Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hardenberg

Uitvoeringsbesluit treasury 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHardenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsbesluit treasury 2023
CiteertitelUitvoeringsbesluit Treasury 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR603416/1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2023nieuwe regeling

27-09-2022

gmb-2022-521235

260363

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsbesluit treasury 2023

 

1 Inleiding  

 

Algemeen

Het college biedt de raad eens in de vier jaar een (herziend)Treasurystatuut aan. In het Treasurystatuut staan regels over het sturen en beheersen, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financieringspositie en de daarbij bijhorende en verbonden risico’s. Dit document is het uitvoeringsbesluit van het Treasurystatuut.

Als uitgangspunt is het document Handreiking Treasury 2015 1 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gebruikt bij de actualisatie van het Treasurystatuut en dit uitvoeringsbesluit. Daarnaast verwijzen wij naar de uitgangspunten vanuit de Gemeentewet gebaseerde Financiële verordening conform artikel 212.

 

Leeswijzer

Dit uitvoeringsbesluit begint met het formuleren van de begrippen en het wettelijk kader voor de gemeente Hardenberg. De Gemeente Hardenberg hierna, in dit uitvoeringsbesluit te noemen “de gemeente”.

Vanuit dit inleidende hoofdstuk wordt vervolgens ingegaan op de verschillende deelgebieden van Treasury: wettelijk kader, doelstellingen en randvoorwaarden en organisatie. Ook komt de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid over de verdeling van de taken en bevoegdheden de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor financiering en garantstellingen. Als bijlagen zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden evenals de definities wettelijk kader opgenomen.

2 Begrippen  

In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

Begrotingstotaal: De totale lasten op de begroting.

Call-geld: opname of uitzetting van geldmiddelen voor de korte termijn (1 dag tot 1 week), ook wel daggeld genoemd.

Decentrale overheden: provincies, gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen in de vorm van een openbaar lichaam.

Deposito: een door de bank van de gemeente opgenomen geldlening met een looptijd van minimaal drie en maximaal twee jaar minus een dag, tegen een vast rentepercentage.

Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

€STR: De eendaagse referentierente van de euro. De afkorting staat voor euro short-term rate. De €STR -rente is opgezet om weer te geven hoeveel een bank moet betalen wanneer deze tot de volgende werkdag (overnight) geld leent van diverse financiële tegenpartijen zonder daarbij zekerheid te stellen.

Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één Jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

Financieringsparagraaf: Verplicht op te nemen paragraaf als gevolg van artikel 186 Gemeentewet bij de begroting en het jaarverslag.

Geldmarkt: op de geldmarkt worden vermogenstitels verhandeld met een looptijd van twee jaar of korter. De geldmarkt stemt tijdelijke overschotten en tekorten af.

Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

Intern liquiditeitsrisico: De risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Kapitaalmarkt: Op de kapitaalmarkt worden vermogenstitels verhandeld met een looptijd van twee jaar of langer. De kapitaalmarkt heeft als functie het afstemmen van langdurige of permanente liquiditeitstekorten en – overschotten.

Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico: De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid.

Onderhandse lening: Een lening waarbij de voorwaarden in onderling overleg met de geld gevende partij worden overeengekomen, een dergelijke lening is moeilijk verhandelbaar.

Openbare lichamen: Provincies, gemeenten, waterschappen en lichamen met rechtspersoonlijkheid, ingesteld met de Wet gemeenschappelijk regelingen.

Prudent: Zorgvuldig en behoedzaamheid van optreden bij het uitzetten van middelen en het afsluiten van derivaten. Er is sprake van een prudent karakter wanneer in ieder geval aan twee aspecten is voldaan, namelijk voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt marktrisico.

Publieke taak: Een gemeente kan/mag iets tot de publieke taak rekenen wanneer het particulier bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is. Een gemeente bepaalt – gemotiveerd en transparant – in principe zelf wat onder de publieke taak moet worden verstaan en hoe deze zal worden uitgeoefend. In de Wet fido is geen sprake van een inkadering van het begrip publieke taak.

Rating: Een rapportcijfer voor de kredietwaardigheid van ondernemingen die obligaties uitgeven of van hun waardepapier. Hiermee wordt de mate aangegeven waarin, naar verwachting, aan verplichtingen kan worden voldaan. ]

Beoordeling van de kredietwaardigheid.

  • Aaa AAA Extreem kredietwaardig

  • Aa AA Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarge echter niet zo hoog als bij de

  • AAA-categorie.

  • AA Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

  • A Goede kredietwaardigheid. De kans op betalingsproblemen bij de partij is niet groot.

Renteconversie: tussentijdse aanpassing van de contractuele rente.

Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig Jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden.

Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling. Uitgaande van een aantal rentebepalende facturen, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.

Ruddo: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden

Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

Schatkistbankieren: Het verplicht aanhouden van overtollige financiële middelen bij de Nederlandse staat.

Solvabiliteit: De mate waarin een organisatie op lange termijn aan zijn verplichtingen kan voldoen.

Solvabiliteitsratio van o%: Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Unie aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend. Een solvabiliteitsratio van 0 % (ofwel een "solvabiliteitsvrije status") is een status die door de bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor het desbetreffende papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten in papier waaraan een overheidsinstantie is verbonden (zoals door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) geborgde leningen van woningcorporaties);

Treasurybeleid: het treasurybeleid bestaat uit de uitganspunten, doelstellingen, richtlijnen en voorwaarden, de organisatorische en administratieve kaders, informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie.

Treasurer: aangewezen medewerker belast met de treasuryfunctie.

Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Waarbij kortlopende uitzettingen betrekking hebben op een periode tot één jaar en langlopende uitzetting betrekking hebben op een periode van één jaar of langer.

3. Juridische samenhang  

 

Paragraaf 3.1: Wettelijk kader

In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:

 

Artikel 3.1.1 De Gemeentewet

De Gemeentewet bepaalt dat iedere gemeente een financiële verordening opstelt waarin, onder andere, is opgenomen hoe de financiële organisatie is ingericht en op welke wijze financieel beheer wordt gecontroleerd.

 

Artikel 3.1.2 Algemene wet bestuursrecht (Awb)

In de Awb is de definitie van subsidiering vastgelegd en een aantal regels opgenomen op grond waarvan subsidies kunnen worden verstrekt.

 

Artikel 3.1.3 De Wet financiering decentrale overheden (Wet fido)

De Wet fido en de daarbij behorende regelingen stellen expliciet enkele kwalitatieve eisen aan de treasuryfunctie van decentrale overheden. Deze eisen hebben betrekking op de beheersing van risico’s en komen samen in twee belangrijke randvoorwaarden namelijk; het prudente karakter en de publieke taak die gediend moet worden. Naast deze twee algemene uitgangspunten hecht de gemeente waarde aan duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord beleggen.

 

Prudent karakter

De Wet fido (in artikel 2, lid 2) geeft aan dat bij het uitzetten van (tijdelijk) overtollige liquiditeiten en bij het gebruik van financiële derivaten sprake dient te zijn van prudent beheer. “Prudent karakter” betekent voor de gemeente dat sprake moet zijn van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij bij uitzettingen en een zo beperkt mogelijk marktrisico, zodanig dat in de toekomst deze keuze rationeel is te herleiden. “Niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico” betekent voor de gemeente dat bankieren, zoals het bewust aantrekken van gelden, uitsluitend met het doel deze uit te zetten tegen een hoger rentepercentage, niet is toegestaan.

 

Publieke taak

De Wet fido (in artikel 2, lid 1) geeft aan dat het verstrekken van leningen, het uitzetten van middelen en ook het verlenen van waarborgen en garanties uitsluitend zijn toegestaan voor de uitoefening van de publieke taak. Bankachtige activiteiten - zoals in de zin van aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen - worden volgens de Wet fido in elk geval niet tot de publieke taak van gemeenten gerekend en zijn verboden..

 

Artikel 3.1.4 Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof)

In Europa is afgesproken om de beheersing van de Europese begrotingsdoelstellingen, bijvoorbeeld de afspraken omtrent de ontwikkeling van het EMU-saldo en de EMU-schuld, vast te leggen in nationale wetgeving. Zodoende wordt de nationale verankering van deze Europese afspraken beter geborgd dan voorheen het geval is geweest. Die eisen heeft Nederland wettelijk verankerd in de Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet hof), die geldt voor de overheid als geheel, dus ook voor de gemeenten.

 

Artikel 3.1.5 Het Besluit lening voorwaarden decentrale overheden (Bldo)

Het Bldo bevat een uitwerking van de Wet fido (artikel 3.1.3). In dit besluit staan voorwaarden voor gemeenten die geld willen lenen.

 

Artikel 3.1.6 De Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)

Hier worden de bepalingen uit de Wet fido (artikel 3.1.3). over de renterisiconorm en kasgeldlimiet.

 

Artikel 3.1.7 De Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo)

De Ruddo bevat een uitwerking van de Wet fido (artikel 3.1.3). op dit punt en stelt randvoorwaarden ten aanzien van uitzettingen en het gebruik van derivaten. Uitzettingen vallen nu onder het schatkistbankieren (art. 5) en in art. 6 is vastgelegd dat het gebruik van derivaten niet is toegestaan.

 

Artikel 3.1.8 De regeling schatkistbankieren decentrale overheden

Deze regeling bepaald dat de gemeente (tijdelijke) overtollige middelen in ’s Rijks schatkist moeten worden aangehouden.

 

Artikel 3.1.9 Europese regelingen aangaande staatssteun

Hierin zijn de richtlijnen en toetsing opgenomen om ongeoorloofde staatsteun te voorkomen.

 

Artikel 3.1.10Wet Markt en Overheid

De Wet Markt en Overheid schrijft gedragsregels voor overheden voor om concurrentievervalsing te voorkomen. Meer hierover is opgenomen in de Handreiking Wet Markt en Overheid.

4 Doelstellingen en randvoorwaarden beheer  

Treasurybeheer is het besturen en bewaken van de financiële geldstromen en de daarmee samenhangende financiële posities en risico’s. Dit beheer is vervolgens gericht op het minimaliseren en optimaliseren van rentekosten en – opbrengsten, zoals dat binnen het wettelijk kader, het Treasurystatuut en het Uitvoeringsbesluit Treasury 2023 wordt toegestaan.

 

Paragraaf 4.1 Doelstellingen

De doelstellingen van het gemeentelijke treasurybeheer zijn het verzekeren van duurzame toegang tot de financiële markten, het beschermen van het gemeentelijke vermogen en resultaat tegen ongewenste renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s.

