Organisatie | Doetinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016 |
Citeertitel | Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-11-2022 | nieuwe regeling | 22-11-2022 |
1.1 Het beleidskader als uitgangspunt
Voor u ligt (het ontwerp van) de Uitvoeringsnota Drugsbeleid. Deze nota heb ik opgesteld nadat ik kennis heb genomen van de behoefte en wensen van de gemeenteraad om het coffeeshopbeleid te herzien. De gemeenteraad heeft deze behoefte en wensen neergelegd in het beleidskader dat werd opgenomen in het initiatiefvoorstel drugsbeleid/coffeeshopbeleid. De gemeenteraad heeft dit beleidskader op 9 juli 2015 vastgesteld.
Dat beleidkader vormt de basis voor deze Uitvoeringsnota Drugsbeleid. Daarmee krijgt de benadering van deze problematiek een integraler karakter dan bij het coffeeshopbeleid het geval was. Het instrumentarium dat ingezet wordt bestaat uit preventie en handhaving. En dit instrumentarium is ook uitstekend toepasbaar in de verslavingszorgproblematiek in het algemeen. Deze nota moet dan ook worden gezien als een belangrijke tussenstap en een opmaat naar een nieuwe Nota integrale verslavingszorg.
Met deze nota geef ik inzicht hoe de gemeente en de daarin bevoegde bestuursorganen omgaan met de handel en het gebruik van drugs in deze gemeente. Dat voor zover het gaat om de bevoegdheid en de rol die zij daarbij kunnen uitoefenen binnen het landelijke drugsbeleid.
Deze bevoegdheid spitst zich toe op drie hoofdbestanddelen:
Al deze bestanddelen komen in deze nota aan bod. Daarbij wordt inzicht gegeven welke doelen worden nagestreefd en op welke wijze de gemeente in samenwerking met de ketenpartners deze doelen wil bereiken.
In deze samenvatting staat het beleidskader dat de raad op 9 juli 2015 heeft geformuleerd centraal. Dit beleidskader staat in paragraaf 3.2 van deze nota.
De hoofdlijnen van de nota zijn:
De Uitvoeringsnota Drugsbeleid heeft een veel breder kader dan het coffeeshopbeleid. Dit komt tot uiting in de lokale doelstellingen van het drugsbeleid. Om deze doelstellingen te realiseren worden de instrumenten preventie en voorlichting ingezet. Daarnaast is de regulering van de handel en het gebruik in drugs een belangrijk instrument. Dit komt onder meer tot uiting in het te voeren vestigingsbeleid voor coffeeshops. Ten slotte krijgt toezicht en handhaving veel aandacht. In de handhavingstrategie is aandacht voor een goede afstemming tussen bestuur, politie en Openbaar Ministerie. Van belang is te melden dat in het integrale veiligheidsbeleid van Doetinchem het bestrijden van drugsoverlast hoge prioriteit heeft.
Samen met de externe partners Stichting Iriszorg en GGD zet de gemeente in op integrale aanpak van preventie en voorlichting. Onder meer de gemeentelijke buurtcoaches werken nauw samen met Stichting Iriszorg. Jongeren vormen de grootste doelgroep. Maar er is ook aandacht voor jong volwassenen tot 30 jaar. Iriszorg gaat gesprekken aan met deze groep en biedt onder meer via IrisCovery zorg indien ex-verslaafden terugvallen naar drugsgebruik.
De GGD voert onderzoek uit naar de gezondheid en veiligheid van jongeren. Druggebruik komt hierbij ook aan de orde. Ook wijkcoaches verzamelen in wijkscans gegevens over drugsgebruik. Deze gegevens worden gebruikt bij de jaarlijkse rapportages in het kader van het preventie- en voorlichtingsbeleid.
Na vaststelling door de burgemeester van de Uitvoeringsnota Drugsbeleid zal het preventie- en voorlichtingsbeleid samen met de externe partners worden uitgewerkt in een jaarplan. Het uitgangspunt is hierbij te blijven binnen bestaande budgetten.
De gemeente Doetinchem is voorstander van enige vorm van regulering van de productie en toelevering van softdrugs aan coffeeshops; de zogenaamde achterdeurproblematiek. Met het ondertekenen van het Manifest Joint Regulation heeft de gemeente Doetinchem een stevig signaal willen afgeven richting Haagse bestuurders om deze problematiek aan te pakken.
De burgemeester handhaaft het beleid waarbij maximaal aan twee coffeeshops tegelijkertijd een exploitatievergunning en een gedoogbeschikking wordt afgegeven.
De vestiging van coffeeshop beperken tot gebieden waar reeds “roering” is gelet op de aanwezigheid van het centrum en van de invalswegen. Het vestigingsgebied voor coffeeshops bestaat uit de rand van het stadscentrum (het Ei) of een locatie aan een invalsweg binnen de bebouwde kom van Doetinchem. Onder de invalswegen worden de volgende wegen verstaan: Keppelseweg, Kruisbergseweg, Varsseveldseweg, Terborgseweg en C. Missetstraat (voor zover gelegen binnen de bebouwde kom van Doetinchem).
Het vestigingsgebied voor coffeeshops aan de rand van het centrum (het Ei) is:
In de directe nabijheid van de coffeeshop moet voldoende parkeergelegenheid zijn. Dit om zo de overlast voor de directe omgeving tot een minimum te beperken.
Coffeeshops mogen in elkaars nabijheid worden gevestigd. Er wordt geen onderlinge afstand tussen twee coffeeshops voorgeschreven. Er moet hierbij extra aandacht zijn voor het voorkomen van overlast voor de omgeving.
Er is geen minimale afstand tot scholen. Maar de openingstijden zijn gesteld op vanaf 18:00 uur. Achterliggende gedachte is jongeren op weg van en naar scholen niet in de gelegenheid te stellen om coffeeshops te bezoeken. Deze shops dienen overigens een toegangsbeleid van 18-plus te hanteren. In het weekend als de scholen gesloten zijn, worden openingstijden vanaf 12:00 uur toegestaan.
De gemeente streeft er naar om de handel en het gebruik van softdrugs tot een minimum te beperken. De handel in softdrugs wordt alleen gedoogd als voldaan wordt aan de voorwaarden van het gedoogbeleid. Veel aandacht is hierbij voor de illegale handel aan jongeren. Tegen de aanwezigheid van harddrugs in de coffeeshops wordt hard opgetreden. Bij de eerste overtreding wordt de gedoogbeschikking ingetrokken en de exploitant de komende tien jaar uit Doetinchem geweerd.
De aanpak van de gemeente Doetinchem inzake overige bij Opiumwet verboden drugs past binnen het kader van internationale verdragen, de Opiumwet en nationaal drugsbeleid waarbij het streven is om de markten van softdrugs en harddrugs te scheiden.
Bij het verlenen van een nieuwe exploitatievergunning zal een openbare transparante aanbestedingsprocedure moet worden gevolgd zoals omschreven in Bijlage III van de Uitvoeringsnota. Alleen bij verplaatsing van een coffeeshop tijdens de looptijd (van vijf jaar) van de verleende exploitatievergunning, kan de locatie op de vergunning worden aangepast. De vergunning loopt door op de nieuwe locatie voor de resterende looptijd.
De looptijd van de exploitatievergunning en gedoogbeschikking is vijf jaar.
1.3 Info over het voortraject en de wijze waarop dit beleid tot stand is gekomen
Deze nota is tot stand gekomen na overleg met de ketenpartners. De bevindingen uit de kennisconferentie van april 2015 en het beleidskader van de gemeenteraad van juli 2015 zijn gebruikt om nieuwe doelen te formuleren.
Vanuit Stichting IrisZorg en de GGD worden preventieprojecten geïnitieerd die vooral gericht zijn op de doelgroep ‘jeugd’ (18-) en in beperkte mate gericht zijn op de doelgroep ‘volwassenen’ (18+). Met deze projecten wordt beoogd deze doelgroepen zo goed mogelijk voor te lichten over de gevolgen van (soft)drugsgebruik, te ondersteunen in het stoppen of verminderen van het gebruik of het doorleiden naar de zorg. Daarnaast worden deze projecten gebruikt om een beeld te vormen van het huidige gebruik. Een goede afstemming en informatie-uitwisseling tussen de gemeente en Stichting Iriszorg en de GGD zorgt ook voor een goed inzicht in het aantal mensen dat wordt toegeleid naar zorg (behandeling). Met de verkregen informatie kan dan weer gerichter voorlichting worden gegeven.
Met de politie en het openbaar ministerie zijn afspraken gemaakt over het toezicht en de handhaving op hetgeen wordt gedoogd en over de wijze waarop wordt opgetreden tegen illegale praktijken. Deze afspraken zijn weer gegeven in het Handhavingsarrangement (Zie bijlage 1) dat integraal onderdeel uitmaakt van deze nota.
De nota is op het punt van vestigingsgebied, selectie- en gunningsbeleid en de standaardvoorschriften te verbinden aan een gedoogbeschikking en exploitatievergunning gewijzigd in november 2017. In november 2023 is het handhavingsarrangement en de selectie- en gunningleidraad gewijzigd.
