Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Diemen

Beleidsnota cultuurhistorie gemeente Diemen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDiemen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsnota cultuurhistorie gemeente Diemen
CiteertitelBeleidsnota cultuurhistorie Diemen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2021nieuwe regeling

22-10-2003

Website gemeente Diemen

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnota cultuurhistorie gemeente Diemen

VOORWOORD

 

In de praktijk van monumentenzorg en archeologie hebben zich de laatste jaren veel ontwikkelingen voorgedaan evenals op aanverwante beleidsterreinen als ruimtelijke ordening, welstandszorg en volkshuisvesting. De nagenoeg uitsluitende aandacht voor het individuele object heeft plaatsgemaakt voor de plaats van het object in zijn omgeving.

Al deze ontwikkelingen zijn gericht op een verhoging van de kwaliteit van de leefomgeving omdat in de huidige tijd blijkt dat gebruikers van deze openbare ruimte behoefte hebben aan herkenning, eigenheid en identiteit.

Daarnaast is de rol van de gemeente de laatste jaren aanzienlijk gewijzigd. Dit houdt in dat de lokale overheid veel meer als partner en kenniscentrum voor de monumenteneigenaren moeten optreden.

Dit alles heeft geleid tot het besluit een nota Cultuurhistorie te ontwikkelen en de aandacht niet alleen te laten uitgaan naar beschermde monumenten maar handreikingen te doen die cultuurhistorisch beleid tot een volwaardig onderdeel van het gemeentelijk beleid maakt.

Cultuurhistorie kan inspireren bij moderne ontwerpopgaven. Niet door ze te imiteren maar door ze te begrijpen als het karaktervolle antwoord op eigentijdse ruimtelijke vraagstukken. Met andere woorden ‘Behoud door ontwikkeling’ waarbij de cultuurhistorie als inspiratiebron wordt gebruikt en als uitgangspunt dient voor ruimtelijke vraagstukken voor de toekomst.

Ruimtelijke ordening, stedenbouw, architectuur en cultuurhistorie zullen elkaar met gelijk respect moeten bejegenen, zodat de cultuurhistorie zich daadwerkelijk kan manifesteren als inspiratiebron voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

De Diemenaar zal zich nu en in de toekomst herkennen in zijn eigen dorp en door deze versterking van de identiteit ontstaat tevens een verhoging van de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving.

De nota richt zich op de cultuurhistorie in het algemeen, de gebouwde omgeving en de historisch geografisch waardevolle structuren. Omdat archeologie in Diemen zo’n grote rol speelt wordt daar expliciet en uitgebreid aandacht besteed, onder andere door een beschrijving van archeologische terreinen in de gemeente. Daarnaast komt het rijks- en provinciale beleid aan de orde, de stand van zaken en de mogelijkheden die de gemeente heeft het culturele erfgoed een plaats te geven in gemeentelijk beleid.

HOOFDSTUK 1 -INLEIDING EN DOELSTELLINGEN

1.1 Inleiding

Bijna veertig jaar lang, vanaf de Tweede Wereldoorlog, heeft Diemen zich toegelegd op de kwantiteit van de gebouwde omgeving dus lijkt het moment aangebroken om de kwaliteit van de omgeving te versterken. In de huidige maatschappij blijkt er behoefte te zijn aan een herkenbare woonomgeving, waarin een binding c.q. verankering van de bewoner met zijn woonomgeving kan ontstaan. De cultuurhistorie speelt hierin een belangrijke rol.

Binnen onze leefomgeving verdienen onder de noemer ‘cultuurhistorie’ monumenten, archeologie en oude structuren veel aandacht. Cultuurhistorie is dan de belangrijkste basis voor het ruimtelijk kwaliteitsbeleid, gericht op alle boven- en ondergrondse cultuurhistorische elementen met een waarde die zich laat vangen in termen als ‘uniek’, ‘zeldzaam’ of ‘bijzonder’.

Door de enorme groei van de gemeente sinds de Tweede Wereldoorlog is er van het oorspronkelijke dorp uit 1100 bijna niets meer terug te vinden. Er is echter wel degelijk cultuurhistorie in Diemen aanwezig en het is wenselijk hiervoor beleid op te stellen. Juist in een groeigemeente als Diemen waar weinig referentie meer is met het waardevolle historische verleden, is het gewenst om hetgeen nog rest op een verantwoorde wijze te bewaren of zichtbaar te maken. En dan hebben we het niet alleen over Oud-Diemen waar de woningen en Het Regthuys (1765) grotendeels in de oude trant zijn herbouwd.

Op deze pentekening uit ca. 1750-1800 is het Regthuis te zien, direct naast de kerk. De paal ervoor is een teken dat in Diemen ook criminele rechtspraak werd beoefend.

 

In de sterktezwakte analyse uit het ‘Strategische beleidsplan 2001-2010’1 wordt het ontbreken van authentieke bebouwing met allure en de kwaliteit van de openbare ruimte als een zwak punt gezien. De in dit plan geformuleerde doel- stellingen gaan dan ook uit van het zoveel mogelijk behouden van de authentieke historische bebouwing, het optimaliseren van de verbindingen tussen de verschillende delen van Diemen en het opwaarderen van het centrumgebied tot Diemense schaal.

Het ledenaantal van de Historische Kring, het enthousiasme waarmee de Kring activiteiten organiseert en de grote belangstelling bij deze activiteiten, geven aan dat de inwoners steeds meer bekend willen worden met de geschiedenis en cultuurhistorie van Diemen om het gevoel van vertrouwdheid, eigenheid, persoonlijke associaties en identiteit te vergroten.

De laatste jaren zijn er zowel op landelijk als op provinciaal niveau veel ontwikkelingen geweest op het gebied van de cultuurhistorie. In de zomer van 1999 verscheen de nota Belvedère waarin staatssecretaris Van der Ploeg zijn beleidsvoornemen kenbaar maakt. Cultuurhistorie zal een geïntegreerd onderdeel moeten worden van de ruimtelijke inrichting.

Opzet van dit beleid is dat gemeenten voorafgaand aan ontwikkelingen op hun grondgebied een inventarisatie doen naar de bestaande cultuurhistorische waarden en deze vervolgens optimaal integreren in bijvoorbeeld bestemmingsplannen, omdat een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden bijdraagt aan versterking van de lokale identiteit.

De nota schenkt ruimte aandacht aan het archeologiebeleid. Dit beleid is geformuleerd vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het publieke belang van het kwetsbare en waardevolle archeologische erfgoed dient te behartigen. Dit erfgoed is onderdeel van de cultuurhistorische identiteit van de gemeente, vertegenwoordigt een algemeen belang en maakt deel uit van de publieke ruimte.

Archeologie bestudeert de fysieke overblijfselen van menselijke samenlevingen uit het verleden, waarbij de nadruk ligt op de in de bodem bewaard gebleven resten, het zogenaamde bodemarchief. Bij historische bouwkunde is de aard en omvang van een monument meestal wel duidelijk, bij archeologie is dit niet altijd het geval. Het gaat immers niet alleen om of het huisrestant of de nederzetting. Ook de omgeving daarvan bevat sporen van menselijk handelen. Denk bijvoorbeeld maar aan oude akkers, parceleringssystemen of afvalkuilen. Uitspraken als “hier zit het en een meter verder zit niets” zijn onmogelijk, archeologen kunnen nog steeds niet onder de grond kijken.

Archeologie vormt dus samen met historische (steden) bouwkunde en historische geografie een onderdeel van het ruime begrip cultuurhistorie. Door hiervoor beleid te formuleren vindt versterking plaats van de ruimtelijke kwaliteit, wordt aantasting voorkomen, wordt de bewustwording voor de cultuurhistorie vergroot en zal het eigen karakter van Diemen tot uiting komen. De identiteit, herkenbaarheid en kwaliteit van Diemen worden versterkt en een sterke binding met de woonomgeving ontstaat. Daarnaast zal een duidelijke visie en integraal cultuurhistorisch beleid de homogeniteit in gemeentelijk optreden bevorderen en waarborgen.

Diemen bouwt momenteel aan haar (nieuwe)identiteit en het historische besef zal deze identiteit en haar eigenheid doen toenemen en de betrokkenheid van de inwoners vergroten.

Naast de groeiende behoefte van mensen om meer te weten over de historie van hun omgeving (de Historische Kring heeft meer dan 500 leden!), wordt door snelle en ingrijpende maatschappelijke veranderingen een grote druk gelegd op de gebouwde omgeving, op het landschap en op de grond. Dit vraagt om extra aandacht voor cultuurhistorische waarden om te voorkomen dat deze ongekend verdwijnen en om mogelijkheden te creëren voor het versterken van de cultuurhistorische waarden

Door uitvoering te geven aan de aanbevelingen uit deze nota, kan de gemeente een pro-actief archeologische en cultuurhistorisch beleid ontwikkelen.

 

1.2 Doelstellingen

Om dit alles te bereiken zijn de volgende doelstellingen geformuleerd met als belangrijkste uitgangspunt dat het cultuurhistorische beleid integraal in de gemeentelijke organisatie wordt ondergebracht.

  • 1.

    De aanwezige cultuurhistorische waarden inventariseren en documenteren.

  • 2.

    Deze waarden beschermen door beheer en instandhouding te stimuleren en waar nodig te ondersteunen.

  • 3.

    ‘Behoud door ontwikkeling realiseren’ door het aangeven van mogelijkheden waardoor op verantwoorde wijze een nieuwe toekomst wordt geboden aan de aanwezige cultuurhistorische waarden.

  • 4.

    De bewustwording over de cultuurhistorie van Diemen vergroten en de samenwerking met externe partijen die te maken hebben met cultuurhistorie versterken.

Voor een eenduidige begripsbepaling en de wettelijke kaders van de begrippen historische (steden)bouwkunst (rijksmonumenten, provinciale monumenten, gemeentelijke monumenten), historische geografie en archeologie wordt verwezen naar bijlage A.

HOOFDSTUK 2 -ONTSTAANSGESCHIEDENIS

 

De veengebieden van het Amstelland, waartoe ook Diemen behoort, werden vanaf de elfde eeuw ontgonnen. Daartoe zijn vanuit de ontginningsbases langs de oever van de Gaasp en de beide oevers van de Diem evenwijdige ontwateringsloten op korte afstand van elkaar het veen in gegraven, waarmee een strokenverkaveling ontstond. Een volgende ontginningsas kwam tot stand langs de Ouddiemerlaan. Langs deze as vestigden zich de mensen die het veen ontgonnen in een lint van boerderijen langs de weg.

De eerste bewoners gebruikten de gronden rond het dorp voor hun gemengde landbouwbedrijf. Hiervoor was het noodzakelijk de veengrond steeds verder te ontwateren waardoor het maaiveld daalde. Uiteindelijke stapte men in de vijftiende eeuw over op uitsluitend veeteelt. Diemen heeft lange tijd een uitgesproken landelijk karakter gehad. Talrijk zijn de boerenhofsteden die op oude kaarten staan afgebeeld met namen als Diemenvreugd, Landlust en Land en Zeezigt.

Uit archeologisch onderzoek blijkt het bestaan van een houten kerkje in de twaalfde eeuw. Veel van de in Diemen voorkomende huisterpen hebben ook hun oorsprong in deze periode. Huizen werden vaak op afzonderlijke terpjes gebouwd en twee van deze terpjes zijn aangetroffen bij de opgravingen langs de Ouddiemerlaan. Bij opgravingen in Oud-Diemen is elfde-eeuws aardewerk teruggevonden evenals fraaie houten voorwerpen. Over oudere bewoning in het gebied is tot op heden niets bekend, maar bewoningssporen uit de Vroege Middeleeuwen en de IJzertijd2 kunnen op de oevers van de Diem en Gaasp zeker verwacht worden .

Het verleden van Diemen heeft vooral in het teken gestaan van water. Door de eeuwen heen hebben talloze overstromingen de bewoners geteisterd. Men legde diverse kleinere dijken en kaden aan om zich tegen overstromingen te beschermen. In de dertiende eeuw werden de Diemerzeedijk aangelegd die een veel groter deel van het land moest beschermen tegen overstromingen vanuit de Zuiderzee. Na de uitvinding van de windwatermolen was het ook mogelijk plassen en meren droog te leggen en werd in 1629 het Diemermeer drooggemalen.

Oude boerenhofsteden met naam afgebeeld.

 

Behalve de mogelijkheden van investeringen van de rijke kooplieden uit Amsterdam was ook veiligheid vaak een reden om de meren droog te leggen. Bij stormen sloeg het water namelijk aan de randen vaak stukken land weg. Maar het water was ook belangrijk voor vervoer. Zo werden in 1638 en 1640 de Weespertrekvaart en de Muidertrekvaart gegraven.

In Diemerbrug werden timmerwerkplaatsen, smederijen, tapperijen, herbergen en pakhuizen opgericht. Dit alles als dienstverlenende functie voor het passerende goederen- en personenvervoer in de trekvaarten.

In de twee eeuwen na de zeventiende eeuw onderging het landschap een zeer geleidelijke verandering. De drooggelegde meren werden in cultuur gebracht en de buurschap Diemerbrug nam de centrumfunctie van Diemen over, dat voortaan Oud-Diemen werd genoemd.

Het gebied tussen de beide trekvaarten werd ‘Stads Land’ genoemd omdat het land eigendom was van de stad Amsterdam. Aangezien de stad er varkens op liet lopen kreeg het al gauw de naam van Varkenseiland. Door zijn vorm (een puntig toelopend stuk land) werd het echter ook De Sniep genoemd.

Tastbare herinneringen aan het oude dorp zijn schuilkerk De Hoop (van ver voor de eerste helft van de twintigste eeuw) en het voormalige raadhuis.

Ook oorlogshandelingen hebben grote betekenis gehad voor de ontwikkeling van de gemeente. In 1572 werd Oud-Diemen door de Geuzen met de grond gelijk gemaakt. Ook in 1787 hadden oorlogshandelingen invloed op het gebied van Diemen. Het dorp werd onder water gezet en er werd een aarden wal opgeworpen als verdediging tegen de vijand. Een restant van een verdedigingswerk (een zogenaamde batterij) is te vinden tegenover benzinestation ‘De Blokhut’. Het benzinestation ligt zelf verhoogd op de wal.

Vanaf 1874 werd een nieuwe verdedigingslinie aangelegd rond Amsterdam, de Stelling van Amsterdam, historisch gezien een belangrijk krijgskundig monument. Het ‘fort Diemerdam’ nabij de Diemer Vijfhoek maakt hiervan deel uit. In de Tweede Wereldoorlog werd een gedeelte van Diemen door de Duitsers gesloopt om een beter schootsveld te hebben en werd de Overdiemerpolder ter verdediging opnieuw onder water gezet.

Details Fort Diemerdam

Door de ontwikkeling van de industrie vanaf het laatste kwart van de negentiende eeuw nam het aantal inwoners toe. In 1866 waren er 850 inwoners en in 1940 had de gemeente 5911 inwoners. Hiermee groeide ook de behoefte aan allerlei voorzieningen. In het gebied rond de Hartveldseweg vestigden zich winkels, scholen en werden woningen opgericht.

De nieuwkomers kwamen uit Amsterdam vanwege de slechte huisvesting in de hoofdstad en vestigden zich hoofdzakelijk in Diemerbrug. Aantrekkelijk door de gezonde lucht, de mooie omgeving en de aanwezigheid van diverse industrieën met name op De Sniep. Kortom, tussen 1866 en 1940 veranderde Diemen van een klein landelijk dorp met grotendeels agrarische bevolking in een randgemeente van Amsterdam met een gemêleerde bevolking en veel industrie op kleine schaal.

Mede door de bouw van woningen, bedrijven en infrastructurele werken ontstond het huidige, enigszins versnipperde grondgebied.

Diemen had in die tijd ook betekenis voor het toerisme. Veel Amsterdammers kwamen een dagje naar Diemen om te vissen, jagen, wandelen of fietsen en op De Diem en De Gaasp werd watersport beoefend.

Historisch-geografische waarden zijn elementen en structuren die in het landschap zichtbaar zijn en door de mens zijn aangelegd, zoals trekvaarten, dijken en verkavelingpatronen. Deze elementen en structuren zijn vaak ook archeologisch waardevol.

Een voorbeeld van een historisch- geografische waarde is de Ouddiemerlaan, een middeleeuwse wegstructuur die waarschijnlijk als ontginningbasis heeft gefungeerd. Deze weg en sluit ter weerszijden aan op de historische kern van Oud-Diemen en vormde tot het begin van de twintigste eeuw de doorgaande weg naar Ouderkerk aan den Amstel. Duidelijk herkenbaar is ook de Hooiweg, de oorspronkelijke voetverbinding naar Weesp. Ook delen van het middeleeuwse veenontginningslandschap zijn bewaard gebleven, inclusief kaden en dijkjes zijn gelegen bij de Diem, de Gaasp en de Stammerdijk. De Diemerzeedijk (in de dertiende eeuw aangelegd als bescherming tegen overstromingen), de batterij en de bunkers bezitten eveneens historisch- geografische waarde. Een modern historisch-geografische element is de kanaalkade langs de zuidoever van het Amsterdam Rijnkanaal uit de twintigste eeuw.

Ouddiemerlaan.

Amsterdamse School architectuur aan de Schoolstraat

De huidige gemeente (van oorsprong ouder dan Amsterdam) is vooral de laatste 40 jaar ontstaan en in die periode uitgegroeid tot een gemeente met 24.000 inwoners.

Veel van het oude Diemen is opge- offerd voor woningen en bedrijven. De opbouw is duidelijk herkenbaar in de verschillende wijken met veel variatie in architectuur.

Van vooroorlogse moderne architectuur zoals benzinestation De Blokhut en de gereformeerde Bethlehemkerk uit 1936 en de Amsterdamse Schoolarchitectuur in

de Burgemeester de Kievietstraat, de Raadhuisstraat en de Schoolstraat. Architecten in de jaren ‘80 en ‘90 ontwierpen meer persoonlijke bouwstijlen zoals de woningen in wijk Schelpenhoek in Diemen-Zuid laten zien. Diemen-Noord is een goed voorbeeld van een wijk uit de jaren ‘90.

De postmoderne architectuur vinden we terug in het raadhuis van Jeanne Dekker en Rob van Erk, het ontwerp van het naastgelegen sociaal cultureel centrum De Omval van Sjoerd Soeters en het door W. Quist, in ‘neoklassieke’ stijl ontworpen hoofdkantoor van Randstad. Architectuur waar Diemen trots op kan zijn.

Bij de inwoners roept Diemen gevoelens van trots en emotie op en zoals de betrokkenheid bij de restauratie van schuilkerk De Hoop laat zien, is het engagement groot. Het is prettig wonen (wel de voordelen maar niet de nadelen van een grote stad), er is een rijk sociaal-cultureel leven, een centrale ligging met een groot aanbod van voorzieningen.

De kwaliteit van Diemen ligt dus vooral in de kleinschaligheid, de bebouwing die correspondeert met de schaal van het dorp, de kwaliteit van het buitengebied en de combinatie van stedelijk karakter met een ligging dicht bij water en groen. Door het inzetten van cultuurhistorisch beleid kan deze kwaliteit worden gevisualiseerd, gehandhaafd en versterkt.

