Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Horst aan de Maas

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Horst aan de Maas

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHorst aan de Maas
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Horst aan de Maas
CiteertitelBeleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Horst aan de Maas
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 151d van de Gemeentewet
  2. Algemene wet bestuursrecht
  3. Algemene Plaatselijke Verordening Openbare Orde & Veiligheid Gemeente Horst aan de Maas
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-11-2022nieuwe regeling

14-11-2022

gmb-2022-521195

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Horst aan de Maas

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Horst aan de Maas op 14 november 2022.

 

Beleid artikel 2:62 APV Horst aan de Maas, Openbare orde en Veiligheid (Wet aanpak woonoverlast)

 

Aanleiding

Sinds 1 juli 2017 is de Wet aanpak woonoverlast in werking (Stb. 2017, 77). Daarbij is artikel 151d aan de Gemeentewet toegevoegd. Het artikel is hieronder opgenomen. Op grond van dit artikel kan de gemeenteraad in een verordening aan de burgemeester de bevoegdheid geven tot het toepassen van bestuursdwang door een gedragsaanwijzing op te leggen ter bestrijding van ernstige woonoverlast. Deze bevoegdheid is door de gemeenteraad vastgesteld in artikel 2:62 van de Algemene Plaatselijke Verordening Horst aan de Maas Openbare orde en veiligheid.

 

De burgemeester van Horst aan de Maas,

 

Besluit

  • gelet op de artikelen

    • o

      151d Gemeentewet,

    • o

      4:81 Algemene wet bestuursrecht,

    • o

      2:62 APV Horst aan de Maas, Openbare orde en Veiligheid (APV),

overwegende:

  • dat kenbaar behoort te zijn op welke wijze hij omgaat met zijn bevoegdheid tot oplegging van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang op basis van artikel 2:62 APV, indien door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

Vast te stellen:

“Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Horst aan de Maas”

Juridisch kader

Sinds een aantal jaren is de “Wet aanpak woonoverlast” in werking. Daarbij is artikel 151d Gemeentewet ingevoerd dat onder meer omvat de discretionaire bevoegdheid van de burgemeester tot toepassing van bestuursdwang in de vorm van het geven van een gedragsaanwijzing (uitsluitend) ter bestrijding van ernstige en herhaaldelijke woonoverlast voor omwonenden, veroorzaakt door (een) andere bewoner(s) in de nabije omgeving. De bevoegdheid maakt het mogelijk om door middel van bestuursrechtelijke handhaving in te grijpen in gespannen burenverhoudingen vanwege ernstige overlast in of vanuit een woning of vanaf een erf of in de onmiddellijke nabijheid ervan.

 

Artikel 151d van de Gemeentewet luidt als volgt:

 

  • 1.

    De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

  • 3.

    Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

Artikel 2:62 APV Horst aan de Maas - woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet

 

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Begripsbepalingen

 

Ter verduidelijking van de in artikel 151d Gemeentewet en artikel 2.62 APV gehanteerde methodiek en begrippen geldt, in navolging van en in lijn met hetgeen daarover is vermeld in de Memorie van Toelichting op de “Wet aanpak woonoverlast” (wetsvoorstel 34 007) het volgende:

 

APV

de Algemene Plaatselijke Verordening, openbare orde en veiligheid van de gemeente Horst aan de Maas.

 

Gebruiker van de woning of van een bij die woning behorend erf

Onder degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt wordt verstaan degene die de woning feitelijk bewoont of bij die woning behorend erf feitelijk gebruikt. De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning of het erf te hebben en hoeft niet de rechtmatige gebruiker van de woning of bij die woning behorend erf te zijn. Ook een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt onder dit bestanddeel.

 

Gedragingen

Het gaat om gedragingen die in of rondom de woning of het erf worden gepleegd. De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning of bij die woning behorend erf of door bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker, maar ook door (bijvoorbeeld) diens hond.

Het gaat om de woning die, of het erf dat, de overlastgever gebruikt. De gedragingen die worden gepleegd in de nabije omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling. Belangrijk is dat er een duidelijke connectie is tussen de gedraging en de woning of het erf.

 

Omwonenden

Personen die in de nabijheid van het adres waarop overlast wordt veroorzaakt woonachtig zijn.

 

Onmiddellijke nabijheid

Volgens artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet vallen ook gedragingen in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf, zoals bijvoorbeeld gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning onder de reikwijdte van dit begrip.

