Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Westvoorne

Integraal Jeugdbeleid 2016-2020 Gemeente Westvoorne

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWestvoorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingIntegraal Jeugdbeleid 2016-2020 Gemeente Westvoorne
CiteertitelIntegraal Jeugdbeleid 2016-2020 Gemeente Westvoorne
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-11-2022nieuwe regeling

15-12-2015

gmb-2022-515307

Tekst van de regeling

Intitulé

Integraal Jeugdbeleid 2016-2020 Gemeente Westvoorne

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

Inleiding

Voor u ligt de nota Integraal Jeugdbeleid 2016 - 2020 van de gemeente Westvoorne.

In het coalitieprogramma voor de jaren 2015-2018 is opgenomen dat in deze periode een integraal jeugdbeleid wordt opgesteld. Er speelt veel op het gebied van jeugd. Vanouds hebben gemeenten belangrijke verantwoordelijkheden in het jeugdbeleid. Niet alleen meer de preventieve zorg en de gezondheidszorg, maar sinds 1 januari 2015 zijn alle vormen van jeugdhulp gedecentraliseerd, dat wil zeggen onder de verantwoordelijkheid gekomen van de gemeente. Daarnaast is de laatste jaren één en ander veranderd in de invulling van het jongerenwerk in Westvoorne en ook op het gebied van onderwijs staat de komende jaren veel te gebeuren. Zo zullen er twee Brede Scholen in onze gemeente gebouwd worden.

In 2002 is de beleidsnota ‘Een agenda voor de Jeugd’ geschreven. Ook bestaat er een jeugdparticipatienota, genaamd ‘De Jeugd van Tegenwoordig’, die dateert uit 2007. Dit heeft onder andere geleid tot het in het leven roepen van een jeugdraad als instrument van de gemeenteraad. Het is duidelijk dat deze stukken inmiddels gedateerd zijn en dat daarom een nieuw beleidsplan gewenst is. Ook speelt mee dat er de laatste jaren vaak ad hoc werd ingesprongen op incidenten of wensen die er waren, zonder dat daar beleid aan ten grondslag lag.

Tijdens de begrotingsraad in oktober 2015 heeft de gemeenteraad het college verzocht om plan op te stellen waardoor jongeren geprikkeld en gemotiveerd worden om talenten te ontwikkelen en hun passie te ontdekken. De raad wil dat jongeren zich op kunnen trekken aan mensen die tot de verbeelding spreken. Het college heeft dit verzoek overgenomen en verwerkt in dit beleidsplan.

 

Het jeugdbeleid heeft betrekking op diverse leefgebieden, zoals het gezin, de kinderopvang, de school, gezondheid, sport, vrije tijd, werk, et cetera. Er zijn op deze terreinen ook al veel beleidsstukken opgesteld. Het jeugdbeleid gaat ook over verschillende leeftijdsfasen, het gaat over baby’s, peuters, kleuters, schoolkinderen, pubers, jongvolwassenen en ouders. Kansen geven aan kinderen en jongeren van nu, betekent kansen creëren voor Westvoorne in de toekomst. Om optimale voorwaarden te creëren voor de ontwikkeling van kinderen is het nodig om alle facetten in samenhang te bezien. Dat leidt tot een integraal jeugdbeleid.

 

Doel van de nota

Deze nota vormt de paraplu voor het integrale jeugdbeleid in de gemeente Westvoorne voor de komende vier jaar. Het geeft de samenhang weer tussen de verschillende beleidsterreinen en schetst de kaders waarbinnen het integraal jeugdbeleid wordt vormgegeven.

 

Totstandkoming nota

In april 2015 is de startnotitie Integraal Jeugdbeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Bij de totstandkoming van deze nota heeft de gemeente gesproken met de jeugdraad, de Adviesraad Wmo en Sociale Zaken, het jongerenwerk van Stichting Push, de politie, de veiligheidsregisseur, de procesregisseur Jeugd (CJG) en de procesregisseur Volwassenen van de gemeente, maar ook met diverse kerken, schooldirecties, jeugdverpleegkundigen en een schoolmaatschappelijk werker.

 

Leeswijzer

De opbouw van de nota is als volgt. Deze nota bevat totaal 11 hoofdstukken en enkele bijlagen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de verschillende landelijke ontwikkelingen en trends die van invloed kunnen zijn op het jeugdbeleid en op de situatie van de jeugd in Westvoorne. Hoofdstuk 3

gaat over de visie, de doelstelling en de uitgangspunten, zoals die zijn vastgesteld in de startnotitie. In de hoofdstukken 4 t/m 9 worden zes leefgebieden, die betrekking hebben op de jeugd, verder uitgediept. Hoofdstuk 10 bevat een samenvatting van alle doelstellingen en de daarbij behorende actiepunten en hoofdstuk 11 bevat tot slot een planning.