 

 

Paragraaf 4.2 Risicobeheer

De risicobeheersing bestaat uit het beheersen van verschillende risico’s. De risico’s en beheersmaatregelen zijn toegelicht in de artikelen 4.2.2. tot en met 4.2.10.

 

Artikel 4.2.1 Uitgangspunten

Als algemene beheersmaatregelen gelden:

  • a.

    Leningen of garanties worden uitsluitend verstrekt in het kader van de publieke taak. Hierbij doet de treasurer in samenwerking met de vak afdeling vooraf onderzoek naar de financiële positie, de kredietwaardigheid en de reputatie van de betrokken derde.

  • b.

    Voor het verstrekken van een geldlening of gemeentegarantie vraagt de beleidsmedewerker de treasurer advies omtrent de financiële positie van de betrokken derde, de zekerheden die gesteld kunnen worden, de noodzaak van de garantie of lening en de voorwaarden waaronder de geldlening c.q. garantie wordt verstrekt.

  • c.

    Het uitzetten van geldleningen en het verstrekken van gemeentegarantie door ons College van B&W, geschiedt met inachtneming van artikel 169, lid 4, van de Gemeentewet. Gemeentewet; artikel 169, lid 4: “B&W geven de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van (o.a.) privaatrechtelijke bevoegdheden indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit dan nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.”

  • d.

    Het uitzetten van geld geschiedt nimmer uitsluitend met het doel inkomsten te generen door het lopen van overmatig risico.

  • e.

    Het gebruik van derivaten is uitgesloten.

 

Artikel 4.2.2 Renterisicobeheer

Renterisicobeheer is het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van vreemd vermogen hoger, respectievelijk dat de renteopbrengsten lager zullen zijn, dan een bestuurlijk wenselijk geacht niveau c.q. het in de meerjarenraming en begroting geraamde niveau. Het renterisico dient te worden afgedekt door het opbouwen van een evenwichtige leningenportefeuille in relatie tot de geldende rentestructuur en verwachtingen ten aanzien van de renteontwikkeling (herbeleggingsrisico of herfinancieringsrisico). Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Om renterisico’s zoveel als mogelijk te vermijden worden de volgende beheersmaatregelen benoemd in dit uitvoeringsbesluit.

 

Beheersmaatregelen:

  • a.

    Het renterisico op korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet, gemiddeld over een kwartaal, met inachtneming van Wet fido.

    • °

      Indien de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt dan stelt het college de gemeenteraad en de toezichthouder daarvan op de hoogte middels de kwartaalrapportage en een plan om binnen de kasgeldlimiet te komen

  • b.

    Het renterisico op lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm, conform Wet fido (artikel 1 h).

  • c.

    De renteverwachting wordt per kwartaal geactualiseerd op basis van de rentevisie van Sectorbanken, geld- en kapitaalverstrekkers en tussenpersonen.

  • d.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau wordt afgestemd op de actuele rentestand en rentevisie.

  • e.

    Binnen de kaders gesteld onder bovengenoemde beheersmaatregelen streeft de treasurer tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

  • f.

    Nieuwe leningen dan wel uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, de renteverwachting en de liquiditeitsplanningen.

  • g.

    Mogelijkheden tot vervroegd aflossen worden indien opportuun benut.

 

Artikel 4.2.3 Koersrisico Koersrisicobeheer is het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

 

Beheersmaatregel:

Overtollige liquide middelen zet de gemeente uitsluitend uit bij de Nederlandse Staat (schatkistbankieren) of lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties, zoals gemeenschappelijke regelingen en gemeentelijke diensten.

 

Artikel 4.2.4 Kredietrisicobeheer

Kredietrisicobeheer is het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingenpositie ten gevolge van het niet tijdig kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij. Om kredietrisico’s zoveel als mogelijk te vermijden worden de volgende beheersmaatregelen benoemd in dit uitvoeringsbesluit

 

Beheersmaatregelen:

  • a.

    Bij het verstrekken van gelden en garanties aan organisaties uit hoofde van de publieke taak stellen we nadere zekerheden; bij voorkeur het recht van 1e hypotheek. Zie hiervoor art. BW3 artikel 260 t/m 263

  • b.

    Jaarlijks beoordeelt de gemeente de uitgezette leningen en garanties op kredietwaardigheid. Tevens vindt er jaarlijks door middel van een aantal criteria een beoordeling plaats op de financiële situatie van de betreffende organisaties.

  • c.

    De gemeente mag gelden tijdelijk uitzetten bij overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0% en financiële instellingen met een kredietwaardigheid van AA-rating 2

 

Artikel 4.2.5 Intern liquiditeitenrisicobeheer

Het intern liquiditeitsrisicobeheer is het risico van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitsplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor als gevolg daarvan de financieringskosten hoger kunnen uitvallen.

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitsplanning, alsmede een meerjarige liquiditeitsplanning met een looptijd van 4 jaar. Beiden in relatie tot de bestaande lening portefeuille, het meerjarige investeringsprogramma en de beschikbare reserves en voorzieningen. De op basis van bovenstaande gegevens berekende financieringsbehoefte maakt onderdeel uit van de financieringsparagraaf van de begroting.

 

Beheersmaatregelen:

  • a.

    Er wordt een liquiditeitsplanning, waarin de verwachte inkomsten en uitgaven van de totale organisatie zijn opgenomen, opgesteld voor de periode van minimaal 12 maanden.

  • b.

    Voor drie daaropvolgende jaren worden te verwachten geldstromen bijgehouden op basis van het historisch bekende verloop van uitgaven en inkomsten, door de raad genomen besluiten, verstrekte kredieten c.a. en overige ontvangen informatie betreffende in de toekomst te verwachten geldstromen.

  • c.

    Budgethouders (niveau 1 t/m 4 BHR 3 ), dienen te verwachten uitgaven c.q. inkomsten, > € 250.000- in een zo vroeg mogelijk stadium aan de treasurer te melden.

  • d.

    Actualisatie van de liquiditeitsplanning vindt minimaal twee keer per jaar plaats. Tussentijdse substantiële wijzigingen worden direct in de liquiditeitenplanning verwerkt. Indien de omstandigheden dit noodzakelijk of wenselijk maken, zal de frequentie door de treasurer worden aangepast.

  • e.

    Periodiek vinden er gesprekken plaats met de budgethouders en financieel consulenten van de verschillende domeinen. Daarnaast vinden er schriftelijke terugkoppelingen richting de treasurer plaats over toekomstige uitgaven en inkomsten met een minimum bedrag van € 250.000- (onder andere grote investeringsprojecten, omvangrijke GREX mutaties).

  • f.

    Tussentijdse substantiële wijzigingen (uitgaven en inkomsten) dienen onmiddellijk aan de treasurer worden doorgegeven. (Hierdoor blijft de liquiditeitsplanning actueel en kunnen op basis hiervan beslissingen worden genomen met betrekking tot geld- en kaptaalmarktactiviteiten).

 

Artikel 4.2.6 Valutarisicobeheer

Valutarisicobeheer is het beheersen van risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat op een bepaald moment de waarde van vreemde valuta, uitgedrukt in euro’s, afwijkt van hetgeen verwacht werd op het beslismoment.

 

Beheersmaatregel:

Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend te beleggen, leningen aan te gaan, te verstrekken of te garanderen; in euro’s.

 

Artikel 4.2.7 Liquiditeitenrisicobeheer

Door nieuwe leningen dan wel uitzettingen af te zetten tegen de liquiditeitsplanning wordt beoogd om middelen slechts te lenen dan wel uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

 

Beheersmaatregel:

Doordat de treasuryactivieiten worden gebaseerd op een korte- en lange termijn door middel van een liquiditeitenplanning, sluit de gemeente uit dat zij niet aan haar lange termijn verplichtingen kan voldoen. Bovendien is in de liquiditeitenplanning opgenomen hoe hoog de benodigde (korte) financieringsruimte en behoefte is.

 

Artikel 4.2.8 Renterisiconorm

De renterisiconorm is de kern van de door de wetgever beoogde risicobeheersing. De doelstelling achter deze norm is dat de gemeente haar leningenportefeuille (schuld met een rentetypische looptijd vanaf één jaar) zo moet spreiden dat de renterisico’s gelijkmatig over de jaren worden gespreid. De renterisiconorm houdt in dat de jaarlijks verplichte aflossingen en renteherzieningen niet meer mogen bedragen dan 20% van het begrotingstotaal. Een overschrijding van de renterisiconorm weegt niet mee in het rechtmatigheidsoordeel van de accountant omdat er geen financiële consequenties aan verbonden zijn. Wel zal de accountant hiervan een melding maken in zijn verslag van bevindingen. Ook de toezichthouder beoordeeld of de vaste schuld voldoet aan de renterisiconorm.

 

Beheersmaatregelen:

De renterisiconorm zal jaarlijks als onderdeel worden opgenomen in de financieringsparagraaf van het jaarverslag en de begroting. Doormiddel van het spreiden van aflossingen cf. artikel 4.2.2 renterisicobeheer beperkt de gemeente dat de risiconorm jaarlijks ongewild oploopt.

 

Spreiding van de rentetypische looptijd

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitsplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar of benodigd zijn.

 

Artikel 4.2.9 Kasgeldlimiet

Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido het kasgeldlimiet opgenomen (artikel 1f). Voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten.

Het kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

 

Beheersmaatregel:

De Wet Fido geeft de gemeente de mogelijkheid om de kasgeldlimiet twee achtereenvolgende kwartalen te overschrijden. Indien de gemeente voor het derde achtereenvolgende kwartaal de kasgeldlimiet overschrijdt dan stelt het college de gemeenteraad en de toezichthouder daarvan op de hoogte. Hiertoe dient de gemeente een plan in waarin wordt aangegeven hoe ze opnieuw aan de kasgeldlimiet zal gaan voldoen. Een overschrijding van de kasgeldlimiet weegt niet mee in het rechtmatigheidsoordeel van de accountant omdat er geen financiële consequenties aan verbonden zijn. Wel zal de accountant hiervan een melding maken in zijn verslag van bevindingen. De informatie over de kasgeldlimiet wordt evenals de renterisiconorm opgenomen in de financieringsparagraaf van het jaarverslag en de begroting.

 

Artikel 4.2.10 Rentevisie

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. De rentevisie gebruikt de gemeente als hulpmiddel bij het indekken van toekomstige renterisico’s.