2.1 Wat is het doel van deze uitvoeringsnota?
Al vanaf de invoering van het coffeeshopbeleid in 1995 spant de gemeente Doetinchem zich in om de negatieve effecten met betrekking tot de handel en het gebruik van drugs tegen te gaan. De effecten als gevolg van de handel en het gebruik van drugs in deze gemeente zijn blijvend aan veranderingen onderhevig. Nieuwe ontwikkelingen en gewijzigde inzichten maken het noodzakelijk dat de gemeente dit moet blijven volgen. De informatie die tijdens de op 23 april gehouden kennisconferentie is verkregen, heeft nieuwe inzichten gebracht. Op basis daarvan zijn nieuwe doelen geformuleerd en in deze uitvoeringsnota vastgelegd in beleidsregels en afspraken.
Met het samenvoegen van die beleidsregels en gemaakte afspraken geeft de gemeente Doetinchem inzicht op welke wijze wij wie informeren over de risico’s van het gebruik van drugs en onder welke voorwaarden de handel en het gebruik van softdrugs wordt toegestaan. Daarbij geven wij inzicht in wat er gebeurt als er regels worden overtreden.
2.2 Wat is erin vastgelegd? (leeswijzer)
Wat het coffeeshopbeleid betreft, zijn er door de jaren heen binnen de gemeente Doetinchem positieve resultaten behaald. Dat is gebleken uit eerdere evaluaties van het coffeeshopbeleid. Dat werd nog eens bevestigd tijdens de kennisconferentie op 23 april 2015. Gebleken is echter ook dat verbeteringen wenselijk blijven. Met deze beleidsnotitie wordt ingezet op een herziening en verbreding van het gemeentelijk beleid. Met die verbreding bedoelen wij dat het eerdere coffeeshopbeleid hiermee over gaat in het gemeentelijk drugsbeleid.
In deze uitvoeringsnota zijn de bestaande preventie en handhavingsactiviteiten op het gebied van drugs samengebracht met het coffeeshopbeleid en de nieuwe activiteiten op het gebied van preventie toegevoegd.
In deze notitie komen de volgende onderwerpen aan bod:
Het drugsbeleid van de gemeente Doetinchem is daarnaast een uitwerking van het landelijke gedoogbeleid (of cannabisbeleid). De hoofddoelstelling van het landelijke cannabisbeleid is de handhaving van de openbare orde en de bescherming van het woon- en leefklimaat.
Het drugsbeleid wordt uitgevoerd door de burgemeester. De afstemming van de bestuursrechtelijke- en/of de strafrechtelijke aanpak vindt plaats in de lokale driehoek.
2.4 Relatie met volksgezondheid en preventie- en handhavingsplan alcohol
De (gezondheids)risico’s van het gebruik van (soft)drugs komen in veel opzichten overeen met die van het gebruik van alcohol. Het gebruik van alcohol door jongeren is met de invoering van de minimum leeftijdseis inmiddels aan banden gelegd. Dit maakt dat preventieplannen en de aanpak van de handhaving voor een groot deel op elkaar aan kunnen sluiten.
De handhavingstrategie die in deze notitie wordt beschreven komt daarom overeen met de handhavingstrategie die ook in het Preventie- en Handhavingsplan alcohol wordt beschreven. De inzet die de gemeente voor ogen heeft is vastgelegd in het Handhaving uitvoeringsprogramma (Hup).
De preventieplannen die in deze nota zijn uitgewerkt, worden integraal opgenomen in het nota Lokaal gezondheidsbeleid Doetinchem (LBG). Deze nota wordt na de evaluatie in 2016 herzien. Dit is een stap richting het opstellen van een nota integrale verslavingszorg.
3 Kader Doetinchems drugsbeleid
3.2 Overzicht van de kernpunten van de beleidskeuzes
De basis voor deze doelstellingen is door de gemeenteraad op 9 juli 2015 vastgelegd in het volgende beleidskader:
Dit beleidskader is verwerkt tot uitvoeringsregels die in deze notitie nader zijn uitgewerkt.
4.1 Inleiding: Wat is er geregeld? Vastgelegd in wet en overige regelgeving
Het gemeentelijk drugsbeleid moet passen binnen de kaders van internationale verdragen, de Opiumwet en het nationale drugsbeleid. In de Opiumwet wordt het ‘bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, aanwezig hebben en vervaardigen’ van soft- en harddrugs verboden. Welke stoffen worden gerekend tot de softdrugs en welke tot de harddrugs, staat in de lijsten I en II van de Opiumwet.
Voor het huidige Nederlandse drugsbeleid is de wijziging van de Opiumwet in 1976 van groot belang geweest. In de wet is toen, voor wat de strafbedreiging betreft, het onderscheid tussen soft- en harddrugs tot stand gebracht. Het bezit van harddrugs is strafbaar gesteld als een misdrijf. Daarentegen is het bezit van softdrugs tot een hoeveelheid van 30 gram een overtreding (artikel 11, lid 6, juncto lid 2 van de Opiumwet).
Sinds 1976 wordt er met betrekking tot softdrugs gesproken over een gedoogbeleid.
Het gedoogbeleid in deze nota richt zich op de taken en bevoegdheden van de burgemeester en van de andere bestuursorganen waarvan de taken en bevoegdheden direct en indirect hieruit voortvloeien.
De instrumenten die de gemeente voor het voeren van het drugsbeleid ter beschikking staan in verschillende wettelijke bepalingen. Deze worden hieronder beschreven.
Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles)
De Wet Damocles; toepassing van artikel 13b van de Opiumwet (bevoegdheid van de burgemeester) biedt de mogelijkheid tot sluiting van coffeeshops en andere voor publiek toegankelijke lokalen. Daarnaast is de bepaling van toepassing op niet voor publiek toegankelijke lokalen zoals woningen en bedrijfspanden. Dit geldt sinds 2007 in geval van verkoop, aflevering of verstrekking van verdovende middelen. De burgemeester kan een woning of bedrijfspand sluiten als er sprake is van drugshandel vanuit deze lokalen. Daarbij hoeft niet perse de verstoring van de openbare orde te worden aangetoond.
De Wet Victoria, toepassing artikel 174a Gemeentewet, geeft de burgemeester de bevoegdheid voor de sluiting van woningen, bij (ernstige vrees voor) verstoring van de openbare orde rond die woning of lokaal.
Artikel 14 Woningwet en artikel 77, lid 1, sub 7 Onteigeningswet
De Wet Victor geeft zowel de burgemeester als het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid om na sluiting van een woning of een niet voor het publiek toegankelijk lokaal over te gaan tot het opleggen van de verplichting tot een ander gebruik (artikel 14 Woningwet). Als dit niet tot verbetering leidt, kan de gemeenteraad op grond van artikel 77 lid1, sub 7 van de Onteigeningswet, tot onteigening van de woning of pand overgaan.
De burgemeester is op basis van artikel 174 van de Gemeentewet belast met het toezicht op openbare inrichtingen en met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Hieruit volgt dat de bevoegdheid om tegen de vestiging van coffeeshops op te treden en ten aanzien hiervan beleid te voeren expliciet bij de burgemeester ligt.
Dit betekent dat niet de gemeenteraad en het college, maar de burgemeester bevoegd is het handhavingsbeleid in deze vast te stellen.
Een verkooppunt waar de verkoop en het gebruik van drugs wordt gedoogd (een coffeeshop) kan gevestigd worden op een locatie met een horeca bestemming. Op basis van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 augustus 2013 (nr. 201112936/1 bestemmingsplan ‘Spreiding Maastrichtse Coffeeshops: Köbbesweg’) kan een coffeeshop ook als zodanig worden benoemd in een bestemmingsplan, als maar niet expliciet wordt vermeld dat er sprake is van de verkoop van softdrugs. Dit heeft te maken met het feit dat de verkoop van drugs (en daarmee een coffeeshop) weliswaar wordt gedoogd, maar volgens de wet nog steeds illegaal en strafbaar is.
Artikel 2:27 en 2:28 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem
Een coffeeshop wordt aangemerkt als een horecabedrijf. Er worden in hoofdzaak rookwaren voor directe consumptie verstrekt en alcoholvrije dranken geschonken. (Zie hiervoor ook de begripsomschrijving in artikel 2:27 van de Apv). Voor de exploitatie van een coffeeshop is daarom naast de gedoogbeschikking een vergunning vereist op grond van artikel 2:28 van de Apv.
4.3 Van landelijk beleid naar lokaal beleid
Het doel van het landelijke drugsbeleid is het voorkomen en beheersen van de risico's van het gebruik van drugs. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen drugs met onaanvaardbare risico's voor de gezondheid en drugs waarvan de risico's minder groot worden geacht.
Door de verkoop van softdrugs voor eigen gebruik te gedogen, wil de regering de markten van softdrugs en harddrugs scheiden. Daarmee wil men voorkomen dat softdruggebruikers gemakkelijk in aanraking komen met het criminele milieu van harddrugs (scheiding der markten).
Het landelijke gedoogbeleid is in 2009 geëvalueerd. Het Kabinet heeft daarop besloten om een verandering van het drugsbeleid in te zetten. Vier onderdelen zijn daarvoor met voorrang opgepakt.