HOOFDSTUK 3 -BELEID RIJK

 

De rijksoverheid tracht op verschillende manieren de zorg voor cultuurhistorie te integreren in de samenleving. Het rijk biedt bescherming aan objecten en terreinen en stelt beschermde stads- en dorpsgezichten vast op grond van bepalingen in de Monumentenwet 1988. De laatste jaren vindt echter een duidelijke toename plaats van de rijksondersteuning aan gemeentelijk integraal cultuurhistorisch beleid. Het rijk streeft ernaar cultuurhistorie geïntegreerd onderdeel te maken van de ruimtelijke inrichting van ons land.

In het, door het vorige kabinet voorgestelde nieuwe rijksbeleid voor de monumentenzorg staan het monument en zijn eigenaar centraal. Het accent verschuift van restauratie naar onderhoud aan monumenten en de subsidieregelingen worden vereenvoudigd.

De consequentie is dat, naast de integratie van de cultuurhistorie in het ruimtelijke beleid, meer dan tot nu toe vormgegeven moet worden aan de één loketfunctie voor monumentenzorg en de gemeente meer verantwoordelijkheid krijgt voor de kwaliteit van restauraties en onderhoud. Om de aanwezige kennis optimaal in te zetten is een goede uitwisseling tussen overheidsorganen (rijk, provincie en gemeenten) en gespecialiseerde bedrijven en instituten nodig. Het is momenteel nog onduidelijk wanneer het nieuwe stelsel zal worden ingevoerd.

 

3.1 Nota Belvedère3

In 1999 is door de ministeries van OC&W, LNV, VROM en V&W, gezamenlijk de nota Belvedère uitgebracht. Het kabinet wilde met deze nota de cultuurhistorische waarden zwaarder laten wegen bij de inrichting van ons land. De nota wordt inmiddels door vier departementen als uitgangspunt genomen voor andere landelijke beleidsnota’s, inrichtingsplannen en wetgeving. Door cultuurhistorische waarden optimaal te integreren in ruimtelijke plannen ontstaat een meerwaarde van de omgeving en een versterking van de identiteit. Voor het ontwikkelen van ruimtelijke plannen waarbij de cultuurhistorie nadrukkelijk uitgangspunt is kan subsidie worden aangevraagd bij het Projectbureau Belvedère.

 

3.2 Verdrag van Valletta (ook wel Verdrag van Malta)

In 1992 heeft Nederland op Malta het Verdrag van Valletta mede ondertekend. Doel van deze conventie is om de zorg voor het archeologisch erfgoed te verbeteren en om archeologen vroeger bij planvorming te betrekken. Er dienen passende maatregelen te worden genomen ten behoeve van bescherming, conservering en instandhouding van het archeologische erfgoed.

 

In Nederland zal de implementatie van het Verdrag van Valletta leiden tot een grotere eigen verantwoordelijkheid voor de initiatiefnemer van ruimtelijke plannen en tot een grotere taak voor gemeenten. Het Nederlandse Parlement heeft in 1998 de rijkswet tot goedkeuring van het Verdrag van Valletta aanvaard. Als gevolg van het verdrag van Valletta zal in de nieuwe Monumentenwet de zorgplicht verder worden uitgewerkt, waarbij het leidend principe is dat de veroorzaker van een niet- vermijdbare verstoring van het archeologisch erfgoed gehouden is procedureel en financieel een opgraving te laten verrichten.

 

De plannen voor wijziging van de Monumentenwet vanwege implementatie van het Verdrag van Valletta in de Nederlandse wetgeving gingen tot voor kort in de richting van het instellen van een archeologievergunning. Deze zou verplicht worden bij bodemingrepen vanwege grote projecten en in door de provincie aan te wijzen archeologische gebieden (zogenaamde attentiegebieden). Het doorgang vinden van deze archeologievergunning staat momenteel echter sterk ter discussie.

 

3.3 Interim-beleid archeologie

Sinds oktober 2001 is een interim-beleid van kracht geworden in afwachting van de implementatie van het Verdrag van Valletta. Daartoe zijn de “Beleidsregels opgravingsbevoegdheid” vastgesteld door de staatssecretaris. Het betreft maatregelen om, binnen de grenzen van de Monumentenwet 1988, de opgravingmarkt zo open te maken als mogelijk is. Gemeenten die niet beschikken over een eigen opgravingsbevoegdheid kunnen dankzij dit interim-beleid gebruik maken van uitvoerders van archeologisch onderzoek, die opgravingswerk verrichten onder bevoegdheid van vergunninghouders.

 

3.4 Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek

De Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) is het Nederlandse Kenniscentrum op het gebied van archeologie. Tot de taken behoort onder meer het onderhouden van het digitale systeem ARCHIS, waarin alle relevante archeologische informatie centraal is opgeslagen en het dragen van verantwoordelijkheid voor archeologische rijksmonumenten, de plaatsing en de vergunningverlening daarvan.

 

3.5 Financiële regelingen vanuit het rijk

3.5.1 Besluit rijkssubsidiering restauraties rijksmonumenten (Brrm)

Met behulp van dit instrument bevordert het Rijk restauraties aan rijksmonumenten. Het beschikbare budget wordt op basis van de zogenaamde restauratiebehoefte door de provincie, op voordracht van de gemeente verdeeld. De restauratie van schuilkerk De Hoop door Maatschappij tot Stadsherstel Amsterdam NV, is via de zogenaamde Kanjerregeling (eenmalige extra gelden voor grootschalige restauratie) gefinancierd.

3.5.2 Besluit rijkssubsidiering onderhoud monumenten (Brom)

Dit besluit regelt de bijdrage van de rijksoverheid in de onderhoudskosten van rijksmonumenten. De uitvoering is gecentraliseerd en is, zonder tussenkomst van de gemeente, in handen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De Katholieke kerk maakt regelmatig gebruik van deze regeling.

3.5.3 Besluit rijkssubsidiering instandhouding monumenten (Brim)

Op termijn zal deze regeling het Brrm en het Brom vervangen. Vanaf september 2002 kunnen eigenaren van rijksmonumenten met mogelijkheden voor belastingaftrek via het Brim al gebruik maken van een goedkope restauratiehypotheek via het Nationaal Restauratiefonds.

3.5.4 Plankostenregeling

Dit instrument wordt beschikbaar gesteld voor eigenaren van boerderijen en woonhuizen die zijn aangewezen als rijksmonument. Zij kunnen een bijdrage krijgen in de kosten voor het opstellen van een globaal restauratieplan voorafgaand aan restauraties.

 

3.6 Rijksdienst voor de Monumentenzorg

Deze rijksdienst is het centrale punt voor advies, onderzoek en kennisontwikkeling voor monumenten en cultuur historisch erfgoed. Men adviseert over onder andere over vergunningaanvragen en subsidieverzoeken voor rijksmonumenten.

 

3.7 Landelijke wederopbouwarchitectuur

De Rijksdienst voor de Monumentenzorg (RDMZ) stelt momenteel een landelijk inventarisatie op van wederopbouwarchitectuur (periode 1940–1965). Daarna wordt bezien of het mogelijk is in deze naoorlogse wijken bepaalde aspecten te behouden (bijvoorbeeld de ‘witte geveltjes’ aan de Jan Bertstraat) zonder de noodzakelijke vernieuwing te belemmeren. De RDMZ zal criteria ontwikkelen die betrekking hebben op het belang van de stedenbouwkundige (verkaveling)structuur, de openbare ruimte, de specifieke rol van de bouwtechnieken en materialen maar ook van het sociaal-culturele aspect.

 

3.8 Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV)

Gemeentelijk monumentenbeleid op zich is geen apart prestatieveld in het kader van het ISV maar houdt meestal verband met het overige ruimtelijke beleid in de gemeente. Wel is een aandachtsgebied in het ISV ‘cultuurhistorisch kwaliteit’. Daarmee kan worden onderbouwd dat specifieke maatregelen op het gebied van monumentenbeleid zijn in te passen in een ISV-programma of ISV-project. Gedacht moet worden aan het stimuleren van marktpartijen en waar nodig te sturen in het doen van investeringen (ontwikkelaars inzetten voor herbestemming van monumentale panden of objecten).

HOOFDSTUK 4 -BELEID PROVINCIE

 

Het cultuurhistorische beleid van de provincie is voornamelijk preventief gericht. Het beleid omvat het aanwijzen van stedenbouwkundige objecten of waardevolle panden als provinciaal monument, het verlenen van subsidies voor instandhouding van deze monumenten, subsidies voor erfgoededucatie en -participatie.

De Kringenwetboerderij Zeehoeve en de kustbatterij Diemerdam zijn provinciale monumenten.

De provincie speelt ook een grote rol bij de rijkssubsidieregelingen. Zij verdeelt de rijkssubsidiegelden aan de hand van het PRUP (provinciaal restauratie uitvoeringsprogramma) over de gemeenten in Noord-Holland met minder dan 100 rijksmonumenten.

Kringenwetboerderij "Zeehoeve"

 

4.1 Provinciaal Ruimtelijk Ordeningsbeleid

Archeologie is één van de speerpunten in het provinciaal Ruimtelijke Ordeningsbeleid. Het in de wet op de Ruimtelijke Ordening voorgeschreven vooronderzoek naar aanwezige belangen door de gemeente, dient ook archeologie te bevatten, opdat vervolgens een expliciete afweging gemaakt kan worden van al de belangen die in het plangebied aanwezig zijn.

Uit dit provinciaal beleid vloeit voort, dat gemeenten reeds nu zijn gehouden om archeologische waarden mee te nemen in de afweging. Hierbij dient gestreefd te worden naar duurzaam behoud in de bodem en indien dit niet mogelijk is, moet een opgravend archeologisch onderzoek worden verricht. Doel hiervan is om de bedreigde archeologische resten te documenteren, opdat de informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis die zij bevatten niet verloren gaat.

Blootleggen oude kerkmuur

 

4.2 Cultuurnota 2001-2004

Uitgangspunt van de Cultuurnota is handhaving en versterking van het bestaande beleid voor cultuurbehoud, -participatie en –educatie en integratie daarvan in andere beleidsterreinen.

Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is enerzijds gebaseerd op (toekomstige) wettelijke verplichtingen, waarbij de verwachtingen omtrent de implementatie van het Verdrag van Valletta een voorname rol spelen, anderzijds op autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid. Het beleid richt zich op het leesbaar houden van de niet compleet beschreven ontwikkelingsgeschiedenis van het westen van Nederland.

 

4.3 Cultuurhistorische Waardenkaart en cultuurhistorische regioprofielen

Een belangrijk instrument voor het beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Holland, waarbij voor elk van de drie cultuurhistorische disciplines (historische (steden)bouwkunde, historische geografie en archeologie) een kaartlaag is samengesteld. De CHW-kaart is geen beleidskaart maar bij nieuwe ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de waarden door ze optimaal te integreren in ruimtelijk beleid.

Met name de archeologische kaartlaag is echter incompleet, aangezien veel vindplaatsen nog niet bekend waren. Bovendien is, voor de archeologische kaartlaag, indertijd alleen uitgegaan van de beschikbare gegevens, zonder dat er daadwerkelijk een inventarisatie heeft plaatsgevonden. Ten behoeve van deze nota Cultuurhistorie is wel een archeologische bureau-inventarisatie uitgevoerd, zodat de nota meer up to date is dan de provinciale CHW, en de huidige stand van zaken zichtbaar is gemaakt. Toch zijn ook nu nog niet alle archeologisch waardevolle gebieden ontdekt. Met dit gegeven dient bij planontwikkeling steeds rekening te worden gehouden. De provincie richt zich, blijkens de regioprofielen, op de ontwikkelingsgeschiedenis van westelijk Nederland in het algemeen en heeft daarnaast een aantal specifieke thema’s, die ook van belang zijn voor Diemen. Deze betreffen onder meer de waterstaatkundige geschiedenis, de ontginnings- en bewoningsgeschiedenis en de militair- strategische geschiedenis. De regioprofielen worden door de provincie gebruikt bij overleg met het rijk, gemeenten, waterschappen en andere partners op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot de cultuurhistorie.

 

4.4 Subsidieregeling Archeologische Erfgoededucatie en -participatie

Doel van deze regeling is het subsidiëren van projecten die gericht zijn op educatie en participatie in verband met het archeologisch erfgoed. Daarbij kan gedacht worden aan publicaties en tentoonstellingen, maar ook andere vormen van educatie en participatie zijn mogelijk. De gemeente kan niet zelf aanvrager zijn. Wel komen plaatselijke archeologische werkgroepen of historische verenigingen als subsidiënt in aanmerking.

 

4.5 Provinciale verordening en subsidieregeling

Op grond van deze verordening zijn provinciale monumenten aangewezen. De provincie kan financieel bijdragen in de kosten van onderhoud en restauraties aan haar eigen monumenten.

 

4.6 Stichting Monumentenwacht Noord-Holland

Het doel van deze stichting is het verval van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen te voorkomen door regelmatige inspecties (op abonnementbasis) en het adviseren over preventief onderhoud.

 

4.7 Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland

Het Steunpunt is een onderdeel van een netwerk van provinciaal georiënteerde steunpunten, opgezet door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de provincie. De Stichting verleent actief ondersteuning aan gemeenten en particulieren. Enerzijds over monumentenzorg en archeologie en anderzijds over cultuurhistorie in de ruimtelijke inrichting.

HOOFDSTUK 5 -STAND VAN ZAKEN IN DIEMEN

 

In 1996 is de Gemeentelijke Monumentenverordening4 vastgesteld. Aanleiding was het feit dat de gemeente door vaststelling van deze verordening over de subsidiebudgetten voor rijksmonumenten kon beschikken. Dit was vooral van belang voor eventuele subsidiëring van het enige rijksmonument schuilkerk De Hoop en voor de verwachte toename van het aantal rijksmonumenten in het kader van het Monumenten Inventarisatie Project. Inmiddels is dit anders geregeld. Diemen is geen zogenaamde budgethoudende gemeente. Dit betekent dat voor rijkssubsidie een aanvraag moet worden ingediend bij de provincie die via een bepaalde verdeelsleutel de beschikbare gelden over de gemeenten in Noord-Holland verdeelt. Tegelijkertijd met de vaststelling van de gemeentelijke verordening werd de welstandscommissie uitgebreid met twee deskundigen op het gebied van de cultuurhistorie, zodat een gecombineerde welstands-/monumentencommissie is gevormd. Door het Monumenteninventarisatie Project (landelijke inventarisatie van mogelijke rijksmonumenten gebouwd tussen 1850 en 1940) kreeg de gemeente de zorg over nog eens acht rijksmonumenten.

 

5.1 Rijksmonumenten

Zoals gezegd zijn er binnen de gemeentegrenzen negen rijksmonumenten. Op grond van de Monumentenwet 1988 heeft de gemeente een taak bij de bescherming en instandhouding van deze rijksmonumenten. De gemeente heeft de taak de eigenaren van rijksmonumenten voor te lichten, subsidie- en vergunningsaanvragen te behandelen en hen te ondersteunen bij restauratie en onderhoud van hun monument. Door deze taak hebben we de mogelijkheid eigenaren te stimuleren het monumentale bezit te restaureren of goed te onderhouden. De gemeente kan restauraties begeleiden en daardoor de kwaliteit bewaken. Het is echter zaak de invulling van de wettelijk taak opnieuw te formuleren, mede gezien het aankomende nieuwe rijksbeleid op het gebied van monumentenzorg en archeologie. Nog meer dan nu komt dan de nadruk te liggen op de één loketfunctie en de taak van de lokale overheden bij instandhouding, beheer, kwaliteitsbewaking en integratie van waardevolle objecten en structuren in ruimtelijk beleid.

Een voorbeeld van een goed geslaagde restauratie en herbestemming van een monument is Schuilkerk De Hoop. Door lokale initiatieven in samenwerking met Maatschappij tot Stadsherstel Amsterdam NV is de restauratie ter hand genomen. Dit heeft er tevens toe geleid dat deze kerk een nieuwe multifunctionele bestemming heeft gekregen en dat door deze uitbreiding van het culturele aanbod het woonklimaat voor de Diemense inwoners is vergroot.

Schuilkerk "De Hoop"

 

5.2 Provinciale monumenten

Het fort Diemerdam en de Kringenwetboerderij De Zeehoeve zijn onderdelen van De Stelling van Amsterdam. Alle forten van de Stelling zijn in de periode 1991- 1995 door de provincie op de provinciale monumentenlijst geplaatst.

In 1996 is de Stelling op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO geplaatst. Door Maatschappij Stadsherstel Amsterdam NV zijn er vergevorderde plannen voor restauratie van de boerderij Zeehoeve die gebruikt zal gaan worden door stichting Herstelling (een stichting die zich inzet om langdurig werkeloze jongelui, met grote afstand tot de arbeidsmarkt, werkervaring op te laten doen op onderdelen van De Stelling van Amsterdam).

Kringenwetboerderij "De Zeehoeve" na de laatste zware storm

 

5.3 Gemeentelijke monumenten

Tot nu toe hebben we binnen de gemeentegrenzen alleen rijksmonumenten en provinciale monumenten. Het is echter belangrijk als een van de eerste actiepunten in het cultuurhistorisch beleid, te onderzoeken welke panden, terreinen en objecten de potentie hebben als gemeentelijk (archeologisch) monument of beeldbepalend pand.

Een goed voorbeeld is De Smidse uit 1749 die heel duidelijk de vroegere sfeer van Diemerbrug weergeeft en door de nog geheel aanwezig inventaris een belangrijk cultureel erfgoed is.

De smidse uit 1749

 

5.4 Historische geografie

Voor dit onderdeel van de cultuur- historie ligt het voor de hand het provinciale beleid neergelegd in de Cultuur-historische Waardenkaart en de Cultuurhistorische Regioprofielen te volgen. Wel zijn ook andere nog aanwezige en duidelijk zichtbare structuren van Diemen zo waardevol dat het van belang is ze te handhaven dan wel te versterken. Nader onderzoek naar deze elementen en structuren is gewenst om er een goede beschrijving van te maken en om de juiste keuzen te maken voor integratie van deze elementen in nieuwe plannen.

 

De beschrijving van de ontstaansgeschiedenis van Diemen is in hoofdstuk 2 gegeven en vertelt het historische verhaal van de gemeente. Naar aanleiding van de beschrijving kan een aantal historisch- geografische elementen en structuren worden onderscheiden. Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is in de Gemeenschapspolder en de Overdiemerpolder een vlak aangegeven, waarin regelmatige strokenverkaveling voorkomt. Delen van deze polders zijn inmiddels beplant met de bomen van het Diemerbos. Het open karakter van de polders is daar verdwenen. Niet duidelijk is of de strokenverkaveling eveneens is verdwenen met de aanleg van het bos. Deze is in ieder geval hier niet meer gemakkelijk te herkennen, doordat de bomen het zicht erop hebben weggenomen. Het noordwestelijke deel van de polders is nog open en kent nog altijd een onregelmatige strokenverkaveling.

