Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Maarten

Sanctielandsregeling

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Maarten
OrganisatietypeKoninkrijksdeel
Officiële naam regelingSanctielandsregeling
CiteertitelSanctielandsregeling
Vastgesteld doorMinister van Algemene Zaken
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 2 Sanctielandsverordening

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-05-2022artikel 2, 6a

03-05-2022

AB 2022, no. 23

Tekst van de regeling

Intitulé

Sanctielandsregeling

DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN

 

In overweging genomen hebbende:

 

dat de Landsverordening, houdende wijziging van de Sanctielandsverordening ter uitvoering van aanbeveling 6 van de Financial Action Task Force om zonder vertraging de beperkende maatregelen te implementeren en enkele wetstechnische aanpassingen, is bekrachtigd;

 

dat het als gevolg van de wijziging van artikel 2 van de Sanctielandsverordening noodzakelijk is om bij ministeriële regeling regels vast te stellen ter uitvoering van VN-Veiligheidsraadresoluties, alsmede verordeningen, gemeenschappelijke standpunten of besluiten vastgesteld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid van de Europese Unie, voor zover deze zijn gericht op de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde, of de bestrijding van terrorisme en terrorismefinanciering, of de preventie, bestrijding en verstoring van proliferatie van massavernietigingswapens en de financiering ervan;

 

Gelet op artikel 2 van de Sanctielandsverordening;

 

BESLUIT:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bevriezen van middelen: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren, gebruiken of omgaan met middelen met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming, of andere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde middelen, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

  • b.

    financiële diensten: alle diensten van financiële aard, waaronder alle verzekeringsdiensten en met verzekeringen verband houdende diensten, en alle bankdiensten en andere financiële diensten;

  • c.

    middelen: activa van welke aard ook, juridische documenten of instrumenten in welke vorm ook, ook elektronisch of digitaal, waaruit eigendom van of een belang in dergelijke activa blijkt, met inbegrip van, doch niet beperkt tot, bankkredieten, reischeques, postwissels, aandelen, obligaties, wissels, kredietbrieven en andere effecten;

  • d.

    sancties: resoluties, verordeningen, besluiten en gemeenschappelijke standpunten als bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 2
  • 1.

    Van toepassing is:

  • a.

    Verordening (EU) nr. 753/2011 van de Raad van de Europese Unie van 1 augustus 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, groepen, ondernemingen en entiteiten in verband met de situatie in Afghanistan (PbEU 2011 L199), artikelen 2, 3 en 8;

  • b.

    Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (PbEU 2002, L 139), artikelen 2, 3, 4, 5, eerste en tweede lid;

  • c.

    Verordening (EU) nr. 2016/1686 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2016 tot vaststelling van bijkomende beperkende maatregelen tegen ISIS (Da’esh) en Al Qaida en daarmee verbonden natuurlijke en rechtspersonen, entiteiten of lichamen (Pb EU 2016, L 255), artikelen 2, 9, 10, eerste lid, en 11;

  • d.

    Verordening (EU) nr. 2018/1542 van de Raad van de Europese Unie 15 oktober 2018 betreffende beperkende maatregelen tegen de proliferatie en het gebruik van chemische wapens (PbEU 2018, L 259), artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8;

  • e.

    Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant (PbEG 2002 L 358), artikel 3, artikel 11, en artikel 24, tweede lid;

  • f.

    Verordening (EG) nr. 254/2003 van de Raad van de Europese Unie van 11 februari 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2368/2002 tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant (PbEG 2003 L 36), artikel.1;

  • g.

    Verordening (EG) nr. 257/2003 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 11 februari 2003 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2368/2002 van de Raad van de Europese Unie tot uitvoering van de Kimberleyprocescertificering voor de internationale handel in ruwe diamant (Pb EG 2003 L 36), artikel 1;

  • h.

    Verordening (EU) nr. 2019/796 van de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2019 betreffende beperkende maatregelen tegen cyberaanvallen die de Unie of haar lidstaten bedreigen (PbEU 2019, LI 129), artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9;

  • i.

    Verordening (EU) nr. 2020/1998 van de Raad van de Europese Unie van 7 december 2020 betreffende beperkende maatregelen tegen ernstige schendingen van de mensenrechten (PbEU 2020, LI 410), artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 9, eerste lid, en artikel 10;

  • j.

    Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PbEG 2001 L 344), artikelen 2, eerste en tweede lid, 3 en 4;

  • k.

    Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van de Europese Unie van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen van Belarus (Pb EG 2006 L 134), artikel 1 bis, eerste lid, artikel 1 ter, eerste lid, artikel 1 quater, eerste lid, artikel 1 quinquies, eerste lid, artikel 1 sexies, eerste lid en tweede lid, artikel 1 septies, eerste en tweede lid, artikel 1 octies, eerste lid, en lid 1 bis, artikel 1 nonies, eerste lid, artikel 1 decies, eerste lid, en lid 1 bis, artikel 1 undecies, artikel 1 undecies bis, eerste lid, artikel 1 undecies ter, artikel 1 duodecies, eerste lid, artikel 1 terdecies, eerste lid, artikel 1 quaterdecies, artikel 1 sedecies, eerste lid, artikel 1 septiesdecies, eerste lid, artikel 1 octiesdecies, eerste lid, artikel 1 noviesdecies, eerste lid, artikel 1 vicies, eerste lid, artikel 1 unvicies, eerste lid, artikel 1 duovicies, eerste lid, artikel 1 quinvicies, eerste lid, artikel 1 sexvicies, eerste lid, artikel 1 septvicies, artikel 1 septvicies bis, eerste lid, artikel 1 septvicies ter, artikel 1 septvicies quater, eerste lid, artikel 2, eerste, tweede en derde lid, artikel 5, artikel 8 ter, eerste lid, en artikel 8 quinquies, eerste lid.

  • l.

    Verordening (EU) nr. 401/2013 van de Raad van de Europese Unie van 2 mei 2013 betreffende de beperkende maatregelen tegen Myanmar/Birma en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 194/2008 (PbEU 2013 L121), artikel 2, eerste lid, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 3 bis, eerste, derde en vierde lid, artikel 3 ter, eerste lid, artikel 3 quater, eerste lid, artikel 4 bis, eerste en tweede lid, artikel 4 sexies, eerste lid en artikel 4 octie;

  • m.

    Verordening 2015/1755 van de Raad van de Europese Unie van 1 oktober 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Burundi (PbEU 2015 L 257), artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8;

  • n.

    Verordening 224/2014 van de Raad van de Europese Unie van 10 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (PbEU 2014, L70), artikelen 2, 5, eerste en tweede lid, 11, eerste lid, en 12;

  • o.

    Verklaring van de Europese Raad van Madrid van 27 Juni 1989 met betrekking politieke situatie (schending mensenrechten, bloedige onderdrukken van de studentenopstanden), Sanctie regeling Republiek van China;

  • p.

    Verordening (EG) nr. 889/2005 van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2005 tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1727/2003 (Pb EG 2005 L 152), artikel 2 en 3;

  • q.

    Verordening (EG) nr. 1183/2005 van de Raad van de Europese Unie van 18 juli 2005 18 juli 2005 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo (Pb EG 2005 L193), artikel 1 bis, artikel 2, artikel 6, eerste lid, en artikel 7;

  • r.

    Verordening 101/2011 van de Raad van de Europese Unie van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (Pb EU 2011, L31), artikel 1;

  • s.

    Verordening (EU) nr. 1284/2009 van de Raad van de Europese Unie van 22 december 2009 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van de Republiek Guinee (Pb EG 2009 L 346), artikel 6 en artikel 12, eerste lid;

  • t.

    Verordening (EU) nr. 377/2012 van de Raad van de Europese Unie van 3 mei 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van bepaalde personen, entiteiten en lichamen die de vrede, veiligheid of de stabiliteit van de Republiek Guinee-Bissau bedreigen (PbEU 2012 L 119), artikel 2 en artikel 8;

  • u.

    Verordening (EG) nr. 1210/2003 van de Raad van de Europese Unie van 7 juli 2003 (Pb EG 2003 L 169) betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2465/96, artikelen 2, 3, eerste lid, 4, 7 en 8, eerste lid;

  • v.

    Verordening (EG) nr. 1799/2003 van de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 (PbEG 2003 L 264) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak, artikel 1;

  • w.

    Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van de Europese Unie van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (PbEU 2011 L 100), artikel 1,2 en 4;

  • x.

    Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van de Europese Unie van 23 maart 2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 961/2010 (PbEU 2012 L 88), artikel 2 bis, eerste lid, artikel 2 quater, derde lid, artikel 3 bis, eerste en derde lid, artikel 4 bis, eerste lid, artikel 4 ter, artikel 4 quater, artikel 5, artikel 10 quinquies, eerste lid, artikel 15 bis, eerste lid, artikel 23, eerste tot en met vierde lid, artikel 23 bis, eerste tot en met vierde lid, artikel 29, eerste lid, tweede volzin, artikel 36, artikel 37, eerste en tweede lid, artikel 40, eerste lid en artikel 41;

  • y.

    Verordening 1352/2014 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (PbEU 2014 L 365), 1 bis, artikel 2, artikel 9, eerste lid en artikel 10 van;

  • z.

    Verordening (EG) nr. 305/2006 van de Raad van de Europese Unie van 21 februari 2006 tot vaststelling van specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die ervan worden verdacht betrokken te zijn bij de moord op de voormalige Libanese premier Rafiq Hariri (Pb EG 2006 L 51), artikelen 2 en 5;

  • aa.