Aandacht voor jongeren. Het gebruik van drugs en alcohol door minderjarigen moet veel sterker dan nu worden tegengegaan. Ook is het van belang dat met name kwetsbare jongeren worden beschermd tegen de ontwikkeling van probleemgedrag en tegen sociale marginalisering. Dit zijn de negatieve effecten die met het gebruik van deze middelen samenhangen.
Het drugsbeleid moet permanent worden gemonitord en er moet systematischer worden gehandhaafd en geleerd. Ook moet er meer worden samengewerkt door de verschillende beleidsinstanties. Dit vereist een duidelijker en meer alerte integrale politieke sturing en een daartoe geëquipeerde (toegeruste) autoriteit.
4.4 Gedoogbeleid Openbaar Ministerie (OM)
Gedoogcriteria OM (AHOJ-G en I criteria)
Het Kabinet heeft op basis van de hiervoor genoemde onderdelen het gedoogbeleid voor coffeeshops aangescherpt. Dit besluit is vastgelegd in een ‘Aanwijzing Opiumwet’, die per 1 januari 2013 voor heel Nederland in werking is getreden.
Met deze Aanwijzing Opiumwet zouden de bestaande AHOJ-G criteria aanvankelijk worden uitgebreid met twee nieuwe criteria. Het Beslotenclub-citerium en het Ingezetenen-criterium.
Het Beslotenclub-criterium (beter bekend als de ‘Wietpas’) is na een korte proefperiode in de Zuid Nederlandse gemeenten komen te vervallen.
De landelijke gedoogcriteria worden sinds de invoering van het ‘I-criterium’ met ingang van 2013 aangeduid met de ‘AHOJG-I criteria’.
Deze ‘AHOJG-I’ criteria houden het volgende in:
A: geen affichering: dit betekent dat geen enkele vorm van reclame anders dan een summiere aanduiding op de betreffende lokaliteit is toegestaan;
H: geen harddrugs: dit betekent dat geen harddrugs voorhanden mogen zijn en/of verkocht worden;
O: geen overlast: onder overlast kan worden verstaan parkeeroverlast rond de coffeeshops, geluidshinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;
J: geen verkoop aan jeugdigen en geen toegang voor jeugdigen tot een coffeeshop: gelet op de toename van het cannabisgebruik onder jongeren is gekozen voor een strikte handhaving van de leeftijdsgrens van achttien jaar;
G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruik (= 5 gram). Onder 'transactie' wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper.
I: uitsluitend toegang tot de coffeeshop voor ingezetenen van Nederland van achttien jaar of ouder.
De AHOJG-I criteria zijn ook van toepassing op het Doetinchemse coffeeshopbeleid. Op het I criterium wordt alleen indirect gehandhaafd. Dit gebeurt in overeenstemming met de daartoe door het parket Oost Nederland gemaakte afspraken.
5 Uitwerking doelstellingen gemeentelijk drugsbeleid
5.1 Gemeentelijk instrumentarium.
De gemeentelijke doelstellingen zijn verwoord in paragraaf 3.1. Om deze doelstellingen te kunnen realiseren wordt een aantal instrumenten ingezet. Grofweg kunnen drie instrumenten onderscheiden worden:
Deze instrumenten worden hieronder nader uitgewerkt.
5.1.1 Wat gaan we doen op het gebied van preventie? Welke resultaten willen we bereiken?
Om de doelstellingen van het coffeeshopbeleid te bereiken, is het stellen van regels alleen niet voldoende. Ook de zorg van goede voorlichting is in het kader van preventie van essentieel belang. Voorlichting kan bovendien inzicht bieden in de functie van de door de overheid gestelde richtlijnen.
Het geven van algemene voorlichting over drugs, het gebruik ervan en de gezondheidsrisico’s op korte en langere termijn is primair een taak van de overheid. Die zich daarbij laat ondersteunen door haar ketenpartners. Op dit gebied wordt een breed scala aan diensten en producten aangeboden. Op 23 april 2015 is voor de gemeenteraad een kennisconferentie gehouden over het coffeeshopbeleid in de gemeente Doetinchem. Daarin is gebleken dat tussen organisaties meer afstemming mogelijk en nodig is rond de signalering en begeleiding van risicovol gebruikende jongeren.
In hoofdstuk 6 wordt nader toegelicht welke middelen worden ingezet om de voorlichting vorm te geven. Deze worden jaarlijks toegepast. In bijlage V is het voorlichtingsprogramma voor 2016 uitgewerkt.
5.1.2 Hoe reguleren we de handel en het gebruik van softdrugs?
De gemeente streeft ernaar om de handel en het gebruik van softdrugs tot een minimum te beperken. Het is belangrijk dat er een gezonde balans is tussen de behoefte en aanbod. Gerichte voorlichting moet ertoe leiden dat die behoefte afneemt. Consequente handhaving moet ervoor zorgen dat het aanbod de behoefte niet overstijgt, waardoor de drempel voor het verkrijgen van softdrugs afneemt. Om dit te bewerkstellen wordt de handel in softdrugs alleen gedoogd als voldaan wordt aan de voorwaarden die in het gedoogbeleid (hoofdstuk 7) staan beschreven.
Het maximum aantal coffeeshops dat wordt gedoogd is twee. Het is een voorlopig maximum. Eventuele effecten van dit beleid of van landelijke maatregelen kunnen aanleiding zijn voor een bijstelling van dit maximum. Om dit te kunnen beoordelen worden de effecten voortdurend gemonitord.
In de beleidregels is het vestigingsgebied nader omschreven. Dit gebied is duidelijk afgebakend. Binnen de beleidsregel is alleen ruimte voor de vestiging van coffeeshops in het centrum van de binnenstad. Met het strikt beperken van het vestigingsgebied wordt vooraf duidelijkheid gegeven over een mogelijke vestigingslocatie. Van deze gebieden kan worden gesteld dat de overlast voor de omgeving door de vestiging van een coffeeshop, met in achtneming van de daaraan door de burgemeester gestelde voorschriften, tot een minimum beperkt kan blijven.
De Aanwijzing in de Opiumwet waarin het ‘Afstandscriterium tot scholen’ zou worden vastgelegd, is niet ingevoerd. Deze zou met ingang 1 januari 2014 in werking treden. Daarmee zou de afstand van een coffeeshop naar een school in heel Nederland worden gewijzigd in 350 meter. Dit criterium is niet als landelijk geldende aanwijzing opgenomen omdat de Minister heeft aangegeven dat gemeenten dit zelf kunnen regelen. De beleidslijn die de gemeente Doetinchem hierin hanteert wordt in paragraaf 7.3 beschreven. Het uitgangspunt is dat de aanwezigheid van een coffeeshop niet van invloed mag zijn op het gebruik van softdrugs door jongeren.
De Raad van State heeft aangegeven dat het afkondigen van een blowverbod in strijd is met de Opiumwet (hogere regelgeving). Kortom, de burgemeester mag en kan geen blowverbod instellen anders handelt hij in strijd met de wet.
In plaats daarvan kan de burgemeester prioritaire handhavinggebieden aanwijzen. Prioritaire handhavingsgebieden zijn gebieden waar een combinatie van factoren, zoals alcohol, drugsgebruik, dealen, vandalisme, het noodzakelijk maakt om met diverse disciplines het toezicht te intensiveren om overlast terug te dringen of te voorkomen.
5.1.2 Hoe pakken we de illegale handel aan?
Om de illegale handel tegen te gaan maakt de gemeente gebruik van de bevoegdheden die in hoofdstuk 4 worden beschreven. Alle ketenpartners vervullen hierbij een rol. Enerzijds door signalering en anderzijds door de directe aanpak. In de lokale driehoek wordt de aanpak per cases besproken. Om de informatie-uitwisseling mogelijk te maken is een convenant gesloten. Bij multidisciplinaire cases verleent het Regionale Informatie en Expertise Centrum Oost Nederland (RIEC-ON) ondersteuning. De aanpak, werkwijze en taakverdeling is vastgelegd in protocollen die met partijen is overeengekomen.
In het integraal veiligheidsbeleid van de gemeente Doetinchem is aan het bestrijden van alcohol- en drugsoverlast een hoge prioriteit gegeven. Politiecijfers en het veiligheidsbeeld per gemeente liggen ten grondslag aan het stellen van deze prioriteiten. Er ligt een grote taak op dit gebied voor de politie. Daarom vormen deze prioriteiten de basis van het (politie)Jaarplan Basisteam Achterhoek West. Ook zijn deze prioriteiten het uitgangspunt voor de Veiligheidsstrategie 2015-2018 en het Meerjarenbeleidsplan Politie Eenheid Oost Nederland 2015-2018.
5.2 Gedoogbeleid en achterdeurproblematiek
Geconstateerd kan worden dat in een periode van bijna 40 jaar gedogen nog steeds geen oplossing is gevonden voor het regelen van de zogenaamde achterdeurproblematiek. Enerzijds wordt de verkoop van softdrugs door coffeeshops gedoogd. Anderzijds is de productie en toelevering van softdrugs (zgn. achterdeur) aan de coffeeshops strafbaar en dus illegaal. Door deze illegaliteit is er ook geen controle op de kwaliteit van de producten. Die situatie leidt tot criminaliteit, die het draagvlak voor het landelijke gedoogbeleid voor coffeeshops aantast.