 

Beheersmaatregel:

Op voorstel van de treasurer stelt het CMT jaarlijks een rentevisie vast voor het komende jaar. In de kwartaalrapportage zal de treasurer op basis van de rentevisie van vooraanstaande sectorbanken, geld- en kapitaalverstrekkers en overige partijen. (Zoals bijvoorbeeld de BNG 4 en het CBS 5 ) de renteverwachting actualiseren. Bij optimale afstemming van het beleid op de rentevisie kan tijdig worden ingespeeld op het uitstellen of vervroegen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

 

5 Organisatie Treasury  

De Treasury is een onderdeel van de afdeling Finance & Control. De inrichting van de treasury en de beheersing van de eigen bedrijfsprocessen zijn op systematische en toegankelijke wijze vastgelegd.

 

Paragraaf 5.1 Uitgangspunten

  • a.

    Een risicomijdende uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders zoals deze zijn opgenomen in het “Treasurystatuut 2023” en, in de van toepassing zijnde, wet- en regelgeving;

  • b.

    het verzekeren van een duurzame toegang tot de financiële markten tegen de scherpst mogelijke condities;

  • c.

    het tijdig aantrekken van voldoende financieringsmiddelen teneinde het in de jaarlijkse begroting en meerjarenbegroting vastgestelde beleid te kunnen uitvoeren (= beschikbaarheid);

  • d.

    het minimaliseren van risico’s en het beheersen van en het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste risico's verbonden aan de treasuryfunctie;

  • e.

    het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het Treasurystatuut en het bijbehorend Uitvoeringsbesluit Treasury 2023;

  • f.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • g.

    het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van treasury duidelijk worden geregeld.

 

Artikel 5.1.1 Risicomijdende uitvoering van de treasuryfunctie

Bij het uitoefen van het treasurybeheer wordt een risicomijdende houding betracht.

 

Artikel 5.1.2 Duurzaam toegang tot financiële markten

De treasurer dient ervoor te zorgen dat de gemeente duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities. De treasurer dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de rekening-courant bij het Rijk (schatkistbankieren) of bij decentrale overheden, niet zijnde de toezichthoudende provincie.

Bij de uitvoering van treasury-activiteiten dient, met name, de treasurer contacten te onderhouden met meerdere bankrelaties en tussenpersonen opdat een voortdurende toegang tot financiële markten voor de gemeente is gewaarborgd. De treasurer dient daartoe zorg te dragen voor spreiding in de contacten en waar mogelijk, zonder andere relevante bepalingen (bijvoorbeeld: kiezen voor de economisch meest voordelige offerte) te zeer geweld aan te doen, spreiding in de partijen waarmee we transacties daadwerkelijk aangaan.

Financiële instellingen en bankrelaties dienen met minimaal AA-rating 6 onder Nederlandse of aan de andere kant EER- toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

 

Artikel 5.1.3 Tijdig aantrekken van voldoende financieringsmiddelen

De treasurer dient tijdig, eventueel met behulp van de liquiditeitsprognose, en voldoende financieringsmiddelen aan te trekken.

 

Artikel 5.1.4 Minimalisatie van risico’s

Het is de taak van de treasurer om risico’s tegen acceptabele condities te beperken. De financiële risico’s die de gemeente loopt zijn renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. In paragraaf 4.2 wordt aangegeven op welke wijze dit door de gemeente wordt gewaarborgd.

 

Artikel 5.1.5 Optimalisatie renteresultaat

De treasurer streeft ernaar om de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat gestreefd wordt naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten c.q. zo laag mogelijke rentekosten. Dit zonder daarbij meer dan normale risico’s te lopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers een zogeheten servicecenter en géén winstgericht team of profit center.

 

Artikel 5.1.6 Minimalisatie van kosten

De treasurer streeft naar het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasurer het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

 

Artikel 5.1.7 Waarborgen van taken en verantwoordelijkheden

De aanzienlijke risico’s binnen de treasuryfunctie vragen om een gedegen beheersing van de geldstromen. Het is daarom van belang om taken en verantwoordelijkheden van Raad, College en ambtelijke organisatie eenduidig te regelen

  • a.

    De gemeenteraad heeft een kaderstellende en controlerende functie. Ten aanzien van het treasurybeleid gaat het om vaststelling van de financiële verordening ex art. 212 gemeentewet en het vaststellen van de uitgangspunten van het treasurybeleid, zoals vastgelegd in het Treasurystatuut. Daarbij dient het bestuur zich voldoende bewust te zijn van de (kritische) vragen die zij ten aanzien van treasury kan of moet stellen om het toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid goed te kunnen uitvoeren;

  • b.

    Het college is verantwoordelijk voor de dagelijkse treasurypraktijk. Daarbij heeft zij een initiërende rol en zorgt zij voor de beleidsmatige inkadering van de treasuryfunctie binnen de vigerende kaders van landelijke- en gemeentelijke wetgeving. Onderdeel daarvan is het vaststellen van nadere uitvoeringsregels zoals uitvoeringsregels voor het geldstromenbeheer, leningsvoorwaarden e.d. Ook bepaalt het College welke risico’s met betrekking tot treasury acceptabel zijn en welke afgedekt dienen te worden. Dit in relatie tot de door de wet en gemeenteraad geschetste risicokaders;

  • c.

    Op ambtelijk niveau wordt zorggedragen voor de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de door het bestuur (raad en college) vastgestelde beleidsmatige kaders.

De organisatie van de treasuryfunctie leggen we uitvoerig vast. Betrokken functionarissen worden geacht zich bewust te zijn van de risico’s die gepaard gaan met het beheer van de financiële geldstromen van onze gemeente. Zij dienen bij hun handelen in dit verband het met het Treasurystatuut vastgestelde adagium “risicomijdend” in acht te nemen.

De treasurer dient minimaal een financieel/administratieve hbo-opleiding te hebben afgerond, en vakgerichte training(en)/cursus(sen) te hebben gevolgd.

Door uitvoering en administratieve vastlegging van treasury-activiteiten te scheiden waarborgen we dat we treasury rechtmatig, juist, tijdig en volledig uitvoeren. Bevoegdheden worden, via de hiërarchische lijn, vergaand gemandateerd opdat een vlotte uitvoering van de treasury-activiteiten en de administratieve vastlegging daarvan mogelijk is. (Zie Bijlage 1 en 2 verantwoordelijkheden en bevoegdheden.)

 

Paragraaf 5.2 Kasbeheer

Met het vaststellen van de begroting, inclusief de financieringsparagraaf draagt de gemeenteraad het College van B&W op het treasurybeleid, op basis van het Treasurystatuut en Uitvoeringsbesluit, zo efficiënt mogelijk uit te (doen) voeren. In dat kader oefent ons college de bevoegdheid uit tot, onder anderen:

  • a.

    transacties teneinde continue te voorzien in de financieringsbehoefte van (investeringen van) de gemeente;

  • b.

    het financieren van de vermogensbehoefte die voortvloeit uit toegezegde en/of lopende leningen aan derden;

  • c.

    het uitzetten van (tijdelijk) overtollige financieringsmiddelen;

  • d.

    het verstrekken van gemeentegaranties in het kader van de publieke taak;

  • e.

    het innemen van de achtervangpositie op door het Waarborgfonds Sociale Woningbouw gegarandeerde geldleningen aan woningcorporaties.

 

Artikel 5.2.1 Functiescheiding

Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste uitgangspunten:

  • a.

    de uitvoering, de registratie in de financiële administratie en de interne controle binnen de afdeling Bedrijfsvoering geschieden door afzonderlijke functionarissen;

  • b.

    iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen getekend;

  • c.

    de uitvoering en de controle geschieden door afzonderlijke functionarissen;

  • d.

    de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • e.

    Een kopie van de door de geldgever respectievelijk geldneemster over te leggen schriftelijke bevestiging van een transactie, stuurt de treasurer of de medewerker financieel beheer direct aan de financiële administratie;

  • f.

    Aangetrokken financieringstransacties, met uitzondering van transacties met een looptijd =< 3 maanden, worden zichtbaar gecontroleerd door de functionaris van het domein Bedrijfsvoering die belast is met de interne controle.

  • g.

    Periodiek controleert de medewerker belast met de uitvoering van de interne controle de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de afgesloten treasurytransacties, conform het AO/IC plan treasury.

 

Artikel 5.2.2 Geldstromenbeheer

Geldstromenbeheer omvat al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de gemeente als tussen de gemeente en derden (betalingsverkeer). Een actief beheer van geldstromen en posities op bankrekeningen kan besparingen opleveren.

Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    het liquiditeitsgebruik wordt beperkt door de geldstromen op concernniveau op elkaar en op de liquiditeitsplanning af te stemmen.;

  • b.

    er wordt op toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen van de gemeente tijdig worden nagekomen;

  • c.

    het betalingsverkeer wordt zoveel als mogelijk elektronisch uitgevoerd bij één bank;

  • d.

    het college stelt nadere regels vast voor het geldstromenbeheer;

  • e.

    de gemeente streeft naar concentratie van liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities.

 

Artikel 5.2.3 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Omdat de rentecondities op de rekening courant onvoldoende aantrekkelijk zijn is het van belang om geen hoge saldi op deze bankrekeningen aan te houden. Het zo optimaal sturen op dagelijkse kasoverschotten en -tekorten, met als uitgangspunt het minimaliseren van de rentekosten en het maximaliseren van de rentebaten is dé doelstelling van saldobeheer

 

Beperken externe verwerkingskosten

Om de externe verwerkingskosten van geldstromen te beperken laat de gemeente haar betalingsverkeer zoveel als mogelijk door één bank uitvoeren. Dit heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken wordt beperkt.

 

Creditcard

Het aanschaffen van een creditcard voor uitgaande betalingen is uitsluitend bestemd voor het college van B&W en de gemeentesecretaris. Een creditcard kan door de burgemeester en de gemeentesecretaris uitsluitend gebruikt worden voor betalingen en declaraties van onkosten die ten laste van de gemeente komen. 7 De regeling voor het gebruik van de creditcard is opgenomen in bijlage 3 van dit uitvoeringsbesluit.

 

Artikel 5.2.4 Kasbeheer

Voorwaarden inzake gebruik van bankrekeningen.