    Verordening (EG) nr. 1412/2006 van de Raad van de Europese Unie van 25 september 2006 betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Libanon (Pb EG 2006 L 267), artikel 2;

  • bb.

    Verordening (EU) nr. 2016/44 van de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2016 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Libië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 204/2011 (PbEU 2016 L12), artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 2 bis, eerste lid, artikel 3, eerste lid, artikel 4, artikel 5, artikel 15, eerste, tweede, vierde en zesde lid, en artikel 18, eerste en tweede lid;

  • cc.

    Verordening (EU) nr. 2017/1770 van de Raad van de Europese Unie van 28 september 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Mali (PbEU 2017, L 251),; artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8;

  • dd.

    Verordening (EU) nr. 2019/1716 van de Raad van de Europese Unie van 14 oktober 2019 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Nicaragua (PbEU 2019, L 262), artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 8, eerste lid, en artikel 9;

  • ee.

    Verordening (EU) 2019/985 van de Raad van de Europese Unie van 17 juni 2019 tot intrekking van Verordening (EU) 2018/1001 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in de Republiek der Maldiven (PbEU 2019, L160), artikel.1;

  • ff.

    Verordening (EU) nr. 2017/1509 van de Raad van de Europese Unie van 30 augustus 2017 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 329/2017 (PbEU 2017, L 224), artikel 3, eerste lid, artikel 5, artikel 7, eerste lid, artikel 10, eerste lid, artikel 11 tot en met artikel 13, artikel 15, artikel 16 bis, artikel 16 ter, artikel 16 quater, artikel 16 quinquies, artikel 16 septies, artikel 16 nonies, artikel 16 undecies, artikel 16 duodecies, artikel 16 terdecies, artikel 16 quaterdecies, artikel 16 quindecies, artikel 16 septdecies, artikel 17, artikel 18, eerste lid, artikel 20, eerste lid, artikel 21, eerste en tweede lid, artikel 23, artikel 24, artikel 26, artikel 28, artikel 30 tot en met 32, artikel 34, eerste tot en met derde lid, artikel 38, vierde lid, artikel 39, eerste lid, artikel 41, eerste lid, artikel 43, eerste lid, artikel 44 bis, artikel 50, eerste lid, en artikel 52;

  • gg.

    Verordening (EU) 2017/1548 van de Raad van 14 september 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1509 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (PbEU 2017, L 237), artikel.1;

  • hh.

    Verordening (EU) 2017/1836 van de Raad van de Europese Unie van 10 oktober 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (PbEU 2017, L 261), artikel.1;

  • ii.

    Verordening 208/2014 van de Raad van de Europese Unie van 5 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (PbEU 2014, L66), 2, 8 eerste lid, en 9;

  • jj.

    Verordening 269/2014 van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PbEU 2014, L78), artikel 2, artikel 2a, eerste en tweede lid, artikel 3, artikel 3a, eerste en tweede lid, artikel 4, artikel 5, eerste, tweede en derde lid, aanhef en artikel 12;

  • kk.

    Verordening (EG) nr 692/2014 van de Raad van de Europese Unie van 23 juni 2014 betreffende beperkingen op de invoer in de Unie van goederen van oorsprong uit de Krim of Sebastopol, als antwoord op de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol (PbEU 2014, L183), artikel 2, artikel 2bis, eerste lid, artikel 2ter, eerste en tweede lid, artikel 2quater, eerste en derde lid, artikel 2quinquies, eerste en tweede lid, en artikel 4;

  • ll.

    Verordening (EU) nr. 36/2012 van de Raad van de Europese Unie van 18 januari 2012 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Syrië en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 442/2011 (PbEU 2012 L 16), artikel 2bis, eerste lid, artikel 2 ter, eerste lid, artikel 2 quater, eerste lid, artikel 3, eerste en vierde lid, artikel 3 bis, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6, artikel 7 bis, eerste lid, artikel 8, eerste lid, artikel 9, artikel 11, artikel 11 bis, eerste lid, artikel 11 ter, eerste lid, artikel 11quater, eerste lid, artikel 12, eerste lid, artikel 13, eerste en tweede lid, artikel 14, artikel 19, tweede lid, artikel 24, artikel 25, artikel 26, eerste en vierde lid, artikel 26 bis, eerste lid aanhef en derde lid, artikel 27 bis en artikel 29, eerste lid;

  • mm.

    Verordening (EU) nr. 747/2014 van de Raad van de Europese Unie van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Sudan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 131/2004 en Verordening (EG) nr. 1184/2005 (PbEU 2014, L 203), artikelen 2, 5, eerste en tweede lid, 9, eerste lid, en 10;

  • nn.

    Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië (Pb EG 2003 L 24), artikelen 1, 2, 3 bis, 3 ter, eerste lid, en 3 quater, eerste lid;

  • oo.

    Verordening 101/2011 van de Raad van de Europese Unie van 4 februari 2011 betreffende restrictieve maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten in verband met de situatie in Tunesië (PbEU 2011, L31), artikel.1;

  • pp.

    Verordening 2019/1890 van de Raad van 11 november 2019 betreffende beperkende maatregelen in het licht van ongeoorloofde booractiviteiten van Turkije in het oostelijk deel van de Middellandse Zee (PbEU 2019, L 291), artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 7, eerste lid, en artikel 8;

  • qq.

    Verordening (EU) nr. 2017/2063 van de Raad van de Europese Unie van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PbEU 2017, L 295), artikel 2, eerste lid, artikel 3, artikel 6, eerste lid, artikel 7, eerste lid, artikel 8, eerste en tweede lid, artikel 12, eerste lid, en artikel 14;

  • rr.

    Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad van de Europese Unie van 19 februari 2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (Pb EG 2004 L 55), artikelen 2, 3, 6 en 8;

  • ss.

    Verordening (EU) nr. 2015/735 van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Sudan en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 748/2014 (PbEU 2015 L 117), artikel 2, artikel 5, artikel 14, eerste lid, en artikel 15;

  • tt.

    Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van de Europese Unie van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (Pb EU, L 229), artikel 2, eerste en tweede lid, artikel 2 bis, eerste en tweede lid, artikel 2 sexies, eerste en derde lid, artikel 2 septies, artikel 3, eerste en tweede lid, artikel 3 bis, eerste lid, artikel 3 ter, eerste en tweede lid, artikel 3 quater, eerste tot en met vierde lid, artikel 3 quinquies, eerste lid, artikel 3 sexies bis, eerste en tweede lid, artikel 3 septies, eerste en tweede lid, artikel 3 octies, eerste lid, artikel 3 nonies, eerste en tweede lid, artikel 3 decies, eerste en tweede lid, artikel 3 undecies, eerste en tweede lid, artikel 3 duodecies, eerste en tweede lid, artikel 3 terdecies, eerste lid, artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste tot en met vijfde lid, en zesde lid, eerste volzin, artikel 5 bis, eerste lid, tweede lid, eerste volzin, en vierde lid, artikel 5 bis bis, eerste lid, artikel 5 ter, eerste en tweede lid, artikel 5 sexies, eerste lid, artikel 5 septies, eerste lid, artikel 5 octies, artikel 5 nonies, artikel 5 decies, eerste lid, artikel 5 undecies, eerste en tweede lid, artikel 5 duodecies, eerste lid, artikel 5 terdecies, eerste lid, artikel 5 quaterdecies, eerste en tweede lid, artikel 11, eerste lid, en artikel 12.

  • uu.

    Verordening (EU) nr. 2022/263 van de Raad van de Europese Unie van 23 februari 2022 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de erkenning van de niet onder het gezag van de regering vallende gebieden in de oblasten Donetsk en Loehansk van Oekraïne en het bevel aan de Russische strijdkrachten om die gebieden binnen te trekken (Pb EU L 42I), artikel 2, eerste lid, artikel 3, eerste lid, artikel 4, eerste en tweede lid, artikel 5, eerste en derde lid, artikel 6, eerste lid, artikel 8 en artikel 10, eerste lid.

  • 2.

    Een wijziging van een verordening, gemeenschappelijk standpunt, besluit of resolutie, genoemd in het eerste lid, gaat voor de toepassing van deze regeling gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven, en wordt bekend gemaakt op de website van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.

Artikel 3
  • 1.

    Indien personen of organisaties naar het oordeel van de Minister van Algemene Zaken in

    overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, behoren tot de kring van personen of organisaties, bedoeld in Resolutie 1373 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 28 september 2001, kan de Minister van Algemene Zaken in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, in afwachting van een Europees besluit tot een beperkende maatregel, ten aanzien van deze personen of organisaties een aanwijzingsbeschikking vaststellen die in het Afkondigingsblad wordt geplaatst.

  • 2.

    Deze regeling is mede van toepassing op een aanwijzingsbeschikking als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4
  • 1.

    Het is verboden in strijd te handelen met een sanctie als bedoeld in artikel 2 of 3.

  • 2.

    Het is verboden om middelen die toebehoren aan de personen en organisaties als bedoeld in artikelen 2 of 3, niet te bevriezen.

  • 3.

    Het is verboden om financiële diensten te verrichten voor of ten behoeve van personen als bedoeld in artikel 2 of 3.

  • 4.

