbij bijvoorbeeld aan dorps- en wijkraden, welzijnsorganisaties, exploitanten van maatschappelijk vastgoed, sportverenigingen, culturele verenigingen, vrijwilligersorganisaties, etc. De participatie is maatwerk omdat de omvang en de belangen per opgave kunnen verschillen.
Voorafgaand aan het participatieproces moet duidelijk zijn wat het doel is van de participatie, waar het precies betrekking op heeft en welke verwachtingen daarbij horen. Na het doorlopen van de participatie wordt het wijkplan definitief gemaakt, inclusief planning en een indicatie van de benodigde investeringen voor de voorgestelde scenario’s. Afhankelijk van de noodzakelijke participatie duurt deze fase 4 tot 16 weken.
De invulling van de besluitvorming is afhankelijk van de aard van de ontwikkelopgave. In de regel geldt dat hoe omvangrijker de opgave, hoe eerder er bestuurlijke besluitvorming nodig is om het participatieproces goed uit te kunnen voeren. Het college of de raad wordt in dat geval om een initiatieven- dan wel voorbereidingskrediet gevraagd waarmee de opgave verder uitgewerkt kan worden. De besluitvorming na de participatie is gericht op het akkoord op het definitieve actieplan en het benodigde investeringsbudget. De looptijd van deze fase zal ongeveer 12 weken duren. Na besluitvorming wordt begonnen met de uitvoering.
Gedurende het proces van de wijkgerichte aanpak worden drie rollen onderscheiden, te weten:
De Bestuurlijk opdrachtgever (BOG) is de wethouder vastgoed. De ambtelijk opdrachtgever (AOG) is clustermanager G&V/SSC. Zij zijn bestuurlijk en ambtelijk eindverantwoordelijk voor het IAP.
De Ambtelijk Opdrachtnemer (AON) voert de regie op het totale proces om te komen tot integrale wijkplannen. Dit houdt concreet in dat de AON de werkgroep aanstuurt, bijeenkomsten voorbereidt, de planning bewaakt, waar nodig bijstuurt en verantwoording aflegt aan de opdrachtgevers. De AON is tevens verantwoordelijk voor het uitvoeren van de analyses en de besluitvorming voor het participatietraject. Daarnaast werkt de AON het meerjarenperspectief uit en zorgt voor een jaarlijkse rapportage van het IAP. Tot slot zal de AON de voortgang op de vastgestelde en in ontwikkeling zijnde actieplannen bewaken.
De werkgroep wordt gevormd door een wisselende samenstelling van medewerkers vanuit teams Onderzoek & Statistiek, Gebieds- en Relatiemanagement (GRM), SSC en Vastgoedzaken (VGZ). De samenstelling is afhankelijk van de werkverdeling binnen de betrokken teams ten aanzien van de te behandelen wijk of kern. Het team voert onder leiding van de AON alle benodigde voorbereidingen en uitwerkingen uit voor de wijkanalyses.
Het voornemen is om jaarlijks ten minste vier wijken/kernen te analysen en vervolgens wijkgerichte actieplannen op te stellen. Een eerste stap om tot integrale actieplannen te komen is het uitvoeren van de wijkanalyse. In dit hoofdstuk wordt omschreven hoe het proces eruitziet en welke kaders daarbij gehanteerd worden.
In de eerste fase om te komen tot integrale wijkplannen staat de analyse van de wijk en het bepalen van de integrale opgave centraal. Het proces is dusdanig ingericht dat er door middel van korte sessies snel resultaat geboekt wordt (zie Figuur 4-1). De resultaten van iedere stap vormen input voor de volgende stap. De fase start met een plenaire kick-off waarin het plan van aanpak wordt toegelicht en de karakteristieken van de wijk worden gedeeld. Daaropvolgend wordt er zowel individueel als gezamenlijk vanuit de feitenanalyse toegewerkt naar een integrale opgave voor de wijk. De doorlooptijd van deze fase (exclusief het informeren van de Bestuurlijk Opdrachtgever (BOG)) zal circa 4 weken in beslag nemen en wordt voornamelijk intern uitgevoerd.
In bijlage 2 wordt een gedetailleerde beschrijving gegeven van de processtappen in de wijkanalyse fase. In Figuur 4-1 is weergegeven hoe het proces van de wijkanalyse er schematisch uit ziet.
Figuur 4-1Schematische weergave wijkanalyse en toepasbare werkvormen
4.2 Uitgangspunten wijkanalyse
Een belangrijke maatschappelijke doelstelling van de gemeente Haarlemmermeer is het activiteitenniveau zo optimaal mogelijk vorm te geven, zodat:
Om dat te bereiken is het in de werkwijze van het IAP van belang om te bepalen wat het DNA is van de wijk en welke stakeholders actief zijn. Daarnaast dient bepaald te worden of de gemeente een taak en rol ziet in het accommoderen van bepaalde maatschappelijke activiteiten en op welke wijze daar invulling aan zou moeten worden gegeven. Tenslotte is het zaak om gemeentelijke accommodaties die nodig zijn, te laten voldoen aan de eisen die we daaraan stellen, bijvoorbeeld op het gebied van functionaliteit, technische kwaliteit, toegankelijkheid of duurzaamheid. In dit hoofdstuk beschrijven we de gemeentelijke kaders die een rol spelen bij het opstellen van de actieplannen per wijk.
4.3 Gebied: Hoe functioneert de wijk?
Met ingang van 1 januari 2019 wordt de gemeente Haarlemmermeer verdeeld in 36 wijken. In vrijwel al deze wijken zijn maatschappelijke accommodaties en activiteiten aanwezig die bijdragen aan de maatschappelijke beleidsdoelen. We onderscheiden in de gemeente Haarlemmermeer drie typen woonkernen:
In bijlage 3 wordt een beschrijving van ieder type woonkern gegeven. Deze is medebepalend voor het aanwezig aantal accommodaties en de huidige en toekomstige behoefte aan accommodaties en activiteiten vanuit de bewoners.
Achtergrond van en thema’s in de wijken
Met de genoemde typeringen kunnen de verschillende wijken worden geïdentificeerd. Wel is het voor het bepalen van een doelmatig activiteitenniveau van belang om de kenmerken en aandachtspunten van een wijk diepgaander te analyseren. We kijken bij de analyse van de wijk onder andere naar de volgende thema’s:
Voor de nieuwe gebiedsontwikkelingen zal het lastiger worden om te bepalen hoe een wijk functioneert. Daarom wordt in die gebieden gekeken naar het marktsegment waarvoor gebouwd wordt en wordt de toekomstige wijk vergeleken met een enigszins vergelijkbare wijk.