In het gedoogbeleid wordt een verschil gemaakt tussen softdrugs en harddrugs en de aanpak hiervan. Softdrugs zijn cannabisproducten als marihuana en hasj. Harddrugs zijn middelen met een veel te groot gezondheidsrisico, zoals XTC, cocaïne en heroïne. De regels over drugs zijn beschreven in de Opiumwet.
Door de verkoop van cannabis binnen duidelijke grenzen te gedogen en streng op te treden tegen de verkoop van harddrugs, worden deze twee markten uit elkaar getrokken. Verkoop van cannabis in coffeeshops is hiervan een voorbeeld. De gedachte hierachter is dat een cannabisgebruiker zijn softdrugs dan niet bij een illegaal opererende dealer koopt die hem makkelijk in aanraking brengt met harddrugs. Door de handel in harddrugs en cannabis van elkaar te scheiden, kunnen gebruikers van cannabis beter worden afgeschermd van drugs die veel schadelijker voor de gezondheid zijn. Tegelijkertijd wordt het bezit of de verkoop van harddrugs harder aangepakt.
Het bestuur van de gemeente Doetinchem is voorstander van enige vorm van regulering van de ‘achterdeur’. Regulering van de ‘achterdeur’ zou bijdragen aan het voorkomen van verdere criminalisering van de markt van (soft)drugs. Dit standpunt wordt door de gemeente stevig uitgedragen door het ondertekenen van het “Manifest Joint Regulation” (hierna: Manifest). Een aantal gemeenten hebben het Manifest ondertekend en hebben zich op die manier verenigd bij het initiatief voor regulering van cannabis. Het Manifest kent een belangrijke centrale stelling:
De landelijke invoering van gecertificeerde en gereguleerde cannabisteelt zorgt voor het aanpakken van de problemen met betrekking tot de gezondheid van gebruikers, de veiligheid in wijken en draagt bij aan een effectievere aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit.
De gemeente Doetinchem vindt het ondertekenen van het Manifest een belangrijk signaal richting de Haagse bestuurders om de achterdeurproblematiek aan te pakken.
6.2 Activiteiten vanuit de gemeente
In het beleidsplan ‘Met elkaar, voor elkaar – De Doetinchemse Keuze’ staat hoe de gemeente Doetinchem omgaat met de nieuwe verantwoordelijkheden op het gebied van jeugd, zorg en werk. Uitvoerende taken op het gebied van preventie spelen daarin een centrale rol en zijn beschreven in de ‘Preventie-agenda Jeugd en WMO’(hierna: Preventie-agenda)
Vanuit de gemeente werken de buurtcoaches vanuit het Buurtplein samen met de externe partners. Daarnaast is het Jeugd Interventieteam (JIT) actief.
Buurtplein BV (ook wel gewoon ‘het Buurtplein’ geheten) is de nieuwe organisatie in Doetinchem voor de uitvoering van de taken van het sociale domein in de wijk.
De gemeente Doetinchem heeft ervoor gekozen om de nieuwe taken op het gebied van zorg, jeugd en werk zo dicht mogelijk bij de inwoners te organiseren. En wel via buurtcoaches. (Vrijwel) elke wijk en elk dorp van de gemeente heeft sinds 2015 een eigen buurtcoachteam. De buurtcoaches zijn het aanspreekpunt voor mensen in de wijk die ondersteuning nodig hebben. De buurtcoaches bevorderen de sociale binding in de wijk en pakken samen met inwoners hun (complexe) problemen aan.
De buurtcoaches kennen een generalistische werkwijze en kijken met een brede blik naar de problematiek in het sociale domein. Een aantal buurtcoaches hebben zich verdiept in drugsproblematiek door het volgen van een training bij Stichting IrisZorg en vervullen derhalve ook een belangrijke signaleringsfunctie voor Stichting IrisZorg. De overige buurtcoaches zullen in 2016 bij Stichting IrisZorg een training volgen.
6.2.2 Jeugdinterventieteam (JIT)
Het JIT is er voor jongeren over wie ouders, instanties, scholen of werkgevers zich zorgen maken. Voor jongeren die zelf geen hulp zoeken of vinden, maar die wel nodig hebben. Het gaat om jongeren tussen de 12 en 23 jaar die agressief of somber zijn, (te veel) drugs of alcohol gebruiken en met vrienden overlast veroorzaken. Deze factoren vragen om een specialistische aanpak.
Vaak gaat het op school en thuis niet goed, soms is er contact met de politie. Voor de medewerkers van JIT is het verhaal van de jongere het uitgangspunt. Zij zijn er voor de jongere en zijn familie. Er wordt geprobeerd om binnen de eigen kring hulp en steun te organiseren, soms biedt het JIT zelf hulp en soms verwijzen ze door.
Het JIT voegt iets toe aan de generalistische werkwijze van de buurtcoaches. Zij werken bovenwijks en vliegen in bij bovenwijkse vragen met betrekking tot overlastgevende (groepen) jongeren die door de buurtcoaches niet kunnen worden opgepakt. Men werkt projectmatig samen.
Uit het bovenstaande blijkt dat de afstemming tussen gemeente en de aan haar gelieerde maatschappelijke partners zoals Stichting IrisZorg en de GGD van essentieel belang is. In de volgende paragrafen wordt de rol van deze organisaties beschreven.
6.3 Activiteiten vanuit Stichting Iriszorg
Stichting IrisZorg is een stichting die wordt gefinancierd door gemeenten, zorgverzekeraars en justitie met als taken verslavingspreventie, verslavingszorg, behandeling, verslavingsreclassering en maatschappelijke opvang.
Vroeger werd met name collectieve preventie aangeboden. Er waren daarnaast wel veld-werkers die dak- en thuislozen begeleiden en jongeren met verslavingsproblemen probeerden door te leiden naar de zorg. Nu bestaat sinds twee jaar het project Iris in de buurt. Het doorgeleiden naar de zorg wordt nu steeds breder toegepast.
In relatie tot de gemeente Doetinchem hanteert de Stichting IrisZorg het volgende preventieplan.
6.3.1 Preventieplan drugs gemeente Doetinchem
Het preventiemodel ontwikkeld door Verslavingspreventie Nederland (VPN) geeft een overzicht van verschillende vormen van preventie en de niveaus voor verslavingspreventie, waaronder de preventie van (schadelijk) drugsgebruik. Door in te zetten op alle niveaus werkt men aan een samenhangende ketenaanpak. Het model loopt van universele preventie (voor de gehele bevolking) naar geïndiceerde preventie (voor mensen met klachten of symptomen) (Oudejans & Spits, 2013).
6.3.2 Inzet Iriszorg preventie
IrisZorg Preventie werkt wijkgericht en is lokaal bereikbaar, zodat mensen zo veel mogelijk in eigen leef- of werkomgeving benaderd en ondersteund kunnen worden. Dat kan bijvoorbeeld middels deskundigheidsbevordering voor een sociaal wijkteam of consultatie aan professionals. Maar ook individuele gespreksvoering bij een hulpvraag van een bezorgde ouder of een adviesvraag van een gebruikende jongere is een mogelijkheid. Uiteraard wordt hierin van de burger/ cliënt/ naaste wel eigen inzet en motivatie gevraagd. Aan de hand van landelijk en regionaal ontwikkelde interventies en gespreksmodellen, probeert Iriszorg met een zo minimaal mogelijke inzet (bij voorkeur vóóraan in de zorgketen) een maximaal effect te bereiken. Of het nu gaat om een groepsvoorlichting over gamegedrag in een bepaalde setting of een individueel gesprek om iemand te motiveren te minderen met gebruik van een genotmiddel.
Een goed beeld van alle activiteiten die Iriszorg uitvoert voor drugspreventie staat op de productkaarten op de website www.iriszorg.nl onder ‘Verwijzers en Professionals’, ‘Training en Advies’. IrisZorg Preventie werkt vooral met interventies die zijn opgenomen in de database van loket gezond leven. Voor meer informatie hierover: https://www.loketgezondleven.nl/leefstijlinterventies/interventiedatabase-gezond-en-actief-leven
In de uitvoering wordt vooral het accent gelegd op het bereiken van de gebruikende jongeren en volwassenen tot 25 jaar in het kader van vroegsignalering en de daaraan gekoppelde vroegtijdige acties vanwege leeftijd en vanwege mogelijke bereikbaren doelen: risico’s beperken en problemen (klachten en symptomen) te voorkomen. Bij deze doelgroep spelen ouders en professionals een grote rol.
Afhankelijk van de actualiteit heeft Iriszorg ook aandacht voor specifieke doelgroepen. Risicogroepen, zoals bijvoorbeeld Licht Verstandelijk Beperkten (LVB), justitiële cliënten, mensen die in een lagere sociaal-economische klasse leven. Maar ook jongeren in bepaalde onderwijsniveaus, indien daar uit onderzoeksresultaten aanleiding voor blijkt. Inzet van interventies gebeurt op basis van informatie uit diverse actuele onderzoeken en onderzoeken signalen uit bijeenkomsten/ gesprekken en aanvragen van netwerkpartners en gemeente Doetinchem.