    Het is verboden aan personen en organisaties als bedoeld in artikel 2 of 3, rechtstreeks dan wel middellijk middelen ter beschikking te stellen.

  • 5.

    Het tweede, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op personen en organisaties waarop krachtens de Nederlandse Sanctieregeling terrorisme 2007-II een aanwijzing door de minister van Buitenlandse Zaken van toepassing is.

  • 6.

    Een sanctie op grond van artikel 2 is niet van toepassing in gevallen, bepaald bij de van toepassing zijnde verordening.

Artikel 5

Indien in een sanctie staat ”bevoegde autoriteit” wordt daaronder voor de toepassing van deze regeling verstaan: de Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, en gehoord hebbende de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten.

Artikel 6
  • 1.

    Indien in een sanctie staat dat een vergunning of ontheffing kan worden verleend, dan

    kan deze bij ministeriële beschikking worden verleend door de Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft.

  • 2.

    De Minister van Algemene Zaken kan in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, op verzoek bij ministeriële beschikking ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4, tweede tot en met vierde lid.

Artikel 6a  

  • 1.

    Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen of te leveren aan, door of uit te voeren naar, dan wel over te dragen aan, daaronder begrepen over te brengen naar, natuurlijke personen, rechtspersonen of entiteiten in of voor gebruik in of ten behoeve van de hierna genoemde landen, ongeacht het land van oorsprong:

    • a.

      Belarus

    • b.

      Birma/Myanmar

    • c.

      Centraal-Afrikaanse Republiek

    • d.

      China

    • e.

      Congo

    • f.

      Iran

    • g.

      Irak

    • h.

      Jemen

    • i.

      Libanon

    • j.

      Noord-Korea

    • k.

      Oekraïne

    • l.

      Sudan

    • m.

      Syrië

    • n.

      Somalië

    • o.

      Venezuela

    • p.

      Zimbabwe

    • q.

      Zuid Sudan

  • 2.

    Een verbod op grond van het eerste lid is niet van toepassing in gevallen, bepaald bij een van de hierna genoemde besluiten betreffende beperkende maatregelen, vastgesteld op voet van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie:

    • a.

      Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van de Europese Unie van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen van Belarus (Pb EG 2006 L 134), artikel 1 bis, tweede of derde lid, artikel 1 ter, tweede of derde lid, artikel 1 sexies, derde, vierde, of vijfde lid, artikel 1 septies, derde lid, vierde lid of vijfde lid, artikel 1 septies bis, eerste lid, artikel 1 nonies, tweede of vierde lid, artikel 1 undecies bis, tweede lid, artikel 1 duodecies, tweede of derde lid, artikel 1 terdecies, tweede lid, artikel 1 sedecies, tweede lid, artikel 1 septiesdecies, tweede lid, artikel 1 octiesdecies, tweede lid, artikel 1 noviesdecies, tweede lid, artikel 1 vicies, tweede of derde lid, artikel 1 unvicies, tweede lid, artikel 1 duovicies, tweede of derde lid, artikel 1 tervicies, eerste lid, artikel 1 quatervicies, eerste lid, artikel 1 quinvicies, tweede lid, artikel 1 sexvicies, tweede lid, artikel 1 septvicies bis, tweede lid, artikel 1 septvicies quater, tweede lid, derde of vierde lid, artikel 3, eerste of tweede lid, artikel 3 bis, eerste lid, artikel 4, artikel 4 bis, artikel 4 ter, artikel 8 ter, tweede lid, of artikel 8 quater, eerste lid.

    • b.

      Besluit 2013/184/GBVB van de Raad van de Europese Unie betreffende de politieke situatie in Birma (belemmering nationale verzoening, schending mensen rechten, onrechtmatige detentie van oppositieleiders en het opleggen van dwangarbeid door het militaire regime), (PbEU 2013 L 111); Artikel 2a;

    • c.

      Besluit 2013/798/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 23 december 2013 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van de Centraal-Afrikaanse Republiek (PbEU 2013, L 352), laatstelijk gewijzigd door Besluit (GBVB) 2016/1446 van de Raad van 31 augustus2016 (PbEU 2016, L 235); Artikel 2;

    • d.

      Verklaring van de Europese Raad van Madrid van 27 Juni 1989 met betrekking politieke situatie (schending mensenrechten, bloedige onderdrukken van de studentenopstanden) in China;

    • e.

      Besluit 2010/788/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 20 december 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2008/369/GBVB (PbEU L 336);

    • f.

      Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van de Europese Unie van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in verband met de situatie in Iran (Pb L 100); Artikel 4;

    • g.

      Verordening (EG) nr. 1799/2003 van de Raad van de Europese Unie van 13 oktober 2003 (PbEG L 264) tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1210/2003 betreffende bepaalde specifieke restricties op de economische en financiële betrekkingen met Irak; (PbEU L 169); Artikel 1b;

    • h.