4.4 Stakeholders: met wie doen we het?
Een wijk kenmerkt zich onder andere door de stakeholders die er actief zijn. Stakeholders zijn personen, organisaties en instanties die een bepaalde mate van invloed uitoefenen binnen de betreffende wijk en mogelijk activiteiten aanbieden.
In het IAP betekent dit dat er een overzicht komt van alle stakeholders in de wijk. Per stakeholder wordt geïnventariseerd wat hun invloed, belang en houding is ten opzichte van de (wijk)ontwikkelingen. Met de ervaringen vanuit Gebieds- en Relatiemanagement en de aanwezigheid van belangrijke partners in een wijk (dorps- of wijkraden, Maatvast, Sportfondsen, Ymere) wordt in kaart gebracht welke belangen er zijn en hoe de partijen zich opstellen bij veranderingen in de wijk. Bij de start van het proces richt de stakeholderanalyse zich op de meer algemene houding van de belangrijkste partijen in de wijk (in de loop van het proces krijgt de ontwikkelopgave meer vorm en wordt de impact voor de stakeholders duidelijker. Het is goed om tussentijds de stakeholdersanalyse opnieuw uit te voeren). De uitkomsten van deze analyse bepalen de wijze waarop de stakeholders in het participatietraject betrokken kunnen worden. In bijlage 4 worden twee mogelijke analysevormen getoond.
Daarnaast bieden stakeholders vaak maatschappelijke activiteiten aan die op een of andere manier door de gemeente gefaciliteerd (gesubsidieerd en/of geaccommodeerd) worden. De stakeholders bepalen in meer en meerdere mate de (toekomstige) vraag naar
In een wijk worden verschillende activiteiten door de gemeente, volgens vastgesteld beleid, gefaciliteerd. Vanuit het beleid zijn de nadere kaders omschreven met betrekking tot het programma, de rol van de gemeente en de spreiding (zie bijlage 5). Het kader geeft aan of een activiteit tot de kerntaak van de gemeente behoort. En of de rol van de gemeente (eigendom en onderhoud) bij de activiteit is ondergebracht bij Vastgoed of Beheer & Onderhoud (B&O). Tot slot worden in de analyse ook activiteiten verzameld die niet vanuit de gemeente gefaciliteerd worden vanuit beleid, maar wel een maatschappelijk karakter hebben.
In de wijkanalyse wordt per activiteit aangegeven of we de activiteit als wijkgebonden (W), bovenwijks (B) of gemeentelijk (G) zien en wat de maximale afstand van bewoners is tot de activiteit. Dit betreft geen vastgesteld beleid, maar zijn wegingsfactoren om na te gaan of er sprake is van een knelpunt op het gebied van programma. Ook wordt geïnventariseerd wat de aard is van de rol die de gemeente vervult – subsidiëren en/of accommoderen – en hoe de gemeente daar invulling aan geeft. In algemene zin wordt tevens aangegeven waar de activiteiten gehuisvest zijn en wat de kwaliteit van deze accommodaties is.
4.6 Vastgoed: in welke accommodatie doen we het?
Het gemeentelijk vastgoed heeft een ondersteunende functie. Het moet geschikt zijn om de activiteiten die wij willen faciliteren te accommoderen. Voor het maatschappelijk deel van de vastgoedportefeuille streven wij ernaar om het aanbod van onze accommodaties aan te sluiten bij de vraag van onze inwoners en het al aanwezige aanbod. Vanuit gebiedsgericht werken houden we rekening met de karakteristiek/kenmerken van de woonwijken.
a.Uitgangspunten gemeentelijk vastgoed
De gemeente Haarlemmermeer heeft een gebouwenbestand dat zoveel mogelijk aansluit bij de eigen en beleidsmatige behoefte. Het in eigendom hebben en exploiteren van vastgoed is voor de gemeente geen doel op zich.
De gemeente Haarlemmermeer heeft vastgoed in de portefeuille als:
Wij streven ernaar dat onze gebouwen:
In bijlage 6 is een verdere uitwerking hiervan opgenomen.
In de vastgoedanalyse brengen we van al onze gebouwen (dus ook eigen huisvesting en onze strategische vastgoedvoorraad) de gegevens in beeld zoals leeftijd, gebouwoppervlakte, bezetting, flexibiliteit, exploitatie en economische waarde. In de toekomst zal de energieprestatie van een pand daaraan worden toegevoegd. In bijlage 6 is het invulblad voor de vastgoedanalyse opgenomen. De gegevens uit de analyse kunnen aanleiding zijn om wijzigingen aan te brengen in de bezetting of exploitatie en om te verduurzamen.
Bij de afwegingen tot ingrijpen zal ook gekeken worden naar het beschikbare vastgoed in de omliggende wijken, kernen of dubbeldorpen en beoogde gebiedsontwikkelingen in de nabijheid.
Tot slot worden in de analyse ook de accommodaties verzameld die in particulier eigendom zijn en waarin maatschappelijke activiteiten plaatsvinden.
5 Participatie en besluitvorming
Als de opgave in beeld is kan beoordeeld worden of het om een eenvoudige of complexe opgave gaat. Afhankelijk van de aard van de ontwikkelopgave kan het gewenst zijn om voorafgaand aan het participatietraject het college of de raad een besluit te vragen ten aanzien van een initiatieven- of voorbereidingskrediet. In dat geval wordt er na de participatie nogmaals om politieke goedkeuring gevraagd (aanvraag investeringskrediet). De aard van de ontwikkelopgave wordt onder andere bepaald door het aantal stakeholders, de belangen en de helderheid van de opgave. De afwegingen die gemaakt moeten worden om het participatie en besluitvormingstraject vorm te geven worden in onderstaand schema uitgelicht.
Figuur 5-1Complexiteitsbeoordeling wijkopgave
Op basis van de analyse en de daaruit voortkomende opgave (inclusief scenario’s die nog uitgewerkt kunnen worden) wordt een advies opgesteld hoe de opgave het beste kan worden aangepakt (voorkeursscenario met plan van aanpak om het tot een actieplan uit te werken).