Ontginningsas langs de Diemen

A - Kanaalkade, twintigste eeuw B - Weg (ontginningsbasis)

C - Voormalig jaagpad, zeventiende eeuw D - Trekvaart, zeventiende eeuw

E - Post 18

F - Polderkade G - Batterij

H - Diemerzeedijk

I - Veenontginningspatroon

 

De mensen die het veen ontgonnen en er een strokenverkaveling realiseerden woonden zelf aan het begin van die ontginning, de zogenaamde ontginningsas. De Diemen heeft onder andere als ontginningsas dienst gedaan. Over-Diemen en het lint langs de Stammerdijk zijn overblijfselen van de lineaire bebouwing die in eerste instantie door de ontginners langs de ontginningsas werden gebouwd. De bebouwing zelf is veel jonger dan de eerste ontginningen die al uit de elfde en de twaalfde eeuw stammen, maar de structuur van de nederzetting is nog hetzelfde, namelijk een lint van bebouwing langs het water van waaruit het gebied erachter is ontgonnen. Het ontginnen van het veen leidde tot een daling van het bodemoppervlak. Dit samen met de stijging van het zeewater - en de groei van een klein meer naar de Zuiderzee – veroorzaakte steeds grotere problemen met de waterhuishouding en de bescherming van het gebied tegen overstromingen. Daling van het bodem- oppervlak maakte dat het grondwater dichter onder het maaiveld kwam.

Door steeds de sloten uit te graven en extra weteringen te graven werd de grondwaterstand verlaagd, dat uiteindelijk toch weer een daling van het bodemoppervlak veroorzaakte5. Het uitgraven van de sloten was beperkt. Op een gegeven moment was lager uitgraven niet meer mogelijk, omdat daarmee het water niet meer buiten de ontginning kon worden geloosd.

Men was voor de lozing namelijk afhankelijk van natuurlijke hoogteverschillen. In de vijftiende eeuw werd de windwatermolen uitgevonden, waarmee op kunstmatige wijze water kon worden geloosd. Ook voor de molens groef men weteringen om het water uit het land naar de molen te vervoeren. De Molenwetering van de Gemeenschapspolder is een restant hiervan.

Ook de diverse in de gemeente voorkomende kades en dijken zijn belangrijk geweest bij het drooghouden van het gebied. Zo zijn de polderkaden langs de Diemen, Gaasp en Weespertrekvaart aangelegd om het gebied erachter te beschermen. In de dertiende eeuw werd de Diemerzeedijk aangelegd, die een groter gebied tegen overstromingen moest beschermen. Deze dijk heeft nog altijd een belangrijke waterkerende functie, al is de Zuiderzee inmiddels ook IJssel- en Markermeer geworden.

De trekvaarten werden ook in hoofdstuk 2 genoemd. Zowel de Weesper- als de Muidertrekvaart lopen door Diemen. Deze vaarten dienden zowel voor personen- als voor goederenvervoer. Langs de trekvaarten liepen jaagpaden. De Muiderstraatweg is een restant van het jaagpad langs de Muidertrekvaart en de Weesperstraat-Prins Hendrikkade-Venserkade dienden ooit als jaagpad langs de Weespertrekvaart.

Restanten van oorlogshandelingen zijn al in hoofdstuk 2 genoemd, maar van belang om te noemen zijn nog Fort Diemerdam, dat onderdeel uitmaakt van de Stelling van Amsterdam en Post nr. 18 aan de Muiderstraatweg. Van de laatste is nog slechts het grondlichaam bewaard gebleven. Post nr. 18 maakte onderdeel uit van de Stelling van Kraayenhoff.

Tot slot zijn nog het Amsterdam-Rijnkanaal en de erlangs gelegen kaden van belang. Dit twintigste- eeuwse kanaal is aangelegd om een goede verbinding tussen Amsterdam en de Rijn en Duitsland te realiseren. Het is nog altijd een druk bevaren kanaal. De kaden dienen om het land langs het kanaal te beschermen tegen het water uit het kanaal.

Aansluitend op de Belvedèregedachte (Behoud door ontwikkeling) zal bij toekomstige ontwikkelingen rekening gehouden moeten worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Bijvoorbeeld bij De Sniep waarbij door de planontwikkeling het belang van de beide trekvaarten meegenomen wordt en het Masterplan Centrum houdt rekening met de structuur van de Ouddiemerlaan.

 

5.5 Historische Kring

In 1991 is de Historische Kring Diemen opgericht ontstaan vanuit de Archeologische Werkgemeenschap Nederland afdeling Amsterdam en omgeving.

Deze kring heeft thans circa 500 leden en houdt zich zeer actief bezig met de lokale geschiedenis, de archeologie en de historische geografie. De doelstelling van de Kring is belangstelling te wekken voor de lokale geschiedenis, het zoveel mogelijk behouden van het culturele erfgoed en onderzoek te doen naar de locale geschiedenis en publicaties uitgeven. Het is van groot belang deze vereniging nauw te betrekken bij de ontwikkeling en de uitvoering van het in deze nota voorgestelde cultuurhistorisch beleid. Door hun kennis en enthousiasme zal het bewustwordingsproces en het draagvlak onder de bevolking sterk toenemen.

 

5.6 Archeologie

Al eerder is aangegeven dat in Diemen veel belangstelling voor archeologie bestaat. Door zorgvuldige opgravingen van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland zijn bijzonder belangrijke vondsten gedaan (bodemprofielen, grondplannen van boerderijen, aardewerk, houten voorwerpen).

De enige grootschalige opgraving binnen de gemeentegrenzen werd in 1990 door de Afdeling Archeologie van de gemeente Amsterdam verricht in de dorpsterp van Oud-Diemen.

 

Het doel van de opgraving was het vaststellen van de ouderdom en het karakter van de terp. Deze ligt aan een knik in de Ouddiemerlaan, de ontginningsas van het schoutambacht Diemen. De geplande nieuwbouw vormde de aanleiding tot het onderzoek; hierdoor zouden de archeologische resten immers vernietigd worden. Op het perceel van het voormalige “Regthuys” bleken twee individuele terpen te liggen met bebouwing vanaf circa 1100.

Profiel door een van de huisterpen

(Bron: Archeologische Dienst Amsterdam)

 

Een van deze terpen bood door de fraaie stratigrafie de mogelijkheid de ontwikkeling van bedrijvigheid en veranderingen in de bebouwing te analyseren. De veranderingen vanaf het begin van de ontginning konden daarbij gevolgd worden. Op de natuurlijke ondergrond, het Hollandveen, werd door de bewoners een kleine huisterp aangelegd met daarop een huis met een lengte van slechts 6 meter. Latere generaties verhoogden de terp elke tien jaar terwijl de lengte van het huis hetzelfde bleef. Pas in het midden van twaalfde eeuw werd een grotere boerderij aangelegd; deze was 9 meter lang. Op het

 

einde van de twaalfde eeuw vond de belangrijkste verandering in de bebouwing plaats. Toen werd de kleine boerderij vervangen door een veehouderij met een lengte van 17,5 meter. In het stalgedeelte was ruimte voor twee rijen koeien.

In 1990 werd door de Afdeling Archeologie van de gemeente Amsterdam ook een middeleeuwse begraafplaats aangetroffen. Deze bevond zich deels onder het koor van de voormalige in 1807 afgebroken Mariakerk. Het unieke van deze begraafplaats uit circa 1100 was onder andere de grote diversiteit aan gebruikte doodskisten.

Bijzonder was de vondst van een zandstenen sarcofaag met daarin de resten van twee volwassenen en een kind. Gebrek aan tijd en middelen deden de archeologen besluiten, na het documenteren van de inhoud, de opgravingsput weer af te dekken. Een later onderzoek met inschakeling van specialisten, werd noodzakelijk geacht.

Een andere belangrijke vondst in Oud-Diemen is een twaalfde-eeuwse tinnen pelgrimampul met daarop een afbeelding van de in 1170 vermoorde Thomas Becket uit Canterbury.

Zandstenen sarcofaag, elfde/twaalfde eeuw

(Bron: AWN-afdeling Amsterdam e.o.)

 

De terpen zijn door de vaak zeer goede conserveringsomstandigheden ware archeologische schatkamers met belangrijke informatie over de vroegste geschiedenis van de gemeente. Een voorbeeld hiervan is de voormalige boerderij de Stenen Kamer, waarvan het erf in 1963 archeologisch werd onderzocht. Deze boerderij bleek een stenen uitbouw uit de zestiende eeuw bij het woongedeelte te hebben gehad.

Naast de middeleeuwse terpen en de ondergrond van historische boerderijen zijn ook de militaire versterkingen voor Diemen karakteristieke en vaak nog herkenbare archeologische locaties.

Behalve de onderzochte locaties zijn er in Diemen vermoedelijk veel meer gebieden die archeologisch interessant zijn. In het kader van deze nota heeft daarom een eerste verkenning plaatsgevonden van het bodemarchief.

HOOFDSTUK 6 -INVENTARISERENDE BESCHRIJVING VAN HET BODEMARCHIEF VAN DIEMEN

 

Bij de beschrijving van het gemeentelijk bodemarchief is naast historisch kaartmateriaal gebruik gemaakt van de geomorfologische kaart, informatie van plaatselijke amateur-archeologen en vondstmeldingen en de archeologische kaartlaag van de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord- Holland. Deze kaarten zijn, evenals de kaart in deze nota, per definitie echter incompleet omdat veel archeologische elementen nog niet ontdekt zijn en in de bodem sluimeren. Bijlage B bevat een overzicht van alle archeologische terreinen zoals ook weergegeven op de gemeentelijke kaart.

Op de belangrijkste archeologische en historisch geografische objecten en plaatsen in Diemen gaan we hier apart in.

 

6.1 Terpen en historische boerderijplaatsen

De voor Diemen kenmerkende veenterpen en historische boerderijplaatsen bevatten in de ondergrond resten van middeleeuwse en latere agrarische bewoning. De grootste terp is de historische kern van Oud-Diemen die reeds is besproken.

Contouren van de voormalige Mariakerk

 

De fundamenten van de voormalige Mariakerk zijn hersteld en tot iets boven het maaiveld opgetrokken.

De meest bijzondere historische boerderij in Diemen was wel de Stenen Kamer (DIEM 16), die in de jaren dertig van de twintigste eeuw volledig afbrandde. De naam De Stenen Kamer kan van middeleeuwse oorsprong zijn. In de veertiende en vijftiende eeuw werden veel stenen kamers gebouwd als onderdeel van boerderijen of herbergen.

Voor alle duidelijkheid moet worden opgemerkt, dat zich op het terrein van De Stenen Kamer, ondanks de hier uitgevoerde (kleinschalige) opgraving, nog steeds vele archeologische waarden in de bodem zullen bevinden. Op het terrein van boerderij Zeldenrust (DIEM 4) bevindt zich een woonterp met redelijk geconserveerde bewoningssporen die met name in de late twaalfde - begin dertiende eeuw te plaatsen zijn. Bijzonder is de nog geheel ongeschonden stratigrafie (lagenopbouw) van deze terp. De huisterpen DIEM 30 en 31 betreffen meerperioden-huisplaatsen, waarvan de overblijfselen zich direct onder het maaiveld bevinden. Dieper gelegen zijn de overblijfselen van de terp DIEM 46, die zich bevinden op een diepte van 60 cm beneden het maaiveld. Een mogelijke huisterp is het Hooge Stuk (DIEM 32), waar volgens mondelinge overlevering een kerk of kapel uit de Nieuwe Tijd zou hebben gestaan.

 

6.2 Militaire versterkingen

In Diemen ligt een aantal vestingwerken die deel uitmaakten van het Front tussen Haarlemmermeer en Pampus van de Linie van Krayenhoff, een voorloper van de Stelling van Amsterdam uit het begin van de negentiende eeuw. Het betreft vier batterijen die aangeduid worden als post nr. 18 t/m 21 (DIEM 19 en 21-23). Vanuit deze batterijen konden de doorgangen (accessen) door de inundatiegebieden onder vuur worden genomen. De posten zijn in de jaren twintig van de twintigste eeuw opgeheven. Ze zijn voor een deel nog in het terrein zichtbaar.

 

6.3 De oeverwallen van Gaasp en Diemen

In archeologisch opzicht ook karakteristiek voor de gemeente Diemen zijn de oeverwallen van de veenrivieren Gaasp en Diemen (DIEM 26, 27 en 44). Op grond van vondstmateriaal en opgravingen in de directe omgeving wordt verwacht dat zich op deze oeverwallen sporen van bewoning uit de Late Middeleeuwen tot ver in de Nieuwe Tijd bevinden. Ook bewoningssporen uit de Vroege Middeleeuwen en IJzertijd kunnen hier verwacht worden. De oeverwallen vormen tevens landschappelijk kenmerkende elementen.

 

6.4 De Diemerzeedijk

De Diemerzeedijk (DIEM 39) is ontstaan in de dertiende eeuw. Zeedijken zijn zeer kenmerkend voor de landschapsontwikkeling van de Meerlanden en de stad Amsterdam geweest. De dijkring langs het IJ en de Zuiderzee moest het steeds verder dalende veenland beschermen tegen overstromingen van de zee.

Dat dit niet altijd succesvol verliep is te zien aan het grillige verloop van de dijk. Verscheidende keren is de dijk doorgebroken, waarna deze werd hersteld of een stukje verlegd.

De Diemerzeedijk is duidelijk herkenbaar en er is een samenhang aanwezig met het IJ-meer, een deel van de vroegere Zuiderzee. De dijk heeft tot de aanleg van het netwerk van trekvaarten en jaagpaden een belangrijke functie gehad als verbindingsweg vanuit Amsterdam naar het oosten.

 

6.5 De Weespertrekvaart en het jaagpad

De Weespertrekvaart (DIEM 13) is in de jaren 1638 – 1640 aangelegd. De vorming van een goed georganiseerd netwerk van trekvaarten is zeer kenmerkend voor de ontwikkelingen in de verkeersfunctie in de zeventiende eeuw. Het eerste deel van het traject van de trekvaart van Amsterdam naar Weesp valt samen met de ringvaart van de Watergraafsmeer. Tot de "Korte Diem" is de vaart gegraven, daarna valt de trekvaartverbinding samen met de voormalige "Bijlmerringvaart".

Met name het gegraven deel is duidelijk herkenbaar. De Weespertrekvaart heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met de wegen langs de vaart, de vroegere jaagpaden. Een ruimtelijke samenhang bestaat ook met een deel van de ringvaart van de Watergraafsmeer.

De Muiderstraatweg is aangelegd als jaagpad langs de gegraven Muidertrekvaart. De weg functioneerde al snel als doorgaande landweg tussen het Gooi en Amsterdam. Ondanks de voortdurende verbredingen is de weg herkenbaar gebleven. De Muidertrekvaart is echter door deze verbredingen gedempt. De weg heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met de Weespertrekvaart en de nederzetting bij de Diemerbrug.

 

6.6 Het Diemer bos

Een wat bijzondere locatie is die van het Diemer bos (DIEM 25). Bij het graven van sloten tijdens de aanleg van het Diemerbos zijn in 1997 in de Overdiemerpolder en de Gemeenschapspolder de stammen van ruim zeventig oude eiken gevonden.

Via jaarringonderzoek konden de stammen gedateerd worden tussen 1200 voor Chr. en 300 na Chr. Een opvallende stagnatie in de kieming van nieuwe eiken, tussen circa 880 en 670 voor Chr. hangt mogelijk samen met een klimaatverandering die werd veroorzaakt door een plotselinge afname van de zonneactiviteit. Gevolgen van klimaatveranderingen in het verleden verschaffen inzicht in de oorzaken van klimaatveranderingen in het algemeen. Dit is van belang omdat we kunnen verwachten dat ook in de toekomst het klimaat door diverse oorzaken zal veranderen.

HOOFDSTUK 7 -OPTIES EN MOGELIJKHEDEN VOOR CULTUURHISTORISCH BELEID

 

Het doel van het cultuurhistorisch beleid is primair gericht op het leggen van een relatie tussen het huidige Diemen en haar oorsprong zoals dat inde vorige hoofdstukken is omschreven. Van die oorsprong is bijna niets meer zichtbaar. Het laatste decennium is er landelijk een trend merkbaar waarbij bewoners van een wijk of plaats zich via hun geschiedenis willen identificeren met hun woonomgeving. Door de bijna explosieve groei in de tweede helft van de vorige eeuw is die relatie in Diemen goeddeels verloren gegaan. Opgravingen hebben aangetoond dat Diemen een historisch belangrijk verleden kent. In de structuur van Diemen kan een deskundige (historisch geograaf) die sporen nog aflezen. De bedoeling is om bebouwing met cultuurhistorische waarde, samen met de vervaagde sporen in het landschap en de archeologische vondsten, zodanig te documenteren, beschermen, te versterken en, zo mogelijk, te exposeren dat ze voor de bewoners van Diemen meer herkenbaar worden. Aan de andere kant willen we cultuurhistorische waarden gebruiken om aan toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen een meerwaarde te bieden.

In dit hoofdstuk worden de diverse opties en mogelijkheden aangegeven voor het tot stand brengen van een, op Diemen toegesneden, cultuurhistorisch beleid. Aan de hand van de geformuleerde doelstellingen worden diverse instrumenten en acties uitgewerkt. In hoofdstuk 8 schenken we apart aandacht aan De Smidse, de archeologische opgravingen in Oud-Diemen, De Sniep en de Diemerzeedijk.

 

Opties voor uitwerking van doelstelling 1:

Aanwezige cultuurhistorische waarden inventariseren en documenteren

 

7.1 Inventarisatie

Omdat Diemen objecten heeft die, zowel bouwkundig, archeologisch als historisch-geografisch zodanig van belang zijn dat plaatsing daarvan op een gemeentelijke monumentenlijst gerechtvaardigd kan zijn, zal een inventarisatie moeten plaatsvinden. Een ander belangrijk aspect hiervoor is de recent gewijzigde Woningwet. Voor een groot aantal bouwwerken is niet langer een bouwvergunning nodig. De enige uitzondering is voor (gemeentelijke) monumenten waarvoor altijd een bouwvergunning nodig is. Wil de gemeente ongewenste ontwikkelingen voorkomen en de regie voor de kwaliteit van de omgeving in handen houden dan zullen de waardevolle objecten moeten worden beschermd. Aan de hand van deze inventarisatie waarbij per object een waardebeschrijving plaatsvindt, kan bepaald worden welk object zodanig waardevol is dat plaatsing op een gemeentelijke monumentenlijst of lijst met beeldbepalende objecten voldoende gerechtvaardigd is.

In de jaren negentig van de vorige eeuw is, geïnitieerd door het Ministerie van OC en W, c.q. de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, een inventarisatie gemaakt van objecten en panden die mogelijk in aanmerking zouden komen voor aanwijzing als rijksmonument (Monumenten Selectie Project). Het project is uitgevoerd door de provincie in nauwe samenwerking met gemeenten. Deze selectie zal gebruikt worden als basis voor de inventarisatie van een gemeentelijke monumentenlijst.

Zodra door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg criteria voor de periode van de wederopbouwarchitectuur zijn ontwikkeld zal ook van deze specifieke bouwperiode (1940-1965) in Diemen een inventarisatie worden opgesteld.

 

Naast de bebouwde omgeving zal de inventarisatie zich richten op historisch-geografisch waardevolle gebieden, terreinen en waardevolle structuren.

Wederopbouwarchitectuur uit de jaren vijftig

 

Eveneens wordt onderzocht of Diemen bomen heeft die, juist door hun relatie met de omgeving, beschermd moeten worden (zoals bij de herinrichting van het Julianaplantsoen waar de ‘monumentale’ bomen worden gehandhaafd).

Indien wordt besloten tot het aanwijzen van gemeentelijke archeologische monumenten, dient vooraf te worden nagegaan of van het betreffende terrein voldoende informatie bekend is en of er nadere veldcontrole noodzakelijk is. Er moet immers worden gecontroleerd of de archeologische waarde nog voldoende gaaf in de bodem aanwezig is en wat de precieze begrenzing van het monument moet worden.