 

Gedragsaanwijzing

Een aanwijzing in de vorm van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom waarin staat welke gedraging(en) moet(en) worden beëindigd en binnen welke termijn. In deze last staat dat de overlastgever bepaalde handelingen moet doen of juist moet nalaten zodat de overlast ophoudt. Er kan bijvoorbeeld bepaald worden dat de overlastgever slechts een beperkt aantal bezoekers per dag mag ontvangen, na een bepaalde tijd helemaal geen bezoekers meer mag ontvangen, zijn hond moet muilkorven of anderszins moet voorkomen dat de hond overlast veroorzaakt, het portiek leefbaar moet houden, geen luide muziek mag draaien, enzovoorts. De gedragsaanwijzing kan ook een verplichting (gebod) inhouden om psychische of sociale hulp te zoeken of een agressiereductietraining te volgen.

 

Woning of een bij die woning behorend erf

Deze woorden zien op de woning of de rest van het (tuin)perceel. In geval van een gebouw met meerdere wooneenheden, vallen de gemeenschappelijke ruimten hier ook onder.

 

Woonoverlast

Woonoverlast is hinder die in, vanuit en rondom een woning of bij die woning behorend erf kan worden veroorzaakt. De overlastgever en of degenen voor wie hij verantwoordelijk is vertonen overlastgevend gedrag en of laten juist na bepaald gedrag te vertonen waardoor een hinderlijke ervaring bij omwonenden wordt veroorzaakt. Denk daarbij aan: geluidsoverlast, geurhinder, hinder van dieren, hinder van bezoekers, vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf, intimiderend gedrag en brandgevaar.

 

Zorgplicht

Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt dient er zorg voor te dragen dat door gedragingen in of rondom die woning of dat erf geen ernstige hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

 

Beleid omtrent art. 2:62 APV

Via art. 2:62 APV geeft de raad aan de burgemeester de bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing. De gedragsaanwijzing is een besluit in de zin van de Awb. Titel 5.3 van de Awb (Herstelsancties) is van toepassing. Op grond van artikel 125 Gemeentewet in verbinding met artikel 5:32 van de Awb is de burgemeester zowel bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen, als een last onder dwangsom. Hierdoor kan de burgemeester een last onder dwangsom opleggen met de verplichting tot betaling van een geldsom indien de last niet wordt uitgevoerd. Als dit onvoldoende effect heeft kan de burgemeester door middel van een last onder bestuursdwang door feitelijk handelen de overlast beëindigen. Hierbij kan worden gedacht aan het verwijderen van geluidsapparatuur, het in beslagnemen van huisdieren etc. De nadelige gevolgen van de last mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot het met de last te dienen doel (art. 3:4, tweede lid Awb).

 

De beleidsregels hebben tot doel:

 

  • 1.

    Aan te geven wat de aard en reikwijdte is van de in artikel 2:62, eerste lid, van de APV opgenomen zorgplicht, zodat inwoners van de gemeente Horst aan de Maas hierop hun gedrag kunnen afstemmen (voorzienbaarheid);

  • 2.

    Te verduidelijken dat gemelde of geconstateerde vormen van (ernstige) woonoverlast eerst op zorgvuldige wijze in kaart worden gebracht (zorgvuldigheid);

  • 3.

    Transparantie te bieden over acties en maatregelen die een burger kan verwachten bij overtreding van zijn zorgplicht m.bt. het voorkomen van ernstige woonoverlast;

  • 4.

    Inzichtelijk te maken dat ernstige woonoverlast effectief zal worden bestreden met (in deze beleidsregel niet limitatief opgesomde) op de kenmerken van het individuele geval toegesneden specifieke maatregelen of - voor zover doelmatig, doeltreffend en noodzakelijk geacht – met het geven van een gedragsaanwijzing die qua aard en intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding van de zorgplicht, teneinde te bewerkstelligen dat er door de gekozen maatregel(en) een einde komt aan de ernstige woonoverlast (proportionaliteit en subsidiariteit).