      Verordening 1352/2014 van de Raad van de Europese Unie van 18 december 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Jemen (Pb L 365); 1a;

    • i.

      Verordening (EG) nr. 1412/2006 van de Raad van de Europese Unie van 25 september 2006 betreffende bepaalde beperkende maatregelen ten aanzien van Libanon (Pb EG L 267); Artikel 3;

    • j.

      Verordening (EU) 2017/1836 van de Raad van de Europese Unie van 10 oktober 2017 tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1509 van de Raad betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Volksrepubliek Korea (PbEU 2017, L 261); Artikelen 2 en 3;

    • k.

      Verordening 269/2014 van de Raad van de Europese Unie van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (Pb 2014, L78); Artikelen 1a, 1b en 1c

    • l.

      Verordening (EU) nr. 747/2014 van de Raad van de Europese Unie van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Sudan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 131/2004 en Verordening (EG) nr. 1184/2005 (Pb 2014, L 203); Artikel 3;

    • m.

      Verordening (EU) nr. 747/2014 van de Raad van de Europese Unie van 10 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen in verband met de situatie in Sudan en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 131/2004 en Verordening (EG) nr. 1184/2005 (Pb 2014, L 203); Artikel 3;

    • n.

      Verordening (EG) nr. 147/2003 van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 betreffende een aantal beperkende maatregelen ten aanzien van Somalië (Pb EG L 24); Artikel 2;

    • o.

      Verordening (EU) nr. 2017/2063 van de Raad van de Europese Unie van 13 november 2017 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Venezuela (PbEU 2017, L 295); Artikel 2;

    • p.

      Verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad van de Europese Unie van 19 februari 2004 inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (Pb EG L 55); Artikel 2;

    • q.

      Verordening (EU) nr. 2015/735 van de Raad van de Europese Unie van 7 mei 2015 betreffende beperkende maatregelen in het licht van de situatie in Zuid-Sudan en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 748/2014 (Pb L 117); Artikel 3;

    • r.

      Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van de Europese Unie van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (Pb EU, L 229), artikel 2, derde lid tot en met vijfde lid, artikel 2 bis, derde tot en met vijfde lid, artikel 2 ter, eerste lid, artikel 2 sexies, tweede lid of vierde lid, artikel 3, derde, vierde, vijfde of zesde lid, artikel 3 bis, tweede lid, artikel 3 ter, derde of vierde lid, artikel 3 quater, vijfde of zesde lid, artikel 3 quinquies, tweede of derde lid, artikel 3 sexies bis, vierde of vijfde lid, artikel 3 septies, derde of vierde lid, artikel 3 octies, tweede lid, artikel 3 nonies, tweede, derde of vierde lid, artikel 3 decies, derde of vierde lid, artikel 3 undecies, derde lid, artikel 3 duodecies, derde, vierde of vijfde lid, artikel 3 terdecies, tweede, derde of vierde lid, artikel 4, tweede lid, leden 2bis, 2 bis bis en 2 ter, of vierde lid, artikel 5, zesde lid, tweede volzin, of zevende lid, artikel 5 bis, tweede lid, tweede volzin, derde of vijfde lid, artikel 5 bis bis, tweede of derde lid, artikel 5 ter, derde of vierde lid, artikel 5 quater, eerste lid, artikel 5 quinquies, eerste lid, artikel 5 sexies, tweede lid, artikel 5 septies, tweede lid, artikel 5 decies, tweede lid, artikel 5, undecies, derde lid, artikel 5 duodecies, tweede of vierde lid, artikel 5 terdecies, tweede lid, of artikel 5 quaterdecies, derde, vierde of vijfde lid.

    • s.

      Verordening (EG) nr. 765/2006 van de Raad van de Europese Unie van 18 mei 2006 betreffende beperkende maatregelen tegen president Loekasjenko en bepaalde functionarissen van Belarus (Pb EG 2006 L 134), artikel waarin artikel 2, tweede lid, artikel 3, tweede of derde lid, artikel 4, derde lid, artikel 5, tweede lid, artikel 6, tweede lid, artikel 7 of artikel 9.

Artikel 7

Deze regeling treedt, gezien het spoedeisend belang hiervan als bedoeld in artikel 127, derde lid, van de Staatsregeling, in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Afkondigingsblad waarin deze wordt geplaatst.

Artikel 8

Deze ministeriële regeling wordt aangehaald als: Sanctielandsregeling.

Deze ministeriële regeling wordt met de toelichting in het Afkondigingsblad geplaatst.