Bij de inventarisatie wordt gebruik gemaakt van selectiecriteria6 die onderverdeeld zijn naar de een aantal kenmerkende aspecten en waarden.

Architectuurhistorische waarde, historisch geografische waarde, sociaal-economische waarde, stedenbouwkundige waarde, ambachtelijk-industriële waarde, archeologische waarde. Bij alle aspecten worden onderzoek gedaan naar gaafheid, herkenbaarheid en zeldzaamheid.

De gegevens van de archeologische, bouwkundige en geografische inventarisaties zijn tevens de basis voor het ontwikkelen van een gedigitaliseerd documentatiebestand van het culturele erfgoed in Diemen.

 

7.2 Digitaal bestand

Om de kwaliteit van planontwikkelingen in de toekomst te garanderen zal de informatie die beschikbaar komt na de inventarisaties en de waardebepalingen voor een groot publiek beschikbaar moeten komen. Hiervoor is het nodig dat een goed toegankelijk gedigitaliseerd bestand wordt ontwikkeld, zodat alle cultuurhistorische waarden in kaartbeelden kunnen worden opgeroepen. De database verschaft informatie aan projectontwikkelaars, architecten en andere initiatiefnemers, zodat bekend is op basis van welke cultuurhistorische waarden plannen worden getoetst en vooraf de kaders enigszins duidelijk zijn. De database geeft ook de benodigde informatie voor betrokkenen bij interne beleidsprocessen, betrokkenen bij cultuurhistorie en andere belangstellenden.

 

Opties voor uitwerking van doelstelling 2:

Bescherming bieden aan cultuurhistorische waarden door

beheer en instandhouding te stimuleren en te ondersteunen

 

7.3 Subsidiëring

Met het opstellen van een gemeentelijke monumentenlijst is het behoud van monumenten niet gegarandeerd. Als goed en geregeld onderhoud wordt verricht aan monumenten, dan zouden deze niet vervallen en zouden peperdure restauraties achterwege kunnen blijven. Voor eigenaren van rijksmonumenten is een speciale fiscale regeling voor de aftrek van onderhoudskosten boven een bepaalde drempel. Voor de eigenaren van gemeentelijke monumenten geldt een dergelijke regeling niet. Dat wordt vaak als onbillijk ervaren en eigenaren wachten vaak te lang met het uitvoeren van de werkzaamheden.

Om te bereiken dat de bouwkundige staat van een pand of object in stand wordt gehouden en te voorkomen dat grootschalige restauratie nodig is, is subsidiëring een goed instrument.

Subsidiëring is een instrument waarvan vaak wordt gezegd dat daarmee de verhouding met de monumenteigenaren gemakkelijker wordt: ‘Je bent er niet alleen om iets af te dwingen of te verbieden, maar je hebt als gemeente zelf dan ook iets te bieden’.

Er zijn verschillende mogelijkheden voor subsidiëring.

 

  • a.

    Vast bedrag per gemeentelijk monument

    Per jaar stelt de gemeente structureel een vast bedrag per gemeentelijk monument beschikbaar voor onderhoud, onafhankelijk van de kosten die de eigenaar maakt. De regeling is eenvoudig en direct.

  • b.

    Een percentage van de gemaakte kosten

    De bijdrage vindt alleen plaats als er daadwerkelijke onderhoud- of restauratiewerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Er ligt een duidelijke relatie tussen kosten en subsidie waardoor het uitvoeren van werkzaamheden wordt gestimuleerd. Het nadeel is de complexiteit van de regeling en de mogelijkheid dat het budget wordt overschreden.

  • c.

    Bijdrage-ineens

    Een bijdrage-ineens die de ontvanger zelf over een vastgesteld aantal jaren moet gebruiken voor onderhoud of restauratie. Voor de eigenaar betekent dit veel vrijheid in de besteding maar de gemeente is de controle over de besteding kwijt.

  • d.

    Gemeentelijk Revolving Fund

    De laatste tijd zijn meerdere gemeenten (o.a. Zaanstad, Den Helder, Hoogeveen) overgegaan tot de instelling een Gemeentelijk Revolving Fund. De gemeente stort eenmalig een bedrag in het fonds. Dit rentetrekkende bedrag wordt aangewend voor restauratie en onderhoudswerkzaamheden aan gemeentelijke monumenten. De eigenaren sluiten een laagrentende lening af, die gefinancierd wordt uit het fonds. De rente-inkomsten zorgen er voor dat het Revolving Fund op een gelijk niveau blijft.

Schematisch ziet een Revolving Fund er als volgt uit:

Zodra de inventarisatie is afgerond kan echter pas verder onderzoek worden gedaan naar de noodzaak en mogelijkheid tot het instellen van een Gemeentelijk Revolving Fund.

 

7.4 Abonnement Stichting Monumentenwacht Noord-Holland

Buiten de subsidiëring om is het mogelijk om onderhoudswerkzaamheden te stimuleren door de monumenteigenaren een abonnement aan te bieden op de Stichting Monumentenwacht Noord- Holland. De Monumentenwacht verricht periodiek inspecties aan monumenten, voert kleine herstelwerkzaamheden uit en geeft advies over grotere onderhoudwerkzaamheden. De eigenaren zullen zelf de daadwerkelijk inspectie moeten betalen.

 

7.5 Eén loketfunctie

De één loketfunctie die de lokale overheid heeft op het gebied van de cultuurhistorie zal, afhankelijk van het nieuwe rijksbeleid, in de toekomst verder toenemen of intensiveren.

Het gaat in ieder geval om de volgende taken:

 

  • tussenpersoon tussen de monumenteigenaren of planontwikkelaars en de organisaties die zich bezig houden met cultuurhistorie

  • verstrekken van monumentenvergunningen

  • controle bij restauraties

  • aanspreekpunt voor subsidieaanvragen

  • instandhouden gemeentelijke monumentenlijst

  • partner bij voorlichting en educatieve activiteiten

  • aanspreekpunt voor vragen op het gebied van cultuurhistorie

Het bewaken van het integreren van het cultuurhistorisch beleid in ander gemeentelijk beleid, het intensiveren van de samenwerking met externe organisaties, het uitvoering geven aan of initiëren van acties die uit deze nota voortvloeien en het toekomstige cultuurhistorische beleid zullen echter extra capaciteit en inzet van extra middelen vragen.

 

Opties voor uitwerking van doelstelling 3:

'Behoud door ontwikkeling' door het aangeven van mogelijkheden waardoor op verantwoorde wijze een nieuwe toekomst wordt geboden aan de aanwezigecultuurhistorische waarden.

 

7.6 Cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening

7.6.1 Archeologie

Het voeren van archeologiebeleid leidt tot een academische paradox. Iedere archeoloog (wetenschapper) wil het bodemarchief liefst in ongestoorde toestand in de bodem laten rusten. Dit omdat een opgraving altijd het definitieve einde van de situatie betekent. Met het verwerven van de kennis door een opgraving wordt tevens het bodemarchief voorgoed vernietigd. Doordat door het toenemend gebruik van de ruimte steeds meer bebouwing een aantasting van het bodemarchief betekent en de archeoloog aan de andere kant ook nieuwsgierig is naar het archief waarvan alleen het bestaan wordt vermoed, wordt tegenwoordig veel opgegraven. Een opgraving leert ons over het verleden van Diemen. Door die kennis breed te verspreiden kan de belangstelling voor het verleden worden aangewakkerd en vergroot.

Aan de andere kant kan naderhand, als de put weer is gesloten, op moderne wijze worden getracht de opgedane kennis via digitale weergave aanschouwelijk te maken voor bezoekers. In de Belgische plaats Ename, is op voortreffelijke wijze archeologische kennis via computersimulatie voor een groot publiek onsloten.

7.6.2 Archeologie in de planontwikkeling

Opgravingsput aan de Overdiemerweg, gezien vanuit het zuidoosten, met resten van een twaalfde-eeuwse boerderij. Op de voorgrond een deel van een vlecht- werk wand

(Bron: Stedelijk Beheer Amsterdam, afdeling Archeologie - W. Krook)

 

Bij de voorbereiding van de implementatie van het Verdrag van Valletta in de Nederlandse wetgeving werd tot voor kort gestreefd naar het invoeren van een archeologievergunningenstelsel.

Volgens de huidige stand van zaken komt er echter geen aparte archeologievergunning. Afweging van het belang van archeologisch erfgoed zal plaats moeten vinden binnen de ruimtelijke ordening.

Uitgangspunt daarbij is dat archeologie één van de onderwerpen is waarover in het kader van planvorming door middel van vooronderzoeken informatie verzameld moet worden. Ook bij het verlenen van medewerking aan de ontwikkeling van ruimtelijke plannen van derden toetsen burgemeester en wethouders deze aan de consequenties voor het bodemarchief.

 

Indien archeologie vroegtijdig in het planproces wordt meegenomen en integraal onderdeel uitmaakt van de planontwikkeling, worden vertragingen en onnodige kosten voorkomen en kunnen opgravingen worden voorkomen.

Het ligt in de bedoeling dat de provincie een kaart samenstelt waarop de archeologische attentiegebieden staan, dat wil zeggen de gebieden waarbinnen bij planvorming rekening moet worden gehouden met archeologische waarden. Aangezien dit in het uiterste geval kan leiden tot het aanwijzen van (vrijwel) het gehele gemeentelijke grondgebied, is een attentiekaart samengesteld, gebaseerd op de gegevens van de Archeologische Monumentenkaart (de AMK), die ook in de provinciale cultuurhistorische waardenkaart is verwerkt, aangevuld met enkele belangrijke archeologische verwachtingsgebieden in Diemen. Deze kaart maakt een genuanceerd en afgewogen gemeentelijk archeologisch-ruimtelijk beleid mogelijk (zie bijlage B).

De gemeente zal plannen toetsen aan de archeologische beleidskaart voor Diemen en zal besluiten tot het wel of niet doen van onderzoek. Met name bij bouwplannen die in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd, zal vooraf de archeologiekaart worden geraadpleegd. Daarnaast zal de gemeente bij ruimtelijke ontwikkelingen vooraf een archeologische inventarisatie laten verrichten met als doel om gevonden resultaten zo mogelijk te integreren in de ruimtelijke plannen.

Er zijn in het geval van het aantreffen van belangrijke archeologische waarden vier mogelijkheden:

 

  • 1.

    Het plan wordt aangepast en de archeologische waarden blijven in de bodem behouden.

  • 2.

    Het terrein wordt beschermd door plaatsing op de lijst van beschermde archeologische monumenten.

  • 3.

    Als de aanwezigheid van archeologische waarden onduidelijk is kan worden volstaan met archeologisch toezicht tijdens de werkzaamheden.

  • 4.

    Indien er geen andere opties zijn, kan worden besloten tot een opgraving.

Bij grotere ontwikkelingsplannen kunnen combinaties van bovenstaande mogelijkheden voorkomen.

De verwachting is dat het verdrag van Valetta in de Nederlandse wetgeving niet voor 2005 zal zijn geëffectueerd. Pas dan zal de Monumentenwet worden aangepast voor een nieuw instandhoudingregime en voor een nieuw archeologieregime. Het gemeentebestuur heeft het voornemen die ontwikkelingen af te wachten en pas na verschijning in de Staatscourant haar beleid daarop aan te passen. Tot dat moment zal archeologie zorgvuldig worden betrokken in de voorbereiding van ruimtelijke ingrepen.

7.6.3 Bestemmingsplannen

Zoals bekend moeten bestemmingsplannen regelmatig (een keer in de tien jaar) worden herzien. Dit biedt een uitstekende gelegenheid om de cultuurhistorische waarden in te brengen in de te vernieuwen bestemmingsplannen. In de meest recente bestemmingsplannen is al specifiek aandacht geschonken aan de rijksmonumenten, een aantal beeldbepalende panden/wanden en enkele archeologische terreinen.

Om meer rechtszekerheid te kunnen bieden, zal door middel van archeologisch terreinonderzoek nagegaan moeten worden in hoeverre de archeologisch waarvolle terreinen reeds in het verleden verstoord zijn geraakt, waardoor de archeologische waarde zodanig is verminderd, dat zij niet meer op de kaart hoeven te worden opgenomen. Dit betekent dat alleen de meest waardevolle gebieden uiteindelijk worden benoemd in de bestemmingsplannen waarbij met name kan worden gedacht aan het Oud-Diemen en delen van het buitengebied.

 

Voor de historische geografie wordt voorlopig de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie als uitgangspunt genomen. Deze kan per bestemmingsplan naar behoeven worden aangevuld met meer gedetailleerde gegevens voor het plangebied.

Te zijner tijd zou ook een eventuele gemeentelijke monumentenlijst de basis kunnen gaan vormen voor nadere bescherming middels het bestemmingsplan.

De beleidsstrategie tot het versterken van de cultuurhistorische identiteit leidt ertoe dat bij het opstellen of wijzigen van bestemmingsplannen voortaan nog nadrukkelijker aandacht wordt besteed aan bekende en vermoede cultuurhistorische waarden. In de toelichting op het betreffende bestemmingsplan wordt ingegaan op het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid en op de ten behoeve van het plan uitgevoerde inventarisatie van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Ook kan hier gewezen worden op de eventuele gevolgen voor het verlenen van bijvoorbeeld een aanlegvergunning: aan de vergunningverlening kan, indien nodig, de voorwaarde worden gekoppeld van een uit te voeren cultuurhistorisch onderzoek.

Via de bestemmingsplannen heeft de gemeente een juridisch instrument in handen dat bescherming biedt aan ongewenste ontwikkelingen en wordt de intentie om zorgvuldig om te gaan met de cultuurhistorie, in duidelijke randvoorwaarden en kaders vastgelegd. Zoals het bestemmingsplan Oud- Diemen dat zeer strenge voorwaarden en eisen heeft en maar beperkte ruimte laat voor bijvoorbeeld verbouwingen en wijzigingen aan de woningen, voor bescherming van haar identiteit.

 

7.7 Welstandsnota

Op grond van de wijziging van de Woningwet is de gemeente verplicht een Welstandsnota op te stellen. Verwacht wordt dat de Welstandsnota in de tweede helft van 2003 wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Het welstandstoezicht is het wettelijke instrument dat de gemeente in staat stelt haar publieke verantwoordelijkheid voor een aantrekkelijke, esthetische of gewoon mooie gebouwde omgeving te behartigen. Welstandstoezicht is dus een instrument voor het bewaken van de ruimtelijke kwaliteit. Per gebied worden criteria opgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de relatie tussen de karakteristiek van het aanwezige cultureel erfgoed, het landschap, de openbare ruimte, maat en detaillering. Dit zal van belang zijn voor Oud-Diemen maar evenzeer voor de gebieden waar veel wederopbouwarchitectuur, is zoals de bebouwing aan het Julianaplantsoen en de bebouwing tussen de Diemerkade en de Jan Bertstraat.

 

7.8 Herbestemming

Het verloren gaan - door sloop of anderszins - van historisch waardevolle panden/objecten, terreinen en structuren kan worden voorkomen door een herbestemmingbeleid te ontwikkelen.

Er zijn diverse mogelijkheden die ingezet kunnen worden voor het behoud van monumentale panden bij verkoop of wijziging in gebruik, waarin de gemeente een rol kan spelen. In bestemmingsplannen kan bijvoorbeeld een wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheid voor bepaalde panden of gebieden worden opgenomen zodat een grotere flexibiliteit in het gebruik van een object of pand wordt gecreëerd. Daarnaast zou gebruik gemaakt kunnen worden van de Wet Voorkeursrecht Gemeente die de gemeente voorrang geeft bij het aankopen van panden met als doel deze gerestaureerd of met een restauratieverplichting weer door te verkopen. Uiteraard kunnen we als gemeente waardevolle panden aankopen en bestemmen of aankopen als tussenpersoon.

 

7.9 Beschermd stads- of dorpsgezicht

Bij de aanwijzing tot gemeentelijk monument kan (en moet) aandacht besteed worden aan de omgeving rond het monument. Hierbij kan het gaan om bijgebouwen, inrichting of beplanting. Het kan zijn dat de objectbescherming onvoldoende is, omdat het bijzondere nu juist ook ligt in het totaal van een bepaald gebied.

Veel gemeenten gaan voor gebiedsbescherming over tot het vaststellen van een beschermd stads- of dorpsgezicht of een conserverend Beeldkwaliteitplan.

Beschermd dorpsgezicht Oud-Diemen

 

Zo zou voor Oud-Diemen een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht kunnen worden vastgesteld, zeker nu de nieuwe Woningwet een groot aantal bouwwerken vergunningvrij maakt en ongewenste ontwikkelingen kunnen plaatsvinden. In samenhang met de Welstandsnota is een beschermd dorpsgezicht voor Oud-Diemen een goede mogelijkheid voor optimale bescherming van de cultuurhistorische waarden. Naar aanleiding van de inventarisatie genoemd in 7.1 kan verder bekeken worden of er nog andere complexen voor een zelfde bescherming in aanmerking komen.

Voor al de bovenstaande aanbevelingen zijn een paar zaken essentieel, namelijk integraal werken in de gemeentelijke organisatie, deskundigheid op het gebied van de cultuurhistorie en het aanpassen van de Monumentenverordening. Zonder deze aspecten te hebben geregeld kan geen uitvoering worden gegeven aan het beleid.

 

7.10 Integraal werken

Voor het voeren van integraal cultuurhistorisch beleid is het van belang dat er een goede afstemming plaatsvindt tussen de verschillende gemeentelijke disciplines zoals monumentenzorg, bouw- en woningtoezicht, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, grondzaken en voorlichting e.d. Traditioneel staan cultuurhistorie (beschermen van het verleden) en ruimtelijke ordening (ontwerpen voor de toekomst) tegenover elkaar. Het is dus zaak de Belvedèregedachte ‘behoud door ontwikkeling’ als uitgangspunt te implementeren in het ruimtelijke ordeningbeleid. Een goede inpassing van de cultuurhistorische waarden draagt immers bij aan een versterking van de locale identiteit. Afstemming en overleg in een vroeg stadium, waarbij het cultuurhistorische beleid als een gelijkwaardige beleidsaspect wordt meegenomen in beleidsafwegingen zal algemeen gedachtegoed moeten worden zonder het denken in termen van bedreigingen en verstarring van de plannen.

 

7.11 Deskundigheid cultuurhistorie

Sinds 1996 is de Welstandscommissie uitgebreid met deskundigheid op het gebied van de monumentenzorg. De commissie adviseert over bouwaanvragen en monumentenvergunningen De implementatie van het Verdrag van Valletta brengt op termijn een aantal algemene taken op archeologisch gebied met zich mee. Voorbeelden daarvan zijn: overleg met betrokkenen bij voorbereiding van bodemverstorende plannen, uitbrengen adviezen over archeologische aspecten

van in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen, stedenbouwkundige plannen en andere relevante beleidsstukken, overleg over het opstellen van archeologiecriteria en archeologiebeleid, het stimuleren van maatschappelijk draagvlak voor het archeologiebeleid, gevraagd en ongevraagd signaleren van stedenbouwkundige en andere ruimtelijke ontwikkelingen die van belang zijn voor het archeologiebeleid van de gemeente. Het betrekken van historisch-geografische waarden in het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid vraagt ook om deskundigheid op dit vlak.

