Organisatie | Bergen (L) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving Omgevingsrecht 2022 |
Citeertitel | Uitvoeringsprogramma vergunningverlening, toezicht en handhaving Omgevingsrecht 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 2 Indeling van handhavingsgebieden Bijlage 1 Toetsingsprotocol vergunningen bouw VTH uitvoeringsprogramma omgevingsrecht 2022 |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-11-2022 | nieuwe regeling | 15-02-2022 |
In 2016 is de Wet Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (Wet VTH) in werking getreden. De wet is geïntegreerd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Doel van de Wet VTH is om de vergunningverlening, het toezicht en de handhaving van het omgevingsrecht beter te organiseren. Gemeenten moeten zorgen voor een goede kwaliteit van de taken op het gebied van uitvoering en handhaving. Ze moeten daarom, onder andere, beleid vaststellen op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Met de vaststelling van een nieuw VTH-beleidsplan en VTH-uitvoeringsprogramma 2021 werd in de gemeente Bergen (L) voor het eerst tegemoet gekomen aan de wettelijke verplichtingen en provinciale aanbevelingen. Begin 2022 is het eerste VTH-uitvoeringsprogramma geëvalueerd. Aan de hand van de inzichten die hierbij verkregen zijn is dit uitvoeringsprogramma vormgegeven en is beschreven waar we in 2022 mee aan de slag gaan.
Het onderhavige programma beschrijft hoe vergunningverlening, toezicht en handhaving georganiseerd zijn bij verschillende onderwerpen. Het beschrijft de reguliere taken, de projecten en de activiteiten die op het gebied van het omgevingsrecht worden opgepakt. Het gaat hier onder andere om de gemeentelijke taken op het gebied van bouwen, slopen, kappen, milieu relevante activiteiten, brandveilig- en bestemmingsplanconform gebruik en openbare orde.
In deze paragraaf worden de voor 2022 meest relevante ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en jurisprudentie beschreven waar bij de uitvoering van VTH-gerelateerde werkzaamheden rekening mee gehouden dient te worden.
Omgevingswet en introductie Squit2020
De invoering van de Omgevingswet is volgens de laatste berichtgeving uitgesteld naar 1 oktober 2022 of 1 januari 2023. Er zijn vooral zorgen over het functioneren van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het is ook mogelijk dat de einddatum van de transitie in 2029 wordt uitgesteld. Het doel is een eind te maken aan de sectorale, versnipperende en vaak sterk vertragende regelgeving in het ruimtelijk domein.
Met het oog op de introductie van de Omgevingswet in 2022 is ervoor gekozen om de nieuwe gemeenteraad vóór de introductie van de Omgevingswet de volgende raadsvoorstellen te doen:
Hiermee wordt de nieuwe gemeenteraad de kans geboden om alle stukken tot zich te nemen en de besluitvorming in samenhang met elkaar te kunnen zien.
Aan al deze raadvoorstellen is in 2021 hard gewerkt en diverse hiervan zijn inmiddels al vrijwel gereed. Omdat de introductiedatum van de Omgevingswet is uitgesteld, en het beter is om de gemeenteraad in haar nieuwe samenstelling na de verkiezingen van maart 2022 over dit nieuwe beleid te laten besluiten, zijn nog niet alle werkzaamheden aan deze voorstellen inmiddels afgerond. Maar e.e.a. ligt wel goed op schema.
Voor de dagelijkse praktijk is het van groot belang dat we na de introductie van de Omgevingswet in staat zijn om te allen tijde conform de Omgevingswet aanvragen binnen acht weken af te wikkelen. Hiervoor is een goed gestroomlijnd voortraject van belang. Aan de vormgeving hiervan is in 2021 gewerkt en ook is een nieuw initiatievenoverleg hiervoor gestart dat wekelijks plaatsvindt tussen collega’s van diverse disciplines.
In 2021 is gebleken dat er veel inzet nodig om de nieuwe ICT-systemen voor de Omgevingswet te implementeren en met de nieuwe systemen te oefenen. De bouwstenen om dit mogelijk te maken zijn er. De benodigde software is aangeschaft, de koppelingen zijn gelegd of worden nog voorbereid (hiervoor zijn wij ook afhankelijk van externe partijen), het initiatievenoverleg is ingericht, evenals het afstemmingsoverleg. De implementatie van Djuma en Squit2020 dienen hier ook aan bij te dragen. De implementatie van beide systemen is in 2021 echter moeizamer verlopen dan aanvankelijk werd verwacht. Squit2020 is nog volop in ontwikkeling en behoeft in de praktijk nog veel aanpassingen om in de praktijk goed te functioneren en ook de koppeling van dit systeem met Djuma is geen sinecure.
Wet private Kwaliteitsborging in de bouw (Wkb)
Op 14 mei 2019 heeft de eerste Kamer de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) aangenomen. Het doel is de bouwkwaliteit te verbeteren door het invoeren van een nieuw stelsel van kwaliteitsborging voor de bouw en de positie van de opdrachtgever ten opzichte van de aannemer te versterken. Het nieuwe stelsel voor kwaliteitsborging is vastgelegd in de Wkb en het daarbij behorende Besluit kwaliteitsborging voor het bouwen. De datum van inwerkingtreding is gelijktijdig met de Omgevingswet, vooralsnog op 1 oktober 2022 of 1 januari 2023.
Wat betreft de inhoud van deze wet- en regelgeving, is de kern:
In eerste instantie zal het systeem van kwaliteitsborging alleen gelden voor bouwwerken in ‘gevolgklasse 1’: minder risicovolle gebouwen en bouwwerken zoals woningen en eenvoudige bedrijfsgebouwen zoals een bedrijfshal. Dit zal later worden uitgebreid naar complexere bouwwerken in hogere gevolgklassen.
De Wkb heeft gevolgen voor twee belangrijke onderdelen van het bouwproces, namelijk de toetsing van bouwplannen en de aansprakelijkheid van de aannemer. Onder de Wkb toetst de gemeente niet meer of het aannemelijk is dat het bouwen voldoet aan de technische voorschriften van het Bouwbesluit. De gemeente moet controleren of het instrument dat voor kwaliteitsborging wordt ingezet voldoet. De kwaliteitsborger toetst tijdens de bouw of het bouwwerk voldoet aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit 2012, met uitzondering van hoofdstuk 7 en 8. Voor de overige toetsen blijft de gemeente verantwoordelijk (bestemmingsplan, welstand, bouwverordening, onderdelen die na de inwerkingtreding van de WKB op zijn gegaan in het omgevingsplan). Ook voor het toezicht op de bestaande bouw en op de omgevingsveiligheid.