Hoofdstuk 2 Ontwikkelingen en situatie Westvoorne

2.1 Ontwikkelingen en trends

Van oudsher is opvoeding primair de verantwoordelijkheid van de ouders. Maar ouders staan er niet helemaal alleen voor. Zij leven in sociale netwerken van familie, vrienden en buurten die medeopvoeder (kunnen) zijn. Sinds de invoering van de eerste kinderwetten, aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw, bemoeit ook de overheid zich met de opvoeding. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind is hierbij het uitgangspunt. Daarin zijn vastgelegd: het recht op bescherming, op vooruitkomen en op meedoen. Verder zijn er in Nederland meerdere wetgevende kaders die betrekking hebben op de jeugd, zoals de onderwijswetten, volksgezondheidswetgeving, kinderbescherming en justitiële wetten, en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Elke gemeente beschikt over een Centrum voor Jeugd en Gezin, een wettelijke verplichting van kabinet Balkenende IV.

Het gemeentelijke jeugdbeleid staat niet op zichzelf. Steeds vaker zijn meerdere beleidsterreinen betrokken bij jeugdbeleid en dit vraagt om afstemming en samenwerking tussen verschillende beleidsafdelingen binnen de gemeente, maar ook tussen gemeenten in de regio en organisaties. De afgelopen jaren is veel veranderd op diverse beleidsterreinen. De belangrijkste ontwikkelingen staan hieronder genoemd.

 

Beleidsontwikkelingen

  • De gemeenten werden in 2007 verantwoordelijk voor de preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning en werden verplicht om uiterlijk in 2011 een CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) te openen. De rijksoverheid wilde hiermee bewerkstelligen dat risico’s bij jongeren snel gesignaleerd en opgepakt zouden worden. De decentralisatie werd in 2015 afgerond toen ook de jeugdzorg werd overgeheveld van de provincie naar de gemeente. Op 1 januari 2015 is de gemeente dus verantwoordelijk geworden voor alle vormen van jeugdhulp. In het najaar van 2014 heeft de gemeenteraad hiervoor een beleidsplan Hulp en Zorg voor de Jeugd en een verordening vastgesteld. Deze stukken zijn gezamenlijk door de drie gemeenten (Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne) op Voorne opgesteld.

  • De toegangstaken van Bureau Jeugdzorg (inmiddels Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond) zijn ook overgeheveld naar de gemeenten. Om die reden hebben de gemeenten op Voorne medewerkers van voormalig Bureau Jeugdzorg in eigen dienst genomen, die indicaties kunnen afgeven namens de gemeente en (specialistische) hulp kunnen inzetten.

  • Daarnaast is per 1 januari dit jaar ook de Awbz begeleiding overgeheveld naar de gemeenten. Voor jongeren is de Awbz begeleiding onder de Jeugdwet komen te vallen.

  • Vanaf 1 januari 2015 is het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) en het ASHG (Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld) samengevoegd tot 1 organisatie, genaamd Veilig Thuis. De landelijke campagne “Het houdt niet op, niet vanzelf” is regelmatig op tv te zien.

  • Op 1 januari 2015 is ook de Participatiewet ingevoerd, waarbij het uitgangspunt is dat iedereen, met de juiste begeleiding, kan werken. Dat betekent dat ook jongeren moeten worden toegeleid naar passend werk. Jonggehandicapten met enige verdiencapaciteit krijgen niet meer automatisch een Wajong uitkering, maar vallen onder de Participatiewet.

  • Op 1 augustus 2014 is de Wet Passend Onderwijs van kracht geworden. Scholen hebben vanaf dat moment een zorgplicht. Dat betekent dat zij ervoor moeten zorgen dat elk kind een goede, passende onderwijsplek aangeboden krijgt. Het passend onderwijs beoogt dat zo veel mogelijk leerlingen regulier onderwijs kunnen volgen.

  • Sinds 1 januari 2014 is de nieuwe Drank- en Horecawet van kracht geworden. Jongeren onder de 18 jaar zijn strafbaar als zij alcohol nuttigen of bij zich hebben op een openbare plek. De leeftijdsgrens is omhoog gegaan van 16 naar 18 jaar. Ook is het verboden om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 18.