Voor het voeren van een gemeentelijk cultuurhistorisch beleid is extra deskundigheid noodzakelijk. Deze deskundigheid kan op een aantal manieren worden verkregen:

  • instellen van een eigen gemeentelijke Monumentencommissie, c.q. Commissie Cultuurhistorie;

  • aansluiting zoeken voor advisering bij Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam;

  • afhankelijk van de adviesbehoefte ad hoc inhuren van externe deskundigheid

Door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland wordt in september 2003 een Provinciale Monumentencommissie ingesteld. Gemeenten in Noord-Holland kunnen eventueel een beroep doen op deze commissie.

 

7.12 Monumentenverordening

De bestaande monumentenverordening geeft nu alleen regels voor rijksmonumenten. Als besloten wordt tot een inventarisatie van mogelijke gemeentelijke monumenten, archeologische vindplaatsen en historisch-geografische elementen en structuren zal de verordening moeten worden aangepast.

De volgende bepalingen zullen in de verordening moeten worden opgenomen:

 

  • de procedure voor aanwijzing en de registratie van objecten als gemeentelijk monument

  • beschermende bepalingen voor panden, archeologische vindplaatsen, monumentale structuren en terreinen en eventueel monumentale bomen

  • procedures rond de vergunning tot wijziging en afbraak van monumenten

  • regelgeving met het oog op archeologische vondsten

  • regelgeving met het oog op historisch-geografische elementen en structuren

  • indien van toepassing, bepalingen voor beschermde stads- of dorpsgezichten.

Opties voor uitwerking van doelstelling 4:

Bewustwording over cultuurhistorie vergroten en de samenwerking met externe partijen op het gebied van cultuurhistorie versterken.

 

Een belangrijk onderdeel van het beleid is de erfgoededucatie en -participatie. Daarbij wordt gestreefd naar terugkoppeling van het (archeologische) erfgoed naar inwoners en bezoekers van de gemeente en naar vergroting van het maatschappelijke draagvlak.

Bij de onderstaande mogelijkheden op het gebied van voorlichting, communicatie en bewustwording is het belangrijk de Historische Kring in te schakelen teneinde de daar aanwezige deskundigheid optimaal in te zetten.

 

7.13 Voorlichting en communicatie

Communicatie en interactie met de bewoners en bezoekers van de gemeente (het vertellen van het cultuurhistorische verhaal) kan plaats vinden door het zichtbaar(der) maken van cultuurhistorische monumenten en het tentoonstellen van archeologische vondsten en kunstvoorwerpen uit de streek in plaatselijke musea en exposities. Leden van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, Afdeling Amsterdam en omstreken, kunnen hierbij een belangrijke rol spelen, evenals leden van de Historische Kring Diemen. Voor het omgevingsonderwijs vormt cultuurhistorie een dankbaar onderwerp. Om voldoende maatschappelijk draagvlak te verkrijgen, dient het historisch besef te worden vergroot en kennis en informatie toegankelijk gemaakt te worden. Ter stimulering hiervan heeft de provincie een subsidieregeling die gericht is op educatie- en participatieprojecten.

Mogelijkheden om bewoners en bezoekers van de gemeente meer te betrekken bij het Diemense verleden zijn:

 

  • Exposities van vondsten.

  • Het houden van open dagen op opgravingen waarbij deskundigen tekst en uitleg geven.

  • Uitbreiding van de website van de Historische Kring Diemen.

  • Op deze website kan cultuurhistorie nog meer toegankelijk gemaakt worden voor een breder publiek. Informatie over het Diemense verleden, oude en lopende opgravingen, monumenten en landschappelijke structuren kunnen hier bereikbaar worden gemaakt. Ook scholen kunnen van deze informatie gebruik maken. Ook de gemeentelijke website kan gebruikt worden voor het geven van informatie.

  • Media/nieuwsbrieven/persberichten.

    Naast een ruime aandacht voor archeologische opgravingen kan ook aandacht besteed worden aan de ontstaansgeschiedenis van het dorp en restauratie van monumenten.

Digitale voorlichting over archeologie in Ename (België)

  • Bruiklenen uit het Depot voor Bodemvondsten van Amsterdam.

    Een selectie van dit vondstmateriaal kan als basis dienen voor een tijdelijke tentoonstelling of een langdurige expositie.

  • Aandacht voor niet of onvolledig uitgewerkte opgravingen uit het verleden

    Gedacht kan worden aan het laten vervaardigen van een voor het publiek aantrekkelijk uitgevoerd opgravingsverslag van bijvoorbeeld de opgravingen bij de Mariakerk waarbij ook aandacht wordt geschonken aan de overige archeologische vondsten in Diemen en aan het gemeentelijk cultuurhistorisch beleid.

  • Aandacht voor de geschiedenis van Diemen

    Gedacht kan worden aan het laten vervaardigen van een voor het publiek aantrekkelijk geschreven en vormgegeven verhaal van de geschiedenis van Diemen, waarin zij hun woonomgeving kunnen plaatsen.

  • Zichtbaarder maken van het moeilijk zichtbare cultuurhistorisch erfgoed, enerzijds door het fysiek beter bereikbaar te maken, anderzijds door het in het terrein meer te accentueren, waardoor datgene wat verdwenen is gevisualiseerd wordt. Dit kan bijvoorbeeld op de wijze zoals ook in het Belgische Ename is toegepast. Daar kan publiek op een groot scherm digitaal verdwenen gebouwen laten herrijzen en zelfs van binnen bekijken.

7.14 Archeologische Werkgemeenschap Nederland en Historische Kring

De vrijwillige archeologen in Diemen van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Amsterdam en omstreken, hebben een belangrijke rol gespeeld bij het op gang brengen van aandacht voor de archeologische resten in deze gemeente. Het is van groot belang dat zij, samen met de Historische Kring Diemen, ook onder het toekomstige archeologische bestel een essentiële plaats blijven innemen.

Met name kan daarbij gedacht worden aan het functioneren als een plaatselijk klankbord bij planontwikkelingen en het initiëren van en bijdragen leveren aan erfgoededucatieve projecten. Voor hen staat de mogelijkheid open om hiervoor subsidie bij de provincie aan te vragen. Ook de Historische Kring Diemen kan hierbij worden ingezet en een waardevolle bijdrage leveren.

Een voorname rol is voor de Archeologische Werkgemeenschap ook weggelegd bij het verrichten van archeologische verkenningen en waarnemingen waardoor nieuwe vindplaatsen worden ontdekt en het verrichten van onderzoek in archieven en literatuur naar nog onbekende en ongekende archeologische waarden.

Vanwege de continuïteit en enthousiasme bij hun onderzoekingen zullen zij veel boven tafel kunnen krijgen. Daarnaast is ook het meewerken aan opgravingen door professionals een serieuze optie, niet alleen uit belangstelling, maar ook om ervaring op te doen. Bij het uitwerken van deze opgravingen zal vaak de mogelijkheid bestaan om bepaalde materiaalgroepen nader uit te werken, te bestuderen en te publiceren.

Ten slotte, maar niet in het minst, is het verbreden van archeologisch draagvlak een belangrijk aspect waaraan zij kunnen bijdragen. In dat kader is het inrichten van exposities en het uitbrengen van publicaties, niet alleen voor vakgenoten maar ook voor een breder publiek, een voor hen zeer geëigende taak.

 

7.15 Toeristische cultuurroute

Door een toeristische route te ontwikkelen langs oude structuren, archeologische vindplaatsen, waardevolle panden en moderne architectuur wordt oud en nieuw met elkaar verbonden en ontstaat een samenspel tussen heden en verleden. Door bij waardevolle gebouwen, structuren en gebieden informatieborden te plaatsen met daarop in het kort de belangrijkste informatie wordt het culturele erfgoed gevisualiseerd en de bewustwording vergroot.

 

Dan kan met name worden gedacht aan het verstrekken van informatie bij Oud-Diemen, de Ouddiemerlaan, archeologische opgravingen en schuilkerk De Hoop maar ook aan De Omval, het raadhuis en de Joodse begraafplaats. De archeologische vindplaatsen die worden opgenomen in de route zullen beter zichtbaar gemaakt worden.

 

Joodse begraafplaats

7.16 Open Monumentendag.

Open Monumentendag is een trefzeker instrument om de cultuurhistorie onder de aandacht te brengen van bevolking en toeristen en daarmee het draagvlak te vergroten. Een landelijke stichting ondersteunt gemeenten en plaatselijke werkgroepen bij de organisatie. In Diemen wordt door de Historische Kring enthousiast invulling gegeven aan deze dag. De gemeente kan hieraan bijdragen door bijvoorbeeld een financiële bijdrage te verstrekken voor het stimuleren van extra (thematische) activiteiten.

 

7.17 Voorlichting via website

Via de gemeentelijke website kan informatie worden verstrekt. Deze informatie kan nieuwe ontwikkelingen beschrijven maar ook kan themagerichte informatie gegeven worden. Zowel over de procedures van vergunningaanvragen als ook bouwtechnische informatie of themagericht. De monumenteigenaren kunnen worden betrokken bij de invulling en bijvoorbeeld vertellen over de ervaring van een eigen restauratie of onderhoud. Het gevolg is een regelmatige uitwisseling van kennis en gegevens tussen gemeente en monumenteigenaren en versterking van het contact.

 

7.18 Educatie

Er ligt een uitdaging om een jonge generatie enthousiast te maken voor het culturele erfgoed. En wie kunnen dat beter dan de jongeren zelf.

Al vanaf 1994 wordt in ons land gebruik gemaakt van het culturele erfgoed binnen het onderwijs vanwege de schat aan informatie die ons cultureel erfgoed biedt. Het gebruik ervan zowel op de basisscholen als het voortgezet onderwijs wordt vanuit de rijksoverheid steeds meer gestimuleerd. Erfgoededucatie wordt vooral gebruikt in omgevingsgericht onderwijs.

 

Dit omgevingsonderwijs is gericht op onderzoekend en ervaringsgericht leren. Om vanuit monumentenzorg in te kunnen haken op deze tendens is een aantal landelijke projecten ontwikkeld die in samenwerking met de schoolleiding plaatselijk kunnen worden toegepast. Hieronder worden voorbeeldprojecten genoemd die worden geïnitieerd door de Stichting Nationaal Contact Monumenten.

 

Als gemeente kunnen we de schoolbesturen informeren over de diverse onderwijsprojecten en ze wijzen op de deskundige hulp die onder andere het Nationaal Contact Monumenten hierbij kan bieden.

7.18.1 Scholen adopteren monumenten

Dit project werd in 1997 ontwikkeld door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en het Nationaal contact Monumenten. Het basisprincipe is dat scholen een langdurige band aangaan met een monument (of groep monumenten) in de nabije omgeving van de school. Dit monument wordt vervolgens ingezet als kapstok bij verschillende schoolvakken.

7.18.2 Verover je eigen monument

Ook dit project (geïnitieerd door de Rijksdienst voor de Monumentenzorg, het Nationaal Contact Monumenten en het VSB fonds) is specifiek gericht op het creëren van draagvlak bij jongeren en het betrekken van jongeren bij de zorg van het culturele erfgoed.

In dit project worden jongeren in hun eigen taal en door leeftijdsgenoten aangesproken en leren ze monumenten te waarderen en ervan te genieten. Gemeenten waar dit project als pilot van start is gegaan zijn Alkmaar, Haarlem en Purmerend.

Scholen adopteren monumenten

7.18.3 Kennisnet.

Kennisnet is een soort intranet tussen scholen en andere instellingen op het gebied van de cultuurhistorie. Leerlingen en docenten kunnen van digitale informatie raadplegen van archieven, musea en archeologie-instellingen.

7.18.4 De Monumentenkoffer

Momenteel wordt het project ‘terug naar de toekomst, de monumentenkoffer’ ontwikkeld door het Nationaal Contact Monumenten, Bureau Monumentenzorg Amsterdam, Erfgoed Actueel en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. De leerlingen krijgen bestaande, actuele dilemma’s voorgelegd en moeten een mening formuleren bijvoorbeeld of er wel of niet gerestaureerd moet worden, Oudhollandse of moderne bestrating in een beschermd stadsgezicht zou moeten komen of wat de consequenties zijn als in een monument een café komt.

HOOFDSTUK 8 -OVERIGE ONTWIKKELINGEN

 

In dit hoofdstuk worden voor een aantal cultuurhistorisch waardevolle elementen in Diemen de mogelijkheden beschreven om deze in te passen in toekomstige nieuwe ontwikkelingen.

 

8.1 De Smidse

Het oudste pand aan de Ouddiemerlaan; dit object is van belang omdat het aangeeft hoe vroeger de bebouwingsschaal van Diemen was en door de nog compleet aanwezig inrichting. Door een nieuwe functie voor het pand te creëren kunnen de aanwezige waardevolle elementen bewaart en versterkt worden. Door dus een nieuwe component toe te voegen ontstaat de meerwaarde. Gedacht kan worden aan het realiseren van een museum direct naast de Smidse. De Smidse zelf kan worden herbestemd tot vergadercentrum en horecagelegenheid. Voor de oude smederij met zijn instrumenten kan wellicht een moderne zilversmid worden gezocht die deze werkplaats wil gebruiken. De mogelijkheden hiertoe zullen uiteraard in overleg met de eigenaar nader worden onderzocht.

 

8.2 Diemerzeedijk

Het betreft het deel van de dijk in de Vijfhoek. Deze dijk heeft een regionaal belang. Amsterdam gaat zijn deel van de Diemerzeedijk ontwikkelen en herinrichten tot een nieuwe doorgaande wandel/fietsroute naar Muiden. Het deel in Diemen sluit hierop aan en maakt deel uit van het herinrichtingsplan voor de Diemer Vijfhoek.

 

8.3 Kringenwetboerderij De Zeehoeve.

De Maatschappij tot Stadsherstel Amsterdam NV heeft het initiatief genomen om deze boerderij te restaureren en een goede herbestemming te geven. Het ligt in de bedoeling om in dit provinciaal monument de stichting Herstelling te huisvesten.

 

8.4 De Sniep

De Sniep tussen de Weespertrekvaart en de Muidertrekvaart

 

Een verouderd industrieterrein, annex voormalige meubelboulevard, dat ontwikkeld wordt tot woonwijk. Het eiland is zo genoemd vanwege zijn vorm, een puntig toelopend stuk land. Een duidelijk belangrijke structuur is de ligging van het eiland tussen Weespertrekvaart en Muidertrekvaart en zoals op oude kaarten zichtbaar is de oorspronkelijke verkaveling die dwars op de beide trekvaarten loopt.

Door deze oude structuren in te passen in de nieuwe plannen ontstaat een verhoogde kwaliteit van wonen.

Wordt besloten deze oude structuren inderdaad als uitgangspunt te nemen voor de nieuwe ontwikkelingen kan wellicht aanspraak gemaakt worden op een subsidie in het kader van Belvedère. Er dient voor De Sniep dan wel een Cultuurhistorische Verkenning te worden opgesteld. Bij deze Cultuurhistorische Verkenning wordt onderzoek gedaan naar de oude structuren, de historische bebouwing en mogelijke archeologische vindplaatsen op dit terrein.

 

8.5 Moderne architectuur

Tussen historische en moderne architectuur zit historisch gezien geen breuk. Daarom is het goed om de moderne architectuur rechtstreeks te verbinden met de historische. Zoals al eerder gezegd heeft Diemen moderne architectuur waar we trots op zijn, zoals het raadhuis en De Omval.

 

Deze monumenten van de toekomst kan de gemeente versterken door ze op te nemen in een toeristische route langs cultuurhistorische én moderne architectuur zodat oud en nieuw met elkaar verbonden worden en daardoor worden versterkt.

 

8.6 Ouddiemerlaan, archeologievindplaatsen, batterijen, fort en oude Hooiweg.

Batterij

 

Al deze waardevolle structuren en objecten kunnen opgenomen worden in de toeristische cultuurroute. Door de belangrijkste (historische) gegevens op ter plaatse aanwezige informatieborden zichtbaar te maken wordt de kennis over de cultuurhistorie verspreid en blijft ze behouden. De bewustwording wordt vergroot en de identiteit van Diemen wordt versterkt.

(Zie voor de archeologische vindplaatsen ook bijlage B).

HOOFDSTUK 9 -FINANCIËN

 

De gemeente zal de cultuurhistorische waarden volledig meewegen in haar ruimtelijke ordeningsbeleid. De verantwoordelijkheid hiervoor, mede in de vorm van het laten verrichten van bureau- en ander vooronderzoek ten behoeve van bestemmingsplannen en het beschrijven van cultuurhistorische waarden in de teksten daarvan, berust daardoor bij de gemeente en/of andere initiatiefnemers tot een ruimtelijke ontwikkeling.

Ook de andere aanbevelingen die tot doel hebben een adequaat cultuurhistorisch beleid te voeren zijn afhankelijk van financiën en personele middelen. Onderstaand volgt een raming van de kosten verdeeld naar eenmalig en structureel. De te verwachte kosten voor archeologiebeleid worden apart toegelicht.

 

Eenmalige uitgaven (indicatief)

 

Opstellen van inventarisatie cultuurhistorische waarden

€ 15.000,00

Digitaal bestand (laten)ontwikkelen

€ 15.000,00

Archeologisch onderzoekskader opstellen

Afhankelijk van de afspraken met de

gemeente Amsterdam

Publieksboekje over het archeologische onderzoek van de terp Oud-Diemen en voormalige Mariakerk

€ 5.000,00

Beter zichtbaar maken van archeologische vindplaatsen

€ 4.000,00

Ontwikkelen toeristische cultuurroute (verbinden oud en nieuw) en

maken en plaatsen informatieborden

€ 6.000,00

€ 4.000,00

Onderzoek naar fysieke toestand van te beschermen archeologische monumenten

€ 4.000,00

Onderzoek naar fysieke toestand van te beschermen historisch-geografische en historisch bouwkundige monumenten

p.m.

 

Structurele uitgaven

 

Uitbreiding in uren formatie Monumentenzorg en archeologie onder andere t.b.v. intensiveren éénloketfunctie, aanpassen monumentenverordening, begeleiding, opstellen, inventarisatie

Nader te bepalen

Samenwerking met Bureau Monumentenzorg en Archeologie gemeente Amsterdam

Afhankelijk van afspraken over de dienstverlening

Abonnement Monumentenwacht Noord-Holland (€ 35,00 per abonnement) voor gemeentelijke monumenten

Afhankelijk van aantal monumenten

Stimulering en versterking activiteiten Open Monumentendag

€ 3.000,00

Ondersteuning educatieve activiteiten

€ 3.000,00

Voorlichting- en communicatieactiviteiten in samenwerking met Archeologische Werkgemeenschap Nederland, afdeling Amsterdam en de Historische Kring

€ 3.000,00

Jaarlijkse storting in Archeologiefonds

€ 12.000,00

Uitgaven beheersvergoeding en monitoring archeologische monumenten

Nader te bepalen

 

HOOFDSTUK 10 -SAMENVATTING EN AANBEVELINGEN

10.1 Samenvatting.

De afgelopen jaren is het denken over de inpassing van cultuurhistorische waarden in ruimtelijke processen in een stroomversnelling geraakt.