Ernstige woonoverlast

Het geven van een gedragsaanwijzing is een inperking van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zoals neergelegd artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, en kan daarnaast ook inbreuk maken op het recht van ongestoord genot van het eigendom zoals neergelegd in artikel 1, van het Eerste Protocol bij het EVRM. Volgens de jurisprudentie van het EHRM moet het gebruik van een bevoegdheid die genoemde rechten inperkt voldoende voorzienbaar zijn:

 

  • een regel moet voor een burger voldoende duidelijk zijn zodat hij weet welke rechten of plichten hij daaraan kan ontlenen. Daarom is in art. 2:62 APV opgenomen wat in ieder geval wordt verstaan onder ernstige en herhaaldelijke hinder. Hieronder wordt verder uitgelegd wat ernstige woonoverlast inhoudt.

De wetgever heeft de term ‘ernstige woonoverlast’ omschreven als ernstige en herhaaldelijke hinder, maar niet nader gedefinieerd en vooral beschreven aan de hand van voorbeelden die te kwalificeren zijn als ernstige woonoverlast. Hierdoor is het niet mogelijk om een limitatieve opsomming te geven van alle vormen van ernstige overlast. Dit geldt ook voor de wijze waarop deze effectief kan worden aangepakt. In deze beleidsregel staat om die reden in hoofdlijnen beschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden de burgemeester gebruik zal maken van diens bevoegdheid.

 

Met ernstige hinder wordt gedoeld op ernstige hinder voor de omwonenden. Een vergelijking kan worden gemaakt met artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek, waar onder ‘hinder’ gedragingen worden verstaan zoals het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen.

 

Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. Van ernstige hinder is pas sprake indien de hinder wordt ervaren door omwonenden van verschillende woningen, tenzij binnen een straal van ongeveer 100 meter één woning ligt. Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft (hetgeen niet noodzakelijkerwijze hetzelfde is als ‘ernstige hinder zonder onderbreking’). De burgemeester geeft derhalve geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

 

Uiterst middel

Het geven van een gedragsaanwijzing is pas aan de orde indien de geconstateerde ernstige woonoverlast niet op een andere geschikte wijze kan worden bestreden. Het instrument van de gedragsaanwijzing komt dan ook pas in beeld indien andere oplossingen geen soelaas bieden en de ernstige woonoverlast redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. Voorbeelden van andere oplossingen zijn het geven van een waarschuwing, het gebruik van mediation of buurtbemiddeling of het door het slachtoffer zelf of door de verhuurder van de woning van de overlastgever aanspannen van een civiele procedure.

 

Pas als er redelijkerwijs geen andere geschikte wijze is om de ernstige en herhaaldelijke hinder tegen te gaan wordt een last opgelegd. Verder moet het mogelijk zijn om aan de last te voldoen. De last is immers een ‘ultimum remedium’. Dit sluit aan bij de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.

 

Stappenplan

Hierna volgt een stappenplan dat inzicht biedt in de wijze waarop en de gevallen waarin de burgemeester kan overwegen om gebruik te maken van de in artikel 2:62 APV neergelegde bestuursdwangbevoegdheid.

 

Stap 1: Melden en signalen van woonoverlast

Omwonenden of anderen kunnen woonoverlast rechtstreeks melden. Het kan ook zo zijn dat de politie, een woningcorporatie, maatschappelijk werk, de thuiszorg of een andere instelling een melding doet over ernstige woonoverlast. In geval van verhuur is daarbij ook een rol weggelegd voor de verhuurder om de aard en omvang van de woonoverlast vast te stellen en deze tegen te gaan.

 

Een melding dient de volgende gegevens te bevatten:

 

  • Het adres van de woning/erf van waaruit de woonoverlast wordt veroorzaakt;

  • De naam/namen van de (vermoedelijke) veroorzaker/veroorzakers;

  • De aard van de overlast;

  • De ernst van de overlast, hoe vaak deze voorkomt en wanneer deze is

  • voorgekomen;

  • Wat de melder eventueel heeft ondernomen om de overlast te beëindigen;

  • Zo mogelijk de feitelijke gegevens op basis van vastgelegde waarnemingen, metingen, foto- of filmmateriaal en dergelijke.