  • Per 1 januari 2014 is het adolescentenstrafrecht ingevoerd. Bij jongvolwassenen van 16 tot 23 jaar die terecht staan voor een misdrijf wordt nadrukkelijk de keuze gemaakt of zij worden berecht volgens het jeugdstrafrecht of volgens het volwassenstrafrecht. Door het verdwijnen van de harde grens van 18 jaar tussen jeugd en volwassenen, kunnen adolescenten voortaan beter op maat worden berecht.

  • Onze samenleving gaat steeds meer uit van de eigen kracht, de eigen regie en zelfredzaamheid bij het regelen van ondersteuning. De inzet die door vrijwilligers of familieleden in het netwerk wordt geboden wordt steeds belangrijker. Daar wordt eerst een beroep op gedaan voordat er professionele hulp wordt geboden. De gemeenten moeten hierop inspelen door initiatieven van inwoners te faciliteren.

  • In het oude beleidsplan Wmo 2012-2015 (Iedereen telt) is Agenda 22 opgenomen. Dit zijn 22 VN-standaardregels om in beleid rekening te houden met mensen met een beperking. Ook al is dit Wmo-beleid inmiddels verouderd, toch zullen we deze regels in het achterhoofd houden bij het schrijven van dit beleid. Ze hebben geen wettelijke status, maar zijn wel door de VN aanvaard.

Economische ontwikkelingen:

  • Door de economische recessie van de afgelopen jaren is landelijk de jeugdwerkeloosheid gestegen. Jongeren raken daardoor steeds meer doordrongen van de noodzaak om een startkwalificatie te halen. Jongeren zonder startkwalificatie (dus zonder diploma van havo, vwo, mbo niveau 2 of hoger) noemen we vroegtijdig schoolverlaters (VSV-ers). In schooljaar 2013-2014 waren dat er in Westvoorne 15. Zij vinden daardoor moeilijker een baan of stageplek. Voor de gemeente is het belangrijk dat jongeren een opleiding afmaken, voordat zij in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. Het tij lijkt nu te keren. Nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten zien dat de laatste paar maanden de jeugdwerkeloosheid gedaald is. In hoofdstuk 5 wordt hier verder op ingegaan.

  • De economische recessie heeft er ook toe geleid dat meer kinderen opgroeien in armoede. De gemeente merkt dat steeds meer mensen bij de gemeente een beroep doen op de bijzondere bijstand. De kinderombudsman Marc Dullaert zei in september 2013 dat kinderen de dupe zijn van de economische crisis en dat 1 op de 9 kinderen onder de armoedegrens leeft. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek zou in onze gemeente 8,4% van het aantal minderjarige kinderen kans lopen om in armoede op te groeien. Dat is minder dan het landelijk gemiddelde. Mensen met een inkomen onder de 110% van de bijstandsnorm en een laag eigen vermogen, kunnen in Westvoorne een beroep doen op de bijzondere bijstand. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om een bijdrage voor de zorg, verpleging thuis, tandartskosten of de aanschaf van een fiets voor schoolgaande kinderen.

Trends

Volgens een internationale studie van Unicef uit april 2013 is de jeugd van Nederland de gelukkigste van alle Europese landen. En ook in materieel opzicht gaat het hen goed. Tegelijkertijd lezen en horen wij dagelijks alarmerende berichten over schooluitval, obesitas, comazuipen, schuldenproblematiek, drugsgebruik, agressie, hoog gebruik van psychiatrie, et cetera. Veel trends bepalen het gedrag en de leefstijl van jongeren. Een trend kan een positieve invloed hebben op het gedrag en de leefstijl van jongeren, maar ook een negatieve invloed. Als een trend een negatieve invloed heeft op de jongeren, dan kan dit vragen om actie vanuit de gemeente. Het zal dan vaak gaan om preventieve interventies.

 

Na de generatie X uit de jaren 60 en de pragmatische generatie van de jaren 70/80 spreekt men nu over de internetgeneratie, die geboren is in de jaren 90. Volgens onderzoek van Spangenberg en Lampert uit 2013 zijn de jongeren van nu meer gefocust op uiterlijk, kicks, geld, status, consumptie en netwerken en niet zozeer op het eigen welzijn of dat van de maatschappij. De omgangsvormen, het milieubewustzijn en een kritische houding doen er nu minder toe dan 10 of 20 jaar geleden. Het individualisme en hedonisme (genot) winnen terrein en de groep met een breder verantwoordelijkheidsgevoel slinkt. De computer, tv en mobiele telefoon gebruiken ze het liefste allemaal tegelijk. Volgens de onderzoekers voelen de leden van de jongste generatie zich in hun ouderlijk huis en op school wat minder thuis. Ze ervaren het vaak niet meer als een bron van rust en geborgenheid, maar zijn liever elders bij leeftijdsgenoten.1 Ook in Westvoorne is er een bepaalde groep die elkaar graag buiten opzoekt. Daarnaast wordt ook het veelvuldig gebruik van social media herkend bij onze jeugd. De groep die graag buiten hangt, kan soms overlast leveren. Hier wordt in hoofdstuk 7 op teruggekomen.