  • a.

    de gemeente opent of houdt geen bankrekening aan voor een juridische entiteit die geen deel uitmaakt van de gemeente;

  • b.

    de teamleider finance & control is bevoegd alle bankrekeningen te openen, te wijzigen en te sluiten op voorstel van treasurer;

  • c.

    bij opening van een rekening wordt:

    • -

      bepaald of de rekening fungeert als een betaalrekening zonder kredietfaciliteit of als een ontvangstrekening;

    • -

      de bovengrens van de betaalrekening vastgesteld

 

Artikel 5.2.5 Relatiebeheer

Het college beoogt met relatiebeheer het realiseren van gunstige, maatschappelijk verantwoorde, condities voor af te nemen financiële diensten. Ook worden enkele eisen gesteld aan de financiële ondernemingen, onder meer op het gebied van kredietwaardigheid en duurzaam bankieren. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    er worden enkel financiële diensten afgenomen bij bankrelaties, die aantoonbaar maatschappelijk verantwoord en duurzaam bankieren;

  • b.

    bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de vijf jaar beoordeeld;

  • c.

    bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 5.1.2;

  • d.

    financiële ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, verzekeraars, etc. zoals opgenomen in artikel 1.1.1 van de Wft 8 onder financiële onderneming) dienen in landen met minimaal een AA 9 (flat) rating van minimaal 2 agentschappen gevestigd te zijn en onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • e.

    tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen, tenzij de AFM hun activiteiten als niet-vergunning plichtig aanwijst. Tussenpersonen zullen in deze situatie enkel als bemiddelaar optreden en afgesloten transacties zullen niet via hun boeken lopen.

 

Paragraaf 5.3 Informatievoorziening.

Om de treasuryactiviteiten controleerbaar en beheersbaar te maken is een goed functionerende informatievoorziening noodzakelijk. Het Besluit Begroting en Verantwoording schrijft o.a. voor dat in de begroting en in de jaarrekening een Financieringsparagraaf is opgenomen. De Financieringsparagraaf bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte. Bij de Bestuursrapportage rapporteren we omtrent relevante afwijkingen ten opzichte van de in de begroting opgenomen Financieringsparagraaf.

 

Artikel 5.3.1 Uitgangspunten

Bij de informatievoorziening nemen we de volgende uitgangspunten in acht:

  • a.

    de treasurer ontvangt periodiek voldoende en tijdige informatie met betrekking tot de treasuryactivieiten (onder andere de meerjarige liquiditeitenplanning, rentevisie) (strategisch- beleidsmatig) en (kasgeldlimiet) (tactisch operationeel);

  • b.

    de treasurer meldt alle (voorgenomen) financieringstransacties met een looptijd vanaf 1 jaar aan de teamleider finance & control, de concernmanager bedrijfsvoering en de wethouder Financiën;

  • c.

    het college informeert de raad over de uitvoering en verantwoording via de financieringsparagraaf, tenminste bij elke begroting en jaarrekening en zoveel vaker als nodig is uit hoofde van de actieve informatieplicht van het college aan de gemeenteraad;

  • d.

    het informatiesysteem dient zo opgezet te worden dat de te lopen risico’s kunnen worden beheerst en dat in de interne en externe informatiebehoefte blijvend kan worden voorzien;

  • e.

    de treasurer dient haar financiële activiteiten en financiële positie op zodanige systematische en betrouwbare wijze te meten en te evalueren, dat te allen tijde over actuele informatie kan worden beschikt met betrekking tot de ontwikkelingen en de omvang van het vermogen, de financieringspositie en het daarbij behorende risicoprofiel. De daarover periodiek beschikbare informatie (performancemeting Treasury) dient juist, betrouwbaar en tijdig te zijn;

  • f.

    de treasurer beschikt over effectieve interne en externe communicatiekanalen voor de beheersing van en advisering over relevante treasury bedrijfsprocessen.

 

Artikel 5.3.2 Tabel informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door en aan de betreffende functionarissen:

 

Informatie

Frequentie

Verstrekker

Ontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning met een bedrag hoger dan €250.000

Onbeperkt

Budgethouders/ projectleiders betreffende domeinen.

Treasurer

2. Liquiditeitenplanning

Per kwartaal

Treasurer

CMT

3. Treasurystatuut

Minimaal 1x per 4 jaar

Treasurer

CMT

College van B&W

Gemeenteraad

4. Begroting en Verantwoording treasuryactivieiten in paragraaf financiering van de P&C documenten

Per P&C document

Treasurer

CMT

Gemeenteraad

5. Informatie (evt. aan derden – toezichthouder en CBS)

Per kwartaal

Treasurer

Derden

6. Voortgangrapportage treasury incl. Schatkistbankieren, Renterisiconorm, kasgeldlimiet, rentevisie

Per kwartaal

Treasurer

CMT

7. Lenings-/ uitzettings- / garantiebesluiten

Onbeperkt

Treasurer

College van B&W

 

Paragraaf 5.4 Administratieve Organisatie en interne controle

 

Artikel 5.4.1 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Treasury dient z’n weerslag te vinden in een volledige en correcte administratie, vastgelegd in de dynamische administratieve organisatie. De administratie bevat daarnaast ook maatregelen voor interne controle teneinde daarmee te bewerkstelligen en te bevestigen dat de uitvoering van de treasuryfunctie conform de gestelde regels geschiedt. Een en ander betekent dat de administratieve organisatie en de interne controle moeten waarborgen dat:

  • a.

    de uitvoering van de treasuryfunctie rechtmatig en doelmatig verloopt;

  • b.

    de treasury-activiteiten adequaat worden uitgevoerd en bijgestuurd;

  • c.

    de risico’s worden beheerst;

  • d.

    de juistheid en tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd is.

 

Controles

Een controle op de naleving van procedures dient gewaarborgd te blijven. Dit betekent dat er procedures worden opgesteld ten aanzien van:

  • a.

    het opstellen van de financieringsparagraaf en de periodieke rapportages;

  • b.

    het aantrekken en verstrekken van geldleningen;

  • c.

    het verlenen van garanties en waarborgen;

  • d.

    het schatkistbankieren en betalingsverkeer, incl. het reguleren van saldi;

  • e.

    relatiebeheer;

  • f.

    het uitvoeren van interne controles op de algehele treasury-activiteiten;

Deze procedures zijn dynamisch van aard, en de controle daarop ook.

 

Bij het inrichten van de administratieve organisatie c.q. het opstellen van de procedures, nemen we de volgende uitgangspunten in acht:

  • a.

    verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden leggen we vast; in voorkomend geval middels mandaat-besluiten via de hiërarchische lijn. Betreffende verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden zijn weergegeven in bijlagen 1 en 2 bij dit uitvoeringsbesluit;

  • b.

    het beheer van de chartale geldkassen van onze gemeente geschiedt onder verantwoordelijkheid van de verschillende domeinen;

  • c.

    jaarlijks bepaalt de treasurer de renteomslagpercentages conform de voorschriften uit de BBV-richtlijnen en wordt dit door het college van B&W bekrachtigd. Over de balanswaarde per 1 januari van enig boekjaar wordt het omslagpercentage berekent over de materiële en financiële vaste activa als ook over de activa in uitvoering. Tevens wordt over de balanswaarde per 1 januari van enig boekjaar de rente grondexploitaties over de bouwgronden in exploitatie berekent.

 

Functiescheiding

Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

  • a.

    iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd;

  • b.

    de uitvoering en de controle geschied door afzonderlijke functionarissen;

  • c.

    de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschied door afzonderlijke functionarissen.

 

Overige uitgangspunten

  • a.

    tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • b.

    een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten;

 

6 Gemeentefinanciering  

 

Paragraaf 6.1: Interne financieringsmiddelen

  • a.

    financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • b.

    alle gemeentelijke reserves en voorzieningen gebruiken we als intern financieringsmiddel;

  • c.

    aantrekken van leningen vindt uitsluitend plaats ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • d.

    benodigde financieringsmiddelen worden aangetrokken binnen de geldende Kasgeldlimiet en de Renterisiconorm;

  • e.

    er worden geen financieringen aangegaan met als doel het aangetrokken geld tegen een hoger rendement weg te zetten.

 

Paragraaf 6.2: Aantrekken van financieringsmiddelen

Financiering omvat de inspanningen van treasury die zijn gericht op het beheren van de liquiditeitspositie en het zo efficiënt mogelijk voorzien in de benodigde liquiditeiten voor dagelijkse activiteiten en de realisatie van investeringen. Met inachtneming van de liquiditeitsprognose en rentevisie, onderbouwen we de voorgenomen financieringsinspanningen. Deze financieringsinspanningen zijn onderhevig aan de volgende richtlijnen en bepalingen:

  • a.

    de risicobeheersingsmaatregelen nemen we in acht;

  • b.

    het onderhouden van contacten met banken, financiële instellingen en tussenpersonen geven we zodanig vorm dat een voortdurende toegang tot de financiële markten gewaarborgd blijft;

  • c.

    het college streeft naar het optimaliseren van de gemiddelde debiteuren- en crediteurentermijn;

  • d.

    we verzekeren ons van een zodanige liquiditeitspositie dat verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • e.

    bij het beheer van geldstromen streven we naar minimalisatie van de interne verwerkingskosten en van de externe kosten voor het betalingsverkeer bij banken;

  • f.

    in normale omstandigheden op de geld- en kapitaalmarkt zijn kortlopende financieringsmiddelen over het algemeen goedkoper dan langlopende financieringsmiddelen. Uit dien hoofde is onze financieringsstrategie erop gericht zoveel mogelijk te financieren met kortlopende middelen;

  • g.

    geldleningen worden slechts aangegaan indien de hoofdsom niet onderhevig is aan enige vorm van indexatie;

  • h.

    bij het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen (rentetypische looptijd max. tot één jaar) vragen we tenminste 2 offertes voor overigens gelijkluidende producten met een looptijd vanaf drie maanden. De aanbieding met het laagste effectieve rentepercentage gunnen we. Bij een looptijd van korter dan drie maanden, oordeelt de treasurer op grond van de actuele geldmarktsituatie. Bij het aantrekken van financieringsmiddelen met een looptijd vanaf één jaar, vragen we tenminste 3 offertes voor overigens gelijkluidende producten. De aanbieding met het laagste effectieve rentepercentage gunnen we;

  • i.

    de gemeente vraagt bij minimaal twee instellingen offertes op alvorens een financiering wordt aan- getrokken. Wanneer het niet mogelijk is, dat meerdere offertes aangeboden worden, wordt de reden hiervan schriftelijk vastgelegd;

  • j.

    toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen langer dan 1 jaar zijn: onderhandse leningen;

  • k.

    toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • l.

    de (telefonische) offertes worden intern schriftelijk vastgelegd;

  • m.

    vragen van offertes c.q. gunning geschiedt bij/ aan organisaties ten aanzien waarvan geen omstandigheden bekend zijn die de reputatie van die organisaties kunnen schaden c.q. schade, waaronder imagoschade, voor onze gemeente kunnen berokkenen.