Aan de BOG wordt gevraagd in te stemmen met het advies waarna gestart kan worden met fase 2: participatie en fase 3: besluitvorming. Deze faseopvolging is niet zo lineair als het lijkt, aangezien ook voorafgaand aan fase 2 besluitvorming kan plaatsvinden.
Het participatietraject wordt opgezet om samen met de inwoners/ondernemer/organisaties in de betreffende wijk betrokkenheid te creëren en tot een integraal actieplan te komen. Bij eenvoudige opgaven met weinig betrokkenen en een uniform belang is een participatieproces niet noodzakelijk en kan direct met betrokkenen afgestemd worden. Voor de complexe opgaven met veel betrokkenen en (veel) tegengestelde belangen kan een participatieproces ingericht worden. Belangrijk is dat het doel en het onderwerp vooraf duidelijk zijn en welke verwachtingen daarbij horen. Voor het opzetten van het participatietraject zijn verschillende vormen denkbaar afhankelijk van de aard van de ontwikkelopgave. Dit vraagt om een projectmatige aanpak waarbij voldoende capaciteit en financiële middelen beschikbaar zijn om de participatie goed uit te kunnen voeren en de opgave uit de analysefase verder uit te werken naar een actieplan.
In Tabel 5-1 BesluitvormingsrouteTabel 5-1 is een richtlijn om te bepalen wat de bestuurlijke besluitvormingsroute is om tot een actieplan te komen.
Tabel 5-1 Besluitvormingsroute
Bij aanvang van deze fase is het een goed moment om de stakeholdersanalyse te actualiseren en te bepalen op welke manier de stakeholders het beste betrokken kunnen worden in het participatietraject. Het opzetten van het participatietraject vraagt daarom om maatwerk per opgave. Daarbij wordt er zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de ervaringen en de werkwijze van Gebieds- en Relatiemanagement voor het betreffende gebied.
Als de opgave is uitgewerkt tot een concreet actieplan kan er een definitief besluit genomen worden om tot uitvoering te komen van het actieplan.
De invulling van de besluitvorming is afhankelijk van de aard van de ontwikkelopgave. In de regel geldt dat hoe omvangrijker de opgave, hoe eerder er bestuurlijke besluitvorming nodig zal zijn om het participatieproces goed uit te kunnen voeren. De raad wordt in dat geval om een initiatieven- dan wel voorbereidingskrediet gevraagd waarmee de opgave projectmatig uitgewerkt kan worden.
Na de participatie wordt het definitieve actieplan door de raad vastgesteld en de benodigde investeringsbudget beschikbaar gesteld. Na besluitvorming wordt begonnen met de uitvoering. Voor de eenvoudige actieplannen die niet direct tot (grote) investeringen leiden kan een collegebesluit volstaan met een begrotingswijziging ter afweging bij de VJR/NJR. Bij grotere investeringen zal een raadsbesluit noodzakelijk zijn.
De nog op te stellen actieplannen per wijk vormen samen een meerjarig perspectief voor maatschappelijke investeringen. De komende jaren zal dit meerjarenperspectief Vastgoed verder uitgewerkt worden aan de hand van de actieplannen en als jaarlijks rapportageproduct dienen voor de planning en de voortgang op het IAP.
In het meerjarenperspectief Vastgoed worden de volgende onderwerpen opgenomen:
De bedoeling is dat er ten minste vier wijken per jaar geanalyseerd worden en de daarbij behorende actieplannen worden vastgesteld. De volgorde waarin de wijken geanalyseerd worden is afhankelijk van meerdere zaken. Bijvoorbeeld de kennis en ervaringen die de gebiedsmanagers ophalen uit de wijk, beleids- of wetswijzigingen, vastgoedprestaties, de energietransitie of de aanwezigheid van gebiedsontwikkelingen in of nabij een wijk. Op basis van ambtelijk advies stelt de bestuurlijk opdrachtgever vast welke wijken het komende jaar geanalyseerd worden. Voor de eerste wijkanalyses wordt in eerste instantie gekeken naar de zes casus uit het project Optimalisatie Maatschappelijk Vastgoed en een aantal gebiedsontwikkelingen dat in voorbereiding is.
We werken integrale plannen en voorstellen uit voor de maatschappelijke voorzieningen in de wijken en kernen van onze gemeente. Vanwege de integrale benadering is sprake van een mix van begrippen die we hier duiden.
Maatschappelijke activiteiten: Dit zijn bezigheden die voortkomen uit de maatschappelijke behoeften van mensen of een groep mensen.
Maatschappelijke voorzieningen: Een combinatie van functies, activiteiten en accommodaties die zijn gericht op het bewerkstelligen van specifieke behoeften en doelstellingen van doelgroepen.
Maatschappelijke accommodaties: Vastgoedobjecten met een maatschappelijke bestemming, die worden ingezet voor de beleidsdoelstellingen van onderwijs, welzijn, zorg, sport en cultuur. De bestemming van de accommodatie (het object) is bepalend, niet het eigendom van het object.
Bovenwijkse maatschappelijke voorziening: Een maatschappelijke voorziening waarvan het nut zich uitstrekt over een groter gebied dan de wijk of kern waar de maatschappelijke voorziening is gevestigd.
Bijlage 2: gedetailleerde beschrijving aanpak wijkanalyse
In de kick-off wordt er een plenaire presentatie gehouden voor het IAP team. In deze presentatie wordt het plan van aanpak toegelicht en een beeld geschetst van het ‘DNA’ van de wijk op basis van gegevens waar O&S over beschikt. Dit zijn o.a. de volgende gegevens:
Hierbij is aandacht voor de karakteristieke thema’s die spelen in de wijk en de lopende en verwachte (woningbouw)ontwikkelingen. Deze presentatie wordt door de ambtelijk opdrachtnemer IAP voorbereid samen met O&S en de gebiedsmanagers.
De feitenanalyse wordt uitgevoerd op drie onderdelen: stakeholder, programma en vastgoed. Voor het verzamelen van de feitelijke gegevens is een Excel model ontwikkeld.
In het onderdeel stakeholders wordt een overzicht gegeven van alle stakeholders die actief zijn in de betreffende wijk. Denk hierbij bijvoorbeeld aan dorps- en wijkraden, welzijnsorganisaties, exploitanten van maatschappelijk vastgoed, sportverenigingen, culturele verenigingen, vrijwilligersorganisaties, etc. Per stakeholder wordt de mate van invloed en belang ingeschat en de basishouding bepaald. Tevens wordt er geïnventariseerd of de stakeholder activiteiten organiseert die beleidsmatig ondersteund worden en waar de niet ingevulde behoefte uit bestaat. Bij de start van de wijkanalyse wordt de stakeholderanalyse gericht op de meer algemene houding van de belangrijkste partijen in de wijk.