Als een omwonende direct een verzoek om handhaving doet, zonder dat eerder een klacht over de ernstige en herhaaldelijke hinder is ingediend, zal contact worden gezocht met verzoeker met het voorstel om het verzoek te behandelen als klacht. Gezien het belang van de gemeente dat een gedegen onderzoek wordt uitgevoerd naar een andere geschikte wijze om de ernstige en herhaaldelijke hinder aan te pakken om een rechtmatig besluit te kunnen nemen, is het onmogelijk om binnen 8 weken een handhavingsbesluit te nemen op een aanvraag. Gaat de verzoeker niet akkoord met de omzetting van het verzoek in een klacht, dan deelt de burgemeester dit mede aan de verzoeker en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen een handhavingsbesluit kan worden genomen. Dit is essentieel voor de rechtmatigheid van het besluit. Als er een overtreding is geldt een beginselplicht tot handhaving. Dit betekent echter niet dat de burgemeester bij ieder verzoek van een belanghebbende op grond van artikel 2:62 APV een last moet opleggen. Bij deze afweging heeft de burgemeester beoordelingsruimte.

 

Stap 2 Vaststellen woonoverlast

Op het moment dat er een klacht binnenkomt over ernstige en herhaaldelijke hinder zal de politie, een toezichthouder of buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente – meerdere keren – de situatie ter plaatse gaan bekijken. Over de bevindingen zal een rapportage worden opgesteld.

Geconstateerde gevallen van “ernstige woonoverlast” worden vastgelegd met informatie, zoals klachten, meldingen, concreet omschreven waarnemingen, registraties en (sfeer)rapportages, de contactgegevens van betrokken bewoner(s), omwonenden etc. De gemeente Horst aan de Maas ziet erop toe dat het voor een adequate bestrijding van de ‘ernstige en herhaaldelijke woonoverlast’ noodzakelijke overleg met betrokken personen en instanties plaatsvindt. Dit vergt onder meer overleg en afstemming tussen de teams Veiligheid, Toezicht, Handhaving en het gebiedsteam. De gemeente zal relevante informatie in dit verband, met inachtneming van de toepasselijke regels rondom privacy, bundelen in een dossier. Het beschikken over een deugdelijk dossier en dito dossieropbouw vormt immers een noodzakelijke voorwaarde voor de rechtmatige toepassing van de bevoegdheid.

 

Stap 3: Verkenning en inventarisatie mogelijke interventies en maatregelen

Met het oog op het de-escaleren, normaliseren en tegengaan van de geconstateerde “ernstige woonoverlast” zal vervolgens, rekening houdend met de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit én met de specifieke kenmerken van de voorliggende casus, worden bekeken welke interventies of maatregelen in het concrete geval (kunnen) zijn aangewezen. Het moet in het vermogen van de veroorzaker liggen om zijn hinderlijke gedragingen te staken. Als er psychische en/of verslavingsproblemen aan de orde zijn, dan is er vanzelfsprekend altijd een centrale en zwaarwegende rol weggelegd voor de hulpverlening. Tegelijkertijd mogen de belangen van de omwonenden niet uit het oog worden verloren. Het kan daarom voorkomen dat de frequentie en de intensiteit van de hinder, eventueel in combinatie met risico’s voor omwonenden, dusdanig groot zijn dat er geen andere mogelijkheid is dan het geven van een gedragsaanwijzing.

 

Er geldt een voorkeursvolgorde, waarbij een volgende interventie pas aan de orde is indien de aanpak van de overlastsituatie met toepassing van andere wettelijke instrumenten niet mogelijk is of niet effectief is gebleken én een eerdere, minder ingrijpende interventiemaatregel niet tot het gewenste resultaat heeft geleid (het effectief tegengaan van de ernstige woonoverlast).

 

Op hoofdlijnen geldt daarbij een opbouw van licht naar zwaar: (1) eerst een “goed gesprek” (, via buurtbemiddeling of via mediation), daarna (2) een op schrift gestelde ‘officiële waarschuwing’ van de burgemeester waarbij wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een (met een dwangsom versterkte) gedragsaanwijzing of het opleggen van een last onder bestuursdwang indien overtreding van de zorgplicht niet wordt beëindigd en, mocht ook dat geen effect sorteren, (3) het daadwerkelijk opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een bestuursrechtelijke herstelsanctie of het daadwerkelijk toepassen van bestuursdwang.

 

Stap 4 Bemiddeling

Is geconstateerd dat er sprake is van herhaaldelijke en ernstige hinder, dan wordt eerst geprobeerd om door middel van een gesprek en/of mediation een einde te maken aan de ernstige en herhaaldelijke hinder. Vaak is het voldoende als er een goed gesprek plaatsvindt tussen degene die de ernstige en herhaaldelijke hinderoverlast veroorzaakt en de omwonenden die klagen. Een goed gesprek dan wel bemiddeling in iets formelere vorm kan door verschillende personen gedaan worden, ook in verschillende vormen. Bijvoorbeeld de wijkagent, de verhuurder, buurtbeheerder, maatschappelijk werk, via buurtbemiddeling of via mediation. Als één van de partijen niet bereid is tot overleg, dan kan stap 5 worden overgeslagen en kan direct over worden gegaan tot het opleggen van een waarschuwing.