 

Artikel 6.2.1 Aantrekken kortlopende middelen op de kapitaalmarkt

  • 1.

    de treasurer is bevoegd kortlopende middelen aan te trekken. De uitvoering ligt bij de medewerker financieel beheer;

  • 2.

    de toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn: callgeld/daggeld, deposito’s/kasgeld en het benutten van de kredietlimiet op de rekening courant.

 

Artikel 6.2.2 Aantrekken langlopende middelen op de kapitaalmarkt

  • 1.

    de treasurer is uitvoering- en beslissingsbevoegd is bevoegd langlopende middelen aan te trekken;

  • 2.

    de toegestane instrumenten bij het aantrekken van langlopende middelen zijn: onderhandse geldleningen;

  • 3.

    voor het aantrekken van langlopende middelen worden minimaal drie offertes gevraagd, welke schriftelijk worden vastgelegd. In principe zal voor de economisch/financieel meest gunstige aanbieding worden gekozen; indien daarvan wordt afgeweken zal dit moeten worden gemotiveerd.

 

Artikel 6.2.3 Vervroegde aflossing

  • 1.

    vervroegde aflossing is alleen toegestaan indien het college op advies van de treasurer vooraf vaststelt dat er financieel voordeel mee te behalen is;

  • 2.

    de financiële meerjarige gevolgen worden in de eerstvolgende rapportage van de treasurer aan de portefeuillehouder of het college voorgelegd ter goedkeuring;

  • 3.

    de treasurer neemt de financiële gevolgen van de vervroegde aflossing mee in de eerstvolgende tussentijdse rapportage.

 

Artikel 6.2.4 Risicobeheersing

In elke fase van de procedure voor gemeentefinanciering zijn maatregelen getroffen met het doel risico’s in de uitvoering van dit proces te minimaliseren.

 

Beperken interne beheerskosten

Voor een efficiënt betalingsverkeer stemt de treasurer geldstromen op elkaar af door de betalingsdata of uitgaande geldstromen af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente renteverlies zal leiden door het tijdelijk aantrekken van middelen of het onttrekken van middelen aan de uitzettingenportefeuille om betalingen te kunnen financieren.

 

Paragraaf 6.3: Verstrekken en garanderen van garantstellingen en gemeentelijke geldleningen

Door het verstrekken van garanties beoogt de gemeente maatschappelijk gewenste effecten teweeg te brengen of juist maatschappelijk ongewenste effecten, zoals het verdwijnen van bepaalde voorzieningen, te voorkomen.

In dit Uitvoeringsbesluit treasury worden met de term ‘garantstelling’ zowel de garantstelling als de borgstelling aangeduid. Hoewel beide begrippen een zekerheid voor een geldverstrekker inhouden, betekenen ze niet precies hetzelfde. Bij een garantie moet de partij die garant staat direct betalen wanneer de geldverstrekker daarom vraagt. Bij een borgstelling hoeft dit pas wanneer de geldverstrekker eerst de hoofdschuldenaar heeft aangesproken. De garantstellingen die de gemeente zal aangaan zullen dan ook formeel gezien borgstellingen zijn.

Binnen de garanties is er een onderscheid te maken tussen financieringsgaranties en exploitatiegaranties. De financieringsgarantie is hierbij verreweg de meest voorkomende vorm. Met een financieringsgarantie stelt de gemeente de garantienemer in staat om een (goedkopere) geldlening te verkrijgen door diens betalingsverplichtingen uit hoofde van deze lening richting de geldverstrekker te garanderen. Dit verkleint het risico op de lening voor de geldverstrekker aanzienlijk en daardoor is de geldverstrekker bereid om de lening te verstrekken of dit tegen gunstiger condities te doen. Bij een exploitatiegarantie verplicht de gemeente zich om een eventueel exploitatietekort van de garantienemer, doorgaans een gesubsidieerde instelling, aan te zuiveren.

 

Artikel 6.3.1 Toetsingscriteria

Voor het verstrekken en garanderen van garantstellingen en gemeentelijke geldleningen uit hoofde van de publieke taak worden de volgende toetsingscriteria meegegeven:

  • De gemeente hanteert een zeer prudent en terughoudend beleid om garanties en gemeentelijke geldleningen uit hoofde van de publieke taak te verstrekken.

  • De gemeente verstrekt uitsluitend garanties en gemeentelijke geldleningen uit hoofde van de publieke taak wanneer zij zich de behartiging van een maatschappelijk belang aantrekt op grond van de overtuiging dat dit belang anders niet goed tot zijn recht komt.

  • De raad oordeelt en beslist omtrent de publieke taak aan de hand van een gemotiveerd voorstel van het College van B&W.

    • °

      Pas als de raad van mening is dat het doel van de garantie/ geldlening voldoende past in het geformuleerde gemeentelijke beleid kan deze worden verstrekt. De mate waarin het doel van de garantie/ geldlening past in het gemeentelijk beleid is mede af te lezen uit de wijze waarop de gemeente tot dan is omgegaan met de desbetreffende activiteiten, voorzieningen of organisaties;

  • Verstrekken van gemeentelijke geldleningen geschiedt uitsluitend onder zekerheidsstelling en het verbinden van noodzakelijk geachte voorwaarden en bepalingen.

  • Alvorens het college besluit tot het verstrekken van een garantie of geldlening aan een stichting, vereniging of organisatie worden vooraf de mogelijke financiële risico’s beoordeeld, worden staatssteun aspecten onderzocht en wordt rekening gehouden met de mogelijke imagoschade.

  • Bij het afgeven van garanties wordt gebruikt gemaakt van waarborgfondsen, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, het Waarborgfonds Sport en het Waarborgfonds Zorg. Indien de garantie niet door een Waarborgfonds kan worden afgegeven, worden door de gemeente zoveel mogelijk zekerheden gevestigd.

  • Het college stelt binnen de kaders van dit artikel nadere regels vast voor de verstrekking van garanties en geldleningen.

  • De meerjarenbegroting, inclusief investering en kapitaallasten van de belanghebbende organisatie, is sluitend.

  • De gemeente verstrekt alleen een garantie of geldlening indien:

    • a.

      het verstrekken van de garantie of geldlening ten goede komt aan de inwoners van de gemeente en;

    • b.

      de gemeente een beleidsvormende of stimulerende taak voor haar ziet weggelegd en voldoende past in het geformuleerde gemeentelijke beleid en;

    • c.

      het verstrekken van de garantie of geldlening essentieel is voor het voortbestaan van de belanghebbende organisatie en;

    • d.

      de garantie of geldlening niet louter dient om een lager rentepercentage te verkrijgen.

  • Jaarlijks verstrekt de belanghebbende stichting, vereniging of organisatie een saldobevestiging van de gewaarborgde geldlening aan de gemeente.

  • Er worden geen nieuwe hypothecaire leningen verstrekt aan ambtenaren.

 

Terughoudend beleid

Het verlenen van een geldlening betekent dat de gemeente zelf ook dit geld zal moeten aantrekken (doorverstrekking). Dit heeft direct effect op de gemeentelijke schuldpositie. Een gemeentelijke lening verstrekken ligt in die context minder voor de hand. Beleidslijn is daarom dat er terughouden beleid is voor het verstrekken van geldleningen.

 

Publieke taak

Het uitzetten van middelen in het kader de “publieke taak” wil zeggen dat op grond van de Wet fido gemeenten leningen of garanties alleen uit hoofde van “de publieke taak” mogen aanhouden. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven:

Het oordeel omtrent “publieke taak” is voorbehouden aan de raad. Acht de raad sprake van “publieke taak”, beslist ons College van B&W omtrent het al dan niet verstrekken c.q. garanderen van een garantstelling (privaatrechtelijke rechtshandeling).

 

Staatsteun en Wet Markt en Overheid

Op kosten van de aanvrager kan een juridische toets op staatsteun uitgevoerd worden door de gemeente. De hoogte van de kosten wordt gesteld op een marktconform percentage waarvoor de gemeente in enig jaar risico loopt. Uitgangspunt voor de juridische toets is daarbij dat geen andere overheden (bv. Rijk) of instellingen (bv. Waarborgfonds) onder gelijke voorwaarden de lening wenst te verstrekken c.q. te garanderen en de te financieren activiteit niet kan plaatsvinden zonder de te verstrekken c.q. te garanderen geldlening.

 

Beëindiging van de garantie/lening

Normaliter eindigt de garantie- of leningsovereenkomst van rechtswege wanneer de volledige hoofdsom en rentevergoeding zijn terugbetaald aan de geldverstrekker. Echter, bij surseance van betaling, faillissement, ontbinding van de aanvrager óf het niet naleven van de uit de lening- of garantieovereenkomst voortkomende voorwaarden, zal het college van B&W, zonder uitdrukkelijke ingebrekestelling, bevoegd zijn al hetgeen op te eisen dat de gemeente heeft betaald. In het geval het een garantie betreft zal eerst de openstaande verplichting van de aanvrager jegens de geldverstrekker worden voldaan, alvorens de gemeente een beroep doet op haar vordering.

 

Privaatrechtelijk

Gemeenten zijn, zeker in de huidige economische omstandigheden, zeer kredietwaardig. Voor financiële ondernemingen zijn zij dan ook een gewilde partij voor een garantstelling of om financiering van te betrekken. In de gedualiseerde verhoudingen zijn de bevoegdheden van de raad en het college gewijzigd. Op grond van de Gemeentewet heeft het college de bevoegdheid om privaatrechtelijke rechtshandelingen aan te gaan, waaronder verstrekking van leningen, waarborgen en garanties. Deze bevoegdheid van het college wil echter niet zeggen dat het college hierin geheel wordt vrijgelaten. Het wordt wenselijk geacht dat de raad de belangrijkste kaders meegeeft aan het college en dat zij de raad hierover ook periodiek informeert.

 

Algemene wet bestuursrecht

Volgens artikel 4:21 van de Awb worden zowel het verstrekken van geldleningen als het verlenen van garanties aangemerkt als subsidieverlening. Een subsidieverhouding wordt vastgelegd in een beschikking, waarin essentiële elementen als aanduiding van de activiteiten en – voor zover niet neergelegd in een wettelijk voorschrift – de verplichtingen, het subsidiebedrag en de berekeningswijze daarvan zijn vastgelegd. NB: volgens artikel 4:23, 1e lid Awb moet subsidieverlening op een wettelijke grondslag berusten. De mogelijkheden voor lening verstrekking of garantieverlening zullen geregeld moeten worden in de vorm van een verordening. Dat kan een specifieke verordening zijn of als onderdeel van de subsidieverordening.