De interventies die IrisZorg Preventie uitvoert bestaan uit activiteiten gericht op algemene groepen (collectief), uitgekozen groepen (selectief) en risicovolle gebruikers (geïndiceerde preventie).
De thema’s waar Iriszorg zich op richt zijn voornamelijk genotmiddelen en gedragsverslavingen zoals gokken/ gamen/ internet. Waar mogelijk wordt aangesloten bij landelijke trends en campagnes. IrisZorg werkt echter vooral vraaggericht en wil derhalve zo veel mogelijk maatwerk leveren voor de gemeente Doetinchem.
Op hoofdlijnen richten zij zich op het uitzetten van beleid en interventies in 4 settings:
Onderwijs.Het onderwijs is één van de belangrijkste settings om jongeren te bereiken. De afgelopen jaren heeft Iriszorg gewerkt met het preventieproject De Gezonde school en genotmiddelen (DGSG) van het Trimbos-instituut. Eind 2014 zijn er nieuwe onderzoeksresultaten van DGSG bekend geworden. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat voor voortgezet onderwijs (VO) geldt dat interventies met een sterke oudercomponent (waarbij ouders en leerlingen tegelijkertijd worden benaderd) goede effecten laten zien. Het aanbieden van losse modules, zoals gastlessen, zonder oudercomponent blijkt minder goed te werken. Naar scholen voor voortgezet (speciaal) onderwijs en ROC werkt IrisZorg zowel vraaggericht als aanbodgericht.
Voortgezet onderwijs. Het voorgezet onderwijs is voor Iriszorg één van de belangrijkste plekken om jongeren en ouders te bereiken. De stichting werkt in het onderwijs met het preventieprogramma De Gezonde school en genotmiddelen (DGSG) van het Trimbos-instituut. (NB. De voorlichtingen aan ouders zijn terug te vinden onder de setting thuis.). ROC. Naast het VO is het ROC een plek om jongeren en volwassenen tot 25 jaar te bereiken. Voor het ROC wordt ook het preventieprogramma van DGSG van het Trimbos-instituut gebruikt.
Basisonderwijs. Voorlichting over drugs in het basisonderwijs is niet van toepassing. Er wordt in principe geen drugs gebruikt in het basisonderwijs. Uit onderzoek blijkt dat voorlichting aan deze doelgroep hierover, zelfs nieuwsgierigheid aanwakkert en kan aanzetten tot gebruik. Indien er signalen zijn van gebruik van (soft)drugs in een klas, kan er wel heel gericht in het basisonderwijs interventies worden ingezet. Dit wordt dus vraaggericht aangeboden.
Vrije tijd. Naast bijeenkomsten voor horeca en paracommerciële instellingen en het adviseren over hoe om te gaan met drugs binnen de horeca en paracommerciële instelling, zullen jongeren voorgelicht worden door peers van IrisZ (18-) of Unity (18+) Indien gewenst kunnen (para)commerciële instellingen ondersteund worden in de invoering en uitvoering van het drugsbeleid. Deze interventies worden vraaggericht aangeboden.
Zorg & hulp. De interventies binnen zorg & hulp richten zich vooral op vroegsignalering, zodat jongeren en volwassenen die riskant gebruiken, snel doorverwezen kunnen worden naar het geïndiceerde aanbod: individuele gesprekken. Dit alles om verergering van de problematiek te voorkomen. Iriszorg richt het aanbod daarbij niet alleen op de gebruiker, maar ook op het systeem om de gebruiker heen (zoals de CRAFT). Dit wordt vraaggericht aangeboden.
Ouders/ Opvoeders/Naasten van verslaafden
Ouders zijn na jongeren de belangrijkste doelgroep. Ouders hebben meer invloed op hun kind dat ze denken. Het blijkt dat ouders over het algemeen in het voortgezet onderwijs moeilijk te bereiken zijn. Dat vraagt samenwerking met scholen om steeds te zoeken naar ingangen die aansluiten bij ouders. Verder worden ouders bereikt via jongerenwerk, CJG, individuele casuïstiek, persberichten en/ of persoonlijke gericht contact.
Ook heeft IrisZorg zorg voor de naasten van een verslaafde. IrisZorg biedt een groepstraining aan (CRAFT) waarin geleerd wordt hoe om te gaan met een verslaafde.
Voor het bereiken van de einddoelgroep: jongeren en jongvolwassen zijn de professionals een belangrijke doelgroep. IrisZorg Preventie geeft cursussen voor professionals zoals 1. middeleninformatie, 2 (vroeg)signaleren van drugsgebruik of misbruik en 3 motiverende gespreksvoering. Professionals spelen een grote rol bij vroegsignalering. Daarom worden deze trainingen naast vraaggericht ook aanbod gericht aangeboden. Deze trainingen worden ook actief aangeboden aan de buurtcoaches van Doetinchem. Zij komen achter de voordeur en kunnen veel drugsgebruik en misbruik signaleren.
Naast jongeren tot 18 jaar zijn jongeren tussen 18 en 30 jaar ook belangrijk. Binnen deze doelgroep is eerder sprake van drugsgebruik en misbruik dan onder jongeren onder de 18 jaar. Deze jongvolwassenen worden vooral bereikt vanuit het geïndiceerde aanbod. Ook kunnen opvoeders en professionals vanuit vroegsignalering IrisZorg inschakelen voor individuele gesprekken met deze jongvolwassen. In het bovenstaande preventiemodel staat tot slot van de keten nog de terugvalpreventie. Voor volwassenen wordt hier actief op ingezet door IrisZorg vanuit IrisCovery. IrisCovery bestaat uit een groep ex-verslaafden die uitbehandelde cliënten begeleidt in het kader van terugvalpreventie.
De Gemeentelijke GezondheidsDienst (GGD) voert onder meer de volgende taken uit:
De Gemeentelijke GezondheidsDienst (GGD) voert onder meer de volgende taken uit:
De jongerenmonitor E-MOVO verzamelt informatie over de gezondheid en veiligheid van de jongeren in de regio Gelderland-Midden. E-MOVO is een onderzoek waarbij leerlingen van de tweede en vierde klas van het voortgezet onderwijs op school via internet een vragenlijst invullen over hun gezondheid, welzijn en leefstijl. Dit onderzoek is weer uitgevoerd in oktober en november van het schooljaar 2015-2016. De verzameling van de onderzoekgegevens gebeurt anoniem. De leerlingen krijgen een digitale vragenlijst waarin de volgende onderwerpen zijn opgenomen:
6.5 De pijlers voor een integrale aanpak
Door als gemeente Doetinchem in te zetten op alle verschillende niveaus wordt er gewerkt aan een samenhangend effectief preventiebeleid in de keten. Ten behoeve van onderdelen A,B,C kunnen monitoringsystemen zoals EMOVO en de Ouderenmonitor worden gebruikt. Maar ook de wijkscans die worden opgesteld door verschillende buurtcoaches kunnen goed aantonen in hoeverre en in welke mate er sprake is van drugsgebruik/ misbruik. Naar aanleiding van maatschappelijke ontwikkelingen danwel trends uit bovengenoemde risico-inventarisaties kan met behulp van voorlichting (collectieve preventie) bewustwording worden gecreëerd bij een doelgroep dan wel een wijk.
(Vroeg)signalering (F,G,H,I) is eveneens een ingang voor preventie. Signalering door wijkteams, docenten, hulpverleners, maar ook bij het extra contactmoment van de GGD met jongeren in de vierde klas. Aan signalering van gebruik dienen vervolgacties in preventieve sfeer gekoppeld te worden waarmee bewustwording in gang gezet wordt. Maar ook vergroten van kennis en vaardigheden in de vorm van deskundigheidsbevordering mag hierbij niet ontbreken.
Vervolg acties zijn o.a. voorlichting (informeren) en adviseren o.a. door middel van korte interventies voor de doelgroep en eventueel de opvoeders/ naasten. De focus van preventie is - zowel nationaal als internationaal - in het laatste decennium verschoven van universele interventies naar geïndiceerde en selectieve preventie (Conrod et al., 2000). Het beleidsstuk “Van Kwetsbaar naar Weerbaar” van Resultaten Scoren (Adviescommissie Kwetsbare Jeugd & Verslaving, 2011) is daarbij een belangrijk leidraad. Tot slot past ook de consultatie van experts bij het gevolg geven aan signalen van middelengebruik.
7.1 Maximum aantal coffeeshops
Voor het nastreven van de doelstellingen van dit coffeeshopbeleid geldt dat de burgemeester een maximum aantal coffeeshops gedoogd. Bij het bepalen dit maximum is rekening gehouden met ontwikkelingen die daarop van invloed kunnen zijn.
Op basis van artikel 13b van de Opiumwet houdt de burgemeester het recht om binnen het beleidskader van de raad een minder aantal coffeeshops te gedogen.