Bij programma worden in de eerste plaats alle activiteiten geïnventariseerd die beleidsmatig worden ondersteund. Per activiteit wordt de spreiding (welke reikwijdte heeft een activiteit: betreft het een wijkfunctie, bovenwijkse functie of gemeente-overstijgende functie), de rol van de gemeente en de subsidiering in beeld gebracht. Vervolgens wordt geïnventariseerd waar (in welke accommodatie) de activiteit wordt gefaciliteerd. Naast de aanwezige activiteiten wordt er, binnen het onderdeel programma, tevens gekeken naar de bereikbaarheid van activiteiten die beleidsmatig gewenst zijn, maar in de betreffende kern niet worden gefaciliteerd. Tot slot worden in de analyse ook de activiteiten geïnventariseerd die niet beleidsmatig ondersteund worden.
In het onderdeel vastgoed worden alle aanwezige gemeentelijke accommodaties geanalyseerd. Per accommodatie wordt inzichtelijk gemaakt om wat voor type vastgoed het gaat, wat het bouwjaar is, wat de capaciteit is, hoe toegankelijk de accommodatie is en hoe het vastgoed gebruikt wordt. Daarnaast worden ook financiële vastgoedgegevens opgehaald zoals de kostprijsdekkende huur en de WOZ- en de boekwaarde. Tot slot worden ook in de analyse ook de accommodaties verzameld die in particulier eigendom zijn en waarin maatschappelijke activiteiten plaatsvinden.
Iedere discipline gaat met zijn/haar onderdeel aan de slag om alle feitelijke gegevens op te halen. De gebiedsmanagers gaan aan de slag met het onderdeel stakeholders. SSC vult het onderdeel programma in en Vastgoedzaken houdt zich bezig met het onderdeel vastgoed. Het hiervoor ontwikkelde format in Excel is eenvoudig in te vullen. Op basis van de gemeentelijke kaders, die in paragraaf 4.2 omschreven worden, rolt er, indien van toepassing, een beoordeling uit de ingevulde gegevens. Iedere discipline krijgt een week de tijd om de gegevens op te halen en het format in te vullen. Gedurende deze week komt het IAP team geregeld bij elkaar om de voortgang van de individuele feitenanalyse te bespreken zodat er, indien nodig, tijdig bijgestuurd kan worden.
Benoemen kansen en knelpunten en verkennen en kwalificeren oplossingsrichtingen
In een bijeenkomst waar O&S, gebiedsmanagement, SSC en Vastgoedzaken bij aanwezig zijn worden de uitkomsten van de feitenanalyse met elkaar gedeeld. Na deze bijeenkomst worden twee sprints georganiseerd om met de resultaten uit de feitenanalyse aan de slag te gaan.
Sprint 1: benoemen van de kansen en knelpunten
Per onderdeel (gebied, stakeholders, programma en vastgoed) worden gezamenlijk de kansen en knelpunten benoemd. Knelpunten zouden kunnen zijn: vraag naar andere activiteiten gezien de gebieds- of bevolkingsontwikkelingen, niet ingevulde activiteiten, niet conform beleid gefaciliteerde activiteiten, verouderd vastgoed, niet optimaal benut vastgoed ect. We benoemen de knelpunten vanuit de activiteiten en vanuit het vastgoed apart van elkaar. Tijdens deze exercitie kan het zijn dat op onderdelen verdiepend onderzoek nodig is
om dergelijke uitspraken te doen. Hier wordt ook een overzicht van gemaakt, zodat in de volgende stap het verdiepend onderzoek wordt uitgevoerd.
Sprint 2: verkennen en kwalificeren van oplossingsrichtingen
De kansen en knelpunten vormen de basis om gezamenlijk de eerste integrale oplossingsrichtingen uit te denken. Er is een matrix ontwikkeld die stimuleert om integraal te denken. Een knelpunt vanuit het programma (activiteit) heeft immers direct een relatie met het vastgoed en andersom. Een weergave van de matrix is hieronder weergegeven. Eerst worden vanuit de activiteit gerelateerde knelpunten de mogelijke oplossingen geïnventariseerd. Activiteit-gerichte oplossingen kunnen zijn:
Vervolgens wordt per oplossing het gevolg voor het aanwezige vastgoed specifiek omschreven. Een voorbeeld: het knelpunt is dat er vanuit de gemeenschap behoefte is aan een nieuwe activiteit. De uitkomst is dat de gemeente deze activiteit actief gaat huisvesten. Een gevolg voor het vastgoed kan zijn dat deze activiteit ondergebracht wordt in bestaand gemeentelijk vastgoed dat momenteel niet optimaal benut wordt of wordt ondergebracht in vastgoed van derden. Deze oplossingen dienen in een volgende stap van de analyse verder onderzocht te worden.
Ditzelfde wordt gedaan voor de vastgoed gerelateerde knelpunten. Vastgoed technische oplossingen voor de knelpunten kunnen zijn:
Ook voor de vastgoedoplossingen worden de gevolgen voor de aanwezige activiteiten omschreven. Ook hier een voorbeeld: een accommodatie wordt enkel monofunctioneel gebruikt en de bezetting is laag. Een mogelijke oplossing is dat het vastgoed wordt afgestoten. Het gevolg voor de activiteit kan zijn dat deze wordt ondergebracht in aanwezig vastgoed (publiek of privaat) waar nog ruimte is.
Door de gewenste oplossing in bovenstaande matrix in te vullen ontstaat het eerste integrale beeld van de opgave voor de wijk. Iedere oplossing wordt vervolgens gekwalificeerd. Dit houdt in dat wordt aangegeven of de oplossing een quick win (snel uit te voeren zonder grote gevolgen voor de wijk) betreft of dat een participatietraject noodzakelijk is.
Daar waar (wat betreft het gebied, stakeholders, programma of vastgoed) verdiepend onderzoek noodzakelijk is krijgt de verantwoordelijke een week de tijd om dit onderzoek uit te voeren. Dit onderzoek is nodig om een nauwkeuriger beeld van de huidige situatie te krijgen.