Ondanks dat het momenteel nog onduidelijk is hoe het nieuwe kabinet invulling gaat geven aan het Verdrag van Malta (Valletta) en op welke wijze de Monumentenwet zal worden aangepast is de algemene verwachting dat een verzwaarde taak voor de zorg voor het culturele erfgoed bij de gemeentelijke overheden komt te liggen. Deze taak zal gebaseerd worden op de Belvedèregedachte (behoud door ontwikkeling), zodat integraal gemeentelijk beleid, waarbij de cultuurhistorie als volwaardig aspect betrokken wordt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, noodzakelijk is.

De historische tegenstelling tussen cultureel erfgoed en ruimtelijke ontwikkelingen lijkt opgeheven door het cultureel erfgoed als inspiratiebron en meerwaarde voor nieuwe ontwikkelingen te erkennen. Het benutten van de bestaande cultuurhistorische waarden in deze processen draagt namelijk in belangrijke mate bij aan het behoud en de versterking van de identiteit van Diemen.

Het is dan ook wenselijk dit gedachtegoed op een verantwoorde wijze in te passen in lokale ruimtelijke processen door ze te inventariseren, visualiseren en te documenteren, en waar nodig instrumenten ontwikkelen deze waarde bescherming te bieden of anderszins mee te werken aan de instandhouding.

 

Primair zal het bestaande, in de grond sluimerende, archief van Diemen worden ontsloten om het vervolgens op digitale wijze leesbaar te maken voor de inwoners van Diemen. Daarmee wordt beoogd het historische bewustzijn van de bevolking te versterken.

 

Een gemeentelijke monumentenlijst zal worden opgesteld om duidelijk te maken dat het gemeentebestuur ernst maakt met haar plannen om het nog resterende fragment van de geschiedenis te bewaren voor het nageslacht. Daarbij kan worden gedacht aan gebouwen als de smidse maar ook aan historisch-geografische elementen en structuren als dijken en aan archeologische vindplaatsen, zoals de locaties van de middeleeuwse terpen.

 

Op grond van het archeologisch onderzoek voor deze nota zijn accenten gelegd op voor Diemen kenmerkende cultuurhistorische locaties. Deze bestaan uit een klein aantal nederzettingen uit de Middeleeuwen. Daarnaast zijn er vele cultuurhistorisch waardevolle locaties uit de latere perioden, die voor Diemen ook belangrijk zijn. Niet alleen omdat zij veelal nog goed herkenbaar en dus aantrekkelijk zijn voor het publiek, maar ook omdat het hier gaat om locaties met een duidelijke historische betekenis voor de gemeente.

Voor de uitvoering van specifieke taken op het gebied van archeologie zal, vanwege het ontbreken van voldoende capaciteit, aansluiting gezocht worden bij externe instanties, bijvoorbeeld de archeologische dienst van Amsterdam.

 

Om deze aanbeveling te concretiseren zal samen met de archeologische werkgroep en de Historisch Kring de komende jaren een extra inspanning worden gepleegd op het gebied van kennisoverdracht. De gemeente wil daarbij een stimulerende rol vervullen.

 

Om een brug te slaan tussen historisch waardevolle elementen en moderne bouwkunst zal de gemeente een wandel- en fietsroute uitgeven waarin zowel historische rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten als moderne gebouwen zullen worden opgenomen.

 

10.2 Aanbevelingen

In deze paragraaf zijn de aanbevelingen uit de nota schematisch samengevat met een daarbij gewenste prioriteit en fasering.

Nogmaals wordt opgemerkt dat de opties extra ambtelijke capaciteit en financiële middelen vragen en dat onderzocht zal worden hoe hieraan invulling kan worden gegeven.

 

Opties

Prioriteit

Fasering

Er wordt voortaan aandacht gegeven aan het archeologiebeleid en aan de historische geografie als onderdeel van het cultuurhistorisch beleid in

communicatieve en educatieve sfeer ................................................................. 

1

Vanaf heden

Cultuurhistorische waarden worden opgenomen

in de herziening van bestemmingsplannen ........................................................ 

1

Vanaf heden

Vroegtijdig vooroverleg met betrekking tot cultuurhistorische waarden in het kader van

ruimtelijke planvorming wordt gestimuleerd. ................................................... 

1

Vanaf heden

Met het Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam wordt overlegd over de mogelijkheden van samenwerking (bijvoorbeeld gedurende een proeftijd van een aantal jaren) ten behoeve van het verstrekken van adviezen en directievoering van archeo- logisch veldwerk, alsmede publiekstaken en

het registreren van vondstmeldingen................................................................. 

1

Overleg opstarten in 2003

In samenwerking met genoemd Bureau wordt het archeologisch onderzoekskader verder

uitgewerkt.......................................................................................................... 

1

2004

Onderzocht zal worden wat de mogelijkheden zijn voor het aanwijzen van archeologisch waardevolle terreinen als gemeentelijk archeo- logisch monument en voor het aanwijzen van historisch-geografisch waardevolle elementen en structuren als gemeentelijk historisch-

geografisch monument. ..................................................................................... 

2

2004 e.v.

Inventariseren objecten t.b.v. gemeentelijke monumentenlijst of eventueel lijst beeldbepalende

panden .............................................................................................................. 

2

2004

In nauwe samenwerking met Historische Kring en de Archeologische werkgemeenschap Nederland, afdeling Amsterdam en omstreken, voorlichtings-

activiteiten en communicatietrajecten ontwikkelen........................................... 

1

Vanaf heden

 

Opties

Prioriteit

Fasering

Opdracht geven tot het maken van een publieksboekje over het archeologisch onderzoek in de terp van

Oud-Diemen en de voormalige Mariakerk, waarbij ook aandacht wordt geschonken aan andere archeologische terreinen binnen de gemeente en het gemeentelijk cultuurhistorische beleid. Het doel hiervan is om een groter maatschappelijk draagvlak te verkrijgen voor

dit beleid............................................................................................................ 

3

na 2005

Opdracht geven tot het maken van een publieksboekje over de ontwikkelingsgeschiedenis van Diemen en

de daarvan nog herkenbare elementen en structuren. ........................................ 

3

na 2005

Zichtbaar maken van archeologische vindplaatsen door

accentuering in het veld..................................................................................... 

3

na 2005

Ontwikkelen toeristische cultuurroute waardoor een verbinding ontstaat tussen oud en nieuw. Bij de cultuur- historisch waardevolle objecten en panden informatie-

borden plaatsen of via een routeboekje informatie geven.................................. 

2

2005

Ontwikkelen gedigitaliseerd, goed toegankelijk bestand

van het cultureel erfgoed in Diemen.................................................................. 

2

2005 – 2006

Onderzoek naar het instellen van een Gemeentelijk Revolving Fund (echter alleen indien gemeentelijke

monumenten worden aangewezen)

3

 

Waardevolle cultuurhistorische aspecten als uitgangs- punt nemen bij het opstellen van de gebiedsgerichte

criteria in de Welstandsnota .............................................................................. 

1

Vanaf heden

Indien aan de orde bij het verloren gaan van een waardevol object, de mogelijkheden onderzoeken het

object te behouden............................................................................................. 

-

Indien aan de orde

Procedure starten voor beschermd dorpsgezicht

Oud-Diemen...................................................................................................... 

3

2005

Schoolbesturen informeren over mogelijkheden

educatieve projecten.......................................................................................... 

2

2004

Aanpassen Monumentenverordening ................................................................ 

2

2004/2005

Op de gemeentelijke begroting een bedrag opnemen ten behoeve van een gemeentelijk archeologiefonds.

Indien tot aanwijzing wordt overgegaan zal waarschijnlijk

een beheersvergoeding en een monitoringsregeling nodig zijn. ........................ 

1

2005 e.v.

BIJLAGE A  

 

Begripsbepaling en wettelijke kaders

 

Historische (steden)bouwkunst

De historische (steden)bouwkunst heeft betrekking op zowel individuele gebouwen als op stedenbouwkundige structuren. Deze laatste laten zien hoe plaatsen en dorpen ooit zijn ontstaan. Ook is het mogelijk roerende zaken te beschermen zoals schepen of landschapsobjecten. Bij landschapsobjecten gaat het vaak om bijzonder oude bomen die een beeldbepalend karakter hebben. Nog bestaande historische bebouwing is bijvoorbeeld De Smidse, schuilkerk De Hoop en het oude raadhuis. Een stedenbouwkundige structuur is Diemen is De Sniep of Varkenseiland, een duidelijk begrensd gebied door zijn ligging tussen de Weespertrekvaart en de Muidertrekvaart. De ligging van de snelweg, de Harteveldseweg, de Muiderstraatweg en de spoorlijn maken nog steeds zichtbaar dat Diemen vroeger uit twee delen bestond (Oud-Diemen en Diemerbrug).

 

Historische geografie

Zowel de steden, dorpen maar ook het landelijke gebied zijn ingericht door de mens en voortdurend aangepast al naar gelang de functie die een gebied moest vervullen. De landbouwfunctie leidde tot een zo efficiënt mogelijk patroon van wegen, waterlopen en sloten. De strijd tegen het water leidde tot de aanleg van dijken en later tot het bouwen van molens en gemalen. De verdediging van een gebied en de bewaking van strategische plekken vereiste de aanleg van schansen, forten en andere verdedigingswerken. Een voorbeeld hiervan is de Stelling van Amsterdam (waaronder de Diemerzeedijk).

 

Archeologie

De archeologie bestudeert bodemsporen en vondsten van de prehistorie tot het recente verleden. Archeologische opgravingen trekken vaak veel aandacht zoals de opgravingen bij de oude Mariakerk waar de fundamenten weer zichtbaar zijn gemaakt. Deze opgravingen voegen informatie toe aan onze kennis over de geschiedenis. Opgraven betekent echter ook dat de ‘vindplaats’ verstoord wordt of soms geheel vernietigd waardoor onderzoek in de toekomst met meer geavanceerde methodes dan nu gebruikt worden, niet meer mogelijk is.

Het toekomstige rijksarcheologiebeleid tracht hier in te voorzien.

 

Monumentenwet 1988

Regelt de aanwijzing en bescherming van rijksmonumenten. Een rol voor de gemeente is het beslissen op aanvragen om vergunningen van rijksmonumenten bij sloop/wijzigingen/restauratie en regelt de bepalingen voor het verstrekken van rijkssubsidies.

Monumentenverordening Diemen 1996

Deze verordening regelt de vergunningverstrekking en subsidiering van rijksmonumenten.

 

Woningwet/Bouwverordening/bouwbesluit

Met name de Woningwet kent een aantal bijzondere bepalingen voor monumenten, waaronder de plicht van de gemeente tot aanschrijving over te gaan bij verwaarlozing en ontsiering van rijks- en provinciale monumenten.

 

Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)

Via de WRO kan een deel van monumentenbeleid opgenomen worden in bestemmingsplannen al dan niet in relatie met een Beeldkwaliteitplan.

In een bestemmingsplan kan bijvoorbeeld expliciet de bestemming ‘monument’ worden gegeven waardoor de status van het pand ook voor de toekomst, wordt vastgelegd.

BIJLAGE B  

 

B.1Uitvoering van archeologisch onderzoek.

Bij het uitvoerend archeologisch onderzoek is het uitgangspunt, dat wordt gewerkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)7 en binnen de door rijk en provincie gestelde kaders. Ook de procedures binnen de gemeente dienen hieraan te voldoen.

Bij opgravend onderzoek wordt door een seniorarcheoloog met specifieke expertise van het desbetreffende type archeologische vindplaats, het Programma van Eisen opgesteld en de directievoering verricht.

Als archeologische onderzoek moet worden gedaan zijn er twee mogelijkheden:

  • 1.

    Onafhankelijke archeologische expertise inhuren voor de directievoering en het schrijven van Programma’s van Eisen. Op basis van het Programma van Eisen worden meerdere opgravingbedrijven uitgenodigd om te offreren op het project.

  • 2.

    Gebruik maken van de expertise van het Bureau Monumenten en Archeologie van de gemeente Amsterdam, zoals ook in het verleden op een bevredigende wijze is gebeurd. Dit bureau neemt ook de directievoering en het schrijven van Programma's van Eisen op zich. De uitvoering vindt ook in dit geval plaats door een archeologisch bedrijf.

Indien voor optie 2 wordt gekozen kunnen met het Bureau Monumentenzorg en Archeologie afspraken worden gemaakt. De huidige gemeentelijk archeoloog van Amsterdam, dr. J. Gawronski, heeft reeds aangegeven hiertoe in principe bereid te zijn.

 

B.2 Beleid per archeologiegebied

Zoals in hoofdstuk 4 is gebleken, valt archeologie onder het speerpuntbeleid van de provincie Noord- Holland op het gebied van de Ruimtelijke Ordening. Uit dit beleid vloeit voort, dat gemeenten reeds nu zijn gehouden om bij planontwikkeling archeologische waarden mee te nemen in hun afweging, opdat een expliciete afweging gemaakt kan worden van al de belangen die in het plangebied aanwezig zijn.

Omdat het zinloos is om in het gehele grondgebied van de gemeente ook bij de kleinste plannen een archeologisch verkennend vooronderzoek te eisen, is een gemeentelijke beleidskaart ontwikkeld8.

Deze kaart moet gezien worden als een archeologische attentiekaart, als uitwerking van de nog door de provincie vast te stellen provinciale archeologische attentiekaart. Met andere woorden: aangegeven wordt op welke plaatsen er zodanig concrete verwachtingen bestaan tot het aantreffen van archeologische sporen, dat hiermee in het kader van Ruimtelijke Ordeningsprocedures rekening moet worden gehouden. Over de kwaliteit en betekenis van deze vindplaatsen worden geen uitspraken gedaan, het is geen waarderingskaart. Dat kan het ook niet zijn, omdat daarvoor meer onderzoek noodzakelijk is. Het belang van de kaart is, dat archeologische belangen in een vroeg stadium bij de besluitvorming kunnen worden betrokken. Om meer zekerheid te verkrijgen omtrent de precieze locatie en waarde van archeologisch waardevolle gebieden dient aanvullend archeologisch onderzoek plaats te vinden.

 

Opgemerkt dient te worden dat de kaart niet compleet is. Naarmate er door onderzoek meer gegevens over archeologische gebieden bekend worden, kunnen er locaties bijkomen of juist afvallen. De archeologiecriteria zijn gebaseerd op de verwachte dichtheid aan, en conservering van archeologische sporen en zullen dus per locatie variëren.

 

B.2.1De historische kern van Oud-Diemen

 

Beschrijving (DIEM 6: rood)

De historische dorpskern van Diemen dateert uit de Late Middeleeuwen – Nieuwe Tijd.

De archeologische waarde van historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen.

Samen bevatten zij een veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern. De historische kern bevat vrijwel overal archeologische waarden, behalve daar waar in de twintigste eeuw de bodem diepgaand is verstoord.

 

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door planologische maatregelen. Gekeken wordt naar de noodzaak/mogelijkheden van aanwijzing als gemeentelijk archeologisch monument.

 

Archeologiecriteria

Bij ingrepen in de bodem dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

 

B.2.2De versterkingen

 

Beschrijving (DIEM 19, 23; rood)

De versterkingen in de gemeente Diemen zijn indertijd aangelegd als onderdeel van de Linie van Krayenhoff, voorloper van de Stelling van Amsterdam, en dateren uit de Nieuwe Tijd. Militair-historisch bevatten zij belangrijke archeologische waarden.

 

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door planologische maatregelen. Gekeken wordt naar de noodzaak/mogelijkheden van aanwijzing als gemeentelijk archeologisch monument.

 

Archeologiecriteria

Bij ingrepen in de bodem dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

 

B.2.3De middeleeuwse terpen

 

Te beschermen terpen

 

Beschrijving (DIEM 4, 30, 31 en 46; rood)

Door de goed conserverende klei- en mestlagen zijn de aanwezige sporen en vondsten in terpen vaak zeer goed bewaard gebleven. Hierdoor verschaffen terpen vaak zeer gedetailleerde archeologische informatie. Sommige van de middeleeuwse terpen zijn ook nu nog in het landschap herkenbaar als enkele decimeters hoge heuveltjes met een omvang van enkele tientallen meters.

 

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door planologische maatregelen. Gezien het grote archeologische belang (de goed geconserveerde overblijfselen leveren een belangrijke bijdrage aan de bewoningsgeschiedenis van het gebied) wordt gekeken naar de noodzaak/moelijkheden van aanwijzing van de genoemde terpen als gemeentelijk archeologisch monument.

 

Archeologiecriteria

Bij ingrepen in de bodem dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

 

Mogelijke huisterp

 

Beschrijving DIEM 32; oranje)

Mogelijke huisterp (Overdiemerpolder; Hoogestuk). Volgens mondelinge overlevering zou hier een kerk of kapel uit de Nieuwe Tijd hebben gestaan. Uit boringen kon dit echter niet worden opgemaakt. Wel bevindt zich ter plaatse een antropogene laag met puin, bot, houtskool, schelpen en kiezels.

Op grond van vondsten, bodemkenmerken, terreinkenmerken en de perceelsnaam (Het Hoogestuk) wordt verwacht dat zich hier archeologische sporen zullen bevinden. De aanwezigheid van een terp is echter niet zeker.

 

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door planologische maatregelen.

 

Archeologiecriteria

Bij kleine ingrepen in de bodem (minder dan 50 m2) hoeft geen rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij grotere ingrepen die de archeologisch waardevolle bodemlagen zullen raken, dient daarmee wel rekening te worden gehouden.

 

B.2.4De historische boerderijplaatsen, de trekvaart, de Diemerzeedijk en de kern van Diemerbrug

 

Beschrijving (DIEM 1, 2, 5, 7-18, 20, 23, 24, 29, 34, 36, 38, 39 en 41; oranje)

De van oorsprong dertiende-eeuwse Diemerzeedijk bevat nog archeologische gegevens over eerste aanleg en groei in de loop der eeuwen. Historische boerderijplaatsen uit voornamelijk de zeventiende en achttiende eeuw komen veel voor in Diemen.

 

Bouwkundig en archeologisch bevatten zij waardevolle informatie over de ontwikkeling van het gebied. In dezelfde periode ontwikkelde zich aan de trekvaart de kern van Diemerbrug met ambachtelijke werkplaatsen, gericht op dienstverlening aan het voorbijkomende verkeer.

 

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door planologische maatregelen. Indien bestaande bebouwing wordt gesloopt wordt getoetst of er bouwhistorische waarden aanwezig zijn. Indien dit het geval is worden deze waarden door een bouwhistoricus gedocumenteerd, opdat deze informatie over de ontwikkelingsgeschiedenis van het dorp niet verloren gaat.

 

Archeologiecriteria

Bij kleine ingrepen in de bodem (minder dan 50 m2) hoeft geen rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van archeologische waarden. Bij grotere ingrepen die de archeologisch waardevolle bodemlagen zullen raken, dient daarmee wel rekening te worden gehouden.

 

B.2.5Overige locaties in de gemeente

 

Beschrijving (DIEM 1, 25-27 en 44; grijs)

Het betreft hier oeverwallen, het Diemer bos en een ontginningsas. Op de oeverwallen van Diem en Gaasp kunnen bewoningssporen verwacht worden uit de IJzertijd en Vroege Middeleeuwen.

Dergelijke hogere locaties in het landschap waren in het verleden favoriet voor de vestiging van nederzettingen. Ter plaatse van het Diemer bos in de Overdiemerpolder zijn eeuwenoude eiken gevonden, wat deze plek waardevol maakt. Langs de Ouddiemerlaan kunnen in de ondergrond nog resten worden aangetroffen van ontginningsnederzettingen uit de middeleeuwen.

 

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door planologische maatregelen.

 

Archeologiecriteria

Slechts bij grondroerende werkzaamheden met een grotere oppervlakte (meer dan 500 m²) die de waardevolle archeologische bodemlagen zullen raken, dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

 

B.2.6Het water van het IJsselmeer

 

Beschrijving (blauw)

In het IJsselmeer bestaat de kans op aanwezigheid van scheepswrakken op de bodem, zowel uit de middeleeuwen als uit de nieuwe tijd. Tevens is het mogelijk dat er nederzettingsresten uit de prehistorie in de IJsselmeerbodem aanwezig zijn. Al deze archeologische resten lopen grote risico's van beschadiging door werkzaamheden zoals buitendijks graafwerk, natuurbouw, aanplempingen, beschoeiingswerkzaamheden, het uitdiepen of verbreden van vaargeulen, het plaatsen van buitendijkse windmolens, enz.

 

Archeologieregime

Het verdient aanbeveling om ruimschoots voorafgaand aan dergelijke grondroerende werkzaamheden in de IJsselmeerbodem contact zoeken met het Nederlands Instituut voor Scheepsarcheologie (NISA) te Lelystad, met als doel om de meest effectieve wijze van het veiligstellen van archeologische waarden te bepalen.

 

Archeologiecriteria

Afhankelijk van de aard van het plan wordt de archeologie in het planproces geïntegreerd.

 

B.2.7Het overig gemeentelijk grondgebied

 

Beschrijving (geel)

Het overig gemeentelijk grondgebied betreft nog bestaand en voormalig landelijk gebied, waar in de twintigste eeuw woonwijken en bedrijventerreinen zijn aangelegd. Daarbij zijn ongetwijfeld archeologische vindplaatsen beschadigd of overbouwd geraakt. Toch bestaat ook daar nog steeds de kans, dat incidenteel archeologische waarden aanwezig zijn, die bij inbreiding of hernieuwing, dan wel vervanging van bebouwing alsnog verloren kunnen gaan. Aparte vermelding verdient de bodem van de Diemen waar zich archeologische resten kunnen bevinden.

 

Archeologieregime

Het archeologieregime wordt gerealiseerd door bij projectplannen, waarbij de gemeente initiatiefnemer dan wel betrokkene is, van begin af aan rekening te houden met de aanwezigheid van archeologische waarden.

 

Archeologiecriteria

Afhankelijk van de aard van het plan wordt de archeologie in het planproces geïntegreerd.

 

B.3Archeologische vondsten

De regelgeving met het oog op archeologische vondsten is als volgt: Indien onverwacht tijdens grondroerende werkzaamheden wordt gestuit op zaken, waarvan vermoed kan worden dat zij archeologisch van waarde zijn, dan moet de vondst volgens de Monumentenwet binnen drie dagen worden gemeld bij de burgemeester, die vervolgens de minister op de hoogte brengt. In de praktijk betekent dit dat de verantwoordelijke ambtenaar bij de gemeente de vondst direct meldt bij of het Provinciaal Depot voor bodemvondsten te Wormer, of, als aansluiting is gezocht bij Amsterdam, bij het Bureau Monumentenzorg en Archeologie.

 

B.4Toelichting op de te verwachten uitgaven met betrekking tot het archeologiebeleid.

De archeologische kosten van die in het kader van de planontwikkeling worden gemaakt, dienen in principe te worden opgenomen in de kosten van het betreffende plan of besluit.

De archeologische kosten kunnen bestaan uit:

  • planaanpassingen

  • beheersmaatregelen

  • prospectief/indicatief onderzoek

  • aanvullend/waardestellend opgravend onderzoek

  • definitief/curatief opgravend onderzoek

Opgravend onderzoek brengt bovendien kosten met zich mee voor:

  • vervaardigen Programma van Eisen en directievoering

  • vondstenconservering

  • deponeren vondsten en documentatie

  • vervaardigen basisrapportage

Indien gebruik gemaakt gaat worden van de diensten van het Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam zullen over de financiële gevolgen hiervan met dat bureau van tevoren afspraken worden gemaakt en vastgelegd.

Van de kosten van archeologisch onderzoek is geen eenduidige indicatie te geven, omdat zij afhankelijk zijn van vele factoren. Duidelijk is dat indicatief onderzoek relatief het goedkoopst is, waardestellend onderzoek iets duurder en definitief opgravend onderzoek het duurst. De voor de verschillende vormen van onderzoek benodigde tijd kent een vergelijkbare verdeling.

Het voordeel van vroegtijdig indicatief en eventueel waardestellend onderzoek naar archeologische waarden in een plangebied is, dat vooraf reeds veel over de mogelijk aanwezige waarden gezegd kan worden. Hierdoor kunnen bij de uitvoering van de werkzaamheden kosten bespaard worden en kunnen de kosten verwerkt worden in de grondexploitatie. Verder kunnen plannen worden aangepast en kan in de projectbegroting rekening worden gehouden met archeologisch onderzoek.

Bij grote projecten zullen de kosten voor archeologie naar verhouding niet snel worden ervaren als excessief. Maar een relatief kleine bodemingreep door een particulier kan leiden tot relatief kostbare opgravingen. Indien de gemeente bij planontwikkeling de uit te geven grond zelf in eigendom heeft, kunnen de kosten voor eventueel archeologisch onderzoek worden verdisconteerd in de uitgifteprijs. In andere gevallen kan op dit moment beter worden ingezet op goed overleg met alle betrokken partijen.

In vergelijking met bouwkundige monumenten is het bedrag op de rijksbegroting voor archeologische monumentenzorg slechts gering. Bovendien kan door gemeenten geen beroep meer worden gedaan op Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, aangezien deze reeds de Valletta-uitgangspunten (“de verstoorder betaalt”) hanteert als beleidslijn voor het Archeologisch Krediet.

De kosten voor het gemeentelijk archeologiebeleid kunnen niet volledig worden gedekt door bestaande gemeentelijke begrotingsposten of opname van archeologiekosten in projectbegrotingen.

 

B.5Beknopte lijst van archeologische terreinen

 

(Zie eveneens de bijgevoegde kaarten aan het einde van deze paragraaf.)

DIEM 1:

Ontginningsas Ouddiemerlaan

DIEM 2:

Historische boerderijplaats Land en zeezicht 

DIEM 3:

Historische boerderijplaats Eindevreugd

DIEM 4:

Woonterp op het terrein van boerderij Zeldenrust (Ouddiemerlaan, Houtbosch 2), bewoningssporen uit de late twaalfde - begin dertiende eeuw (MLA263A). Aan te wijzen als gemeentelijk archeologisch monument.

DIEM 5:

Historische boerderijplaats Buitenrust

DIEM 6:

Historische kern Oud-Diemen (MLA264A)

DIEM 7:

Historische boerderijplaats Landlust

DIEM 8:

Historische boerderijplaats Kent u zelve

DIEM 9:

Historische boerderijplaats Niemand zonder vijand

DIEM 10:

Historische boerderijplaats Landzigt

DIEM 11:

Historische boerderijplaats Diemenvreugd

DIEM 12:

Diemerbrug, historische nederzetting

DIEM 13:

Trekvaart/jaagpad (Weespertrekvaart/Muiderstraatweg), aangelegd 1638-1640 (MLA035G, 149G, 150G)

DIEM 14:

Historische boerderijplaats

DIEM 15:

Historische boerderijplaats

DIEM 16:

De Steenen kamer

DIEM 17:

Historische boerderijplaats Altijdzorg en ten zuiden aangrenzende boerderijplaats

DIEM 18:

Historische boerderijplaats

DIEM 19:

Vestingwerk post nr. 21, bij het Weesper tolhek (begin negentiende eeuw - 1926) (MLA278A)

DIEM 20:

Historische boerderijplaats Vierhuizen of Ruimzicht

DIEM 21:

Vestingwerk post nr. 20, op de Snip (begin negentiende eeuw- 1926) (MLA277A)

DIEM 22:

Vestingwerk post nr. 19, bij Vierhuizen aan Weespertrekvaart (begin negentiende eeuw - 1926) (MLA279A)

DIEM 23:

Vestingwerk post nr. 18, aan de Vinkebrug, rechts en links van de Muider trekvaart (begin negentiende eeuw -1923) (MLA027G)

DIEM 24:

Historische boerderijplaats Schoonzigt en ten noorden gelegen molenplaats

DIEM 25:

Diemer bos

DIEM 26:

Noordelijke oeverwal van de Diem (MLA267A)

DIEM 27:

Zuidelijke oeverwal van de Diem (MLA270A)

DIEM 28:

Water Diem

DIEM 29:

Historische bebouwing. Binnen dit cluster van historische boerderijen liggen onder andere de Diemenhoeve en Ligttevrede.

DIEM 30:

Huisterp (Overdiemerweg 7) (MLA272A)

DIEM 31:

Huisterp (Overdiemerpolder) (MLA274A)

DIEM 32:

Mogelijke huisterp (Overdiemerpolder; Hoogestuk) (MLA273A)

DIEM 33:

Historische boerderijplaats en molenplaats

DIEM 34:

Historische bebouwing

DIEM 35:

Bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen (Kapelleland) (MLA271A)

DIEM 36:

Historische boerderijplaats

DIEM 37:

Fort Diemerdam (MLA020G)

DIEM 38:

Historische boerderijplaats De stenen beer

DIEM 39:

Diemerzeedijk, aangelegd in de dertiende eeuw (MLA265A)

DIEM 40:

Water IJsselmeer

DIEM 41:

Historische boerderijplaats Hooibrug en woonhuizen aan zuidelijke zijde van de trekvaart

DIEM 42:

Historische boerderijplaats Houtbosch

DIEM 43:

Huisterp “de verdolven werf” (MLA282A)

DIEM 44:

Oeverwal Gaasp en bovengelegen Stammerdijk

DIEM 45:

Historische boerderijplaatsen Overbijlmer en Dobbelust

DIEM 46:

Terp (Gemeenschapspolder; De Goede Hoop, Stammerdijk 45) (MLA289A)

DIEM 47:

Historische boerderijplaats

DIEM 48:

Historische boerderijplaats Lusthoop

DIEM 49:

(gedeeltelijk) Molenplaats De Venzer windmolen westelijke zijde op grondgebied van de gemeente Amsterdam

BIJLAGE C  

 

Rijks- en provinciale Monumenten in Diemen (2002)

 

Rijksmonumenten

  • 1.

    De voormalige schuilkerk De Hoop aan de Hartveldseweg 23

    Op 27 februari 1998 opende mr. Pieter van Vollenhoven de gerestaureerde Hoop. Het enige houvast voor de restauratie waren twee foto’s van rond 1900. Na historisch onderzoek bleek dat er in dezelfde tijd als De Hoop twee andere katholieke kerken in Amsterdam gebouw waren: De Liefde en de kapel van het Maagdenhuis. Deze drie kerken hebben een sterke verwantschap gehad. Door de prenten van deze bedehuizen te gebruiken kon het interieur van De Hoop gereconstrueerd worden. De Hoop heeft een nieuwe functie als cultureel centrum, in een unieke locatie.

  • 2.

    De RK kerk St. Petrus Banden met pastorie aan de Hartveldseweg 24/25;

    Gebouwd in 1910 in neo-romaanse stijl. Een driehoekig kerkgebouw op een rechthoekig grondplan onder zadeldak. Voor het brede middenschip is een hoog dwarspand opgetrokken waarvan het zadeldak in het midden onderbroken wordt door een op dit ‘westwerk’ geplaatste toren. De daken zijn gedekt met rode tuiles du nord.

  • 3.

    De Nederlands Israëlitische begraafplaats aan de Ouddiemerlaan 146:

    Bestaande uit vier onderdelen: begraafplaats, woning, bergplaats en Metaheerhuis. Aangelegd in 1913-1914 naar architect E.M. Rood. Vanaf 1914 tot 1940 werden ongeveer 500 mensen per jaar begraven. Het ging om overwegend Joden uit de lagere bevolkingsgroepen. Het terrein werd door een spoorwegdoorsnijding in 1925-1928 gesplitst. Op het oostelijk deel werd in 1931 een Metaheerhuis (of lijkenhuis) gebouwd. Na 1945 bleef de begraafplaats in gebruik. Tot op heden vinden er enkele begravingen per jaar plaats.

  • 4.

    De voormalige dienstwoning van Rijkswaterstaat de Ouddiemerlaan 553;

    Gebouw in 1839 door Rijkswaterstaat met als omschrijving in de bouwaanvraag: ‘woning voor een brugwachter en knecht, woning voor een poortwachter, sluiswachter of overtoomwachter’. In neorenaissance stijl gebouwd op een rechthoekige plattegrond met achteraanbouw opgetrokken in één bouwlaag en kapverdieping. Een gaaf voorbeeld van een laat negentiende- eeuwse dienstwoning door de vormgeving, de gaaf bewaard gebleven hoofdvorm en de detaillering.

  • 5.

    De grenspaal ter hoogte van de Ouddiemerlaan 553:

    Grenspaal uit 1898. Een zeldzaam geworden voorbeeld van een gietijzeren grenspaal uit de laat negentiende eeuw. Bovendien van belang als een van de zeer zeldzame (waarschijnlijk twee) nog in situ aanwezige grenspalen van de hoofdstad Amsterdam.

  • 6.

    De uitwateringssluis tussen de Tweede Diem en het Amsterdam Rijnkanaal:

    Keersluis gebouwd in 1937-1938 door Rijkswaterstaat directie Utrecht als onderdeel van de werken aan het Amsterdam Rijnkanaal. De sluis komt overeen met die in het Nieuw Diep (gemeente Amsterdam).

    De sluis bevindt zich in de zuidelijke kanaaldijk op de aansluiting met de voormalige rivier De Diem nabij kilometeraanduiding 5. De betonnen onderbouw van de sluis en de weg over de sluis werden in 1987/88 hersteld. De sluis is van belang als voorbeeld van een keersluis in beton en staal uit de eerste helft van de twintigste eeuw en vanwege de keerschuifconstructie.

  • 7.

    De transformatorzuil (ook wel peperbus genoemd) aan de Kanaaldijk ter hoogte van de Overdiemerweg;

    Gebouwd in 1911. Zeldzaam wordend vroeg type transformator voor de openbare stroomvoorziening. Gaaf bewaard gebleven vormgeving en constructie. Van waarde ook als element uit de geschiedenis van de energiedistributie in de hoofdstad.

  • 8.

    De dwarshuisboerderij Jacht en Vislust, Overdiemerweg 13:

    Bestaande uit een dwarsboerderij en een stal. Het dwarshuis vormt het oudste gedeelte en dateert in de kern uit de achttiende eeuw. Omstreeks 1870 en 1915 werd de boerderij ingrijpend gewijzigd, waarbij het zuidelijk deel van het voorhuis en het achterliggende stalgedeelte opnieuw werden opgetrokken. De boerderij ligt centraal binnen het complex. De boerderij is een belangrijk voorbeeld van een dwarshuisboerderij uit de tweede helft van de negentiende eeuw met oudere achttiende-eeuwse kern. (De ondergrond van deze boerderij is archeologisch van belang).

  • 9.

    Het benzinestation De Blokhut aan de Muiderstraatweg 59:

    Benzinestation annex woningen, gebouwd in expressionistische trant voor pomphouder F.J. Smits in 1938-1939. Het betreft het oudste nog functionerende benzinestation in Nederland. Gebouwd op een langgerekte rechthoekige plattegrond en opgetrokken in gepleisterde baksteen en beton, tegen het talud van de weg. De voorzijde bestaat uit één bouwlaag, de achterzijde bestaat uit twee bouwlagen. De combinatie benzinestation en woning is zeer uitzonderlijk.

Provinciale monumenten

Het fort Diemerdam is met kringenwetboerderij de Zeehoeve (een niet-militair gebouw in de omgeving van het fort) beschermd als provinciaal monument. Het maakt deel uit van de Stelling van Amsterdam, een grote verdedigingslinie, die tevens geplaatst is op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.

 

BIJLAGE D  

 

Selectiecriteria

 

  • 1.

    Het belang van Architectuurhistorische waarden van het object:

    • voor de geschiedenis van de architectuur en/of bouwtechniek

    • voor het oeuvre van een bouwmeester of architect

    • wegens innovatieve waarde of pionierskarakter

  • 2.

    Het belang van de Historisch-geografisch waarde van het object:

    • als essentieel onderdeel van een groter geheel, dat cultuurhistorisch, architectuurhistorisch en stedenbouwkundig van (inter)nationaal belang is

    • wegens de situering, verbonden met de ontwikkeling/uitbreiding van een streek, stad, dorp of wijk

    • wegens de wijze van verkaveling/inrichting/voorzieningen

    • voor het aanzien van een streek/stad/dorp of wijk

    • wegens de hoogwaardige kwaliteit van de bebouwing en de historisch ruimtelijke relatie met groenvoorzieningen, wegen, water en/of bodemgesteldheid

  • 3.

    Het belang van de Sociaal-economische waarde van het object:

    • als bijzondere uitdrukking van een culturele, sociaal economische en/of geestelijke ontwikkeling

    • als bijzondere uitdrukking van een geografische, landschappelijke of bestuurlijke ontwikkeling

    • als bijzondere uitdrukking van een technische en/of typologische ontwikkeling

  • 4.

    Het belang van de Stedenbouwkundige waarde van het object:

    • wegens de hoogwaardige esthetische kwaliteiten van het ontwerp

    • wegens de bijzondere markante ligging

    • wegens het bijzonder materiaalgebruik en/of ornamentiek

    • wegens de bijzondere samenhang tussen exterieur en interieur of onderdelen

  • 5.

    Het belang van de Ambachtelijk industriële waarde van het object:

    • wegens een bijzonder type gebouw

    • wegens het aflezen van de functie van het gebouw aan de buitenkant

    • wegens bepaalde (bouw)technieken die heden ten dage niet meer in gebruik zijn (bepaald soort metselwerk, glasbewerking, houtsnijwerk of anderszins)

  • 6.

    Het belang van Gaafheid/herkenbaarheid/zeldzaamheid van het object:

    • wegens de architectonische gaafheid/authenticiteit van ex- en/of interieur

    • wegens de hoogwaardige architectonische kwaliteit van de samenstellende onderdelen (hoofd- en bijgebouwen, hekwerken en tuinaanleg e.d.)

    • in relatie tot de structurele en/of visuele gaafheid van de stedelijke, dorpse of landschappelijke omgeving

    • wegens architectuurhistorische bouwtechnische, typologische en functionele zeldzaamheid, eventueel verbonden met een bijzondere ouderdom

    • als voorbeeld van krijgsbouwkunst

  • 7.

    Het belang van de Archeologische waarde van het object bij het aanwijzen van archeologische monumenten:

    • wegens de belevingswaarde, met name de zichtbaarheid

    • wegens de informatiewaarde, bepaald door de gaafheid, representativiteit en zeldzaamheid

    • wegens de ensemblewaarde, waarbij het gaat om de combinatie met andere archeologische (of historisch-geografische/historisch-bouwkundige) objecten en/of structuren

  • 8.