 

2.2 Jeugd in Westvoorne

Voor het opstellen van adequaat jeugdbeleid is het van belang om te weten hoe het ervoor staat met onze jeugd. In dit hoofdstuk geven we inzicht in deze gegevens.

 

Wij richten ons in dit beleid op de kinderen en jongeren tot 23 jaar, die woonachtig zijn in Westvoorne. De grens tot 23 jaar is gekozen, omdat vanuit ons CJG ook deze doelgroep wordt gehanteerd. Het Rijk heeft die grens zelfs voorgeschreven. Niet alle jongeren zijn op 18 jarige leeftijd volwassen, maar hebben nog een paar jaar ondersteuning nodig. Om die reden is bijvoorbeeld ook het adolescentenstrafrecht ingevoerd in 2014. Jongvolwassenen boven de 18 jaar worden niet meer allemaal volgens het volwassen strafrecht berecht, omdat zij soms nog in ontwikkeling achter lopen.

Gemeente Westvoorne telt op 1 januari 2015 totaal 14.084 inwoners. Daarvan zijn er 3.148 kinderen en jeugdigen van 0 tot 23 jaar. Dat is 22,3% van het totaal aantal inwoners.

In tabel 1 is te zien hoe de kinderen verdeeld zijn over de verschillende leeftijdscategorieën.

Leeftijdscategorie

Oostvoorne

Rockanje

Tinte

Totaal

0-4 jaar

204

156

8

368

4-12 jaar

621

435

41

1097

12-18 jaar

513

459

45

1017

18-23 jaar

328

300

38

666

Totaal

1666

1350

132

3148

Tabel 1 Aantal jongeren Westvoorne (GBA gemeente Westvoorne), peildatum 1-1-2015.

 

In de zomer van 2012 is, ter voorbereiding op de decentralisatie jeugdzorg, een zogenaamde Jeugdstaat opgesteld. In deze rapportage wordt weergegeven hoe de gemeente Westvoorne scoort op een aantal erkende risicofactoren voor opvoeden en opgroeien, zoals tienermoeders, opleidingsniveau ouders, gezondheid, niet westerse achtergrond. Westvoorne is geen typische gezinsgemeente.2 Het aandeel gezinnen is vrij gemiddeld, maar het is wel een omgeving waar kinderen en jongeren gezond en veilig kunnen opgroeien. De gemeente scoort laag tot gemiddeld op vrijwel alle risicofactoren. Alleen het aantal kinderen dat te maken krijgt met echtscheiding valt in negatieve zin op. In onze gemeente krijgt, ook in 2014, 1 op de 100 kinderen te maken met echtscheiding en landelijk is dit 0,6 kind op de 100. Dit wordt hier dus gezien als een risicofactor voor de ontwikkeling van het kind. Medewerkers van het Centrum voor Jeugd en Gezin en enkele intern begeleiders van scholen geven echter aan dat dit aantal veel hoger is. Gemiddeld zitten er zo’n 3 a 4 kinderen in één klas met gescheiden ouders. Dat zou dan neerkomen op zo’n 15 kinderen op de 100.

 

Met de gezondheid van het overgrote deel van de jeugd in Westvoorne gaat het goed. In de media wordt ook vaak gemeld dat in onze gemeente sprake is van een hoog gebruik van genotmiddelen, zoals drugs en alcohol. Zo stond er begin april 2015 een artikel in de Brielsche Courant waarin vermeld stond dat ruim 80% van de jeugd softdrugs gebruikt op Voorne. Die middelen worden inderdaad gebruikt, maar cijfers van de GGD geven andere, lagere percentages aan. Hier komen we in hoofdstuk 4 op terug. Wel wordt de leeftijd waarop kinderen daarmee beginnen steeds lager. Dit is niet specifiek kenmerkend voor onze gemeente, maar het is een landelijke trend. Dat is wel een aandachtspunt en het komt, naast andere gegevens over onze jeugd, terug in hoofdstuk vier.

Hoofdstuk 3. Visie, doelstelling en uitgangspunten

 

In de startnotitie van het integrale jeugdbeleid, die is vastgesteld in april 2015, zijn de onderstaande visie, doelstelling en uitgangspunten reeds benoemd.