Opnieuw komt het IAP team gedurende een dagdeel bij elkaar. De resultaten van het verdiepende onderzoek worden met elkaar gedeeld. Gezamenlijk wordt de matrix hierop aangevuld, zodat er een compleet beeld van de ontwikkelopgave ontstaat dat met de BOG besproken kan worden.
De laatste stap in de analysefase betreft het informeren van de BOG over de opgave die voor ligt. De AON presenteert aan de BOG de doorlopen stappen en het eerste beeld van de ontwikkelopgave in de wijk. Tevens wordt om akkoord gevraagd op verdere uitwerking van de opgave en het eventueel starten van het participatietraject.
Bijlage 3: type kernen gemeente Haarlemmermeer
Team Onderzoek en Strategie hanteert voor haar onderzoeken (o.a. Kijk op de Wijk) een indeling van 36 wijken/kernen (zie ook de kaart op de volgende pagina). Grofweg zijn deze wijken onder te verdelen in kleine kernen/dubbeldorpen, (post)moderne wijken en centrumgebieden. Hieronder volgt een nadere toelichting.
Het kenmerk van een kleine kern is een kleine woonomgeving in een landelijk gebied dat niet direct verbonden is met nabijgelegen grotere woonkernen. Het voorzieningenniveau is beperkt en kleinschalig van aard. De bevolkingsopbouw is licht vergrijzend.
Ontwikkelmogelijkheden voor extra woningbouw zijn beperkt (mede door beperkingen van het Luchthavenindelingsbesluit (LIB)). De sociale cohesie is groter dan gemiddeld. Dubbeldorpen zijn een karakteristiek Haarlemmermeers fenomeen. Dat is vooral duidelijk in het gebied waar de Ringvaart de gemeentegrens vormt. Hier vormen dorpen uit de Haarlemmermeer een dubbeldorp met (meestal) een dorp uit de aangrenzende gemeente. De banden van al de dubbeldorpen zijn sterk in historisch en sociaal opzicht. Het is dan ook logisch om bij een voorzieningenvraagstuk in een dubbeldorp hiermee rekening te houden.
De moderne wijken zijn in één keer bedacht en gebouwd volgens de geldende ideeën en normen van dat moment. Afhankelijk van de schaalgrootte en de verwachtte bevolkingssamenstelling berekenden planologen hoeveel voorzieningen benodigd zouden zijn. De planmatige wijken zijn elk ontworpen als aparte postzegel, waardoor minder oog is geweest voor de voorzieningensamenhang tussen wijken. Elke wijk kreeg z’n eigen winkelcentrum, scholen en sociaal- cultureel centrum op handige bereikbare plekken in de wijk. Veel van deze wijken zijn planologisch “naar binnen” gekeerd ontworpen.
In de centrumgebieden heeft de buurt minder sociale betekenis dan in de kleine kernen en dubbeldorpen. Contacten met buurtgenoten zijn hier vaker oppervlakkig. In de stedelijke dynamiek van het centrum is het buurtvangnet het zwakst ontwikkeld. In de centrumgebieden zijn ouderen en alleenstaanden sterker vertegenwoordigd dan elders in de gemeente. Dat heeft gevolgen voor de sociale infrastructuur en de maatschappelijke voorzieningen in deze gebieden.
Bijlage 5: Beleidskaders (programma)
In de onderstaande tabel wordt verwezen naar de vastgestelde beleidskaders per beleidsterrein.
In de Programma’s van Eisen (PvE’s) voor de maatschappelijke organisaties die een subsidie ontvangen voor de uitvoering van onderdelen van bovenstaand beleid, is het bovenstaande verder uitgewerkt in eisen die wij aan de uitvoering van het beleid stellen.
In de wijkanalyse wordt per ook activiteit aangegeven of we de activiteit als wijkgebonden (W), bovenwijks (B) of gemeentelijk (G) zien en wat de maximale afstand van bewoners is tot de activiteit. Dit betreft geen vastgesteld beleid, maar zijn wegingsfactoren om na te gaan of er sprake is van een knelpunt op het gebied van programma. Ook wordt geïnventariseerd wat de aard is van de rol die de gemeente vervult – subsidiëren en/of accommoderen – en hoe de gemeente daar invulling aan geeft. In algemene zin wordt tevens aangegeven waar de activiteiten gehuisvest zijn en wat de kwaliteit van deze accommodaties is.
Binnensport, buitensport en bewegingsonderwijs
Vanuit de Sport- en beweegvisie Haarlemmermeer 2019-2029, de sportvisie “Thuis in de sport” (2007) en ons daaruit volgend sportbeleid “Sport in beweeglijk perspectief” (2009) streven we naar een hoogwaardig sportlandschap, dat een positieve bijdrage levert aan het leefklimaat en het imago van de gemeente. Ons sportbeleid heeft drie pijlers:
Accommodaties: om de sportvoorzieningen te laten meegroeien met de groei van Haarlemmermeer worden tweejaarlijks behoefteprognoses geactualiseerd ten behoeve van een integrale voorzieningenplanning. Hierbij wordt de wettelijke taak voor een onderwijsprognose gekoppeld met het gemeentelijk beleid voor een sportprognose.
Onze gemeentelijke rol is verschillend, ter facilitering van ons beleid, mede afhankelijk van het sporttype:
Daarnaast zorgt de gemeente voor de binnensportaccommodaties voor de (top)sportverenigingen die vallen binnen ons sportbeleid. Deze verenigingen gebruiken vooral de sportzalen en sporthallen, omdat de meeste binnensporten niet passen in een gymzaal. Een sportzaal bevat twee gymzaaldelen, een sporthal drie.
Voor sommige buitensporten (o.a. voetbal) verzorgt gemeente zowel de aanleg als het beheer van de sportvelden en verhuurt de gemeente de velden tegen gereduceerd tarief aan de verenigingen. Andere buitensporten (o.a. tennis, schaatsen) zijn zelf verantwoordelijk voor de aanleg en het onderhoud van hun banen.
Voor zwemfaciliteiten geldt dat we naast de bestaande zwembaden in onze gemeente zoveel mogelijk zwemwater faciliteren in recreatiegebieden. De recreatiegebieden en de beweegvriendelijke omgeving vormen onderdeel van de openbare ruimte, dus vormen geen onderdeel van IAP. Buiten- en binnen accommodaties op het gebied van recreatie vallen wel onder het IAP.