Het is de verwachting dat de introductie van de Wkb op termijn tot gevolg zal hebben dat de medewerkers die vergunningsaanvragen beoordelen hier minder werk aan zullen hebben. In 2020 is gestart met een onderzoek naar de consequenties van de introductie van deze wet en welke zaken er met het oog hierop geregeld dienen te worden. Na de introductie van de Wkb zal het wellicht nog maanden duren voordat het echt duidelijk wordt welke praktische consequenties de introductie van deze wetgeving zal hebben voor de hoeveelheid werk die de bouwplantoetsers momenteel nog verrichten. In andere gemeentes wordt geschat dat er in de toekomst zo’n 30% minder leges geheven zullen kunnen worden als gevolg van de vermindering van de hoeveelheid werk die gepaard zal gaan met het toetsen van bouwaanvragen. Deze gevolgen zullen waarschijnlijk dit jaar nog niet zichtbaar worden. Zeker nu het omschakelen naar een hele andere manier van werken extra tijd kost in de beginfase en veel mensen naar alle waarschijnlijkheid nog aanvragen wensen in te dienen op basis van de bekende vertrouwde werkwijze, wordt vóór de inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving extra drukte verwacht en wordt ingeschat dat de wetswijziging voor het jaar 2022 nog slechts van beperkte feitelijke invloed zal zijn.
Stikstofproblematiek (PAS) en problematiek grondafvoer (PFAS)
Naar aanleiding van een uitspraak van de Raad van State in 2019 is komen vast te staan dat het landelijke Programma Aanpak Stikstof (PAS) strijdig is met Europese regelgeving. Daardoor kan het PAS geen juridische grondslag meer bieden voor vergunningverlening en heeft dit grote gevolgen voor met name de vergunningverlening voor de agrarische sector en de bouwsector. PFAS is een afkorting van poly- en perfluoralkylstoffen. Op veel (bouw)locaties zitten deze in de grond. Bij grondafgravingen (o.a. in verband met bouwactiviteiten) dient aan deze regels te worden voldaan, maar dit levert in de praktijk vaak problemen op.
In 2020 heeft de gemeente Bergen een nieuw bodembeleid vastgesteld waardoor de belemmeringen voor grondverzet die veroorzaakt werden door problemen rondom landelijke PFAS-regelgeving op het grondgebied van de gemeente Bergen zijn weggenomen.
Op 1 juli 2021 is de Wet stikstofreductie en natuurverbetering in werking getreden.
De Wet stikstofreductie en natuurverbetering regelt onder meer drie resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie: in 2025 moet minimaal 40% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben; in 2030 minimaal de helft en in 2035 minimaal 74%. De wet geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om die reductie te bereiken en de natuur te herstellen.
De bouwfase is in de nieuwe wetgeving vrijgesteld van de omgevingsvergunning natuur onderdeel stikstof (waarvoor het college van Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag is). De vrijstelling van de vergunningsplicht betekent niet dat verder geen regels op de betreffende bouwactiviteiten van toepassing zijn. Op de bouwfase van een project blijven de regels van het Besluit bouwwerken leefomgeving (nu nog het Bouwbesluit) van toepassing. Bovendien geldt de vrijstelling niet voor structurele stikstofemissies in de gebruiksfase of voor andere emissies dan stikstof. De vergunningplicht blijft dus bestaan wanneer het project nog andere significante gevolgen kan veroorzaken op nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
Onder de Omgevingswet geldt straks tevens een specifieke zorgplicht. In artikel 11.6 van het Besluit activiteiten leefomgeving wordt een zorgplicht opgenomen voor zover de bouwfase verslechterende of significant verstorende gevolgen heeft voor een Natura 2000-gebied.
Hoewel de vergunningplicht voor bouwactiviteiten dus gedeeltelijk is verdwenen, kan niet geheel zonder zorgen een bouwactiviteit worden uitgevoerd. Gelet op het voorgaande dient de bouwsector nog steeds rekening te houden met algemene rijksregels, de stikstofdepositie in de gebruiksfase en eventuele andere nadelige gevolgen van de bouwactiviteit. Op de vakafdeling zal hier bewust aandacht voor moeten zijn.
Toezicht in de openbare ruimte / Coronamaatregelen
Vanuit de overheid worden steeds meer toezichtstaken opgedragen aan gemeenten. Tevens heeft de VNG in haar toekomstvisie een voorstel gedaan om bepaalde politietaken over te gaan dragen naar de gemeenten, bijvoorbeeld op het gebied van verkeer (fietsen zonder licht, door rood licht rijden e.d.). Deze op de veiligheid gerichte taken moeten dan door de BOA’s worden uitgevoerd. Ook de lokale ontwikkelingen rondom gebiedsgericht werken en meer dan voorheen de verbinding met onze inwoners zoeken zijn van invloed op het takenpakket en beschikbare capaciteit van de BOA’s.
Hoewel het relevant is om te signaleren dat er nagedacht wordt over deze verschuiving van taken, is het niet de verwachting dat er in 2022 al nieuwe toezichtstaken naar de gemeente toe zullen komen op dit gebied. Wel wordt er in 2022 rekening mee gehouden dat er nog steeds toezicht gehouden dient te worden op tijdelijke door het Rijk en de Veiligheidsregio afgekondigde maatregelen in verband met COVID-19.
Provincies en gemeenten zijn samen verantwoordelijk voor de kwaliteit van de taken ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving in het omgevingsrecht (de VTH-taken). Met de vastgelegde Kwaliteitscriteria 2.1 zijn er op landelijk niveau afspraken gemaakt tussen Rijk, VNG en IPO over de minimale kwaliteit van de uitvoering. Hierbij is een modelverordening opgesteld (zowel door het IPO voor de provincies als door de VNG voor de gemeenten) die ingaat op de kritieke massa die van belang wordt geacht voor verschillende taken. Het overnemen van deze verordening is niet verplicht: indien gewenst kan gemotiveerd worden afgeweken zodat maatwerk nog steeds mogelijk is, zo lang de doelstellingen die ten grondslag liggen aan de kwaliteitscriteria maar wel gehaald kunnen worden.
Per 1 juli 2019 zijn de Kwaliteitscriteria 2.1 vervangen door de geactualiseerde Kwaliteitscriteria 2.2. De VNG-Modelverordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht is aangepast. De actualisatie betreft alleen onderdeel B (kritieke massa); de onderdelen A (algemene uitgangspunten) en C (procescriteria) blijven ongewijzigd. De herziening was nodig vanwege een aantal verouderde verwijzingen en omdat enkele nieuwe onderwerpen, zoals klimaat, energie en circulaire economie, nog niet in de Kwaliteitscriteria waren opgenomen.
In 2019 heeft een groot deel van de VTH-medewerkers al een EVC-traject gevolgd hebben, waarbij bleek dat zij (grotendeels) voldoen aan de kwaliteitscriteria 2.2. Het is de planning om gelijktijdig met de invoering van de Omgevingswet een verordening kwaliteit VTH vast te stellen en te bezien in hoeverre en op welke manier we volledig aan de aangepaste Kwaliteitscriteria 2.2 kunnen voldoen.