 

Visie

De gemeente Westvoorne wil met dit integrale jeugdbeleid optimale ontwikkelingskansen creëren voor kinderen en jeugdigen in deze gemeente. De doorgaande ontwikkellijn is gericht op volwaardige deelname en bijdrage aan de samenleving.

 

Doelstelling

Met dit integrale beleidsplan wil de gemeente Westvoorne bereiken dat kinderen en jongeren gezond en veilig kunnen opgroeien en de ruimte krijgen om hun talenten zo veel mogelijk te ontwikkelen. Wij willen hen, indien nodig, ondersteunen in hun groei naar volwassenheid, zodat ze een positieve bijdrage kunnen leveren aan de samenleving. Dat houdt ook in dat wij zoveel mogelijk willen voorkomen dat er bij de jeugd situaties ontstaan die een belemmering vormen voor de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling en in hun deelname aan de samenleving.

 

Doelgroep

Het gemeentelijk jeugdbeleid begint al bij de periode van de zwangerschap (-9 maanden). Dat is mede ingegeven door het feit dat de middelen voor prenatale voorlichting in 2009 zijn overgeheveld naar de gemeenten. Daarnaast zijn ouders tijdens deze periode ontvankelijk voor informatie en worden de eerste contacten met de zorgverleners gelegd, zoals de verloskundigen en gynaecologen. Wij trekken de grens niet bij 18 jaar, maar bij 23 jaar, omdat wij vanuit het CJG ook deze doelgroep bedienen. Sommige jongvolwassenen hebben extra steun nodig. Wij richten ons in het beleid dus op de leeftijdscategorie van -9 maanden tot 23 jaar, die woonachtig is in Westvoorne.

 

Uitgangspunten

Bij het integrale jeugdbeleid gaan we uit van de volgende 13 basisgedachten:

  • 1.)

    Ouders zijn als eerste verantwoordelijk voor de opvoeding, ontwikkeling en verzorging van hun kinderen.

  • 2.)

    We gaan uit van de eigen kracht van het netwerk als het gaat om ondersteuning bij de opvoeding en verzorging van kinderen en we faciliteren burgerinitiatieven.

  • 3.)

    De overheid heeft pas een pedagogische verantwoordelijkheid, wanneer de eigen kracht van het netwerk onvoldoende is en dus onvoldoende ondersteuning kan bieden.

  • 4.)

    De jongere heeft zelf, naarmate hij/zij ouder wordt, een steeds groter wordende eigen verantwoordelijkheid.

  • 5.)

    De gemeente moet jongeren die hulp nodig hebben ondersteunen.

  • 6.)

    Hulp en ondersteuning worden zo dichtbij mogelijk, binnen de eigen gemeente, georganiseerd.

  • 7.)

    De jeugd (en hun ouders) vormt (vormen) het uitgangspunt en dus niet de organisaties en de voorzieningen. Er wordt dus uitgegaan van de vraag.

  • 8.)

    Jongeren worden zoveel mogelijk betrokken bij het integrale jeugdbeleid.

  • 9.)

    Integraal jeugdbeleid kan alleen succesvol zijn bij een optimale samenwerking tussen alle betrokken organisaties.

  • 10.)

    Het ‘elkaar kennen’ is een voorwaarde om tot die goede samenwerking te komen. Het ontwikkelen van een goede sociale kaart is hiervoor belangrijk.

  • 11.)

    Organisaties krijgen een bepaalde ruimte, een eigen zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, om hun activiteit uit te voeren.

  • 12.)

    De gemeente heeft vertrouwen in de eigen kracht van de ouders en kinderen, maar treedt wel op als grenzen in het kader van veiligheid worden overschreden.

  • 13.)

    De door de raad beschikbaar gestelde budgetten zijn bepalend voor de uitvoering.

Zes leefgebieden

De behoeften en de leefwereld van de jongeren moeten bepalend zijn voor de manier waarop de gemeente het integrale jeugdbeleid inricht. Het lastige is dat die behoeften snel wisselen en ook verschillen per levensfase. Een kleuter van 4 heeft heel andere behoeften dan een puber van 13. En de 15 jarigen van nu hebben ook heel andere wensen dan de 15 jarigen over 4 jaar. Daarom staat het jeugdbeleid nooit stil. De gemeente moet blijven inspelen op de trends en ontwikkelingen en de behoeften van de jeugd.

Integraal beleid integreert alle relevante facetten. Wij gaan in ons beleidsplan uit van de volgende zes thema’s of leefgebieden, die in de volgende hoofdstukken verder worden uitgewerkt.

  • 1.)

    Gezondheid en ontwikkeling

  • 2.)

    Onderwijs en werk

  • 3.)

    Vrije tijd

  • 4.)

    Veiligheid

  • 5.)