Gezien de huidige situatie binnen de gemeente Doetinchem worden er voorlopig ten hoogste twee gedoogbeschikkingen afgegeven voor het exploiteren van een coffeeshop.
7.2 Vestigingsgebied coffeeshops
Het vestigingsgebied voor coffeeshops bestaat uit de rand van het stadscentrum (het Ei) of een locatie aan een invalsweg binnen de bebouwde kom van Doetinchem. Onder de invalswegen worden de volgende wegen verstaan: Keppelseweg, Kruisbergseweg, Varsseveldseweg, Terborgseweg en C. Missetstraat (voor zover gelegen binnen de bebouwde kom van Doetinchem).
Het vestigingsgebied voor coffeeshops aan de rand van het centrum (het Ei) is:
In de directe nabijheid van de coffeeshop moet voldoende parkeergelegenheid zijn.
7.3 Openingstijden coffeeshops aangepast aan schooltijden
Het landelijk beleid over de afstand tussen scholen en coffeeshops laat gemeenten de vrijheid om een eigen norm te hanteren. De burgemeester van Doetinchem heeft dit beleid op de volgende manier ingevuld. De openingstijden van coffeeshops zijn aangepast aan de schooltijden. Op doordeweekse dagen mogen de shops pas vanaf 18:00 uur geopend zijn. In het weekend geldt als aanvangstijd 12:00 uur.
7.4 Vestigingsvereisten coffeeshops
De vestiging van coffeeshop moet aan de hieronder vermelde vereisten voldoen.
De locatie wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
7.4.2 Spreiding van vestigingen
Bij de vestiging van meerdere coffeeshops in elkaars nabijheid moet er extra aandacht zijn voor het voorkomen van overlast voor de omgeving. De vestiging van coffeeshops in elkaar nabijheid mag niet leiden tot een onaanvaardbare toename van de verkeersoverlast of een stijging van de onveiligheid en criminaliteit in de directe omgeving. Het uitgangspunt is hierbij dat voor iedere coffeeshop afzonderlijk voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn.
De Minister van V&J heeft nadrukkelijk aangegeven dat hij het Ingezetenencriterium in stand laat. Dat houdt dus in dat het als strafrechtelijk instrument blijft bestaan. Veel gemeenten vrezen voor de negatieve effecten van dit criterium. Met name wordt gevreesd voor een toename van de straathandel. Om dit te vermijden hebben veel gemeenten besloten om het Ingezetenencriterium niet over te nemen. De raad van Doetinchem heeft besloten om deze lijn te volgen. Daarmee is het ook niet-ingezetenen toegestaan om een coffeeshop te bezoeken, mits zij beschikken over een geldig legitimatiebewijs1.
De basis voor bestuursrechtelijk optreden is neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet (Wet Damocles). Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen (door bijvoorbeeld een coffeeshop of een woning te sluiten) als in een lokaal of woning drugs wordt verhandeld of aanwezig is.
Op grond van artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op openbare inrichtingen. Volgens dit artikel is de burgemeester ook belast met de uitvoering van verordeningen die betrekking hebben op dat toezicht. Hieruit volgt dat de burgemeester bevoegd is om handhavend tegen de vestiging van coffeeshops op te treden en hierover beleid te voeren.
Om de handhaving in goede banen te leiden is het noodzakelijk dat er concrete afspraken worden vastgelegd. Een goede afstemming tussen bestuur, politie en OM is daarbij van belang. Afspraken over een integrale aanpak, waardoor bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten goed gecoördineerd kunnen worden, zijn neergelegd in een “handhavingarrangement”. Het handhavingarrangement is een richtlijn. In ernstige of spoedeisende gevallen kan hiervan worden afgeweken.
Het toezicht op coffeeshops voert de gemeente in samenspraak met de politie en het Openbaar Ministerie uit. De prioriteiten bij de handhaving worden in de lokale driehoek bepaald. Gemeente en politie maken afspraken over de te houden controles. Tenminste driemaal per jaar wordt er in een coffeeshop een controle gehouden.
Controles op de naleving van de gedoogcriteria en vergunningsvoorschriften vinden in de regel integraal plaats. Hierbij gaat het om de controle op de naleving van de overige vergunningen en regelgeving op gebied van o.a. milieu, brandveiligheid en exploitatie. De controles in de coffeeshop worden zowel aangekondigd als niet-aangekondigd gehouden. Voor zover nodig en mogelijk is, worden partners zoals brandweer, belastingdienst, politie, Koninklijke Marechaussee en douane hierbij betrokken.
Na een geconstateerde overtreding vindt altijd een vervolgactie plaats. Deze bestaat onder andere uit waarschuwingen, intrekking gedoogbeschikking, bestuursdwang of dwangsom ofwel uit strafrechtelijke vervolging door het Openbaar Ministerie, ofwel uit beide, afhankelijk van de aard van de overtreding. De wijze waarop de burgemeester handhavend optreedt, is vastgelegd in het handhavingarrangement.
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen zodra in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven, een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
8.4 Algemene wet bestuursrecht
Bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom gebeurt altijd volgens de regels in de Algemene wet bestuursrecht. Dit betekent dat, voorafgaande aan het toepassen van de bevoegdheid tot bestuursdwang of dwangsom, een schriftelijke waarschuwing wordt gegeven. In ernstige en/of dringende gevallen kan direct bestuursdwang worden toegepast.
9. Inwerkingtreding en overgangsrecht.
De ‘Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016’ treedt in werking op de eerste dag nadat deze bekend is gemaakt.
Een gedoogbeschikking en exploitatievergunning die voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn verleend, worden verlengd tot een totale geldigheidsduur van vijf jaar. Dit geldt niet voor een gedoogbeschikking en exploitatievergunning waarvan de geldigheidsduur al was verstreken voor de inwerkingtreding van deze nota.
Een exploitant die een coffeeshop exploiteert waarvoor een gedoogbeschikking is verleend en van kracht is, moet uiterlijk vier maanden voor het verstrijken van de geldigheidstermijn van die gedoogbeschikking een nieuwe aanvraag indienen.
Om in aanmerking te komen voor een nieuwe gedoogbeschikking moet de nieuwe aanvraag voldoen aan de gewijzigde beleidsregels.
Aanvragen die ingediend zijn voor inwerkingtreding van het beleid, maar nog niet zijn afgehandeld worden getoetst aan het nieuwe beleid. Echter deze lopende aanvragen (die dateren van voor de intrekking van de Uitvoeringsnota coffeeshopbeleid gemeente Doetinchem 2013 ) behoeven in de aanvraagprocedure niet mee te loten maar worden als eerste getoetst aan de selectie- en gunningscriteria.
Bijlage I Handhavingsarrangement
(Handhavingsbeleid coffeeshops; Artikel 13b Opiumwet (Wet Damocles))
In dit ‘handhavingarrangement’ gaat het om de wijze van handhaving per type overtreding m.b.t. coffeeshops. Voor overige overtredingen van de Opiumwet moet het handhavingsarrangement nog nader worden uitgewerkt.
Bij overtreding van de voorschriften van de gedoogbeschikking is artikel 13b van de Opiumwet de basis voor handhavend optreden (dus niet de gedoogbeschikking zelf).
Uitzonderingsbepaling: De burgemeester heeft het recht om in zich voordoende situaties van het hierna gegeven handhavingsarrangement af te wijken.
Voor de vestiging van een coffeeshop in de gemeente Doetinchem geldt een transparante gunningsprocedure volgens van te voren openbaar gemaakte regels en selectiecriteria. De burgemeester neemt in deze Uitvoeringsnota Drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016 de selectie- en gunningcriteria op en maakt deze openbaar (zie bijlage III).
Onder een coffeeshop wordt hier verstaan: een openbare inrichting zoals bedoeld in artikel 2:27 lid 1 aanhef en onder a sub ii Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem 2016 waar geen alcoholhoudende drank wordt verkocht en waar op grond van de Aanwijzing Opiumwet onder voorwaarden de verkoop van softdrugs wordt gedoogd.
Voor de vestiging van een coffeeshop moet een exploitant beschikken over een gedoogbeschikking en over een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 Apv Doetinchem. In de navolgende bijlagen II en III wordt deze combinatie van een gedoogbeschikking en exploitatievergunning voor vestiging van een coffeeshop kortweg aangeduid als: gedoogbeschikking en exploitatievergunning.
1 Aanvraagprocedure coffeeshop
Bij het verlenen van een gedoogbeschikking en exploitatievergunning zal altijd een openbare transparante selectie- en gunningsprocedure worden gevolgd. Deze procedures staan omschreven in Bijlage III van de Uitvoeringsnota.
Bij verplaatsing van een coffeeshop in verband met wijziging van het vestigingsbeleid zoals vermeld in deze Uitvoeringsnota Drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016, kan de locatie op de vergunning onderhands worden aangepast. Voorwaarde is dat de wijziging van het vestigingsbeleid zich voordoet tijdens de looptijd (van vijf jaar) van de verleende gedoogbeschikking en exploitatievergunning, De gedoogbeschikking en exploitatievergunning lopen in dat geval door op de nieuwe locatie voor de resterende looptijd. In alle overige gevallen leidt wijziging van de locatie van de coffeeshop tot het vervallen van de gedoogbeschikking en exploitatievergunning.