 

Artikel 6.3.2 Randvoorwaarden

Naast de hierboven uiteengezette toetsingscriteria is er een aantal randvoorwaarden waaraan elke aanvraag voor garantstelling en geldlening moet voldoen:

  • Bij een aanvraag voor een garantie of gemeentelijke geldlening worden door de aanvrager tenminste overlegd: de reden van aanvraag, een uittreksel van de Kamer van Koophandel, het statuut van de organisatie;

  • Organisaties aan wie een garantie afgegeven wordt moeten beleidsformulieren over het inzetten van verklaringen omtrent het gedrag (VOG) overleggen. De intentie is om alleen garanties af te geven aan organisatie met bestuurders, medewerkers en vrijwilligers van onberispelijk gedrag;

  • Nieuwe aanvraag bij grote wijzigingen of herfinanciering. Als grote wijzigingen optreden in de aanvraag, zoals de hoogte van het bedrag of rentepercentage, of in het geval van herfinanciering, dient opnieuw een aanvraag voor een garantie of gemeentelijke geldlening ingediend te worden. Het gehele toetsingsproces wordt opnieuw doorlopen, met de mogelijkheid dat de aanvrager alsnog wordt doorverwezen naar een waarborgfonds of de kapitaalmarkt;

  • Zowel in geval van verstrekken van een geldlening als in geval van garanderen van een geldlening dient de gemeente zekerheidstelling te verkrijgen; de voorkeur gaat daarbij uit naar zekerheidstelling in de vorm van 1e recht van hypotheek.

 

Onderstaande randvoorwaarden zijn specifiek van toepassing waaraan elke aanvraag voor een garantstelling moet voldoen

  • Indien bij een garantstelling een beroep kan worden gedaan op een (nationaal) waarborgfonds, moet de aanvraag bij het desbetreffende fonds worden ingediend. Bij een positieve toets is de gemeente bereid maximaal 50% te participeren;

  • Geen langlopende garanties, tenzij. Langlopende garanties worden in principe niet toegekend, met name bij instellingen waar de gemeente slechts beperkte invloed heeft. Een looptijd van maximaal vijftien jaar wordt gehanteerd voor publiek maatschappelijke of grote gesubsidieerde instellingen. Alleen in bijzondere gevallen en na instemming van de raad kan hiervan worden afgeweken;

  • Garantstelling maximaal ‘pro rata’ bij bestuurlijk en/ of financieel belang. Indien een garantstelling wordt verstrekt aan een organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en/of financieel belang heeft, geldt altijd dat de gemeente (maximaal) ‘pro rata’ bijdraagt aan de totale garantstelling. De gemeente zal bijvoorbeeld maximaal voor 30% garant staan voor een lening aan een rechtspersoon waarin de gemeente zelf voor 30% deelnemer is;

  • Geldlening binnen een jaar na goedkeuring garantie. De garantienemer moet binnen een jaar na goedkeuring (B&W besluit) van de garantie de geldlening hebben aangetrokken. Bij overschrijding van deze termijn moet een nieuw verzoek worden ingediend;

  • De geldlening waarop de garantstelling van toepassing is, is lineair of annuïtair;

  • Geen herziening rentepercentage lening tijdens looptijd garantstelling. Om risico’s te voorkomen door een stijgende rente mag de geldlening gedurende de looptijd van de garantstelling niet aan renteherziening onderhevig zijn;

  • Een aanvraag voor een garantstelling neemt Treasury, na ontvangst van betreffende bescheiden van de vak-afdeling, op in de onderhavige administratie. Monitoring van de financiële situatie van betrokken geldneemster, gedurende de looptijd van de garantstelling, geschiedt jaarlijks door de vak-afdeling; met inachtneming van verkregen advies van treasury;

  • Bij toekenning van een garantstelling wordt geëist dat er geen bedingen opgenomen worden in de overeenkomst die de aansprakelijkheid van de gemeente verhogen of uitbreiden boven of naast aan de overeenkomst verbonden betaling van rente en aflossing.

 

Onderstaande randvoorwaarden zijn specifiek van toepassing waaraan elke aanvraag voor een geldlening moet voldoen.

  • De geldlening, is fixe, lineair of annuïtair;

  • De geldneemster is over het onafgeloste nominale bedrag van de gemeentelijke geldlening een marktconforme BNG 10 -rente verschuldigd opgehoogd met 0,5% opslagkosten.

  • Om risico’s te voorkomen door een stijgende rente mag de geldlening gedurende de looptijd niet aan renteherziening onderhevig zijn;

  • De looptijd van de lening wordt eventueel afgestemd op de economische levensduur van het object;

  • Bij voorkeur wordt er een maximale looptijd en aflossingswijze afgesproken om te voorkomen dat geldleningen een min of meer eeuwigdurend karakter kunnen krijgen;

  • In geval van verstrekken van een geldlening geschiedt, na goedkeuring door ons college, de administratieve afhandeling door Treasury. Treasury beheert vervolgens de geldlening;

  • Door middel van een wensen en bedenkingen procedure wordt de raad geïnformeerd over het leningsvoorstel. Indien de raad geen wensen of bedenkingen indient, word de lening akkoord bevonden als publieke taak;

  • Een gemeentelijke geldlening neemt Treasury, na ontvangst van betreffende bescheiden van de vak-afdeling, op in de onderhavige administratie. Monitoring van de financiële situatie van betrokken geldneemster, gedurende de looptijd van de geldlening, geschiedt jaarlijks door de vak-afdeling; met inachtneming van verkregen advies van treasury;

  • Verplicht gestelde verzekeringen moeten door de geldneemster worden afgesloten.

 

Artikel 6.3.3 Risicobeheersing

 

Beoordeling aanvraag

Bij beoordeling van een aanvraag vindt de eerste toetsing plaats aan de hand van de toetsingscriteria en randvoorwaarden zoals opgenomen in artikel 6.3.1 en 6.3.2. van dit uitvoeringsbesluit. Daarnaast wordt bij de beoordeling van de aanvraag ingegaan op de risico’s van het in te zetten instrument en de wijze waarop deze risico’s worden afgedekt.

 

Functiescheiding

In het proces van toetsing en beoordeling vindt functiescheiding plaats in de verschillende taken en verantwoordelijkheden voor garantstelling en registratie. (zie ook bijlage 1 Verantwoordelijkheden en bijlage 2 Bevoegdheden).

 

Artikel 6.3.4 Beheer en monitoring

Na het besluit tot het verlenen van een garantie of geldlening is zowel op bestuurlijk als financieel vlak monitoring van belang. Hiervoor wordt de onderstaande werkwijze gehanteerd.

 

Jaarlijkse informatieverstrekking door geldneemster

In het besluit of de overeenkomst ten behoeve van de garantstelling of geldlening is opgenomen dat de geldneemster jaarlijks – binnen maximaal zes maanden na het verstrijken van het boekjaar of zoals in het contract overeengekomen – de jaarstukken over het verstreken boekjaar bij het college indient. Dit bestaat uit de balans en de winst- en verliesrekening met toelichting en een accountantsverklaring of een verklaring van de kascommissie. Voor individuele gevallen is maatwerk mogelijk en kan de geldverstrekker nadere eisen stellen. Daarnaast kan de geldverstrekker de meest actuele gespecificeerde exploitatiebegroting bij de geldneemster opvragen.

Ook treft de geldneemster actief risicobeheersmaatregelen en informeert de gemeente hierover. Wanneer dit op basis van de verstrekte informatie nodig blijkt vindt met het bestuur of de directie waaraan de garantie verstrekt is minimaal één keer per jaar overleg plaats waarin bovenstaande punten en de informatievoorziening door de geldverstrekker aan de orde komen.

 

Jaarlijkse informatievoorziening door geldverstrekker

De geldverstrekker informeert het college jaarlijks - binnen zes maanden na het verstrijken van het boekjaar - of en in hoeverre de geldneemster haar verplichtingen uit hoofde van de geldleningovereenkomst waarvoor de gemeente garant staat, is nagekomen.

 

Jaarlijkse risicoanalyse door geldverstrekker

De door de geldneemster en geldverstrekker aangeleverde informatie wordt jaarlijks door de geldverstrekker beoordeeld.

 

Overige informatieverstrekking

De geldneemster en de geldverstrekker hebben daarnaast gedurende het gehele jaar de informatieplicht om aan het college die gegevens te verstrekken die van belang zijn voorde risicoontwikkeling die met de garantstelling samenhangt. In het geval van betalingsproblemen onderneemt de garantienemer actie om de betalingsproblemen zo snel mogelijk weg te nemen of te beperken. In ieder geval zullen zij het college zo spoedig mogelijk berichten over:

  • het niet nakomen door de geldneemster van de aan de geldlening verbonden betalingsverplichtingen waarvoor de gemeente garant staat. Hierbij is het uitgangspunt dat in het geval van betalingsproblemen de garantienemer actie onderneemt om de betalingsproblemen zo snel mogelijk weg te nemen of te beperken;

  • wezenlijke wijzigingen van de gegevens en bescheiden die bij de aanvraag om garantie zijn overgelegd;

  • rapportages waaruit blijkt dat de resultaten van de begroting significant nadeliger uitkomen;

  • een statutenwijziging van de geldneemster;

  • een fusie van de geldneemster;

  • ontbinding van de geldneemster.

 

Interventiemogelijkheden

De gemeente kan interveniëren wanneer hier aanleiding voor is op basis van de verstrekte informatievoorziening. Het gaat hierbij om de volgende acties om risico’s te beperken of wegnemen:

  • de gemeente kan de frequentie en inhoud van informatievoorziening aanscherpen;

  • het college kan een door hen aangewezen functionaris laten deelnemen aan de bestuursvergaderingen van de geldneemster, die daarvoor de volledige agenda van deze vergaderingen en de notulen van de gehouden vergaderingen ontvangt. Deze functionaris heeft inzage in de te behandelen stukken en de mogelijkheid om de risico-ontwikkeling voor de gemeente bij voorgenomen besluiten nader toe te lichten en hierover zo nodig terstond het college te informeren;

  • het college kan één of meer door hen aangewezen functionarissen zitting laten nemen in het bestuur.