    Wonen en opvang

  • 6.)

    Participatie

Hoofdstuk 4. Gezondheid en ontwikkeling

 

Een goede gezondheid vergroot de kans op een lang leven van goede kwaliteit, arbeidsdeelname en op maatschappelijke participatie. Volgens de Wet publieke gezondheid (Wpg) is de overheid verantwoordelijk voor een goede gezondheidszorg en het bieden van een veilige en gezonde leefomgeving. Het is onze taak om de collectieve preventie zo in te richten dat de gezondheid van inwoners beschermd, bewaakt en bevorderd wordt. Begin 2016 wordt het nieuwe gezondheidsbeleid van de gemeente Westvoorne gepresenteerd.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de preventieve zorg die wordt geboden vanuit ons CJG en gebiedsteam en op de nieuwe taken die wij hebben gekregen voor andere vormen van jeugdhulp. Door de gemeenteraad is verzocht om alcoholpreventie ook op te nemen in dit integrale jeugdbeleid in plaats van in het lokale gezondheidsbeleid. Wij hebben ons niet alleen beperkt tot alcoholpreventie, maar we hebben breder gekeken naar verslavingspreventie.

 

4.1 Centrum voor Jeugd en Gezin

Sinds 2011 heeft elke gemeente in Nederland een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG).

Het CJG in Westvoorne bevindt zich in woonzorgcentrum Stuifakkers in Rockanje. In het CJG wordt opvoed- en opgroeiondersteuning aangeboden, zoals omschreven in de Wet Maatschappelijke ondersteuning. Er wordt vorm gegeven aan vijf functies van het preventieve jeugdbeleid uit de Wmo: informatie en advies, signalering, verwijzingen naar lokale en regionale hulp, licht pedagogische hulp en tot slot de coördinatie van zorg.

In het CJG in Rockanje is het consultatiebureau gevestigd en zijn jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, (school) maatschappelijk werkers en een pedagoog werkzaam. Er zijn wekelijks inloopspreekuren waar mensen zonder afspraak gratis advies kunnen krijgen. Vanaf 2016 zal ook worden gestart met een inloopspreekuur in de Leemgaarde in Oostvoorne, om dichter bij de mensen zorg en advies te kunnen bieden.

Vanuit het CJG worden daarnaast jongeren- en gezinscoaches, groepstrainingen en lichte thuisbegeleiding zonder indicatie ingezet en producten zoals Video Home Training en prenatale huisbezoeken. Ook is er een schakel met Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (voormalig Bureau Jeugdzorg), leerplicht, jeugd GGZ, Stichting MEE (voor mensen met een beperking), scholen en voorschoolse voorzieningen, zoals de peuterspeelzaal en de kinderopvang.

Jeugdverpleegkundigen kunnen bijvoorbeeld ouderbijeenkomsten op een peuterspeelzaal organiseren over een bepaald thema. De bijeenkomst afgelopen jaar werd goed ontvangen door de ouders. Er werden zelfs telefoonnummers uitgewisseld. Deze vraaggerichte werkwijze wordt de komende jaren voortgezet. Hier zijn enkele medewerkers van het CJG te zien.

 

Vlnr. mevr. Lemmens (pedagoog), mevr. Martin (logopediste), mevr. Brasser (jeugdverpleegkundige), mevr. Pielage (schoolmaatschappelijk werker), dhr. Van Driel (algemeen maatschappelijk werker) en mevr. Van den Tweel (schoolmaatschappelijk werker).

 

De verbinding tussen de scholen en de zorg die vanuit het CJG geboden wordt, wordt gevormd door de schoolmaatschappelijk werkers en de jeugdverpleegkundigen. Op elke school zijn deze medewerkers een bepaald moment van de week aanwezig en kunnen door de leerkracht of intern begeleider, maar ook door leerlingen zelf of ouders benaderd worden voor vragen. Als de medewerkers een trend constateren, een behoefte, dan kunnen zij een aanbod doen dat binnen een afgesproken budget van de subsidie valt, bijvoorbeeld een Sociale Weerbaarheidstraining (SoWe) of een KIES training. Dit laatste wordt hier toegelicht.

Volgens het CBS hadden 27 kinderen in 2013 in Westvoorne met echtscheiding te maken hebben. Dat betekent dat 1 op de 100 minderjarige kinderen te maken krijgt met echtscheiding. Dit aantal ligt in werkelijkheid nog veel hoger, zoals in paragraaf 2.2 staat uitgelegd. Aangezien dit een risico kan zijn voor de ontwikkeling van een kind bieden en onze schoolmaatschappelijk werkers dikwijls ook problemen bij kinderen constateren, zullen wij elk jaar een training aanbieden voor kinderen in echtscheidingssituaties (KIES). De druk op het schoolmaatschappelijk werk is al een paar jaar erg hoog. Er is al langere tijd sprake van overproductie. Naast deze professionals is er tevens een logopediste op elke school aanwezig, die al geruime tijd in gemeentelijke dienst is.