2Looptijd gedoogbeschikking en exploitatievergunning
De gedoogbeschikking en exploitatievergunning worden voor een periode van ten hoogste vijf jaar verleend.
3Persoonsgebonden en aan een locatie gebonden
De gedoogbeschikking en exploitatievergunning zijn gebonden aan de ondernemer en aan de locatie. De beschikking en vergunning zijn niet overdraagbaar. Bij wijziging van de vergunninghouder (hieronder vallen ook een wijziging van de rechtsvorm en wijziging van de vennoten in een V.O.F.) en bij wijziging van de locatie vervalt de gedoogbeschikking van rechtswege. Voor de geldigheid van de exploitatievergunning gelden de regels zoals opgenomen in de APV.
Bij het verlenen van een gedoogbeschikking en exploitatievergunning aan een rechtspersoon moeten alle natuurlijke perso(o)n(en) en (uiteindelijk) zeggenschapshebbende(n) achter een rechtsvorm inzichtelijk zijn. Indien de aanvrager dit inzicht niet biedt, kan dit leiden tot buiten behandeling stellen van de aanvraag omdat in het kader van het gemeentelijk vooronderzoek Wet Bibob niet alle gevraagde gegevens worden verstrekt.
Iedere aanvrager die een aanvraagformulier indient voor afgifte van een gedoogbeschikking en exploitatievergunning wordt door de gemeente aan een uitvoerige gemeentelijke Bibob-toets onderworpen. Ook wordt het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC) om advies gevraagd. Als dit eigen gemeentelijk onderzoek en het advies van het RIEC daartoe aanleiding geven, wordt advies bij het Landelijk Bureau Bibob aangevraagd.
Daarbij wordt de integriteit onderzocht van de aanvrager en van alle betrokkenen voor wie een voornemen tot afgifte van de gedoogbeschikking en exploitatievergunning bestaat. Het Landelijk Bureau Bibob kan daarnaast de integriteit onderzoeken van derden die in een zakelijk samenwerkingsverband staan tot de betrokkenen. Een ernstig gevaar kan leiden tot weigering van de vergunning.
Als zich omstandigheden voordoen die hiertoe aanleiding geven of als het Openbaar Ministerie de burgemeester daarover heeft geadviseerd, wordt ook tussentijds gedurende de looptijd van een gedoogbeschikking en exploitatievergunning advies bij het Landelijk Bureau Bibob aangevraagd. Een ernstig gevaar kan dan leiden tot intrekking van de vergunning.
In de Selectie- en gunningsleidraad staat beschreven welke stukken ingediend moeten worden bij een aanvraag.
Om de aanvraagprocedure en het integriteitsonderzoek zorgvuldig te kunnen uitvoeren, maakt de burgemeester minimaal zes maanden voor afloop van een lopende gedoogbeschikking en exploitatievergunning van een bestaande coffeeshop, de gunnings- en selectieprocedure bekend voor het verlenen van een nieuwe gedoogbeschikking en exploitatievergunning.
Aan de gedoogbeschikking en aan de exploitatievergunning worden voorschriften verbonden. In bijlage IV staat een overzicht van de voorschriften die worden verbonden aan de gedoogbeschikking. In bijlage V staan de voorschriften die worden verbonden aan de exploitatievergunning.
Bijlage III Selectie- en gunningleidraad coffeeshops
Een gegadigde voor het exploiteren van een coffeeshop (hierna gegadigde) moet per post een meldingsformulier indienen. Dit formulier wordt via de website beschikbaar gesteld. De melding kan uitsluitend geschieden via dit formulier. Het formulier moet volledig worden ingevuld en zijn ondertekend door/namens de toekomstige exploitant. De melding is gericht aan de burgemeester van Doetinchem en vormt een voorwaarde voor het mee mogen dingen naar een beschikbare gedoogbeschikking. Bij de bekendmaking van het selectie- en gunningstraject wordt de indieningstermijn van 14 dagen bekend gemaakt. De Algemene termijnenwet wordt hier gevolgd. De burgemeester stelt de gegadigde niet in de gelegenheid de melding aan te vullen en/of te wijzigen. De gegadigde kan wel zelf, binnen de indieningstermijn van 14 dagen, het meldingsformulier aanvullen en/of schriftelijk intrekken en opnieuw indienen. Na de indieningstermijn van 14 dagen staat de melding vast.
Bekendmaking selectie en gunningstraject
Twee weken voor de start van de indieningstermijn voor het doen van een melding, zal op de website van de gemeente Doetinchem, via overheid.nl en via de gemeentepagina in een lokaal huis- aan huisblad het selectie- en gunningstraject bekend worden gemaakt.
Alleen meldingsformulieren die tijdig zijn ontvangen en op de hierboven aangegeven wijze zijn ingediend, worden, na de indieningstermijn, getoetst aan onderstaande voorwaarden voor deelname aan loting:
de gegadigde moet aantoonbaar rechthebbende zijn of rechthebbende onder ontbindende voorwaarde(n) (bij niet verlenen vergunning vervalt de overeenkomst) op een pand met horecabestemming (volgens het vigerende bestemmingsplan voor het betreffende pand) gelegen in het vestigingsgebied voor coffeeshops zoals vermeld in paragraaf 7.2 van deze nota (hierna verklaring rechthebbende);
Wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor deelname aan loting, dan neemt gegadigde niet deel aan loting. Het niet deelnemen aan de loting kan niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het indienen van bezwaar en (hoger) beroep is dan ook niet mogelijk.
Als er meer dan één gegadigde voldoet aan de hierboven aangegeven voorwaarden voor deelname aan loting, dan zal er binnen twee maanden na sluiting van de indieningstermijn een loting plaatsvinden.
Onder toezicht van en door een aan te wijzen notaris, zal in aanwezigheid van de burgemeester en een ambtenaar een loting plaatsvinden. Hieraan mogen meedoen de ingediende meldingsformulieren die voldoen aan de hierboven vermelde voorwaarden.
Op basis van de loting zal de rangorde op een lijst van tien aanvragers worden bepaald. De eerste gegadigde op de lijst zal de aanvraagprocedure doorlopen. Deze gegadigde krijgt hiervan uiterlijk binnen twee weken na de loting, schriftelijk bericht. De overige negen gegadigden op de lijst krijgen schriftelijk bericht dat ze in de top tien van kanshebbers staan. De overige gegadigden krijgen een brief dat ze niet in aanmerking komen voor een gedoogbeschikking en niet op de lijst worden geplaatst.
Zodra het maximaal aantal te verlenen gedoogbeschikkingen voor een coffeeshop op grond van de Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016 is bereikt en de hiervoor afgegeven exploitatievergunningen onherroepelijk zijn, zullen de overige gegadigden op de lijst een brief ontvangen dat er geen aanvragen meer in behandeling worden genomen i.v.m. het bereiken van het maximum aantal gedoogde coffeeshops. Indien het doorlopen van de aanvraagprocedure voor de tien aanvragers op de lijst, niet leidt tot het verlenen van het maximaal te vergeven exploitatievergunningen/gedoogbeschikkingen voor een coffeeshop, zal een nieuw selectie- en gunningstraject worden gestart met een nieuwe loting.
Indien aan een aanvrager voor een gedoogbeschikking en exploitatievergunning na het doorlopen van de aanvraagprocedure de aangevraagde beschikking en vergunning wordt geweigerd, zal aan de volgende gegadigde op de lijst de gelegenheid worden geboden om de aanvraagprocedure te doorlopen. Er wordt met het opstarten van deze nieuwe aanvraagprocedure niet gewacht totdat de weigering van de gedoogbeschikking en exploitatievergunning van de eerder behandelde aanvraag, onherroepelijk is.
Deze gegadigde wordt erop gewezen dat de uitkomst van een eventuele juridische procedure door de eerdere aanvrager ertoe kan leiden dat zijn latere aanvraag alsnog niet verder in behandeling wordt genomen. Het meldingsformulier wordt vernietigd. Er worden wel leges in rekening gebracht.
Deze stappen worden net zo lang herhaald tot de burgemeester het maximaal aantal te verlenen gedoogbeschikkingen heeft verleend dat hij toestaat op grond van de Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016.
De aanvrager van een gedoogbeschikking en exploitatievergunning die wordt uitgenodigd om het selectie- en gunningstraject te doorlopen, krijgt via aangetekende brief hiervan bericht. Deze brief wordt gestuurd naar het adres dat is vermeld op het meldingsformulier.