 

Stap 5 Waarschuwing

Indien alle voorgaande gesprekken en een bemiddelingspoging niet het gewenste resultaat hebben geleid en de ernstige en herhaaldelijke hinder blijft voortbestaan, dan zal de burgemeester een officieel op schrift gestelde waarschuwing geven. In deze waarschuwing zal gewezen worden op de zorgplicht ex art. 2:62 APV en wordt gewezen op de bevoegdheid tot het geven van een gedragsaanwijzing. In deze brief wordt exact omschreven wat van de betrokken overlastgever wordt verwacht, welke termijn daarvoor geldt en wat de gevolgen zijn bij het niet, niet tijdig of niet volledig voldoen aan de waarschuwing.

 

Stap 6 Controle of de ernstige en herhaaldelijke hinder is beëindigd

Na de gegeven termijn wordt gecontroleerd of de ernstige en herhaaldelijke hinder is geëindigd. Is dit het geval, dan eindigt hier het stappenplan. Wordt geconstateerd dat de ernstige en herhaaldelijke hinder nog steeds voortduurt, dan wordt rapport opgemaakt.

 

Stap 7 Voornemen besluit tot handhaving

Nadat na de waarschuwingsbrief is geconstateerd dat de overtreding niet is geëindigd, zal de burgemeester aan de overtreder het voornemen bekendmaken dat een gedragsaanwijzing gegeven zal worden en dat deze gehandhaafd zal worden door middel van een last onder dwangsom. De klager zal schriftelijk op de hoogte worden gesteld van het voornemen handhavend op te treden, waarbij een termijn wordt geboden om aan de last te voldoen.

 

Stap 8 Controle of de ernstige en herhaaldelijke hinder is beëindigd

Wordt na de gegeven termijn geconstateerd dat de ernstige en herhaaldelijke hinder nog steeds voortduurt, dan wordt een rapport opgemaakt. Als de gemeente vaststelt dat de ernstige en herhaaldelijke hinder is beëindigd, zullen de overtreder en de klager hiervan schriftelijk op de hoogte worden gesteld. In deze brief zal tevens worden aangegeven dat de burgemeester direct een last onder dwangsom zal opleggen als dezelfde ernstige en herhaaldelijke hinder zich opnieuw voordoet. Het is namelijk niet wenselijk om het gehele stappenplan opnieuw te doorlopen als de overlastgever de hinder slechts voor een korte periode staakt. De periode waarbinnen de burgemeester direct een last onder dwangsom oplegt of daarmee vergelijkbare ernstige en herhaaldelijke hinder zich opnieuw voordoet, wordt gesteld op 6 maanden. Na deze 6 maanden zal de burgemeester in ieder geval opnieuw een voornemen bekendmaken om handhavend op te treden als de ernstige en herhaaldelijke hinder zich weer voordoet.

 

Stap 9 Opleggen van een gedragsaanwijzing

Als ook het kenbaar maken van het voornemen om handhavend op te treden geen effect heeft gehad dan zal de burgemeester overgaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom. Voor zover gekozen wordt voor een gedragsaanwijzing, zal deze in beginsel de juridische vorm van een last onder dwangsom aannemen. De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van de zwaarte van de overtreding.

 

Last onder bestuursdwang

Wanneer de vereiste spoed zich verzet tegen het opleggen van een last onder dwangsom en direct optreden van overheidswege (in de vorm van bestuursdwang) is aangewezen of indien op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom niet of niet voldoende effectief zal zijn, kan meteen worden gekozen voor een last onder bestuursdwang. Het tijdelijk huisverbod (artikel 151d, derde lid, Gemeentewet), waarbij een bewoner tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd, geldt als “ultimum remedium”.

 

Afwijkingsbevoegdheid

Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht kan van deze beleidsregels worden afgeweken indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregels te dienen doelen.

 

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking een dag na bekendmaking.

 

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel Wet aanpak woonoverlast gemeente Horst aan de Maas.

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Horst aan de Maas op 14 november 2022

De burgemeester.

Dr. R.F.I. Palmen