Ons gemeentelijk beleid voor sociaal culturele- accommodaties geeft dat wijkcentra, dorpshuizen en jongerencentra basisvoorzieningen zijn in een wijk of kern. Deze voorzieningen zijn een plek voor ontmoeting, ontspanning, (talent)ontwikkeling, informatie en advies. Ook kunnen er activiteiten plaatsvinden die gericht zijn op ondersteuning. Daarmee zijn deze accommodaties ook een randvoorwaarde voor onze stevige sociale basis. Met onze stevige sociale basis verlichten we zoveel mogelijk de gemeentelijke zorgtaak (WMO, Jeugdzorg en participatiewet). Welzijnsactiviteiten (waaronder laagdrempelige nuldelijnszorg gericht op lichte ondersteuning waar vormen van zware zorg niet ingezet hoeven te worden) vinden veelal plaats in dorps- en wijkcentra.
Inwoners nemen in hun buurt of kern, actief deel aan de samenleving. De gemeente stimuleert inwoners, jong en oud, om prettig en zelfstandig te leven in hun woonomgeving en een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving. Activiteiten en diensten worden op maat in wijken en kernen uitgevoerd, gebruikmakend van een uitgebreid en divers netwerk van sociaal-culturele accommodaties. Wij vinden het belangrijk dat inwoners van jong tot oud zelf initiatieven nemen, vrijwilligerswerk doen, alsmede gevraagd en ongevraagd het gemeentebestuur adviseren over zaken die zij belangrijk vinden.
De kern van het collegebeleid is wijkgericht werken met inachtneming van de grote diversiteit die Haarlemmermeer zo kenmerkt. Geen wijk of kern is hetzelfde. Ook onze inwoners zijn onmogelijk over één kam te scheren. Speciale aandacht gaat ook uit naar de specifieke situatie van dubbeldorpen.
Onze gemeentelijke rol voor ontmoetingscentra is flexibel. Er zijn voor deze functie meerdere eigendomssituaties:
Uitgangspunt is dat in alle wijken mogelijkheden tot ontmoeting zijn. Dat hoeft niet noodzakelijkerwijze in gemeentelijk vastgoed. Wel dienen de gesubsidieerde sociaal-culturele accommodaties doelmatig en efficiënt gebruikt te worden. Voor het verstevigen van de sociale basis is het van belang dat er toegankelijke activiteiten en lichte vormen van ondersteuning in de buurt zijn.
Bij de meeste accommodaties is de gemeente eigenaar. Wij laten bij voorkeur de ontmoetingscentra door Maatvast beheren en exploiteren. Het staat dorpsverenigingen ook vrij om hun ontmoetingsruimte zelf in eigendom te hebben, te exploiteren en te beheren.
Als bestaande laagdrempelige ontmoetingsplekken niet (meer) particulier georganiseerd kunnen, staat de gemeente open om exploitatie en beheer en eventueel eigendom over te nemen.
Via sleutelbeleid kunnen meer vrijwilligers direct toegang krijgen tot het gebouw, en is te voorkomen dat voor elke activiteit de aanwezigheid van een beheerder benodigd is. Dat is efficiënt en kostenbesparend.
Ons cultuurbeleid (Actualisatie 2017-2020 (reg.nr. 2017.0035360), in combinatie met onze cultuurvisie tot 2030 (reg.nr. 2012/0016382)) heeft meerdere speerpunten:
Het Cultuurgebouw heeft een centrale rol in de samenwerking met andere culturele organisaties. . Naast de verdere ontwikkeling van samenwerkingsactiviteiten zal Het Cultuurgebouw de komende periode de rol van cultuurmakelaar verder uitbouwen. Dit houdt het volgende in: het vanuit een spilfunctie bij elkaar brengen van vraag en aanbod in en uit alle hoeken van de polder. Om vervolgens op die manier nieuwe vormen van interactie tot stand te brengen tussen culturele en/of niet-culturele initiatieven die elkaar kunnen versterken. Het Cultuurgebouw zal daartoe in de komende periode zijn 'zichtbaarheid' binnen het culturele veld vergroten.
De nog op te stellen erfgoednota gaat uit van een meer integrale benadering van erfgoed en ruimtelijke ontwikkeling met het streven naar meer integraal gebruik, inclusief het waarborgen van archeologische waarden. De Erfgoednota zal een visie bevatten en kader voor de museale infrastructuur in Haarlemmermeer. De actualisatie van het beleid wordt eind 2019 verwacht.
Onze groen- en recreatiegebieden zijn belangrijk voor het behoud en optimalisering van de leefbaarheid, klimaatbestendigheid en sociale cohesie. We werken, in samenwerking met andere overheden en organisaties, aan het aantrekkelijker maken van de woon- en leefomgeving door bestaande recreatiegebieden up to date te houden, verbindingen te verbeteren en meer recreatief groen te realiseren, overeenkomstig de groei van het aantal inwoners in Haarlemmermeer. Daarbij willen we de huidige recreatiegebieden behouden en inzetten op multifunctioneel gebruik ervan. De gebieden moeten aantrekkelijk zijn voor een divers publiek en voorzien in gevarieerde recreatiebehoeften. In dit IAP beschouwen we alleen de accommodaties en objecten in deze gebieden.
Bovenstaande betreft recreatie buiten de bebouwde kom. Binnenstedelijk groen (parken, speelplekken, openbaar gebied) heeft ook een recreatieve functie en wordt vooral geregeld via beheer.
Het huidige beleid komt voort uit "recreatie en groenbeleid Haarlemmermeer" uit 2009. De actualisatie van het beleid wordt eind 2019, begin 2020 verwacht.
De gemeentelijke rol en taak kan verschillend zijn voor de recreatiefuncties:
De gemeente heeft geen actieve rol; geen eigendom. De activiteit moet wel binnen ons recreatiebeleid passen om een recht van opstal of erfpacht uit te geven
Hetzelfde als 4, maar dan zonder de financiële afweging om de initiatiefnemer op gemeentegrond gelegenheid te geven de functie uit te voeren. Medewerking bij eventuele bestemmingsplan/ bouwvergunningsprocedures als het past binnen ons recreatiebeleid.