Aan de betreffende aanvrager van een gedoogbeschikking en exploitatievergunning wordt vervolgens gevraagd om binnen een in deze brief aangegeven periode de volgende stukken te komen indienen tijdens een persoonlijke intake:
een nauwkeurige beschrijving van de inrichting, waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, evenals een opstellingsplan (plattegrond), waarin is aangegeven waar de verkoop plaatsvindt en dus waar het publiek verblijft, waar de aanwezige nooduitgangen en waar de toiletten op zijn ingetekend (tekening inrichting);
voor alle natuurlijke personen die betrokken zijn bij de exploitatie als ondernemer, bestuurder, aandeelhouder, leidinggevende of personeelslid:
een bewijsstuk van een erkende instelling, waaruit blijkt dat de betrokkene beschikt over voldoende kennis en inzicht met gebruik van drugs en de daaraan verbonden risico´s van verslaving door het volgen van een interventie. Deze instelling en interventie moeten vermeld zijn in de Interventiedatabase Gezond en Actief Leven. De voorkeur gaat uit naar een erkende interventie. Dit geldt niet voor bestuurders en aandeelhouders zonder leidinggevende ta(a)k(en).
2.2 Beoordeling van de ingediende aanvragen
Allereerst zal de aanvraag beoordeeld worden op de aanwezigheid van de hiervoor vermelde bescheiden en bewijsstukken.
De aanvrager van een onvolledige aanvraag wordt hierover schriftelijk geïnformeerd en vervolgens in de gelegenheid gesteld om de aanvraag alsnog compleet te maken. Daartoe krijgt de aanvrager een termijn van ten minste twee en maximaal vier weken. Indien een aanvraag niet tijdig compleet wordt gemaakt, dan wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Indien de aanvraag compleet is, wordt de aanvraag in behandeling genomen. Vanaf dat moment is deze aanvrager legesplichtig. De aanvrager krijgt hiervan schriftelijk bericht.
In deze fase wordt de aanvraag om een gedoogbeschikking en exploitatievergunning inhoudelijk beoordeeld. De beoordeling geschiedt door de burgemeester. De gedoogbeschikking en de exploitatievergunning worden tegelijkertijd beoordeeld.
2.2.3 Beoordelingscriteria gedoogbeschikking
De stukken genoemd onder de kop in te dienen stukken die betrekking hebben op de gedoogbeschikking worden beoordeeld aan de hand van de onderstaande AHOJG-criteria die zijn vermeld in de Richtlijnen voor het opsporings- en strafvorderingsbeleid inzake strafbare feiten Opiumwet:
Daarnaast zal de burgemeester beoordelen welke maatregelen de exploitant neemt ter voorkoming van drugsverslaving. Dit betreft ook de aanpak van voorlichting.
De burgemeester toetst de aangevraagde gedoogbeschikking aan de Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016. In dit kader toetst de burgemeester of de ondernemer (alle natuurlijke personen die als ondernemer of bestuurder bij de exploitatie betrokken zijn) en de personeelsleden:
in de laatste vijf jaar niet werkzaam zijn geweest in een coffeeshop waarvan de gedoogbeschikking door het bevoegde bestuursorgaan is ingetrokken. Een uitzondering hierop is als de ondernemer, bestuurder of het personeelslid geen schuld heeft gehad aan de gronden waarop de gedoogbeschikking is ingetrokken.
2.2.4 Aanhangsels bij gedoogbeschikking
Bij een gedoogbeschikking wordt een aanhangsel gevoegd met daarop de personeelsleden. Per personeelslid moet worden ingeleverd:
een bewijsstuk van een erkende instelling, waaruit blijkt dat zij beschikken over voldoende kennis en inzicht met gebruik van drugs en de daaraan verbonden risico´s van verslaving door het volgen van een interventie. Deze instelling en interventie moeten vermeld zijn in de Interventiedatabase Gezond en Actief Leven. De voorkeur gaat uit naar een erkende interventie.
De houder van de gedoogbeschikking moet voorafgaand aan de tewerkstelling van een ‘nieuw’ personeelslid dit melden aan de burgemeester onder overlegging van bovenstaande stukken. De burgemeester zal schriftelijk meedelen aan de houder van de gedoogbeschikking of hij instemt met de tewerkstelling van betreffend personeelslid.
Bij een gedoogbeschikking wordt een aanhangsel gevoegd met daarop alle natuurlijke personen die betrokken zijn als bestuurder (en of aandeelhouder) bij de bedrijfsvoering. De houder van de gedoogbeschikking moet iedere wijziging in dit aanhangsel binnen een maand na de wijziging melden aan de burgemeester. De burgemeester bevestigt de wijziging van het aanhangsel schriftelijk aan de houder van de gedoogbeschikking.
2.2.5 Toets exploitatievergunning
Tegelijk met de beoordeling van de gedoogbeschikking zal de ingediende aanvraag om een exploitatievergunning worden getoetst aan de weigeringsgronden zoals vermeld in artikel 1:8 APV juncto artikel 2:28 lid 2 APV juncto Uitvoeringsnota drugsbeleid gemeente Doetinchem 2016.
2.2.6 Gemeentelijk en RIEC Bibob vooronderzoek
In het kader van de aanvraag om een exploitatievergunning zal er ook een gemeentelijk vooronderzoek starten met gebruikmaking van de bevoegdheden die de Wet Bibob hiertoe aan het bevoegde gezag biedt. Daarnaast zal aan het RIEC om nader advies worden gevraagd. Indien daartoe aanleiding bestaat, zal advies worden gevraagd aan het Landelijk bureau Bibob.
Bijlage IV Gedoogvoorschriften
In deze bijlage staat een opsomming van de gedoogvoorschriften die de burgemeester verbindt aan de gedoogbeschikking voor een coffeeshop. Onder een coffeeshop wordt hier opnieuw verstaan: een openbare inrichting zoals bedoeld in artikel 2:27 lid 1 aanhef en onder a sub ii Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem 2016 waar geen alcoholhoudende drank worden verkocht en waar op grond van de Aanwijzing Opiumwet onder voorwaarden de verkoop van softdrugs wordt gedoogd.
De volgende stukken die de aanvrager van de gedoogbeschikking tijdens de aanvraagprocedure heeft ingeleverd maken onderdeel uit van deze beschikking:
De hieronder vermelde voorschriften zijn niet limitatief. In het belang van openbare orde en veiligheid, volksgezondheid en overlast kan de burgemeester voorschriften toevoegen of een beperking van de openingstijden opleggen.
De openbare inrichting moet op maandag tot en met vrijdag van 00.00 uur tot 18.00 uur voor het publiek gesloten zijn. Op zaterdag en zondag moet de openbare inrichting gesloten zijn van 00.00 uur tot 12.00 uur. Erkende feestdagen worden niet als zondagen opgevat. De burgemeester verleent geen ontheffing van de openingstijden.
De inrichting moet zijn voorzien van ramen met een zodanige oppervlakte dat voldoende daglichttoetreding is gewaarborgd (raamoppervlakte moet minimaal 10 % bedragen van het vloeroppervlakte van de verblijfruimte) met als voorwaarde dat minimaal 80 % van het raamoppervlak moet zijn bezet met blank doorzichtig glas.
Houder gedoogbeschikking en personeel
De inrichting mag niet geëxploiteerd worden door een natuurlijke persoon of een rechtspersoon waarbij als bestuurder natuurlijke personen zijn betrokken die veroordeeld zijn geweest of een transactie van het Openbaar Ministerie hebben geaccepteerd bij overtreding van artikel 2 en artikel 3 Opiumwet, heling, fraude, gewelddelicten en handel in en bezit van vuurwapens of handel in steekwapens. Dit geldt ook voor de in de coffeeshop werkende personen.
De natuurlijke personen die als ondernemer en/of bestuurder bij de bedrijfsvoering zijn betrokken en het personeel moeten beschikken over een bewijsstuk van een erkende instelling, waaruit blijkt dat zij beschikken over voldoende kennis van en inzicht in het gebruik van drugs en de daaraan verbonden risico´s van verslaving door het volgen van een interventie. Deze instelling en interventie moeten vermeld zijn in de Interventiedatabase Gezond en Actief Leven. De voorkeur gaat uit naar een erkende interventie.
Op minder druk bezochte dagen kan de tweede beveiliger worden vervangen door één of meer verkeersregelaars. Deze verkeersregelaars moeten daartoe gecertificeerd zijn en door de burgemeester als verkeersregelaar zijn aangesteld. Hiervoor moet een afzonderlijke aanvraag bij de burgemeester worden ingediend.
Intrekken / vervallen gedoogbeschikking
De inrichting is uitsluitend toegankelijk voor personen van 18 jaar en ouder. Bij het betreden van de inrichting moet een geldig legitimatiebewijs worden getoond zoals een paspoort, identiteitskaart en/of verblijfsdocument. Het personeel of de natuurlijke persoon die als ondernemer en/of bestuurder bij de bedrijfsvoering is betrokken, vraagt iedere bezoeker om dit te doen.
Bijlage V Voorschriften exploitatievergunning
Voorschriften exploitatievergunning
De volgende voorschriften worden gesteld aan de exploitatievergunning voor een coffeeshop. De hieronder vermelde voorschriften zijn niet limitatief.
In afwijking van artikel 2:29 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Doetinchem 2016 (hierna APV) gelden voor deze openbare inrichting de sluitingstijden zoals vermeld in de voorschriften bij de gedoogbeschikking die is afgegeven voor deze inrichting. Bij het intrekken of vervallen van de gedoogbeschikking gelden de sluitingstijden zoals vermeld in artikel 2:29 APV.