Een instrument tegen ondermijning is het toepassen van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) bij vergunningverlening. Deze wet geeft het gemeentebestuur een instrument om zich te beschermen tegen het risico dat zij onbewust criminele activiteiten, personen of samenwerkingsverbanden faciliteert. Bovendien wordt de concurrentiepositie van bonafide ondernemers beschermd. De Wet Bibob geeft een aantal mogelijkheden om deze risico-inschatting op een juiste wijze te kunnen maken en biedt een weigering- en/of intrekkingsgrond, waarop onder andere vergunningen en ontheffingen kunnen worden geweigerd en/of ingetrokken. In 2021 is er beleid vastgesteld voor toepassing van de Wet Bibob. De Wet Bibob is toepasbaar op vergunningen Wabo bouwen, DHW, Wet op de kansspelen (speelautomaten), evenementen, overheidsopdrachten, vastgoedtransacties, subsidies, milieu en aanbestedingen in het kader van milieu. De Bibob-medewerker onderhoudt contacten met de beleidsmedewerkers veiligheid, de medewerkers van het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC), het Landelijk Bureau Bibob en politie en justitie. In 2022 worden de medewerkers voorgelicht over de toepassing in de praktijk en worden er conform het beleid onderzoeken uitgevoerd.
In 2021 is een concept voor een nieuw Damoclesbeleid opgesteld. Gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met illegale verkooppunten en kwekerijen of laboratoria van verdovende middelen. Om de productie van – en handel in – drugs tegen te gaan is strikte handhaving bij overtreding van de Opiumwet gewenst en noodzakelijk. Artikel 13b van de Opiumwet (de “Wet Damocles”) biedt gemeenten een instrument om op te treden tegen de illegale verkooppunten en locaties waar (voorbereidende) handelingen worden verricht voor de productie van drugs. Uitgangspunt hierbij is dat de handel in – en productie van drugs – (zowel soft- als harddrugs) en voorbereidingen daartoe in alle gevallen illegaal is. In de laatste jaren zijn er diverse gerechtelijke uitspraken gewezen die ertoe nopen het huidige beleid en de wijze waarop in het verleden in de praktijk gebruik werd gemaakt van de sluitingsbevoegdheid aan te passen. In 2022 zal voorgesteld worden om geactualiseerd beleid hieromtrent vast te stellen.
1.3 Terugblik op 2021 en verbeterpunten voor 2022
In het navolgende zal aan de hand van de bevindingen uit het handhavingsjaarverslag 2021, de voorziene ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving en binnen de organisatie bezien worden welke accenten en inspanningen behouden moet blijven en welke extra prioriteit vergen.
In het handhavingsjaarverslag over 2021 is geconcludeerd dat er in 2021 op bijna alle onderdelen van het VTH-uitvoeringsprogramma voor 2021 binnen de beschikbaar gestelde budgetten uitvoering is gegeven aan de beoogde ambities. Alleen voor wat betreft het waarmaken van de ambities op het vlak van het milieutoezicht en de implementatie en livegang van Squit2020 zijn we in 2021 aanzienlijk tekort geschoten. De redenen hiervoor zijn primair gelegen in het ontbreken van personele capaciteit voor de uitvoering van de milieutoezichttaken en de omstandigheid dat Squit2020 ICT-technisch nog niet voldoende rijp en ingericht was om adequaat te kunnen gebruiken voor de registratie van vergunningstrajecten en handhavingszaken.
Om te garanderen dat de ambities op het gebied van de uitvoering van milieugerelateerde toezichttaken in 2022 wel waargemaakt kunnen worden is er in het laatste kwartaal van 2021 nog voor gezorgd dat een nieuwe ervaren milieutoezichthouder in februari van 2022 zal starten met het uitvoeren van de noodzakelijke werkzaamheden. Ook is er eind 2021 veel tijd in gestoken om Squit2020 systeemtechnisch en inrichtingsmatig klaar te maken voor gebruik in januari van 2022 voor de onderdelen vergunningverlening en toezicht op vergunningen. Het onderdeel handhaving zal later in 2022 gereed worden gemaakt.
De verwachting is dat het werken met Squit2020 een administratieve lastenverzwaring voor alle medewerkers van het VTH-cluster met zich mee zal brengen. Begin 2022 zal onderzocht worden in hoeverre deze administratieve lastenverzwaring praktisch werkbaar verlegd kan worden naar een administratieve medewerker.
De belangrijkste prioriteit voor 2022 zal zijn om ervoor te zorgen dat we na de livegang van Squit2020 en archiefmanagementsysteem Djuma en de introductie van de Omgevingswet de werkprocessen op orde hebben en adequaat binnen de termijnen die daarvoor staan conform de nieuwe regelgeving besluiten kunnen nemen. Aangezien een nieuwe wijze van werken tijd kost om bekend mee te worden en vertrouwd mee te geraken, zullen er voor 2022 geen nieuwe VTH-projecten worden gestart, tenzij deze noodzakelijk zijn in verband met de introductie van Squit2020, Djuma of Omgevingswet gerelateerde regelgeving. In 2022 zal eerst de nieuwe basis op orde moeten zijn.
In 2022 wordt er met het oog op het waarborgen van de integrale toetsing van vergunningen een initiatievenoverleg gevoerd waarbij vergunningtoetsers van alle gemeentelijke disciplines aan deel zullen nemen. In 2021 is gestart met het steekproefsgewijs toetsen van vergunningsaanvragen op basis van de Wet Bibob. In 2022 wordt dit verder geïmplementeerd, zodat alle vergunningsaanvragen die vallen binnen het beleid en getoetst moeten worden, getoetst worden.
In de eerste helft van 2021 zijn er aan meerdere BOA-stagiaires fulltime-stageplekken aangeboden. Door het tijdelijk uitvallen van één van de BOA’s hebben twee BOA-stagiaires hun stage in 2021 niet af kunnen maken. Zij worden in 2022 als eerste stageplekken aangeboden en vervolgens zullen er ook aan 2 andere studenten het gehele jaar BOA-stageplekken worden aangeboden.
In 2021 zijn goede resultaten geboekt met grootschalige BOA-acties in de natuurgebieden van de gemeente Bergen. Het aantal van dit type acties zal in 2022 van 4 naar 6 verhoogd worden. Ook zullen de acties van het Regionale interventieteam in 2022 worden gecontinueerd.
In 2021 heeft de gemeenteraad budget beschikbaar gesteld om de formatie van het Blauwe BOA-team met 0,7 FTE te verruimen in 2022. Hierdoor kan ervoor gezorgd worden dat er iedere dag en ook vaker in avonduren een BOA zichtbaar in het veld is om waarnemingen te doen en waarschuwingen uit te delen. De stelselmatige controles van de buitengebieden (waar de meeste en meest ernstige overtredingen zich voordoen) kan hierdoor geïntensiveerd worden en ook kan hierdoor sneller ingespeeld worden op meldingen omtrent publieke ergernissen en kunnen coronaregels vaker op naleving worden gecontroleerd. Het is de bedoeling dat de extra Blauwe BOA ook controles op de Alcoholwet gaat verrichten, zodat hier voor 2022 geen extra budget voor ter beschikking wordt gesteld waarmee extern toezicht kan worden ingehuurd. In verband met deze uitbreiding zal er ook een extra bedrijfsvoertuig worden geleased.