Kinderopvang in relatie tot onderwijshuisvesting
Binnen de gemeente Haarlemmermeer zijn verschillende aanbieders in de kinderopvang actief. Het gaat hierbij om kinder(dag)opvang, peuteropvang, BSO en gastouderbureaus. Zij zijn te vinden in het LRK (Landelijk Register Kinderopvang). Door de harmonisatie is alle kinderopvang commercieel geworden, ook de peuterspeelzalen. Er zijn echter doelgroepen waarbij de gemeente faciliteert in de vorm van subsidieverstrekking. De gemeente stelt subsidie beschikbaar voor peuters van wie de ouders geen aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag en voor doelgroepkinderen (peuters met een vve-indicatie (voor- en vroegschoolse educatie)). De JGZ (jeugdgezondheidszorg consultatiebureau-arts) indiceert doelgroepkinderen voor vve. Ook voor peuters met een zorgvraag is passende opvang mogelijk.
Bij een aantal aanbieders worden doelgroepkinderen met een vve-indicatie (vroeg- en voorschoolse educatie) opgevangen. Deze aanbieders voldoen aan de gemeentelijke verdeelregel peuteropvang en vve, waarin kwaliteitseisen worden benoemd (2019.0033203).
De gemeente stimuleert vanuit onderwijsbeleid de ontwikkeling van kinderopvang (bij voorkeur met een vve-aanbod) in combinatie met een basisschool om een Integraal KindCentrum (IKC) te creëren. Dit sluit aan bij de voorwaarden in de verdeelregel voor subsidie peuteropvang en vve: deze schrijft voor dat er samenwerking is met een basisschool of meerdere basisscholen en dat er sprake is van warme overdracht als het gaat om doelgroepkinderen.
De gemeente heeft geen wettelijke taak voor het accommoderen van functies voor kinderopvang. Maar zij stimuleert wel de vorming van integrale kindcentra (IKC’s), wat ertoe leidt dat in sommige gevallen kinderopvang wordt ondergebracht in (leegstand in) schoolgebouwen. Van belang daarbij is dat de gemeente een gelijkwaardig speelveld voor alle aanbieders van kinderopvang waarborgt, dus dat bij gebruik van gemeentelijke accommodaties marktconforme prijzen worden gehanteerd.
De gemeente streeft naar een dekkend aanbod voor alle (doelgroep)peuters en stimuleert de totstandkoming van IKC’s.
Voor onderwijs is het Integraal Huisvesting Plan (IHP 2.0) het uitgangspunt. Hierin hebben schoolbesturen met gemeente samen afgesproken welke scholen in aanmerking komen voor nieuwbouw of renovatie. Het IHP wordt 2-jaarlijks geactualiseerd.
Het meerendeel van de zorg- en gezondheidsaccommodaties is particulier; als uitzondering is een aantal gezondheidscentra en woonzorglocaties in gemeentelijk eigendom. Dat geldt voor zowel eerstelijnszorg waarvoor geen verwijzing nodig is, als voor tweedelijnszorg waarvoor wel een verwijzing nodig is.
Onder de nulde lijn verstaan wij onder andere de laagdrempelige welzijnsactiviteiten en activiteiten gericht op lichte ondersteuning die veelal in de lokale dorps- en wijkcentra plaatsvinden.
Vanuit onze gemeentelijke (zorg)taken en beleid (Koers 2019-2023) is aandacht voor álle maatschappelijke activiteiten en accommodaties:
a.Benutting en het optimaliseren van gebruik
Accommodaties worden zo optimaal mogelijk ingezet voor maatschappelijke activiteiten. Door doelmatig gebruik wordt de portefeuille zo compact mogelijk gehouden. De gebouwcapaciteit, het gebruik en benutting in tijd bieden inzicht in mogelijkheden om ruimte in gebruik te geven. De mogelijkheden voor multifunctioneel gebruik van accommodaties en inzicht in de ontwikkeling van maatschappelijke activiteiten worden vanuit Samenleving, Sport en Cultuur aangegeven. Deze informatie is de basis voor de uitwerking van (integrale) scenario’s om de inzet van maatschappelijk vastgoed te bepalen en het gebruik te optimaliseren.
Het IAP heeft er een rechtstreekse verbinding met het IHP voor het onderwijs. De reden is dat bij vaststelling van het IHP is besloten dat planning en inzet van accommodaties voor bewegingsonderwijs (gymzalen) in het IAP wordt verzorgd. Dat biedt zowel voor het onderwijs als voor sportactiviteiten kansen voor gecombineerd gebruik. Bijvangst is dat er mogelijkheden ontstaan om zowel voor het onderwijs als voor sport een zo optimaal mogelijke accommodaties te realiseren die in ruimte en gebruik aantrekkelijker zijn dan een standaard gymzaal.
b.Verduurzaming en opgaven klimaatakkoord en energietransitie
De opgave voor verduurzamen van de gemeentelijke vastgoedportefeuille is meervoudig. Zo zijn er regelingen op grond van milieuwetgeving waar we al aan gebonden zijn zoals de verplichtingen om energiebesparende maatregelen aan te brengen met een terugverdientijd op de investering van 10 jaar. De komende jaren zullen aanpassing in de omgevingswet worden doorgevoerd die volgen op het Klimaatakkoord. Het betreft maatregelen voor CO2 reductie en energietransitie. Gemeenten krijgen in deze ontwikkeling een voorbeeldfunctie. Door in de afwegingen ook noodzakelijke maatregelen voor energie en klimaat mee te nemen kunnen verantwoorde besluiten worden voorbereid voor investeringen die bijdragen aan een optimale inzet van ons maatschappelijk vastgoed en een goede prestatie op zo min mogelijke milieubelasting
c.Optimale financiële exploitatie en verantwoorde investeringen
Exploitatie en beheer: Optimaliseren van de inzet van maatschappelijk vastgoed en terugdringen van leegstand heeft effect op de exploitatie van de accommodaties. Waar mogelijk treffen we maatregelen om hoge exploitatiekosten voor onderhoud en energie te beperken. Aan de inkomstenkant zal worden gekeken naar de huur- en gebruikstarieven die door partijen worden betaald. Onder andere met het invoeren van kostprijs dekkende huur
Investeringen worden beoordeeld op de langjarige effecten voor exploitatie, gebruik, en nut voor de accommodatie. Te verwachten is dat aanscherping van regelgeving voor milieubelasting en energieverbruik de noodzaak tot investeren zal gaan voeden. Voor elk investeringsvoorstel zal een businesscase worden opgesteld om de effecten en consequenties helder te maken.