    De Archeologische waarde bij het beoordelen van behoudenswaardigheid:

    De archeologische waarde speelt niet alleen een rol bij het aanwijzen van archeologische monumenten, maar ook bij het nemen van selectiebesluiten door het gemeentebestuur in het kader van Ruimtelijke Ordeningsprocessen. Voor een gedegen selectie ter beoordeling van de behoudenswaardigheid van archeologisch waardevolle terreinen is een onderzoekskader nodig. De waarde van een archeologische vindplaats neemt immers toe naarmate deze beter in staat is om antwoord te geven op vragen over het verleden. Onderzocht zal worden of daarbij aangesloten kan worden bij het onderzoekskader van het Bureau Monumenten & Archeologie van de gemeente Amsterdam.

    De volgende vragen vormen daarbij een eerste uitgangspunt, naarmate er meer resultaten van archeologisch onderzoek in de gemeente Diemen beschikbaar komen, kan het onderzoekskader worden bijgesteld.

    Inhoudelijke archeologische vraagstellingen in de gemeente Diemen betreffen met name:

    • de vaststelling van de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem van bepaalde terreinen

    • de aard, de gaafheid en overige kwaliteit van deze resten

    • informatie over de prehistorische en vroegmiddeleeuwse bewoning

    • de ontginnings- en agrarische geschiedenis van de veengebieden

    • de ontstaansgeschiedenis van de historische kern Oud-Diemen

    • informatie over de materiële cultuur: vullingen van gedempte grachten en sloten, gebruiksvoorwerpen, afvalkuilen, waterputten, beerputten en watergangen.

    • de verschillen in materiële cultuur tussen de diverse bevolkingsgroepen in het verleden.

    • militair-strategische geschiedenis; informatie over de verdedigingswerken, zoals de aanwezigheid van oudere fasen, de opbouw van wallichamen, grondsporen van niet meer zichtbare verdedigingswerken als palissades en loopgraven, overige sporen als waterputten, afvalkuilen etc. en daarnaast de militaire materiële cultuur.

BIJLAGE E  

 

Historisch-geografische waarden op de Cultuurhistorische Waardenkaart

Op de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland zijn de volgende elementen en structuren aangegeven.

  • 1.

    Werk aan het IJ voor Diemerdam, fort Diemerdam

    Verdedigingswerk van de Stelling van Amsterdam (Kustbatterij). Aangelegd in de periodes 1787 en 1880 – 1920. Unesco monument.

    De Stelling van Amsterdam heeft een belangrijke rol gespeeld in de verdediging van de hoofdstad. Al in 1787 is op deze locatie een batterij aanwezig. Tussen 1880 en 1920 is het ten behoeve van de Stelling van Amsterdam aangepast. Het Werk aan het IJ voor Diemerdam is nog goed herkenbaar. De ruimtelijke samenhang met het Zuiderzee/IJ-meer is nog duidelijk aanwezig, evenals de ruimtelijke en genetische samenhang met Het werk aan het IJ op het Vuurtoreneiland voor Durgerdam en het eiland Pampus. Kustbatterijen zijn zeldzaam (Overdiemerweg 37, 1111 PP, Over-Diemen)

  • 2.

    Diemerbos: Gemeenschapspolder-Overdiemerpolder

    Opstrekkende veenontginningen ontstaan in de Volle Middeleeuwen.

    Rond Diemen is het veengebied ontgonnen vanuit veenriviertjes. De aanzet van de ontginningen, de regelmatige strookvormige smalle kavels, zijn zichtbaar. De verkaveling is nu sterk versnipperd door het Amsterdam-Rijnkanaal, spoorlijnen, snelwegen en het recreatiegebied het Diemerbos. De samenhang de ontginningsassen de Gaasp en de Diemen en de verkaveling is daardoor op veel plaatsen verdwenen. Dergelijke kavels zijn niet zeldzaam.

  • 3.

    Post nr. 18

    Verdedigingswerk van de Stelling van Kraayenhoff Aangelegd in de periode 1806 - 1810

    De Stelling van Kraayenhoff was eveneens belangrijk in de verdediging van Amsterdam. Post nr. 18 is nog herkenbaar als grondlichaam aan weerszijden van Muiderstraatweg. De ruimtelijke samenhang met Muiderstraatweg is nog aanwezig. Dergelijke batterijen zijn nu zeldzaam in Noord-Holland en Nederland.

  • 4.

    Ouddiemerlaan

    Weg, aangelegd in de Middeleeuwen

    In veengebieden zijn rechte en slingerende wegen over kaden en dijken aangelegd. De Ouddiemerweg is vermoedelijk op de ontginningsbasis van de Polder Bovenkerk aangelegd. De weg is nog goed herkenbaar en volgt nog altijd hetzelfde tracé. De samenhang met het omliggende land is echter verdwenen door de bouw van woonwijken

  • 5.

    Polderkaden de Diemen-Gaasp-Weespertrekvaart

    Polderkade aangelegd in de Late Middeleeuwen

    Kenmerkend voor de ontwikkelingen in de waterstaat zijn de aanleg van kaden langs de veenstroompjes. Dit werd noodzakelijk door de steeds voortschrijdende bodemdalingen van de aanliggende (veen)landbouwgronden. Het verschil tussen de hoogteligging van het maaiveld en het peil van de veenstroompjes werd steeds groter. De hoogte van de kaden is voortdurend vergroot.

    De herkenbaarheid is door de hogere ligging ten opzichte van het omliggende land groot. De kaden hebben een ruimtelijke samenhang met de verkeerswegen. Deze volgden de hogere en dus drogere delen van het landschap. De polderkaden volgen de ontginningsassen van waaruit het gebied ontgonnen is. Polderkaden zijn niet zeldzaam.

  • 6.

    Stammerdijk ; Overdiemerweg

    Weg langs voormalige ontginningsas, aangelegd in de Volle Middeleeuwen

    In veengebieden zijn rechte en slingerende wegen over kaden en dijken aangelegd. De grenzen van de middeleeuwse ontginningsblokken: rechte en slingerende ontginningsassen en rechte zij- en achterkaden vormden vaak de basis van het wegenpatroon. De slingerende Stammerdijk en de Oeverdiemerweg komen voort uit een ontginningsas van de Overdiemerpolder en de Gemeenschappolder. De wegen zijn duidelijk herkenbaar. De wegen hebben een ruimtelijke samenhang met de kaden langs de Gaasp, de Weespertrekvaart en de Diemen. Dergelijke wegen zijn niet zeldzaam.

  • 7.

    Kaden langs het Amsterdam-Rijnkanaal, Kanaaldijk

    Kaden aangelegd in de twintigste eeuw

    Kaden langs waterwegen zijn zeer kenmerkend voor laaggelegen gebieden als Meerlanden- Amsterdam. Over de kaden lopen vaak wegen. Deze kaden zijn goed herkenbaar. Er is een duidelijke samenhang met het kanaal en de wegen op de kaden. Dergelijke kaden zijn niet zeldzaam.

  • 8.

    Amsterdam-Rijnkanaal

    Kanaal, aangelegd in de negentiende en vroeg twintigste eeuw

    Het Amsterdam-Rijnkanaal is kenmerkend voor de ontwikkelingen in de verkeersfunctie in (inter)nationaal verband: de vele pogingen voor de tot stand brengen van een goede waterverbinding tussen Amsterdam, de Rijn en Duitsland. Het kanaal is duidelijk herkenbaar. Een dergelijke grootschalige ingreep is niet zeldzaam.

  • 9.

    Over-Diemen

    Lineaire bewoning, ontstaan in de elfde en twaalfde eeuw

    Zeer kenmerkend voor de bewoningsgeschiedenis van veengebieden is de lineaire bewoning langs de oorspronkelijke ontginningsas. Een verdichting van de bewoning in de Overdiemer en Gemeenschapspolder is duidelijk herkenbaar in Overdiemen. De ruimtelijke en genetische samenhang met de ontginningsas de Diemen en de strokenverkaveling van de veenontginningen is aanwezig. Dergelijke nederzettingen zijn niet zeldzaam. Overdiemen heeft een tijd lang een geheel gevormd met Diemerdam. Deze laatste nederzetting is ontstaan bij de aanleg van de Diemerzeedijk en de afdamming van de Diemen in de twaalfde eeuw. In Overdiemen woonde tot in zeventiende eeuw verschillende vissers en walvisvaarders. In de negentiende eeuw zijn Overdiemen en Diemerdam van elkaar gescheiden door de aanleg van het Merwedekanaal, nu Amsterdam-Rijnkanaal.

  • 10.

    Muiderstaatweg

    Voormalig jaagpad, aangelegd in de zeventiende eeuw.

    De aanleg van een goed georganiseerd trekvaartennetwerk en jaagpaden is zeer kenmerkend voor ontwikkelingen in de verkeersfunctie in de zeventiende eeuw. De Muiderstraatweg is aangelegd als jaagpad langs de gegraven Muidertrekvaart. De weg functioneerde al snel als doorgaande landweg tussen het Gooi en Amsterdam.

    Ondanks de voordurende verbredingen is de weg herkenbaar gebleven, de Muidertrekvaart is echter door deze verbredingen gedempt. De weg heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met de Weespertrekvaart en de nederzetting bij de Diemerbrug. Dergelijke wegen zijn in laag Nederland niet zeldzaam.

  • 11.

    Molenwetering Gemeenschapspolder

    Molenwetering, aangelegd in de achttiende eeuw.

    Kenmerkend voor de ontwikkelingen in de waterstaat zijn de vorming van molenweteringen. In de zeventiende eeuw vond een proces van schaalvergroting plaats dat leidde tot de samenvoeging van kleine polderblokken. De afwatering van de ontstane grote polder werd en wordt centraal geregeld. Het net van lange molenweteringen voerde het overtollige water naar de gemalen aan de Gaasp. Het net van molenweteringen van de Gemeenschapspolder is sterk aangetast door infrastructurele werken en de aanleg van het Diemerbos. Molenweteringen zijn niet zeldzaam.

  • 12.

    Muidertrekvaart

    Trekvaart, aangelegd in de zeventiende eeuw

    De aanleg van een goed georganiseerd netwerk van trekvaarten is zeer kenmerkend voor de ontwikkelingen in de verkeersfunctie in de zeventiende eeuw. Delen van de vaart zijn in de loop der jaren gedempt. De Muidertrekvaart heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met de wegen langs de vaart, de vroegere jaagpaden. Trekvaarten zijn in laag Nederland niet erg zeldzaam.

  • 13.

    Diemerzeedijk

    Zeewaterkerende dijk aangelegd vanaf de dertiende eeuw.

    Zeedijken zijn zeer kenmerkend voor de landschapsontwikkeling van vrijwel geheel Noord- Holland geweest. De dijkring langs het IJ en de Zuiderzee moest het steeds lager liggende veenland beschermen tegen overstromingen van de zee. Dat dit niet altijd succesvol verliep is te zien in het grillige verloop van de dijk. Verscheidene keren is de dijk doorgebroken. De dijk is dan hersteld of een stukje verlegd. De Diemerzeedijk is duidelijk herkenbaar en de samenhang met IJ-meer, een deel van de vroegere Zuiderzee is aanwezig. De Diemerzeedijk heeft tot de aanleg van het netwerk van trekvaarten en jaagpaden een belangrijke functie gehad als weg tussen het oosten en Amsterdam. Zeewaterkerende dijken zijn niet zeldzaam.

  • 14.

    Weesperstraat-Prins Hendrikkade-Venserkade

    Voormalig jaagpad, aangelegd in de zeventiende eeuw.

    De aanleg van een goed georganiseerd trekvaartennetwerk en jaagpaden is zeer kenmerkend voor ontwikkelingen in de verkeersfunctie in de zeventiende eeuw. De Weesperstraat is aangelegd als jaagpad langs het gegraven deel van de Weespertrekvaart. De weg maakte al snel deel uit van de doorgaande weg van Amsterdam naar Weesp. De weg heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met de Diemerbrug. Dergelijke wegen zijn in laag Nederland niet zeldzaam.

  • 15.

    Weespertrekvaart

    Trekvaart, aangelegd tussen 1638 en 1640.

    De aanleg van een goed georganiseerd netwerk van trekvaarten is zeer kenmerkend voor de ontwikkelingen in de verkeerfunctie in de zeventiende eeuw. Het eerste deel van het traject van de trekvaart van Amsterdam naar Weesp valt samen met de ringvaart van de Watergraafsmeer. Tot de "Korte Diem" is de vaart gegraven, daarna valt de trekvaartverbinding samen met de voormalige "Bijlmerringvaart". Met name het gegraven deel is duidelijk herkenbaar. De Weespertrekvaart heeft een ruimtelijke en genetische samenhang met de wegen langs de vaart, de vroegere jaagpaden. Een ruimtelijke samenhang bestaat met een deel van de ringvaart van de Watergraafsmeer. Ook is een genetische samenhang aanwezig met de nederzetting Diemerburg die is ontstaan bij de samenkomst van de Weespertrekvaart en de omstreeks 1930 gedempte Muidertrekvaart. Trekvaarten zijn in laag Nederland niet erg zeldzaam.

  • 16.

    Bewoning aan de Stammerdijk

    Lineaire bewoning, ontstaan in de Volle Middeleeuwen

    Zeer kenmerkend voor de bewoningsgeschiedenis van veengebieden is de lineaire bewoning langs de oorspronkelijke ontginningsas. De verspreide bewoning langs de Stammerdijk is goed herkenbaar. De ruimtelijke en genetische samenhang met de ontginningen van de Gemeenschapspolder is nog enigszins aanwezig.

BIJLAGE F  

 

Tabel Archeologische perioden

PERIODE

DATERING

Paleolithicum

Tot 8800 v. Chr.

Mesolithicum

8800 – 4900 v. Chr.

Neolithicum

5300 – 2000 v. Chr.

Bronstijd

2000 – 800 v. Chr.

IJzertijd

800 – 12 v. Chr.

Romeinse tijd

12 v. Chr. – 450 n. Chr.

Middeleeuwen

450 – 1500 n. Chr.

Vroege Middeleeuwen

450 – 1050 n. Chr.

Vroege Middeleeuwen A

450 – 525 n. Chr.

Vroege Middeleeuwen B

525 – 725 n. Chr.

Vroege Middeleeuwen C

725 – 900 n. Chr.

Vroege Middeleeuwen D

900 – 1050 n. Chr.

Late Middeleeuwen

1050 – 1500 n. Chr.

Late Middeleeuwen A

1050 – 1250 n. Chr.

Late Middeleeuwen B

1250 – 1500 n. Chr.

Nieuwe tijd

1500 - heden

Nieuwe tijd A

1500 – 1650 n. Chr.

Nieuwe tijd B

1650 – 1850 n. Chr.

Nieuwe tijd C

1850 - heden

BIJLAGE G  

 

Adreslijst

Provinciaal Depot voor Bodemvondsten Provincie Noord-Holland

Gebouw Mercurius Veerdijk 32

1531 MS Wormer

voor vondstmeldingen: dhr. W. Blazer tel. 075-6474514

e-mail: blazerw@noord-holland.nl

 

Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek Kerkstraat 1

3811 CV Amersfoort

Postbus 1600

3800 BP Amersfoort

Tel. 033-422 77 77

Fax: 033 422 77 79

e-mail: info@archis.nl

 

Nederlands Instituut voor Scheepsarcheologie Oostvaardersdijk 1-4

8242 PA Lelystad

Postbus 510

8200 AM Lelystad

Tel. 0320-269700

Fax 0320-269750

 

Bureau Monumenten en Archeologie Noordermarkt 45

1015 NA Amsterdam

Tel. 020 5524795 / 622967

BIJLAGE H  

 

Literatuur en andere bronnen

 

  • Baart, J.M., 1991. “Diemen: Oud-Diemen”, AKNH 1990, in Holland 1991, pp. 315-316.

  • Baart, J.M., 1991. “Dorpsheuvel Oud-Diemen geeft geheimen prijs”, in : Ons Amsterdam 43-2, pp. 30-33.

  • Baart, J., 1993. Nota Archeologisch Monumentenbeleid gemeente Diemen.

  • Afdeling Archeologie, Stedelijk Beheer Amsterdam.

  • Beek, P.J. ter, 1957. Historie van Diemen.

  • Datema, R.R., 1987. Amstelland, een archeologische kartering, inventarisatie en waardering. RAAP-rapport 4. Amsterdam.

  • Datema, R.R., 1988. Een inventarisatie van archeologische elementen ten behoeve van het intentieprogramma bodembescherming in de provincie Noord-Holland. RAAP-rapport 29. Amsterdam.

  • Geel, B. van et al., 2003. (in prep.) European oaks, the sun and the climate disaster during the first millennium BC.

  • Geel, B. van, Jansma, E., Plicht, H. van der, 2003 (in prep.). Het “oerbos” van Diemen en de gevolgen van afgenomen zonneactiviteit rond 850 v. Chr.

  • Grote Historische Provincie Atlas 1:25.000. Noord-Holland 1849-1859.

  • Haartsen, A., Lenten, J., & Ten Oever-van Dijk, C., 2001. Cultuurhistorische Waardenkaart Noord- Holland. De cultuurhistorie van Meerlanden en Amsterdam. Provincie Noord-Holland.

  • Heddes, F., (red.), 1999. Nota Belvedère. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Den Haag. [Twee delen].

  • Historische Kring Diemen: website www.historischekringdiemen.nl

  • Hoogers, P., “Diemen: Oud-Diemen”, AKNH 1999, in: Holland 2000, pp. 313.

  • Kienhuis, H.I., “Het verhaal van kosten van archeologisch onderzoek” In: De Gemeentestem 151, p. 453-459.

  • Kuyper, J. 1869. Gemeente atlas van de provincie Noord-Holland. Monumentenwet 1988.

  • Touwen, C., 2002. “Juridisch koffiedik kijken met nieuwe archeologiewet”, in: ROM 5, p. 5

  • Stichting Menno van Coehoorn, 1986. Historische vestingwerken in Nederland, deel IIIb, provincie Noord-Holland.

COLOFON

 

Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland Veerdijk 32, Postbus 40, 1531 AA WORMER, 075 – 6474513

In opdracht van het Bestuur van de Gemeente Diemen.

 

In samenwerking met:

Mevrouw H. Caro, gemeente Diemen

 

Opgesteld door:

 

 

Foto’s:

Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland: E.M. den Breejen, J.M. van der Veen Archeologische dienst Gemeente Amsterdam


1

Strategisch Beleidsplan Diemen 2001-2010, vastgesteld in augustus 2000.

2

J. Baart, Nota Archeologische Monumentenbeleid gemeente Diemen, 1993. Afdeling Archeologie, Stedelijk Beheer Amsterdam.

3

Nota Belvedère, beleidsnota over relatie cultuurhistorie en ruimtelijke ordening. Ministeries OC&W, LNV, VROM en V&W, 1999. Den Haag, uitgeverij VNG.

4

Gemeentelijke Monumentenverordening, vastgesteld in raadsvergadering d.d. 27 juni 1996.

5

Veen bestaat voor een belangrijk deel uit water en onverteerde plantenresten. Ontwateren is te vergelijken met het uitknijpen van een spons, waarmee de spons - in dit geval het veen - in omvang afneemt. Het veen kan echter daarna geen water meer op nemen.Bovendien leidt de toetreding van zuurstof tot het verteren van de plantenresten, waardoor de omvang van het veen nog verder vermindert.

6

Bijlage D: Selectiecriteria

7

Handboek Kwaliteitsnormen Nederlandse Archeologie, 2001

8

Bijlage: kaart van zekere en potentiële archeologische terreinen