 

Intrekken van een garantie of verstrekte gemeentelijke geldlening

De gemeente kan een garantie/ geldlening intrekken wanneer een of meerdere van de volgende zaken van toepassing zijn:

  • de leningsovereenkomst waarop de garantie/ gemeentelijke geldlening betrekking heeft komt niet binnen een jaar na het garantiebesluit tot stand. Hierbij wordt de hoofdsom dus niet volgens het overeengekomen storting- en aflossingsschema aan de geldneemster ter beschikking gesteld;

  • het risico dat voor de gemeente uit de verstrekte garantie/ gemeentelijke geldlening voortvloeit wordt significant gewijzigd door toedoen of nalaten van de geldneemster. De geldneemster onderneemt activiteiten die grote financiële risico's met zich meebrengen of treft geen maatregelen om vermogensverlies te voorkomen. Denk hierbij aan wanbeheer en het nalaten van afsluiten van verzekeringen;

  • de garantienemer/ geldneemster voldoet niet aan de in de overeenkomst opgenomen verplichtingen;

  • de garantienemer/ geldneemster heeft onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt, waarbij de juiste gegevens zouden leiden tot een andere beschikking tot garantieverlening;

  • de (aanvraag tot) garantstelling/ gemeentelijke geldlening was anderszins onjuist of onvolledig en de garantienemer wist dit of kon dit weten.

 

Boetebepaling

Indien de geldneemster het aan rente en aflossing verschuldigde niet op tijd en overeenkomstig het bepaalde in de artikelen in de leningsovereenkomst heeft voldaan, zal zij aan de geldgeefster een boete betalen. Deze boete wordt berekend vanaf de afgesproken vervaldag van het achterstallige bedrag tot aan de dag van betaling en treedt in de plaats van de overeengekomen rente. Vanaf deze dag moet door de geldneemster een vergoeding worden voldaan, berekend naar de contractueel vastgelegde rente plus 3,5% boeterente per maand, waarbij een gedeelte van een maand voor een volle maand zal worden gerekend.

 

Paragraaf 6.4: Uitzetten van (tijdelijk) overtollige financieringsmiddelen

  • 1.

    (tijdelijk) Overtollige financieringsmiddelen houden we aan in ’s Rijks schatkist, zoals bepaald in de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden;

  • 2.

    uitzettingen vinden uitsluitend plaats ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak en zijn niet gericht op het genereren van inkomsten door het aangaan van meer dan normale risico’s;

 

Paragraaf 6.5: Rente-instrumenten

Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

 

7 Uitvoeringsbepalingen  

Het college legt bepalingen omtrent uitvoering van het Treasury statuut vast in dit Uitvoeringsbesluit treasury.

 

8 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule  

  • 1.

    in alle gevallen waarin dit uitvoeringsbesluit niet voorziet beslist het college;

  • 2.

    het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in dit statuut, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden;

  • 3.

    over de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel wordt jaarlijks in de Financieringsparagraaf in de jaarrekening gerapporteerd.

 

9 Slotbepaling  

  • 1.

    het "Uitvoeringsbesluit treasury gemeente Hardenberg 2023" treedt, na vaststelling door de raad van het “Treasurystatuut gemeente Hardenberg 2023”, in werking op de dag na vaststelling door het college van Burgemeesters en wethouder;

  • 2.

    Dit uitvoeringsbesluit werkt het Treasurystatuut 2023 uit en kan worden aangehaald als Uitvoeringsbesluit Treasury 2023.

 

Bijlage 1: Verantwoordelijkheden

 

Functie

Verantwoordelijkheden/ taken nieuw

De gemeenteraad

  • Het vaststellen van de kaders omtrent het treasurybeleid in het treasurystatuut en de financiële verordening

  • Het vaststellen van de financieringsparagraaf in de begroting en de jaarrekening;

  • Houdt toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid

  • Op voorstel van het college van B&W beslissen omtrent het al dan niet benoemen van het publieke belang

Het college van B&W

  • Het vaststellen van de nadere invulling van het treasurystatuut in het uitvoeringsbesluit.

  • Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid via de financieringsparagraaf bij de jaarrekening en de begroting.

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid)

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) een voorstel doen tot bijstellen van het treasurystatuut

De portefeuillehouder Financiën

  • De portefeuillehouder is namens het college verantwoordelijk voor de uitvoering van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

De concernmanager Bedrijfsvoering

  • Namens het CMT verantwoordelijk voor de portefeuille treasury en het toezien op de uitvoering van de treasuryactiviteiten.

  • Het zorgdragen voor de juiste uitvoering van de door hem gemandateerde treasuryactivieiten;

  • Het rapporteren aan het CMT en de portefeuillehouder Financiën over de uitvoering van het treasurybeleid;

Teamleider finance & control

  • Het aanwijzen en faciliteren van, en leidinggeven aan de medewerker(s) met de rol van treasurer.

  • Verantwoordelijk voor een rechtmatig verloop van de treasuryactiviteiten en processen.

  • Verantwoordelijk voor het juiste verloop van het betalingsverkeer.

  • Het autoriseren van de door de treasurer voorgestelde transacties.

  • Rapporteren aan de concernmanager over de uitvoering van de aan hem/haar team gemandateerde activiteiten.

Treasurer

  • Het voorbereiden van treasurybeleid en verantwoording over het gevoerde beleid.

  • Uitvoering van het treasurybeleid met in achtneming van de daarvoor geldende beleidsdocumenten en wet- en regelgeving.

  • Het opstellen en actualiseren van de liquiditeitsprognose en het zorgdragen voor voldoende financiële middelen.

  • Het relatiebeheer met financiële instellingen.

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de financiële administratie.

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen; en hierover rapporteren aan de teamleider finance & control

  • Het uitvoeren van activiteiten m.b.t. risicobeheer.

  • Het rapporteren over de uitvoering van het treasurybeleid.

  • Het opvragen en beoordelen van relevante informatie voor het opzetten van een liquiditeitenplanning

  • Adviseert gevraagd en ongevraagd de organisatie ten aanzien van treasury.

Budgethouders

  • Verantwoordelijk voor het tijdig en juist aanleveren van betrouwbare informatie over geldstromen aan de treasurer

Medewerker Financieel Beheer

  • Het uitvoeren van het saldo en liquiditeiten beheer voor kortlopende verplichtingen. (< 1 jaar)

  • Het uitvoeren regeling schatkistbankieren.

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • Rapporteren over de uitvoering van bovenstaande activiteiten aan de treasurer

Medewerker financiële administratie

  • Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

1e betalingsfiatteur

  • Het juist, tijdig en volledig verrichten en vastleggen van betalingen.

  • Rapporteren over de uitvoering van bovenstaande activiteiten aan de teamleider finance & control

2e betalingsfiatteur

  • Controleert op de juistheid, tijdigheid en volledigheid van betalingen en fiatteert deze.

  • Rapporteren over de uitvoering van bovenstaande activiteiten aan de teamleider finance & control

Kashouder

  • Het waarborgen dat de geldswaarden van betreffende kas deugdelijk worden bewaard.

  • Draagt zorg voor het juist, tijdig en volledig verrichten, vastleggen en verantwoorden van de (contante) ontvangsten en van de (contante) betalingen van betreffende kas.

Kascontroleur

  • Controleert op de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de betreffende kas en legt dit vast.

Uitvoerder verbijzonderde interne controle.

  • Het voeren van de derde lijn interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het teamleider finance & control en concerncontroller.

 

Veranderingen ten opzichte van huidig statuut

  • 1.

    De gemeenteraad stelt het statuut vast. Het college stelt het uitvoeringsbesluit vast.

 

Bijlage 2 Bevoegdheden

 

 

Beslissingsbevoegd (eerste handtekening)

Uitvoering door

Registratie door

Autorisatie (tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1. Vaststellen afspraken regeling schatkistbankieren

Treasurer

Treasurer

Treasurer

Teamleider finance & control

2. Saldoregulatie incl. overboeken saldi tussen eigen bankrekeningen en de uitvoering van de regeling schatkistbankieren

Medewerker Financieel Beheer

Medewerker Financieel Beheer

Medewerker Financieel Beheer

Treasurer

3. Het uitzetten van tijdelijk overtollige kortlopende financieringsmiddelen (< 1 jaar) (Uitzonderingen van de regeling schatkistbankieren)

Treasurer

Treasurer

Treasurer

Teamleider finance & control

4. Het aantrekken van kortlopende financieringsmiddelen (< 1 jaar)

Medewerker Financieel Beheer

Medewerker Financieel Beheer

Medewerker Financieel Beheer

Treasurer

5. Uitvoeren betalingsverkeer

1e betalingsfiatteur

1e betalingsfiatteur

1e betalingsfiatteur

2e betalingsfiatteur

Bankrelatie

6. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Treasurer

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Burgemeester

7. Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Burgemeester

8. Selecteren betalingsverkeerinstrumenten

Treasurer

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Teamleider finance & control

Financiering en uitzetting (periode > 1 jaar)

9. Het vaststellen van kredietfaciliteiten/ aangaan van rekeningcourant overeenkomst

Treasurer

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Teamleider finance & control

10. Aantrekken van langdurige financieringsmiddelen (> 1 jaar)

Treasurer

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Teamleider finance & control

11. Het uitzetten van tijdelijk overtollige langlopende financieringsmiddelen (> 1 jaar) (Uitzonderingen van de regeling schatkistbankieren)

Treasurer

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Teamleider finance & control

12. Aangaan van renteherzieningen

Treasurer

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Teamleider finance & control

13. Vervroegd aflossen aangetrokken geldleningen

Treasurer

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Teamleider finance & control

14. Verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College B&W

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Gemeenteraad, bevoegdheid bepalen publieke taak. Wensen- en bedenkingen procedure.

15. Ondertekenen van geldleningsovereenkomsten c.a. uit hoofde van de publieke taak

Burgemeester

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

 

16. Verstrekken van garantieen/of borgstellingen uit hoofde van de publieke taak

College B&W

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

Gemeenteraad, bevoegdheid bepalen publieke taak. Wensen- en bedenkingenprocedure.

17. Ondertekenen van garantie- en/of borgstellingovereenkomsten c.a. uit hoofde van de publieke taak

Burgemeester

Treasurer

Medewerker Financieel Beheer

 

 

Bijlage 3. Regeling creditcard

Artikel 1 Toewijzing creditcard

  • 1.

    Een gemeentelijke creditcard wordt de burgemeester en de gemeentesecretaris op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor betaling van de kosten die ten laste van de gemeente komen.

  • 2.