De Minister van Algemene Zaken

De zesentwintigste juni 2017

Uitgegeven de zevende augustus 2017

De minister van Algemene Zaken

Namens deze,

Hoofd Afdeling Juridische Zaken & Wetgeving

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

 

Implementatieplicht

Sint Maarten is gehouden internationale sancties te implementeren op grond van artikel 25 van het Handvest van de Verenigde Naties en artikel 3 van het Statuut van het Koninkrijk. Het komt de effectiviteit van sancties als instrument van internationaal beleid ten goede als implementerende nationale wetgeving subiet tot stand komt. Ook de Caribbean Financial Task Force (CFATF) wees er in zijn Recommendation III dd. 8 januari 2013 op dat implementatie ‘without delay’ moet plaatsvinden.

 

Sanctielandsregeling

De Sanctielandsregeling vloeit voort uit de inwerkingtreding van de Landsverordening, houdende wijziging van de Sanctielandsverordening ter uitvoering van aanbeveling 6 van de Financial Task Force om zonder vertraging de beperkende maatregelen te implementeren en enkele wetstechnische aanpassingen. Die landsverordening voorziet erin dat alle sanctiemaatregelen worden gebundeld in één ministeriële regeling en niet langer in een landsbesluit, houdende algemene maatregelen.

Met de inwerkingtreding van de Landsverordening vervalt het Omnibus Sanctielandsbesluit. Dat besluit, zoals gewijzigd door de Sanctieregeling, is vervangen door de onderhavige Sanctielandsregeling. Deze Sanctielandsregeling treedt in werking met ingang van dezelfde dag als de datum van inwerkingtreding van de bovengenoemde wijzigingslandsverordening.

 

Artikelsgewijs deel

 

Artikel 1

Voor de leesbaarheid is ‘sancties’ gedefinieerd in artikel 1. Dit voorkomt dat telkens verwezen moet worden naar Veiligheidsraadresoluties alsmede verordeningen, gemeenschappelijke standpunten of besluiten van de Europese Unie.

 

Daarnaast zijn de begrippen “middelen”, “bevriezen van middelen” en “financiële diensten” gedefinieerd, in verband met de uitvoering van artikel 4.

 

Artikel 2

Met dit artikel worden de internationale sancties van toepassing verklaard. Dit betekent dat de artikelen uit resoluties, verordeningen, gemeenschappelijke standpunten en besluiten van kracht zijn, voor zover dit mogelijk is. Dit is namelijk niet altijd mogelijk, zoals indien sprake is van een verplichting voor een lidstaat, de Europese Unie of Europese instelling. Sint Maarten is immers geen lidstaat of Europese instelling. Een voorbeeld van een dergelijke bepaling die niet onmiddellijk van toepassing is, is artikel 30 van Verordening (EU) nr. 36/2012 waarin is bepaald dat de lidstaten en de Commissie elkaar onverwijld in kennis stellen van de krachtens die verordening getroffen maatregelen. Een ander voorbeeld uit dezelfde verordening is artikel 2 ter, tweede lid, waarin regels zijn vastgesteld voor de bevoegde autoriteit van de lidstaten, als genoemd op de websites die in bijlage III van die verordening worden vermeld. Om een dergelijke verplichting voor Sint Maarten van toepassing te laten zijn, dient een aanvullende regel te worden vastgesteld. Een voorbeeld hiervan is artikel 5 van deze Sanctielandsregeling, waarin de bevoegde autoriteit voor Sint Maarten is geregeld.

 

Het komt ook voor dat in een artikel van een verordening of besluit dat van toepassing is, verwezen wordt naar regelgeving die niet in Sint Maarten geldt. In dat geval is de regel waarnaar wordt verwezen ook van toepassing, maar alleen in combinatie met het betreffende artikel waarin de verwijzing staat. Een voorbeeld hiervan is artikel 2 ter, derde lid, van Verordening (EU) nr. 36/2012 waarin wordt verwezen naar artikel 11 van Verordening (EU) nr. 428/2009 betreffende dual use goederen.

 

Het komt met regelmaat voor dat sanctiemaatregelen worden gewijzigd, bijvoorbeeld vanwege aanpassingen van redactionele aard of van de in de bijlage genoemde personen of goederen waar de sanctie op betrekking heeft. Gelet op de Koninkrijksverplichting en internationale verplichtingen dienen de sancties onverwijld conform die wijzigingen te worden aangepast.

 

Om dit mogelijk te maken, is in het tweede lid gebruik gemaakt van zogenaamde dynamische verwijzing. Het tweede lid regelt dat een wijziging van een verordening, gemeenschappelijk standpunt, besluit of resolutie, genoemd in het eerste lid, voor de toepassing van deze regeling gaat gelden met ingang waarop aan de betrokken wijziging uitvoering moet zijn gegeven. Dergelijke (frequente) wijzigingen worden bekend gemaakt op de website van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. Daarmee wordt volledig voldaan aan de FATF aanbeveling om zonder vertraging sancties vast te stellen.