 

Vanuit de jeugdgezondheidszorg komt het signaal naar voren dat een aantal ouders zelf verslaafd is, waardoor bij kinderen problemen worden geconstateerd. Als ouders zelf psychische of verslavingsproblemen hebben, valt het opvoeden van kinderen niet mee. Ook als het kind gezond is en verder ogenschijnlijk een normale ontwikkeling doormaakt, zal de ouderproblematiek van invloed zijn op de ontwikkeling van het kind. Bovendien hebben zij een verhoogd risico om zelf psychische problemen te ontwikkelen. Daarom bieden we ook de zogenaamde KOPP-training aan (Kinderen van Ouders met Psychiatrische- of verslavings-Problematiek), in samenwerking met gemeente Hellevoetsluis. De aanmeldingen hiervoor lopen via de indicatiestellers jeugd van de gemeente.

 

Onze jongeren (en ouders) kunnen met vragen terecht bij het CJG via bijvoorbeeld het consultatiebureau, de schoolmaatschappelijk werkers of de website van het CJG. Sinds de zomer van 2015 bestaat er op Voorne één website www.cjgvoorne.nl waar men terecht kan voor informatie en vragen over zeer uiteenlopende onderwerpen. Zeker jongeren zullen met hun vragen eerst gaan zoeken op internet, dus een goede website is van belang. Mensen kunnen digitaal een vraag stellen en informatie vinden over zaken als: schulden, depressie, hoofdpijn, faalangst, drugsgebruik. Op de gemeentelijke website is een link te vinden hiernaar toe. Het is belangrijk dat jongeren de website weten te vinden. Nieuwe flyers zullen daarom in 2016 worden verspreid op onder andere scholen.

Jongeren kunnen natuurlijk ook bij het jongerenwerk terecht met vragen. Het jongerenwerk kan advies geven of de jeugd doorverwijzen naar het CJG. Er is nog geen sprake van structureel overleg tussen het CJG en het jongerenwerk, maar dit wordt 2016 vormgegeven.

 

De drie gemeenten op Voorne werken, behalve met de website ook intensief samen binnen de CJG’s op personeelsgebied. Veel medewerkers die hierboven genoemd staan, werken namelijk zowel in onze gemeente als in Hellevoetsluis en soms ook in Brielle. We hebben gezamenlijk een procesregisseur Jeugd, een assistent en baliemedewerkers in dienst genomen, die (fysiek) werkzaam zijn in Hellevoetsluis. Daar vindt ook het casuïstiek overleg voor, en mét, onze jongeren en ouders plaats. Hulpverleners kunnen grotendeels natuurlijk zelfstandig met casuïstiek aan de slag gaan en collega’s met andere disciplines erbij betrekken. De meeste problemen worden op die manier opgelost. Echter wanneer de hulpverlening stagneert of het gaat om meer dan twee verschillende problematieken, dan wordt de procesregisseur van de gemeente erbij betrokken.

De procesregie voor jeugd tot 23 jaar met complexe of meervoudige problematiek wordt sinds 2011 voor ons uitgevoerd door de gemeente Hellevoetsluis. Deze procesregisseur Jeugd heeft structureel afstemming met de procesregisseur Volwassenen, die op het gemeentehuis in Rockanje werkt.

 

Gebiedsteam

Het gebiedsteam van de gemeente bestaat uit professionals van verschillende organisaties met elk hun eigen expertise. Het team werkt voor alle inwoners van 0 tot 100 jaar. Het gaat om vrijwillige hulpverlening aan jongeren, gezinnen en volwassenen met meervoudige of zeer complexe problematiek. Er wordt hier altijd mét en niet over de cliënten gesproken en er wordt gebruik gemaakt van toestemmingsverklaringen. Het gebiedsteam is voortgekomen uit het CJG-netwerk en sinds 1 januari uitgebreid met een aantal nieuwe (jeugd)zorgaanbieders. In feite is er dus eigenlijk geen verschil meer tussen ons CJG en ons gebiedsteam. Het is belangrijk om dit helder te hebben. In de loop van het afgelopen jaar is ook aansluiting gezocht met de volwassenketen waardoor een breed gebiedsteam voor 0-100 jaar is ontstaan. Zo sluiten ook het algemeen maatschappelijk werk en de wijkverpleging hierbij aan. De verbinding met de volwassenketen kan wel verbeterd worden. Daarom zal tweemaal per jaar een breed netwerkoverleg worden georganiseerd voor de professionals van zowel de jeugd- als de volwassenketen. Het is van belang dat de medewerkers elkaar snel weten te vinden. Er is inmiddels ook een ‘smoelenboek’ opgesteld met daarin alle contactgegevens.