    De creditcard wordt op naam toegewezen aan de burgemeester en gemeentesecretaris, die op het moment van gebruik de functie bekleden.

  • 3.

    De treasurer draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van de gemeentelijke creditcard

  • 4.

    Indien er sprake is van personele wisselingen met betrekking tot de in lid 2 genoemde functionarissen op basis van;

    • a.

      Vervanging bij korte termijn, tot drie maanden, dan kunnen de creditcards gebruikt worden door de locoburgemeesters of de locogemeentesecretarissen zoals officieel is vastgelegd

    • b.

      Vervanging bij lange termijn, vanaf drie maanden of nieuwe functionarissen, dan wordt dit zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de treasurer

 

Artikel 2 Gebruik creditcard

  • 1.

    Het gebruik van de creditcard is bestemd voor de volgende uitgaven:

    • a.

      Representatiekosten van het college en de gemeentesecretaris

    • b.

      Reis- en verblijfkosten van het college en de gemeentesecretaris

  • 2.

    Elke creditcard heeft een bestedingslimiet van maximaal € 5.000, - per maand.

  • 3.

    Uitgaven die met de creditcard zijn gedaan worden achteraf verantwoord op het declaratieformulier voor betaalopdrachten. Voor alle uitgaven worden bewijsstukken 11 toegevoegd. Voor uitgaven waarvoor door omstandigheden geen bewijs beschikbaar is, worden die omstandigheden op het formulier toegelicht. Men vult het declaratieformulier volledig, juist en duidelijk leesbaar in en voorziet deze van een paraaf.

  • 4.

    De creditcard wordt niet gebruikt voor het opnemen van contant geld.

  • 5.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen één maand na factuurdatum, ingediend bij de medewerker van financieel beheer.

 

Artikel 3 Bewaring van de creditcard

  • 1.

    De creditcards worden onder verantwoordelijkheid van de burgemeester en gemeentesecretaris bewaard.

  • 2.

    Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de treasurer, die vervolgens de betreffende creditcardmaatschappij zo spoedig mogelijk op de hoogte brengt. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt, mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

 

Bijlage 4. Definities Wettelijk kader

Definitie garant- en borgstellingen

Zoals aangegeven zijn, wanneer in deze notitie over een garantie of garantstelling wordt gesproken, borgstellingen hier ook inbegrepen. Het is echter van belang het verschil tussen borgstelling (of borgtocht) en garantstelling (of garantie) te definiëren. Een garantie is een vorm van borgtocht. Wettelijk is er onderscheid tussen de 'gewone' borgstelling en de borgstelling 'buiten beroep of bedrijf (als particulier). Voor de borgstelling 'buiten beroep of bedrijf’ is sprake van dwingend recht. Dat wil zeggen dat van het bepaalde in de wet niet bij overeenkomst mag worden afgeweken. Bij de ‘gewone’ of ‘professionele’ borgtocht (of garantie) mag dit wel.

Borg- en garantstelling (gebaseerd op artikel 7:850 e.v. van het Burgerlijk wetboek) zijn beide middelen om wederpartijen een extra vorm van zekerheid te bieden dat een geldvordering voldaan zal worden. Hoewel beide begrippen dus een zekerheid voor een geldverstrekker inhouden, betekenen ze niet precies hetzelfde:

  • Een garantstelling wordt afgesloten in een overeenkomst en daarin worden de condities opgenomen wanneer de garantstelling door de schuldeiser wordt ingeroepen en de voorwaarden die op de garantstelling van toepassing zijn. Normaliter is in de overeenkomst geregeld dat de partij die garant staat direct moet betalen wanneer de geldverstrekker daarom vraagt.

  • Bij een borgstelling hoeft dit pas wanneer de geldverstrekker eerst de hoofdschuldenaar heeft aangesproken en de schuldenaar niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.

 

De gemeente Hardenberg gaat voornamelijk borgstellingen aan.

Garantstelling komt voor in verschillende verschijningsvormen:

  • Garantstelling in de vorm van een ‘gewaarborgde geldlening’. Er zijn ten minste drie partijen betrokken, te weten een schuldenaar, een schuldeiser (meestal een bank) en de gemeente. De bank verstrekt een lening aan de schuldeiser. Als aanvullende zekerheid, of bij gebrek aan zekerheid is een garantiesubsidie van de gemeente gewenst om een financiering gefiatteerd te krijgen. De gemeente staat garant voor het totaal van de lening, inclusief aflossingsverplichtingen en rentebetalingen.

  • Exploitatiegarantie. Exploitatiegaranties worden in mindere mate ingezet door de gemeente. Bij een exploitatiegarantie verplicht de gemeente zich om een eventueel exploitatietekort van de garantienemer (doorgaans een gesubsidieerde instelling) aan te zuiveren. Hieronder zijn de belangrijkste wettelijke kaders opgenomen in relatie tot deze notitie. Vanzelfsprekend is bij het beoordelen van een financieringsaanvraag het geheel van de wettelijke kaders van toepassing.

 

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

wetten.nl - Regeling - Algemene wet bestuursrecht - BWBR0005537 (overheid.nl)

In de Awb is de definitie van subsidiëring vastgelegd en een aantal regels opgenomen op grond waarvan subsidies kunnen worden verstrekt.

 

Algemene subsidieverordening gemeente Hardenberg

Algemene subsidieverordening gemeente Hardenberg 2018. (overheid.nl)

De Algemene Subsidieverordening van de gemeente Hardenberg biedt kaders voor subsidieverstrekking door het college. In de Algemene subsidieverordening van de gemeente Hardenberg is een grondslag opgenomen voor het college om nadere beleidsregels ter uitvoering van de verordening vast te stellen.

 

Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet fido)

wetten.nl - Regeling - Wet financiering decentrale overheden - BWBR0011987 (overheid.nl)

Het Rijk heeft regels gesteld met betrekking tot hoe gemeenten en gemeentes hun geld en kapitaal beheren. Deze regels zijn opgenomen in de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido).

 

Gemeentewet

wetten.nl - Regeling - Gemeentewet - BWBR0005416 (overheid.nl)

De Gemeentewet bepaalt dat iedere gemeente een financiële verordening opstelt waarin (o.a.) is opgenomen hoe de financiële organisatie is ingericht en op welke wijze financieel beheer wordt gecontroleerd.

 

Financiële verordening gemeente Hardenberg 2017

FINANCIËLE VERORDENING 2017 GEMEENTE HARDENBERG (overheid.nl)

 

Wet Markt en Overheid

De Wet Markt en Overheid schrijft gedragsregels voor overheden voor om concurrentievervalsing te voorkomen. Meer hierover is opgenomen in de Handreiking Wet Markt en Overheid: Handreiking markt en overheid | Richtlijn | Rijksoverheid.nl

 

Europese regelgeving staatssteun

Gerelateerd is de Europese regelgeving omtrent staatssteun. Staatssteun is iedere vorm van overheidssteun aan één of enkele ondernemingen, die een economisch voordeel oplevert en niet via normale commerciële weg zou zijn verkregen. Europese staatssteunregels zijn opgesteld ten behoeve van een goed werkende interne markt binnen de Europese Unie (EU). Ook hier geldt dat deze regels zijn opgesteld om concurrentievervalsing te voorkomen. Om ongeoorloofde staatssteun te voorkomen wordt een aantal criteria getoetst:

https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/criteria-staatssteun/

De belangrijkste richtlijnen voor marktconformiteit bij garanties zijn hier opgenomen:

https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/financieringsinstrumenten/garanties/

Er is een aantal vrijstellingen op de staatssteunregels. De meest relevante zijn de minimis regeling en de groepsvrijstellingsverordening (AGVV). Daarnaast is er geen sprake van staatssteun bij diensten van algemeen economisch belang (DAEB). Meer informatie hierover: https://europadecentraal.nl/onderwerp/staatssteun/vrijstellingen/

 

Besluit Begroting en Verantwoording gemeentes en Gemeenten (BBV)

wetten.nl - Regeling - Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten - BWBR0014606 (overheid.nl)

Het Besluit begroting en verantwoording gemeenten en gemeentes (BBV) is het kader voor de regelgeving over de gemeentelijke financiën. In het BBV zijn de regels opgenomen voor het financiële beleid, het financieel beheer en de planning en control.

 

Rating

Overzicht ratingskwalificaites Moody’s. Standard & Poor’s en Fitch.

 

Tabel.

 

Cumulatieve historische kans op wanbetaling op obligaties bij verschillende kredietratings

Graad

Moody

Gemeente-obligaties

Bedrijfsobligaties

Standard & Poor's

Gemeente-obligaties

Bedrijfsobligaties

Investment

Aaa

0,00%

0,52%

AAA

0,00%

0,60%

Investment

Aa

0,06%

0,52%

AA

0,00%

1,50%

Investment

A

0,03%

1,29%

A

0,23%

2,91%

Investment

Baa

0,13%

4,64%

BBB

0,32%

10,29%

Non-investment

Ba

2,65%

19,12%

BB

1,74%

29,93%

Non-investment

B

11,86%

43,34%

B

8,48%

53,72%

Substantial risk/in Default

Caa-C

16,58%

69,18%

CCC-C

44,81%

69,19%

 

Investment

0,07%

2,09%

Investment

0,20%

4,14%

 

Non-invest.

4,29%

31,37%

Non-invest.

7,37%

42,35%

 

Alle

0,10%

9,70%

Alle

0,29%

12,98%

 

Bron: The Municipal Bond Fairness Act, 9 september 2008, House Report 110-835, 110th Congress, House of Representatives, US Government Publishing Office, https://www.gpo.gov/fdsys/pkg/CRPT-110brpt835/html/CRPT-110brpt835.htm

 


1

Handreiking Treasury – publicatie juni 2015

2

Beoordeling kredietwaardigheid lange termijn ratings van AAA tot BAA

3

Budgethoudersregeling Gemeente Hardenberg artikel 1h

4

BNG Bank N.V. is een Nederlandse bank en financiert de publieke sector.

5

Centraal Bureau voor de statistiek

6

Beoordeling kredietwaardigheid lange termijn ratings van AAA tot BAA

7

Regeling rechtspositie burgemeester en wethouders gemeente Hardenberg 2019, artikel 4

8

De wet of het financieel toezicht

9

Beoordeling kredietwaardigheid van AAA tot BAA

10

De actuele BNG rentetarieven met dezelfde looptijd en leningsvorm cf. de te verstrekken geldlening.

11

Bewijstukken zijn bijvoorbeeld: facturen, kassabonnen, uitnodigingen, bewijs van deelname.