Nieuwe verordeningen, gemeenschappelijke standpunten, besluiten of resoluties daarentegen zullen wel tot een wijziging van artikel 2, eerste lid, van de Sanctielandsregeling nopen. Een dergelijke aanvulling van artikel 2, eerste lid, zal bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

 

Artikel 3

Ter naleving van internationale afspraken kunnen, gelet op artikel 2 van de Sanctielandsverordening, bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld. Daarom wordt, gelet op de oproep in VN-resolutie 1373 aan verdragspartijen om nationale beperkende maatregelen te treffen, aan de Minister van Algemene Zaken, in overeenstemming met de minister of ministers die het betreft, de bevoegdheid gegeven om individuele personen of organisaties aan te wijzen waarvan tegoeden onverwijld moeten worden bevroren. Tot een dergelijke maatregel kan worden overgegaan indien betrokkene behoort tot de kring van personen of organisaties, bedoeld in VN-resolutie 1373, en als ten aanzien van betrokkene nog geen Europees besluit (EU-listing) van toepassing is. De Minister van Algemene Zaken houdt bij toepassing van zijn bevoegdheid rekening met de personen die door andere landen van het Koninkrijk zijn aangewezen teneinde een uniform buitenlands veiligheidsbeleid te bereiken.

 

Het tweede lid verduidelijkt dat op deze aanwijzingen de Sanctielandsregeling van overeenkomstige toepassing is.

 

Artikel 4

Dit artikel regelt dat het verboden is om in strijd te handelen met sancties. Op overtredingen van dit artikel is artikel 15 van de Sanctielandsverordening van toepassing. Daartoe is in het tweede lid bepaald dat alle middelen die toebehoren aan personen en organisaties als bedoeld in artikel 2 of 3 moeten worden bevroren. Ook is het - ingevolge het derde en vierde lid - verboden om financiële diensten dan wel middelen ter beschikking te stellen aan deze personen of organisaties.

 

Artikel 5

Voor het geval dat een sanctie een bevoegde autoriteit regelt, is in dit artikel de aangewezen bevoegde autoriteit voor Sint Maarten bepaald. Het artikel is zo geredigeerd dat de aangewezen bevoegde autoriteit telkens gelezen dient te worden daar waar in de verordening of het besluit wordt verwezen naar de bevoegde autoriteit van een lidstaat of naar de op een bijlage bij de verordening genoemde website.

De bevoegde autoriteit is de Minister van Algemene Zaken, indien noodzakelijk samen met de minister of ministers die het betreft, en gehoord hebbende de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten. Ter behartiging van de continuïteit en het bewaken van uniform optreden, is de Minister van Algemene Zaken te allen tijde de bevoegde autoriteit. Afhankelijk van de wettelijke taak, is er sprake van medebevoegdheid van de minister(s) die het betreft, en dient de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten gehoord te worden.

 

Artikel 6

Dit artikel bepaalt dat vergunningen en ontheffingen kunnen worden afgegeven bij ministeriële beschikking van de Minister van Algemene Zaken. Afhankelijk van de wettelijke taak, is er sprake van medebevoegdheid van de minister(s) die het betreft.

Ten behoeve van de vergunning afgifte is een procedure opgesteld; die procedure is opgenomen in het Handboek sancties. De procedure is erop gericht dat het proces van afgifte met de nodige zorgvuldigheid plaatsvindt, waarbij binnen de kaders van de internationale afspraken wordt gebleven.

Om een paar voorbeelden te noemen: in Resoluties van de Veiligheidsraad en in regelgeving van de EU is vaak opgenomen dat het VN sanctiecomité, de EU-lidstaten of de Europese Commissie dienen te worden geïnformeerd over een verleende vergunning of ontheffing. Daarnaast dient soms een voornemen tot vergunning- of ontheffingverlening te worden voorgelegd voor goedkeuring aan het VN sanctiecomité (zie o.a. artikel 5 van Verordening 1352/2014).

 

Artikel 8

Tot aan de inwerkingtreding van deze ministeriële regeling gold een andere ministeriële regeling, met de citeertitel “Sanctieregeling”. Die ministeriële regeling is automatisch vervallen door de inwerkingtreding van de Landsverordening, houdende wijziging van de Sanctielandsverordening ter uitvoering van aanbeveling 6 van de Financial Task Force om zonder vertraging de beperkende maatregelen te implementeren en enkele wetstechnische aanpassingen. Om verwarring te voorkomen, is aan de onderhavige ministeriële regeling een andere citeertitel gegeven, namelijk “Sanctielandsregeling”. Daarmee wordt tevens het alomvattende en langdurige karakter van de nieuwe Sanctielandsregeling onderstreept.

 

De Minister van Algemene Zaken