Het is de bedoeling om de in 2020 gestarte inhaalslag wat betreft de controle op het uitvoeren van landschappelijke inpassingsplannen in 2022 te voltooien.
Voor 2022 dient verder zoveel mogelijk op dezelfde voet uitvoering aan de werkzaamheden gegeven te worden als in 2021 gedaan is.
Hoofdstuk 2: Programma vergunningverlening Wabo
2.1 Centrale doelen en operationele uitgangspunten
In het ‘Beleidsplan leefomgeving – vergunningverlening, toezicht en handhaving omgevingsrecht’ van de gemeente Bergen zijn de volgende vijf doelen die met vergunningverlening worden nagestreefde opgenomen:
De gemeentelijke taken op het gebied van vergunningverlening waar dit programma betrekking op heeft zijn de volgende:
De werkzaamheden die benoemd zijn onder punt 4 zijn nagenoeg geheel bij de medewerkers van de Regionale uitvoeringsdienst Limburg-Noord (RUDLN) ondergebracht en de werkzaamheden als bedoeld onder punt 5 zijn grotendeels belegd bij de medewerkers van de Veiligheidsregio Limburg-Noord (VRLN). De overige werkzaamheden worden verricht door de medewerkers van de gemeente Bergen.
In dit uitvoeringsprogramma zijn de algemene doelen uitgewerkt naar de volgende concrete operationele doelen en uitgangspunten:
Met het oog op de introductie van de Omgevingswet dient ervoor gezorgd te worden dat er voldoende tijd beschikbaar is om ervoor te zorgen dat het werk op een goede wijze uitgevoerd kan worden onder de vigeur van de nieuwe wetgeving.
De primaire opgave voor 2022 is dat er na de introductie van de Omgevingswet conform de nieuwe voorschriften en eisen wordt gewerkt en vergunningaanvragen op basis hiervan conform de voorschriften die hier dan voor gelden binnen de voorgeschreven termijnen kunnen worden afgehandeld.
2.2 Risico-analyse en prioriteitenmatrix vergunningverlening
In dit deel wordt het algemene uitgangspunt van risicogestuurd werken, zoals toegelicht in het beleid, uitgewerkt. De vertaling van beleid naar uitvoering bepaalt de gemeente aan de hand van risico’s. Daar waar de grootste risico’s liggen, worden vergunningaanvragen het meest intensief getoetst.
Indien aan de activiteiten waarop de vergunningaanvraag ziet grote risico’s kleven, wordt die aanvraag met meer diepgang beoordeeld dan te vergunnen activiteiten die minder risico’s met zich meebrengen. Dit hoeven niet altijd fysieke (veiligheids)risico’s te zijn. Ook belangen van natuur en milieu evenals rechtszekerheid en bestuurlijke risico’s worden hierin meegewogen. Uiteindelijk resulteert vergunningverlening in een goed afgewogen besluit dat handhaafbaar is en waarbij alle relevante aspecten in de besluitvorming zijn betrokken.
Maatschappelijke gebouwen (scholen, Fitnessruimtes, dagverblijven) | ||||||||||
Aanvraag omgevingsvergunning in afwijking van ruimtelijke regels | ||||||||||
De uitkomst van deze risico-analyse dient als richtlijn gebruikt worden om voor een gehele vergunningscategorie te bepalen hoe intensief deze in relatie tot alle andere vergunningen getoetst dient te worden. Binnen ieder van deze vergunningscategorieën behoort vervolgens voor individuele vergunningen aan de hand van een inschatting van de technisch-inhoudelijke complexiteit en de sociaal-maatschappelijke complexiteit beoordeeld te worden tot welke van de volgende 4 categorieën de concrete aanvraag toebehoort om de uiteindelijke diepgang van toetsing en aandacht voor maatwerk te duiden:
2.3. Prestatiedoelstellingen en toetsingsprotocol bouwen en ruimtelijke ordening
In het volgende overzicht wordt per taak van het team vergunningverlening bouw een inschatting gemaakt van de hoeveelheid tijd die er nodig is om deze werkzaamheden (gelet op de te verwachten aantallen vergunningaanvragen) naar behoren te kunnen vervullen:
Het is de verwachting dat de introductie van de Wkb op termijn tot gevolg zal hebben dat de medewerkers die vergunningsaanvragen beoordelen hier minder werk aan zullen hebben. In 2020 is gestart met een onderzoek naar de consequenties van de introductie van deze wet en welke zaken er met het oog hierop geregeld dienen te worden. Dit onderzoek is nog niet afgerond, maar het is wel duidelijk dat er op termijn minder uren aan de bouwkundige toetsing van bouwaanvragen zal worden besteed. Omdat er verwacht wordt dat er nog veel bouwaanvragen vóór de introductie van de Omgevingswet worden ingediend om op de vertrouwde wijze getoetst te kunnen worden, wordt ingeschat dat het aantal uren om bouwaanvragen te toetsen in 2022 slechts in beperkte mate minder zal zijn dan in 2021.
Telefonisch advies asbest / subsidies en advies en nazorg bij (asbest)brand / incidenten | |||
Afronden onderzoek consequenties Wet private Kwaliteitsborging in de bouw (Wkb) | |||
In totaal wordt becijferd dat er zo’n 3.400 uren benodigd zijn om het aantal vergunningaanvragen dat in 2022 wordt verwacht te kunnen behandelen en daarnaast ook de noodzakelijke andere werkzaamheden te verrichten. Er wordt ingeschat dat er in de praktijk zo’n 3.300 uur aan personele uren beschikbaar zijn om al dit werk uit te voeren bij de medewerkers die blijkens hun functie-omschrijving een rol toebedeeld gekregen hebben bij deze vergunningsverleningstaken. Het verwachte personele tekort zal worden opgevangen door de medewerker voor deze werkzaamheden in te zetten die zich normaliter bezighoudt met het beoordelen van onder andere evenementen- en exploitatievergunningen. Wegens coronamaatregelen is het de verwachting dat er gedurende een aanzienlijk deel van 2022 geen of zeer weinig evenementen- en exploitatievergunningen zullen worden aangevraagd.
Bij hetgeen in het schema op de vorige pagina is becijferd worden de volgende opmerkingen en kanttekeningen geplaatst:
Er is goed casemanagement nodig om de afstemming tussen klant, bestuur, gemeente en RUD vorm te geven en om de samenhang en de bestuurlijke kwaliteit van dossiers te waarborgen. De becijferde capaciteit is minimaal noodzakelijk om dit casemanagement op een behoorlijk niveau plaats te kunnen laten vinden.
Sinds de landelijke regels voor vergunningsvrij bouwen zijn aangepast, is het voor de burger moeilijker geworden om zelf te bepalen wat vergunningsvrij gerealiseerd mag worden. Daarom ontvangen wij daar veel vragen over. Burgers willen immers niet graag geconfronteerd worden met handhaving van de gemeente of met een conflict met de omgeving als achteraf blijkt dat voor het gerealiseerde bouwplan toch een vergunning nodig was. Hier gaat behoorlijk wat tijd inzitten van de organisatie. We schatten dat hier zo’n 80 uren voor het team mee gepaard gaan en dat bovendien ook handhavingsjuristen hieromtrent om advies gevraagd zal moeten worden.
Tenslotte willen wij als gemeente zo veel mogelijk maatwerk leveren en initiatiefnemers hierbij adviseren. Hierdoor zijn de uren die besteed worden aan de activiteit ‘Handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ relatief hoog. Deze tijd is nodig voor een goede belangenafweging en motivering van het besluit zodat deze bij een eventuele bezwaar- en beroepsprocedure in stand blijft. Het aantallen uren dat we in het schema hiervoor geraamd hebben is waarschijnlijk nog aan de krappe kant.
Toetsingsprotocol Bouwbesluit: Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 wordt gehanteerd
Aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden getoetst aan de voorschriften uit het bestemmingsplan, de redelijke eisen van welstand, de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit 2012. Dit toetsingsprotocol heeft betrekking op de voorschriften uit het Bouwbesluit 2012.
De wetgever heeft de technische voorschriften uit het Bouwbesluit niet gedifferentieerd naar zwaarte. Net als voor alle andere gemeenten is het ook voor de gemeente Bergen praktisch niet mogelijk en gewenst om alle voorschriften even uitputtend te toetsen. Hiervoor ontbreken de financiële middelen en capaciteit.
Ook vraagt niet elk gebouw/bouwwerk om dezelfde mate van controle en lopen bouwplannen zeer uiteen. De overheid kan zich, gemotiveerd, beperken tot het toetsen van die aspecten die zij het risicovolst acht en dus prioriteit wil geven. Dit kan, omdat de verantwoordelijkheid voor de naleving van de regelgeving sinds 2007 in de Woningwet expliciet bij de marktpartijen is neergelegd.
Burgers en ondernemers worden geacht op de hoogte te zijn van de wet- en regelgeving en hebben de primaire verantwoordelijkheid zich hieraan te houden. De opdrachtgever van een bouwproject is ervoor verantwoordelijk dat de bouwwerkzaamheden goed en veilig worden uitgevoerd. Een gebouw moet altijd voldoen aan de voorschriften die staan in het Bouwbesluit. De aanvrager van een vergunning is verantwoordelijk voor het indienen van een correcte aanvraag. De gemeente beoordeelt of de bij de aanvraag om een omgevingsvergunning overgelegde gegevens aannemelijk maken dat de bouwactiviteit voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Door dit aannemelijkheidcriterium te hanteren kan de diepgang van de toetsing van een bouwplan variëren.
Deze eigen verantwoordelijkheid van de marktpartijen legitimeert de gemeente om zich te beperken tot het toetsen van die onderdelen van het bouwbesluit die zij belangrijk acht.
Met dit toetsingsprotocol wordt weloverwogen en herleidbaar aangegeven welke aspecten welke aandacht verdienen. Met het vastleggen van de toetsniveaus:
Het toetsingsprotocol dat in Bijlage 1 bij dit uitvoeringsprogramma is opgenomen bestaat uit een matrix. In deze matrix worden verticaal de aspecten per hoofdstuk uit het Bouwbesluit 2012 weergegeven, zoals veiligheid (constructie van het bouwwerk, gebruik), gezondheid (geluid, licht, ventilatie), bruikbaarheid (toegankelijkheid, vrije doorgang) en energiezuinigheid (isolatie, terugdringen gebruik gas en elektriciteit). Horizontaal zijn de gebruiksfuncties weergegeven die het Bouwbesluit onderscheidt, zoals woon-, industrie- en winkelfunctie. Per combinatie wordt weergegeven hoe intensief een bouwplan moet worden getoetst.
Er is voor gekozen om de Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 te hanteren. Hierin is een groter belang gegeven aan veiligheid- en gezondheidsaspecten. Bovendien worden bouwwerken die worden gebruikt voor gevoelige gebruiksfuncties intensiever getoetst. Een voorbeeld daarvan is een verzorgingstehuis. Bouwwerken die door hun gebruik of omvang een groter risico vormen voor de brandveiligheid hebben een hoge prioriteit gekregen.
De diepgang van de toets kan variëren van “geen toets” tot “volledig toetsen”:
Er wordt verwacht dat in de toekomst in de Woningwet wordt geregeld dat de aanvrager van een vergunning kan kiezen tussen de huidige Bouwbesluittoetsing door de gemeente of een Bouwbesluittoetsing door een gecertificeerde, private partij. De toets moet dan door de gemeente worden geaccepteerd en hoeft de gemeente de aanvraag niet te toetsen.
Niveau 1. Uitgangspuntentoets.
Getoetst wordt of alle stukken beschikbaar zijn om de uitgangspunten van de aanvraag te kunnen beoordelen. De toets beperkt zich tot de aangeleverde stukken („ontvankelijkheidtoets‟). Dit niveau is de minimale invulling. Niveau 1 wordt toegepast wanneer de kans en de gevolgen zeer gering zijn. In het Bouwbesluit 2012 is het aantal voorschriften met 30% teruggebracht in vergelijking met de vorige versie. De resterende voorschriften zijn in principe dermate relevant dat het toekennen van niveau 1 alleen nog uitzonderingen betreft.
Getoetst wordt of de uitgangspunten op de aangeleverde stukken in de juiste vorm zijn. Per te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn. Niveau 2 is het basisniveau.
Niveau 3. Representatief toetsen.
Per te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn. Op basis van de visuele toets wordt bepaald welke aspecten moeten worden nagerekend. Het bepalen van de belangrijkste berekeningen blijft een taak van de toetser.
Getoetst wordt of de uitgangspunten van de aangeleverde stukken in de juiste vorm zijn en of van elk te toetsen aspect de uitgangspunten juist zijn. Van elk te toetsen aspect worden de uitkomsten gecontroleerd of nagerekend. Niveau 4 komt in de matrix alleen voor met betrekking tot het toepassen van gelijkwaardige oplossingen.
Elke toets begint met toetsniveau 1 om vast te stellen of alle voor de inhoudelijke beoordeling noodzakelijke gegevens ook daadwerkelijk zijn ingediend en zo nodig aanvullende gegevens op te vragen. Hierbij ligt de focus op de gegevens die nodig zijn om het bouwplan adequaat te kunnen beoordelen. Geeft de matrix aan dat met toetsen op niveau 1 kan worden volstaan, dan gaat de toetser alleen verder als de stukken daartoe aanleiding geven. Hetzelfde geldt voor de andere toetsniveaus zoals aangegeven in de matrix. Vanaf toetsniveau 2 wordt beoordeeld of een uitkomst aannemelijk is.
Indien vergunningaanvragen conform de niveaus als bedoeld in de bijgevoegde Landelijke Toetsmatrix Bouwbesluit 2012 wordt getoetst moeten de grootste risico’s adequaat kunnen worden ondervangen.
2.4. Prioriteiten en prestatiedoelstellingen APV en bijzondere wetten
Het vakgebied Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en bijzondere wetten betreft vooral de vergunningverlening voor evenementen en voor de vergunningverlening op basis van de Alcoholwet. Daarnaast horen bij dit taakveld aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘vellen houtopstanden‘ als ook werkzaamheden die voortvloeien uit bijzondere wetten zoals een BIBOB-toets, kansspelen, leegstandswet, marktzaken en routering gevaarlijke stoffen.
Het bestand van drank- en horecabedrijven is nog niet volledig geïnventariseerd en geactualiseerd. Niet alle horecaondernemers beschikken over een adequate Alcoholwet-vergunning. Hier dient de komende jaren actie op ondernomen te worden, zodat alle ondernemers over adequate en actuele vergunningen komen te beschikken.
Om horecaondernemers goed te informeren wat nodig en mogelijk is voor een aanvraag of melding, is op de gemeentelijke website informatie gepubliceerd.
Daarnaast is het een verbetering dat de toets aan het curatele register en de justitiële toets nu online kunnen worden gedaan, zodat deze beoordelingen sneller en eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd. Ook het SVH Register (Sociale Hygiëne) is online in te zien.
Actualisering van evenementen- en terassenbeleid en BIBOB-beleid
In 2021 is het gemeentelijke Wet Bibob-beleid vastgesteld. Als gevolg van de vaststelling van dit beleid zal er in 2022 gestart worden met het screenen van vergunningaanvragen op aanwijzingen die relevant kunnen zijn om ondermijnende activiteiten te verhinderen. In 2021 heeft de gemeenteraad besloten om hier 0,3 FTE aan personele capaciteit voor beschikbaar te stellen.
Het is de bedoeling van het gemeentelijke evenementen- en terrassenbeleid wordt in de eerste helft van 2022 wordt vastgesteld.
In het volgende overzicht wordt per taak van het team vergunningverlening APV/bijzondere wetten een inschatting gemaakt van de hoeveelheid tijd die er nodig is om deze werkzaamheden (gelet op de te verwachten aantallen vergunningaanvragen / meldingen) naar behoren te kunnen vervullen:
2.5. Prioriteiten en prestatiedoelstellingen omgevingsvergunningen milieuactiviteiten
Sinds 2017 zijn alle milieu gerelateerde Wabo-taken bij de GR-RUD Limburg Noord (RUDLN) belegd. Ten behoeve van de programmering van de werkzaamheden stelt de RUDLN jaarlijks een uitvoeringsprogramma op. De werkafspraak binnen de RUDLN is dat eerst de afzonderlijke partners voor de onder hun bevoegdheid vallende taken een lokaal uitvoeringsprogramma vaststellen. Door het samenvoegen van de uitvoeringsprogramma’s van de afzonderlijke partners ontstaat het werkprogramma van de RUDLN. Het RUDLN-uitvoeringprogramma voor de gemeente Bergen (UP-2022) komt op hoofdlijnen overeen met het UP het voor 2021 en ziet er voor 2022 als volgt uit.
De programmering is gebaseerd op het gemeentelijke inrichtingenbestand en kengetallen die een relatie leggen tussen de bedrijvigheid (activiteiten) in onze gemeente en de daarmee verband houdende werkzaamheden op het gebied van vergunningverlening toezicht en handhaving (VTH).
Het is de inschatting dat we zo’n 790 uur nodig hebben om de hoeveelheid aanvragen voor vergunningen en meldingen m.b.t. milieuactiviteiten te kunnen behandelen.
Een deel van onze gemeentelijke taken wordt structureel buiten onze organisatie belegd. Het uitvoeringsprogramma geeft inzicht in de benodigde capaciteit en middelen. Door de individuele programma’s van alle gemeenten bij elkaar te voegen wordt een programma voor de gehele RUDLN verkregen.
Bijzondere prioriteit bij de toetsing van vergunningaanvragen / meldingen en het redigeren van voorschriften in vergunningen hebben in 2022 de volgende punten:
Hoofdstuk 3: Programma toezicht en handhaving
3.1. Operationele uitgangspunten en beleidstechnische en organisatorische doelstellingen
3.2. Doelstellingen toezichttaken
3.2.1 Toezichttaken paars kleurspoor
Benodigde en beschikbare toezichtcapaciteit
Om structureel toezicht uit te kunnen oefenen op de taken die op het vlak van het paarse kleurspoor in de hoge risicoklasse zijn ingeschaald en ook excessen met betrekking tot de taken die ingeschaald zijn in een gemiddelde risicoklasse, wordt ingeschat dat de volgende toezichtcapaciteit benodigd zal zijn.
De inschatting is dat er voor adequaat toezicht op al de voornoemde taken van het paarse kleurpoort 1400 uur benodigd zijn. Verdeeld over drie van de eigen medewerkers is er in de praktijk ook ongeveer 1400 uur aan toezichthoudende capaciteit beschikbaar.
Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
3.2.3. Rood kleurspoor: Stelselmatige controles op de naleving van brandveiligheidsregelgeving
Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
3.2.4. Blauw kleurspoor: Gebiedsgerichte inspecties Blauwe BOA
Er wordt ingeschat dat er ongeveer 2300 uur aan beschikbare toezichthoudende capaciteit voorhanden is in 2022 en dat er ongeveer 2200 uur benodigd is voor het uitvoeren van de hierna genoemde taken en ambities. De uren die overblijven worden besteed aan toezicht op de naleving van de regels van de Alcoholwet en op basis hiervan verleende vergunningen.
Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
3.2.5. Grijskleurspoor: Inspectietaken Alcolholwet
3.2.6. Groen kleurspoor: Inspectieprofielen gebiedsgericht toezicht Groene BOA’s
Welke doelstellingen en kwaliteitseisen worden gesteld?
3.3. Juridische handhavingstaken
Het is de primaire insteek van het handhavingsbeleid om te bezien of er in onderling overleg goede structurele oplossingen gevonden kunnen worden voor activiteiten die overtredingen opleveren. Voor die zaken die niet in goed overleg opgelost kunnen worden en waar een handhavingsprocedure voor gestart worden, geldt het volgende. Indien er sprake is van een werkvoorraad van nieuwe handhavingszaken dienen de zaken die op basis van de het onderstaande schema de hoogste score hebben gekregen het eerste opgepakt te worden.
Benodigde en beschikbare personele capaciteit
Er is naar schatting ongeveer 2700 uur aan juridische personele capaciteit benodigd om alle werkzaamheden die verwacht worden te verrichten die voortvloeit uit voornoemde taken. Er is ongeveer 2600 uur aan juridische personele capaciteit beschikbaar, dus er is een licht tekort aan capaciteit.
Hoofdstuk 4: Wijze van uitvoering controles
4.2 Hoe wordt inhoud gegeven aan efficiënte en effectieve toetsing door integraal te werken?
4.3 Samenwerking met andere bestuursorganen, organisaties en dienstverleners
4.3.1: Regionale uitvoeringsdienst Limburg Noord (RUDLN)
Op 27 maart 2012 is de ‘Bestuursovereenkomst RUD Limburg-Noord’ (Bok RUDLN) door alle Noord- en Midden-Limburgse gemeentes ondertekend. In deze overeenkomst is onder andere bepaald dat er met het oog op het uitvoeren van de toezichtstaken conform de kwaliteitscriteria die hier krachtens de Wabo aan gesteld worden diverse toezichtstaken op het gebied van milieuregelgeving bij de RUDLN zijn ondergebracht. Het betreft de volgende toezichtstaken.
Het milieutoezicht bij bedrijfsmatige activiteiten met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, asbest, vuurwerk, bouwstoffen, grond, baggerspecie, meststoffen, dierlijke vetten, radioactief schroot, destructiemateriaal, explosieven voor civiel gebruik of andere gevaarlijk stoffen, voor zover het die activiteiten betreft. Het gaat hierbij om het ketengerichte toezicht.
De hiervoor genoemde taken worden de basistaken genoemd, waarvoor bij wet is bepaald dat deze bij een RUD ondergebracht moeten worden. De Bok RUDLN is inmiddels aangepast vanwege nieuwe inzichten waaronder de toename van taken die bij de RUD worden belegd. De wens van meerdere partners was om meer taken dan enkel de basistaken onder de RUD-paraplu te brengen. Verder zijn taken van de provincie overgeheveld naar de gemeenten welke ook bij de RUD zijn belegd.
Met ingang van 1 januari 2015 heeft de gemeente Bergen alle milieutaken onder de RUD-paraplu gebracht. Het betreft alle vergunningverlening, toezicht, handhaving en specialistische taken op het gebied van milieu. Daarnaast is het specialisme ‘constructieve veiligheid’ onder de RUD-paraplu gebracht. De situatie is momenteel zo dat het milieutoezicht bij agrarische bedrijven in de gemeente Bergen in de praktijk via de RUD Limburg-Noord uitgevoerd wordt. Het milieutoezicht bij de overige bedrijven in onze gemeente wordt in principe uitgevoerd door de eigen gemeentelijke toezichthouder milieu. In 2016 is de gemeentelijke Kwaliteitsverordening vastgesteld waarin bepaald is op welke wijze we aan de regionale kwaliteitseisen op het gebied van de uitvoering van WABO-taken willen voldoen. Sinds oktober 2017 geldt een Gemeenschappelijke Regeling Regionale Uitvoeringsdienst Limburg Noord (GR RUD LN). Zie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2017-61521.html
4.3.2: Samenwerking met politie en justitie
In de Sanctie- en gedoogstrategie Limburg die ook door de gemeente Bergen gevolgd wordt is bepaald in welke gevallen politie en justitie bij handhavingszaken betrokken worden. Ten aanzien van milieugerelateerde overtredingen wordt de overtreding van de zogenaamde ‘gekwalificeerde kernbepalingen’ ook aan de politie gemeld opdat deze ook strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Daarnaast worden overtredingen van de regels van het omgevingsrecht die niet via bestuursrechtelijke maatregelen hersteld kunnen worden en een overtreding van de Wet economische delicten of andere strafrechtelijke wetsartikelen opleveren bij de politie gemeld.
Daarnaast wordt de politie om assistentie gevraagd in handhavingszaken waar de gemoederen hoog op kunnen lopen en toezichthouders zich bedreigd kunnen voelen of bij het verrichten van hun taken onrechtmatig gehinderd worden door de overtreders of andere belanghebbenden.
4.3.3: Samenwerking met BOA’s van Het Limburgs landschap, de provincie Limburg en het waterschap
Momenteel zijn er van verschillende instanties buitengewone opsporingsambtenaren en toezichthouders actief op het grondgebied van de gemeente Bergen. Tot deze instanties behoren onder andere: Natuurmonumenten, sportvisserij Limburg, Staatsbosbeheer, Provincie Limburg, de politie en het Limburgs Landschap.
Ieder van deze opsporingsambtenaren en toezichthouders doet waarnemingen op Bergens grondgebied die ook van waarde voor andere instanties kunnen zijn. Een betere onderlinge communicatie, afstemming en gecoördineerde inzet met betrekking tot bepaalde issues (zoals de aanpak van afval- en asbestdumpingen, crosspraktijken en stroperij) kan een grote meerwaarde voor de gemeente hebben. In januari 2019 heeft de gemeente Bergen ingestemd met het bevoegdheidsconvenant ‘Handhaving in de natuur in de provincie Limburg’.
Dit convenant beoogt een goede samenwerking te bewerkstelligen op het gebied van de informatiewisseling en maakt het tevens mogelijk dat de buitengewoon opsporingsambtenaren van de deelnemende partijen op elkaars grondgebied (werkgebied) van hun bevoegdheden gebruik kunnen maken.
Het grote voordeel van deze convenant-constructie is dat we te allen tijde zelf bepalen kunnen of we assistentie aan andere instanties verlenen en dat we naar believen hulp kunnen vragen aan andere instanties. De coördinatie van oproepen voor gezamenlijke acties ligt bij de Provincie en politie, dus er komt voor de gemeente geen extra coördinerend werk bij, terwijl we er wel voordelen van hebben.
4.3.4: Samenwerking met douane, belastingdienst, NVWA, GGD en arbeidsinspectie
Deze samenwerking is beperkt tot themagerichte integrale handhavingsacties. Wanneer het vermoeden bestaat dat zich op een bepaalde locatie een groot aantal tekortkomingen voordoet die (ook) voor de douane, belastingdienst, voedsel- en warenautoriteit, GGD en/of arbeidsinspectie relevant kunnen zijn worden deze instanties ook voor het uitvoeren van de controle verzocht om aan te geven of zij behoefte hebben deel te nemen aan een onaangekondigde controle op de locatie waar de overtredingen vermoed worden. In het verleden heeft de gemeente Bergen een dergelijke integrale controle op verschillende kampeerterreinen in de gemeente plaats laten vinden.
4.3.5: Inschakelen van professionele rechtshulp (advocaten)
In sommige gevallen kan een bepaald resultaat (herstel in rechtmatige toestand) zowel bereikt worden door een publiekrechtelijk handhavingstraject te volgen als in te steken op een civielrechtelijk handhavingstraject (normaal gesproken is het volgen van het civielrechtelijke traject echter op basis van de zogenaamde ‘Tweewegen-leer’ uitgesloten wanneer een publiekrechtelijk traject gevolgd kan worden). In deze situaties heeft het de voorkeur in te steken op het volgen van een publiekrechtelijk handhavingstraject. Voor het initiëren van civielrechtelijke procedures geldt namelijk vaak verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat wat de gemeente veel geld kan kosten. Met het oog op het beperken van de met handhavingprocedures gemoeide kosten dient er zo spaarzaam mogelijk gebruik gemaakt te worden van de inschakeling van professionele rechtshulp.
Indien de gemeente zelf aansprakelijk wordt gesteld in een civiele procedure bestaat er echter vaak de mogelijkheid om deze kwestie door de verzekeraar te laten behandelen omdat de gemeente hiervoor verzekerd is.
4.3.6: Regionaal uitvoeringsteam (ACT / RIT) en het Flexibel regionaal uitvoeringsteam (FRIT)
Er worden in 2021 ervaringen opgedaan in het Regionaal uitvoeringsteam (RIT) en het Flexibel regionaal uitvoeringsteam (FRIT), het eerste team heeft ten doel ondermijning tegen te gaan, het tweede team heeft ten doel overtredingen met betrekking tot de huisvesting van arbeidsmigranten tegen te gaan.
Door deze samenwerking wordt beoogd om belasting-, premie-, uitkeringsfraude terug te dringen, misbruik en oneigenlijk gebruik van toeslagen alsmede overtredingen van arbeidswetgeving en daarmee samenhangende misstanden de kop in te drukken en concrete aanknopingspunten te vinden die voor toetsen op basis van de Wet BIBOB relevant zijn. De bedoeling is dat tijdens de looptijd van deze pilot alle risicovolle werkgevers, uitzendbureaus, huisvesters en de samenhang tussen deze actoren voor de gemeente Bergen in beeld gebracht wordt.
Dit onderzoek zal in samenwerking met 8 landelijke ketenpartners (waaronder de belastingdienst, de Immigratie- en naturalisatiedienst, het UWV, de SVB en de inspectie SZW) plaatsvinden. Om onderling relevante gegevens uit te kunnen wisselen en samen te kunnen werken is begin 2021 een convenant tussen partijen gesloten en heeft de gemeente Bergen ook de “Samenwerkingsovereenkomst voor Interventieteams 2017 (LSI)”.
Hoofdstuk 5: Vormgeving juridisch handhavingstraject (aanschrijvingstraject)
Na het constateren van een overtreding wordt de sanctiestrategie gehanteerd volgens standaard het driestappentraject. Binnen de gemeentelijke organisatie zal de sanctiestrategie zoveel mogelijk uniform toegepast worden. Een op te leggen sanctie kan zijn: een last onder dwangsom, bestuursdwang of het intrekken van een vergunning/ontheffing.
De keuze voor drie stappen is ingegeven door het inzicht dat enerzijds een overtreder de ruimte dient te krijgen zijn gedrag aan te passen en maatregelen moet kunnen nemen. Anderzijds mag het handhavingstraject niet onevenredig lang worden met het gevaar dat er onvoldoende zicht is op het beëindigen van de illegale situatie.
Mondeling contact en eerste aanschrijving (sommatiebrief)
De overtreder wordt door middel van een brief op de overtreding gewezen en krijgt de mogelijkheid om binnen een gestelde termijn de overtreding te beëindigen en eventuele schade te herstellen. In alle gevallen waarin dit (redelijkerwijs) mogelijk is dient vóór het versturen van de eerste brief mondeling contact gezocht te worden om de overtreder in kennis te stellen van de actie die vanuit de gemeente geïnitieerd zal worden naar aanleiding van de bevindingen. Wanneer tijdens dit mondelinge contact goede afspraken gemaakt kunnen worden over de beëindiging van de overtreding kan ervoor gekozen worden om het versturen van de sommatiebrief achterwege te laten. Het achterwege laten van de sommatiebrief dient echter uitzondering te vormen om vertragingstactieken de kop in te drukken en geen misverstanden te laten bestaan over datgeen wat concreet gevorderd wordt. 1 Mensen wordt vooraf medegedeeld dat ze deze brief kunnen verwachten en waarom deze gestuurd wordt. Bij de overtreding van een kernvoorschrift in de milieuvergunning volgt direct een brief naar het Openbaar Ministerie.
Hercontrole en vooraanschrijving zienswijze
Als geconstateerd wordt dat aan het eerste schrijven geen gehoor is gegeven, wordt naar de overtreder een bestuurlijke waarschuwing verstuurd met een nieuwe termijn. Daarbij wordt duidelijk gemaakt welke sancties de gemeente open staan om de overtreding te beëindigen en eventuele schade te herstellen. De politie (het Openbaar Ministerie) heeft hierbij de mogelijkheid om ook strafrechtelijk op te treden. De keuze om wel of niet strafrechtelijk op te treden is volledig aan het Openbaar Ministerie te bepalen. Strafrechtelijk optreden is hier wel als uitgangspunt gehanteerd.
Oplegging en uitvoering bestuursrechtelijke beschikking
Als ook de bestuurlijke waarschuwing niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, legt de gemeente conform de procedure van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb-procedure) een handhavingsbeschikking op. Na het verstrijken van de termijn in deze beschikking worden de aangekondigde sancties geëffectueerd.
Van het 3-stappentraject kan in de volgende situaties worden afgeweken:
In dat geval zijn dit de twee stappen:
Van het 2 en 3-stappentraject kan in de volgende situaties worden afgeweken:
De overtreding heeft betrekking op een situatie met acuut gevaar voor de volksgezondheid, grove veronachtzaming veiligheidsvoorschriften of dreigende onomkeerbare schade voor landschap of milieu. In deze situatie wordt direct een handhavingsbeschikking opgelegd zonder of met een zeer korte termijn voor herstel. Van deze situatie wordt direct de politie op de hoogte gesteld zodat zij kan overwegen strafrechtelijk op te treden..
In dat geval is dit de enige stap:
Hoofdstuk 6: Waarborging middelen en inzet personele capaciteit
6.1 Benodigde en beschikbare capaciteit
6.1.1. Benodigde en beschikbare capaciteit vergunningverleningstaken
*Coronamaatregelen zorgen er waarschijnlijk ook in 2022 nog voor dat er minder evenementen zijn dan gebruikelijk is. Het gevolg hiervan is dat er minder evenementenvergunningen beoordeeld en verleend hoeven te worden. Dit resulteert in ongeveer 100 uur aan overcapaciteit op deze functie. Deze uren kunnen in 2022 besteed worden om de mee te helpen bij de behandeling van vergunningaanvragen RO/bouw. Hierdoor is er waarschijnlijk nagenoeg voldoende personele capaciteit aanwezig voor het uitvoeren van de werkzaamheden.