In het kader van het VN-Verdrag voor de rechten van mensen met een beperking of aandoening heeft de gemeente een Lokale Inclusie Agenda (LIA) opgesteld. Het streven is om accommodaties toegankelijk te laten zijn voor alle inwoners en bezoekers. Het VN-Verdrag geeft ons expliciet de opdracht om, juist in de sociale basis, intensiever aan sociale en fysieke inclusie te werken. Voor het verstevigen van de sociale basis is het van belang dat er toegankelijke activiteiten en lichte vormen van ondersteuning in de buurt zijn. Toegankelijkheid is daarom een structureel af te wegen aandachtspunt voor het maatschappelijk vastgoed.
Bijlage 7: Gemeentebrede Beschouwing
Bij de gemeentebrede beschouwing is uit meerdere bronnen het huidige aanbod in beeld gebracht. Het is echter nog niet mogelijk om het volledige aanbod in kaart te brengen. De kaarten bij de beleidsprogramma’s laten alle panden in eigendom zien. De gronden (in eigendom) en de panden in eigendom bij particulieren zijn niet in beeld gebracht.
Binnensport, buitensport en bewegingsonderwijs
De gemeentelijke vastgoedportefeuille bestaat uit:
27 binnensportaccommodaties van in totaal 56.000 m2. Dit aanbod bestaat uit 6 sporthallen (basissport) (1 in Badhoevedorp, Nieuw-Vennep en Spaarndam en 3 in Hoofddorp) en 25 gymzalen (1 in Abbenes, Badhoevedorp, Buitenkaag, Lisserbroek, Rijsenhout, Vijfhuizen, Zwaanshoek en Zwanenburg, 9 in Hoofddorp en 4 in Nieuw-Vennep 4)
Het gemiddeld bouwjaar van de binnensportaccommodaties is 1979. De bestaande lokalen zijn gemiddeld 40 jaar oud. Dat is te verklaren, aangezien de bouw van de panden bijna parallel loopt aan de ontwikkeling en uitbreiding van de grotere kernen van Haarlemmermeer vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw.
Gezien de leeftijd van dit deel van de portefeuille verwachten we op afzienbare termijn investeringen voor groot onderhoud, renovatie of vervanging van accommodaties. Deze investeringen vallen buiten het MJOP (MeerJaren Onderhouds Plan) en worden opgenomen in de kredietaanvragen die volgen uit de dorps- en wijkanalyses van het IAP.
De behoefte voor portefeuille-ontwikkeling is beoordeeld op basis van de geplande gebiedsontwikkelingen in combinatie met trends en ontwikkelingen (zoals vergrijzing en ontwikkeling in (andere) sportbehoeften).
Deze behoefte wordt bepaald door:
Bij bewegingsonderwijs: het aantal klokuren gymnastiekonderwijs in het Primair en Voortgezet Onderwijs. In de verordening onderwijshuisvesting zijn normen opgenomen, gebaseerd op aantal klokuren en groepen leerlingen en voor wat betreft de maximale afstand tot de school. Scholen kiezen er soms voor om het aantal uren te verhogen. Landelijk speelt de discussie dat het aantal gym-uren verhoogd zou moeten worden.
De belangrijkste conclusies over de behoefte in relatie tot het bestaande aanbod zijn als volgt:
Deze uitbreidingsbehoefte gaan we als volgt implementeren:
Bij gebiedsontwikkelingen onderzoeken of de bestaande buitensportvoorzieningen in de gemeente voldoende capaciteit bieden.
De ontmoetingsaccommodaties zijn als volgt onder te verdelen:
We verwachten op afzienbare termijn investeringen voor groot onderhoud, renovatie of vervanging van accommodaties. Deze investeringen vallen buiten het MJOP (MeerJaren Onderhouds Plan) en worden opgenomen in de kredietaanvragen die volgen uit de dorps- en wijkanalyses van het IAP.
In het IAP proberen we die opgave te combineren met ontwikkelingen en kansen die zich voordoen in de breedte van onze portefeuille in de betreffende kernen.
Voor de behoefte van de portefeuille-ontwikkeling gelden de uitgangspunten:
Optimaliseren ontmoetingsfuncties in de verschillende kernen op basis van wijkgerichte aanpak. Voor nieuwe woonwijken houden we rekening met een ruimtebeslag van circa 300 m2 per 1000 woningen. Dit is slechts een richtlijn, want de benodigde ruimte is enorm afhankelijk van de lokale behoefte en activiteiten en de reeds bestaande voorzieningen rondom de nieuwe wijk. Dit kengetal moet ook gebruikt worden in de context van het betreffende gebied: zijn er bijvoorbeeld ook andere accommodaties zoals een bibliotheek of jongerencentrum in de buurt.
Cultuurfuncties zijn onder te verdelen naar meerdere sub functies (in totaal bijna 18.000 m2):
4 musea die behoren tot de gemeentelijke museale infrastructuur, te weten Museum De Cruquius (stoomgemaal De Cruquius en historisch museum Haarlemmermeer (Mentzhoeve Haarlemmermeerse Bos) ineen), Kunstfort Vijfhuizen voor moderne kunst, Museum Stoomgemaal Halfweg en Luchtoorlog- en verzetsmuseum Crash in het Fort bij Aalsmeer. Daarnaast is in Nieuw- Vennep het particuliere Nederlands Transportmuseum gevestigd.
We stimuleren en faciliteren meerdere (cultuur-, ontmoetings- en zorg)functies in één gebouw:
Onze aanpak tot optimalisatie van onze accommodaties bestaat uit meerdere sporen:
De bestaande accommodaties bestaan uit meerdere categorieën in relatie tot eigendom en organisatie:
Kinderopvang in relatie tot onderwijshuisvesting
Kinderopvangpanden in gemeentelijk eigendom: 1 in Badhoevedorp, 1 in Halfweg, 13 in Hoofddorp, 1 in Nieuw- Vennep en 1 in Rijsenhout. Deze worden verhuurd op basis van commerciële huurprijzen. Daarnaast zijn er veel accommodaties in particulier eigendom.
De gemeente heeft geen wettelijke taak voor het accommoderen van functies voor kinderopvang. Maar zij stimuleert wel de vorming van integrale kindcentra (IKC’s).
Beleidsmatig wordt zorggedragen voor voldoende plaatsen voor- en vroegschoolse educatie (vve). Dit wordt ingekocht bij de bestaande kinderdagverblijven.
Voor kinderopvang wordt uitgegaan van de volgende vuistregel: per 1.000 kinderen is behoefte is aan 700 kindplaatsen. Per kindplaats moet 7m2 ruimte gereserveerd worden.
In onze gemeentelijke vastgoedportefeuille: