Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Treasurystatuut 2021 Gemeente Bergen L

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut 2021 Gemeente Bergen L
CiteertitelTreasurystatuut 2021 gemeente Bergen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 9 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
  4. artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
  5. artikel 26 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten
  6. artikel 2, eerste lid, van de Wet financiering decentrale overheden
  7. artikel 2a, tweede lid, van de Wet financiering decentrale overheden
  8. artikel 4 van de Wet financiering decentrale overheden
  9. artikel 6 van de Wet financiering decentrale overheden
  10. artikel 3, eerste lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën
  11. Regeling schatkistbankieren
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-11-2022nieuwe regeling

26-04-2021

gmb-2022-517299

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut 2021 Gemeente Bergen L

Inleiding

 

Het treasurystatuut bevat het beleidskader voor de uitvoering van de treasuryfunctie.

 

Onder treasury wordt verstaan: “Het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s”. In het treasurystatuut worden de uitgangspunten, doelstellingen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden vastgelegd. Daarnaast beschrijft het de financiële kaders voor financieringen, uitzettingen, derivaten gebruik en het verstrekken van leningen en garanties aan derden.

 

In de financiële verordening gemeente Bergen zijn de financiële beleidskaders op hoofdlijnen opgenomen. Volgens artikel 16 (financieringsfunctie) van de financiële verordening worden de doelstellingen, uitgangspunten en richtlijnen van de financieringsfunctie verder uitgewerkt in een treasurystatuut. Dit statuut betreft met name een actualisatie van het vorige statuut uit 2017. Veel onderwerpen zijn dan ook nog steeds van kracht.

 

Een belangrijk nieuw aspect is:

  • Verplicht schatkistbankieren: het is niet meer toegestaan om te beleggen, overtollige middelen dienen uitgezet worden bij de schatkist van het Rijk. Onder bepaalde voorwaarden is het nog wel mogelijk gelden aan andere decentrale overheden uit te lenen.

    Door het schatkistbankieren worden de mogelijkheden voor de gemeente beperkt om een goed rendement te halen op tijdelijke geldoverschotten. Daarentegen is het risico nihil dat de uitgezette gelden niet worden terugbetaald.

Met de treasuryfunctie wordt het volgende beoogd:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities, zodat te allen tijde in de behoefte aan financiële middelen kan worden voorzien;

  • 2.

    Het beheersbaar houden van financiële risico’s, zoals: rente- en kredietrisico;

  • 3.

    Het minimaliseren van de in- en externe verwerkingskosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van het rendement van de beschikbare liquiditeiten binnen de gegeven wet- en regelgeving en de richtlijnen en limieten van dit statuut;

  • 5.

    Het waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie duidelijk zijn geregeld.

2 Wet- en regelgeving en begrippenkader

Artikel 1a: Wet- en regelgeving

In onderstaande tabel staan de belangrijkste wet- en regelgeving vermeld rondom treasury.

 

Wettelijke bepaling

Toelichting

Gemeentewet, artikel 212, lid 1

De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

Gemeentewet, artikel 212, lid 2c

De financiële verordening bevat regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie. Dit is uitgewerkt in dit Treasurystatuut.

Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV), artikel 9 en 13

De begroting bevat een paragraaf Financiering. Deze bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

BBV, artikel 26

Het jaarverslag bevat een paragraaf Financiering. Deze bevat de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragraaf in de begroting is opgenomen.

Wet financiering decentrale overheden (Fido), artikel 2 lid 1

Het aangaan van leningen, uitzetten van middelen en het verlenen van garanties, gebeurt uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak. Voor het overige houden gemeenten hun liquide middelen in Rijksschatkist aan. Deze norm sluit commercieel bankieren uit.

Wet Fido, artikel 2a, lid 2 in samenhang met de Regionale uitzettingen en derivaten decentrale overheden

Uitzetten van middelen anders dan voor de publieke taak en het hanteren van derivaten, mag alleen indien de uiteenzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Uitzetten van middelen en hanteren van derivaten kan bovendien alleen binnen specifieke eisen. Deze norm sluit commercieel bankieren uit.

Wet Fido, artikel 2a, lid 3

Er worden geen hypothecaire geldleningen afgesloten ten gunste van het eigen personeel, college of raad noch worden garanties gegeven op de verstrekking ervan door derden. Deze norm sluit commercieel bankieren uit.

Wet Fido, artikel 4

De gemiddelde netto-vlottende schuld per kwartaal van een openbaar lichaam overschrijdt de kasgeldlimiet niet. Deze norm stelt een eis aan de verhouding tussen aangetrokken kort- en langlopende leningen, ter begrenzing van herfinancierings- en renterisico’s

Wet Fido, artikel 6

Het renterisico op het begrotingstotaal overschrijdt de renterisiconorm niet. Deze norm stelt een eis aan de samenstelling van de leningenportefeuille ter begrenzing van renterisico’s, waarbij het erom gaat te vermijden dat een groot deel van de leningen wordt beïnvloed door de marktrente op een moment.

Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof), artikel 3.1

Decentrale overheden zijn beperkt in het aantrekken van leningen op de geld- en kapitaalmarkt. Deze norm helpt het Rijk om te voldoen aan de middellange termijn-doelstelling voor het structureel EMU-saldo.

Regeling schatkistbankieren

Decentrale overheden zijn verplicht overtollige kasmiddelen bij het Rijk te beleggen. Deze norm begrenst het risico van de treasuryfunctie.

 

Artikel 1b: Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

 

  • Administratieve organisatie

    Het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding.

  • BBV

    Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

    BBV.

  • Derivaten

    Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

  • Fido (Wet -)

    Wet financiering decentrale overheden.

  • Financiering

    Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

  • Geldstromenbeheer

    Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

  • Interne controle

    Het geheel van controlemaatregelen gericht op het waarborgen van rechtmatigheid, juistheid, volledigheid en tijdigheid van de gegevensverstrekking.

  • Liquiditeitsrisico

    De kans dat de gemeente niet op tijd aan haar betalingsverplichtingen kan voldoen, omdat er te weinig geld in kas en direct opvraagbaar geld bij (andere) banken beschikbaar is.

  • Kasgeld

    Lening met een looptijd tussen één dag en één jaar, waarbij vooraf een rentepercentage wordt vastgesteld en de hoofdsom wordt gegarandeerd.

  • Kasgeldlimiet

    Een bedrag op basis van de Wet Fido ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal (de totale lasten van de begroting) van de gemeente bij aanvang van het jaar.

  • Koersrisico

    Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • Kredietrisico

    De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of een tekort.

  • Liquiditeiten

    Financiële middelen met een rentetypische looptijd korter dan 12 maanden.

  • Liquiditeitenbeheer

    Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • Liquiditeitenplanning

    Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

  • Onderhandse lening

    Niet verhandelbare belegging, waarbij lening specifieke afspraken gemaakt worden over rentepercentage en looptijd.

  • Rating

    De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier. De drie meest gerenommeerde rating bureaus zijn: Fitch, Standard & Poor’s en Moody’s. De weergave van de rating verschilt bij deze drie bureaus en is in onderstaande tabel weergegeven:

Fitch

Standard & Poor’s

Moody’s

AAA

AAA

Aaa

AA-plus

AA-plus

Aa1

AA

AA

Aa2

AA-minus

AA-minus

Aa3

A-plus

A-plus

A1

A

A

A2

A-minus

A-minus

A3

  • Renterisico

    Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen.

  • Renterisiconorm

    Een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar, dat aangeeft welk deel van de vaste schuld maximaal in aanmerking mag komen voor aflossing en/of renteherziening.

  • Rentetypische looptijd

    Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • Saldobeheer

    Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

  • Schatkistbankieren

    Het, door decentrale overheden, aanhouden van overtollige middelen in de schatkist bij het ministerie van Financiën.

  • Rentevisie

    Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

  • Solvabiliteitsratio van 0%

    Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische ruimte (lidstaten van de Europese Unie, uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

  • Treasuryfunctie

    De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

  • Uitzetting

    Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

  • Valutarisco

    Het risico dat een muntsoort, op het moment dat betaling plaatsvindt, meer of minder waard is dan op het moment dat de transactie werd afgesloten.

Artikel 2: Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

3. Risicobeheer

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

 

  • 1.

    Burgemeester en wethouders mogen leningen of garanties uitsluitend uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken op voorwaarde dat:

    • -

      Het belang niet uitgaat boven € 100.000;

    • -

      Betaling van rente en aflossing redelijkerwijs is verzekerd;

    • -

      Zoveel mogelijk zekerheden worden verstrekt;

    • -

      De lening dient tot een doel dat ondersteuning door de gemeente rechtvaardigt.

  • Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan beslist de gemeenteraad op aanvragen om leningen of garanties.

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Artikel 4. Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet Fido.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet Fido.

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld en opgenomen in de treasuryparagraaf van de begroting.

Artikel 5. Koersrisicobeheer

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury door daarbij uitsluitend producten te hanteren die zijn toegestaan volgens de Wet Fido.

  • 2.

    De gemeente beperkt het koersrisico door uitsluitend producten te hanteren waarbij de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd is.

  • 3.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6. Kredietrisicobeheer

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij financiële ondernemingen die:

    • a.

      Gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (Europese Unie en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) en tenminste beschikt over AA-rating of Aa2 afgegeven door tenminste twee bureaus zoals Fitch, Standard & Poor’s en/of Moody’s;

    • b.

      Voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een AA-minus rating of Aa3 beschikken afgegeven door tenminste twee bureaus zoals Fitch, Standard & Poor’s en/of Moody’s;

  • 2.

    Indien uitzettingen voor een periode van minder dan drie maanden worden aangegaan dan tonen de betreffende financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze tenminste over een A- rating beschikken afgegeven door tenminste twee bureaus zoals Fitch, Standard & Poor’s en/of Moody’s;

  • 3.

    Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op uitzettingen tegen waardepapieren waarvoor het solvabiliteitsratio van 0% geldt;

  • 4.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Artikel 7. Intern liquiditeitenrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitenrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning (looptijd één jaar).

Artikel 8. Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro.

4. Gemeentefinanciering

Artikel 9. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    In principe worden als instrument voor financiering onderhandse leningen gebruikt;

  • 4.

    De gemeente vraagt offerte op bij minimaal één instelling alvorens een financiering wordt aangetrokken. De (telefonische) offertes worden intern schriftelijk vastgelegd. In ieder geval wordt een offerte bij de thuisbankier (BNG) opgevraagd.

Artikel 10. (Langlopende) uitzettingen

Voor het uitzetten van financiële middelen gelden de volgende richtlijnen:

  • a.

    Overtollige financiële middelen worden aangehouden in ’s Rijks schatkist;

  • b.

    Uitgezonderd van de verplichting om overtollige middelen in ’s Rijks schatkist aan te houden zijn de middelen tot aan het drempelbedrag conform de Wet Fido. Voor de berekening van het drempelbedrag geldt het in de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden opgenomen percentage en minimumbedrag.

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    De gemeente vraagt offerte op bij minimaal één instelling alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

Artikel 11. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    (Bank)relaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER1 -toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

5. Kasbeheer

Artikel 12. Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13. Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 6.

    De gemeente vraagt offerte op bij minimaal één instelling alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

6. Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14. Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd conform artikel 16;

    • b.

      de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de senior adviseur financiën;

  • 6.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      De uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      De treasuryactiviteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      De risico’s worden beheerst;

    • d.

      De juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

7. Verantwoordelijkheden

Artikel 15. Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

  • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, globale richtlijnen en limieten;

  • Het vaststellen van de treasuryparagraaf in begroting en jaarrekening;

  • Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

Het college van B&W

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

De portefeuillehouder Financiën

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (bestuurlijke verantwoordelijkheid).

Afdelingsmanager Dienstverlening, Bedrijfsvoering en Sociaal Domein

  • Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

  • Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover (zo nodig) rapporteren aan het college van B&W.

Afdelingsmanagers

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdelingen aanleveren aan de afdeling financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;

Senior adviseur financiën

  • Het autoriseren van de door de treasurer voorgestelde transacties;

  • Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Budgethouders

Budgetbeheerders

  • Zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die wordt aangeleverd aan de treasurer omtrent toekomstige uitgaven en ontvangsten via de financiële consulenten;

  • Fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste c.q. ten gunste van de budgetten waarvoor zij als verantwoordelijke zijn aangewezen. Uiteindelijk is de budgethouder eindverantwoordelijk.

Financieel controller (treasurer)

  • Vervaardigen van een planning voor het bewaken van de liquiditeitspositie;

  • Uitvoeren van activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties:

    • Risicobeheer;

    • Gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer);

    • Kasbeheer.

  • Voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

  • Onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

  • Schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties;

  • Aanleveren van tijdige, betrouwbare en volledige gegevens aan de financiële administratie;

  • Afleggen van verantwoording aan senior adviseur financiën over de uitvoering van de aan hem/haar toegewezen activiteiten op het gebied van de treasury.

Medewerker financiën (kassier)

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

  • Het rapporteren aan senior medewerker financiën/ financieel controller belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

  • Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie.

De externe accountant

  • Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

 

Artikel 16. Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

 

Bevoegd functionaris

(eerste handtekening)

Autorisatie door

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

  • 1.

    Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Financieel controller

Senior adviseur financiën

  • 2.

    Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Financieel controller

Senior adviseur financiën

  • 3.

    Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Medewerker financiën

Financieel consulent

Bankrelatiebeheer

  • 4.

    Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Financieel controller

Senior adviseur financiën

  • 5.

    Bankcondities en tarieven afspreken

Financieel controller

Senior adviseur financiën

Financiering en uitzetting

  • 6.

    Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Financieel controller

Senior adviseur financiën

  • 7.

    Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Financieel controller

Senior adviseur financiën

  • 8.

    Het uitzetten van geldenvia (staats)obligaties, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Financieel controller

Senior adviseur financiën

  • 9.

    Het beleggen in garantieproducten

Senior adviseur financiën

College van B&W

  • 10.

    Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Senior adviseur financiën

College van B&W

  • 11.

    Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

Senior adviseur financiën

College van B&W

 

Artikel 17. Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

 

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker(s)

Informatie-ontvanger

  • 1.

    Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Maandelijks / Incidenteel

Afdelingsmanagers

Financieel controller

  • 2.

    Liquiditeitenplanning

Per half jaar / Incidenteel

Financieel controller

Senior adviseur financiën

  • 3.

    Treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Financieel controller

Gemeenteraad

  • 4.

    Evaluatie treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van jaarrekening

Jaarlijks

Financieel controller

Gemeenteraad

  • 5.

    Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via jaarverslag

Jaarlijks

Financieel controller

Gemeenteraad

  • 6.

    Informatie aan derden (CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet Fido

Kwartaal

Senior adviseur financiën

Derden

  • 7.

    Informatie aan derden (toezichthouder) zoals genoemd in art. 8 Wet Fido

Kwartaal

Senior adviseur Financiën

Derden

 

8. Inwerkingtreding en citeerartikel

Artikel 18. Inwerkingtreding

Dit statuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2021

Artikel 19. Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als: Treasurystatuut 2021 gemeente Bergen.

9. Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2).

 

Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd.

 

Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft.

Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet Fido en de Regeling uitzettingen en derivaten (Ruddo). Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

 

De treasuryparagraaf in de begroting geeft de plannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut.

 

Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer.

 

Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet Fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

In deze memorie van toelichting worden, waar nodig, de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

 

Toelichting per (deel van een) artikel

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte activiteit.

Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet Fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet Fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet Fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet Financiën die het bestuurlijke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van Financiën (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Bergen heeft dit advies overgenomen.

Financiën adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente . Daarnaast is het van belang dat de Financiën de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet Fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet Fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet Fido en de memorie van toelichting op de Wet Fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet Fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde.

Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

De Wet Fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

In dit treasurystatuut wordt het gebruik van derivaten uitgesloten.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet Fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet Fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille.

De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (thans 20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de renteontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 5 lid 1 en 2

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury geldt in de Wet Fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft.

Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort.

In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 3

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning – voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1 en 2 en 3

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Aangezien niet alle financiële instellingen over een rating beschikken, terwijl ze wel voldoende kredietwaardig kunnen zijn (minimaal met een A-rating vergelijkbaar), biedt de Wet Fido de mogelijkheid ook bij financiële instellingen zonder rating uitzettingen te doen. Uitzettingen bij dergelijke instellingen zijn toegestaan mits dit op een transparante wijze gebeurt. Voorop staat dat deze transparantie de controle-organen van de gemeente (met name het gemeentebestuur) inzicht biedt en daarmee een belangrijk mechanisme vormt om ervoor te zorgen dat binnen de gemeente zelf kritisch wordt omgegaan met financiële instelling zonder rating (toelichting op de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden).

Artikel 6 lid 4

De Wet Fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de geldstromen van hun activiteiten.

Artikel 8

Valutarisico’s uit hoofde van operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet Fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet Fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

De regeling schatkistbankieren verplicht decentrale overheden hun overtollige liquide middelen en beleggingen aan te houden bij het ministerie van Financiën. Dit behoudens een drempelbedrag wat bepaald is op 0,75% van het begrotingstotaal. Voor gemeente Bergen geldt voor 2021 als drempelbedrag € 250.000. Om het dagelijkse kasbeheer te vereenvoudigen mag een gemeente gemiddeld over het hele kwartaal maximaal het drempelbedrag buiten de schatkist aanhouden.

Deelname van de decentrale overheden aan schatkistbankieren draagt bij aan een lagere EMU-schuld van de collectieve sector. Dit verlaagt de externe financieringsbehoefte van het Rijk, waardoor het Rijk minder hoeft te financieren op de markt, hetgeen zich weer vertaalt in een lagere staatsschuld. Daarnaast verwacht het Rijk een verdere vermindering van de beleggingsrisico’s waaraan decentrale overheden worden blootgesteld. De middelen die een gemeente in de schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van de publieke taak).

Artikel 11

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de twee jaar plaats moet hebben. In dit artikel zijn de randvoorwaarden vastgelegd waaraan de relaties moeten voldoen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd.

De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven.

De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.).

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

De afdelingen dienen ‘incidenteel’ informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijvoorbeeld bij een uitstel van investeringen).


1

EER= Europese Economische Ruimte (Europese Unie uitgebreid met Noorwegen IJsland en Liechtenstein)