Hellevoetsluis en Westvoorne trekken hierin gezamenlijk op, omdat veel professionals inzetbaar zijn in beide gemeenten. Sommigen werken zelfs voor alle drie de gemeenten op Voorne. Enkelvoudige problematiek kunnen professionals gewoon zelf, of samen met een collega, oppakken. Indien nodig schakelt een professional een indicatiesteller van de gemeente in voor advies of het afgeven van een beschikking. Bij opschaling van casuïstiek komen de procesregisseur Jeugd of de procesregisseur Volwassenen van de gemeente in beeld. Zij stemmen zaken onderling af.

 

Naast structureel overleg met de professionals van het gebiedsteam vindt ook elke twee maanden een overleg plaats tussen de drie gemeenten op Voorne en de managers van de partners van de gebiedsteams. Dit zijn: Stichting CJG Rijnmond, Careyn, Kwadraad, Flexus Jeugdplein, Trivium Lindenhof, Stek Jeugdhulp, Lucertis GGZ, Mentaal Beter en Stichting MEE. Bij aparte thema- bijeenkomsten worden ook partijen als Horizon of welzijnsorganisaties (Stichting Push) uitgenodigd.

 

Drang

Onze ambitie is om ons gebiedsteam drangzaken te laten oppakken vanaf 1 januari 2017.

Bij drang is de hulp die een gezin krijgt niet vrijblijvend. Er wordt voor deze aanpak gekozen wanneer ouders zelf onvoldoende actie ondernemen om de veiligheid van kinderen te borgen. Een gezin hoeft deze aanpak niet te accepteren. Als het gezin niet meewerkt of als er onvoldoende vooruitgang wordt geboekt, dan kan er een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming volgen. Daarom wordt deze werkwijze drangaanpak genoemd. Nu worden deze drangzaken nog uitgevoerd door Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, maar om kosten te besparen, wachtlijsten te voorkomen en meer hulp dichtbij de cliënt te organiseren, willen wij onze eigen medewerkers trainen om drangzaken te kunnen oppakken. Bovendien kan drang nog steeds als vrijwillige hulp worden gezien en daar is, volgens de Jeugdwet, de gemeente voor verantwoordelijk. De voorbereiding vindt in 2016 plaats in samenwerking met de gemeenten Hellevoetsluis en Brielle.

Er is sprake van dwang als de situatie zo ernstig is dat hulpverlening echt noodzakelijk is om de veiligheid en/of de ontwikkeling van het kind te waarborgen. Wanneer de hulp binnen het vrijwillige kader niet op gang komt, dan start de Raad voor de Kinderbescherming direct met een onderzoek. Deze organisatie kan bij de rechter een kinderbeschermingsmaatregel verzoeken, zoals een ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing. De rechter beslist hierover. Om die reden wordt dit een dwangtraject genoemd. Deze hulp vindt niet plaats in het gemeentelijke gebiedsteam, maar een terugkoppeling is wel belangrijk op het moment dat de dwangmaatregel is beëindigd en het kind weer terug komt in de eigen omgeving, het vrijwillige kader.

 

4.2 Jeugdhulp

Nederland is een goed land om in op te groeien; voor school, sport en ontspanning zijn alle mogelijke voorzieningen beschikbaar. Wij koesteren onze jeugd. Het is wettelijk verboden om een corrigerende tik te geven en als het toch ergens mis gaat, staat er een groep hulpverleners klaar om ouders te ondersteunen of in te grijpen. Er zijn basisvoorzieningen aanwezig om jongeren te ondersteunen bij de ontwikkeling van een gezonde leefstijl, om ouders te ondersteunen bij de opvoeding en om problemen te voorkomen of aan te pakken.

Met de meeste kinderen en ouders (85%) in Nederland gaat het goed. Daar hebben wij dus geen bemoeienis mee. Bij 10% zijn er lichte opvoedproblemen, bij 4% matige opvoedproblemen en bij 1% zware opvoedprolemen of ernstige problematiek.3 In verschillende onderzoeken van onder andere de GGD en het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau) komen andere percentages naar voren. De overeenkomst is wel dat slechts een heel klein percentage van de inwoners ernstige opvoedproblematiek kent.

 

Op 18 februari 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de nieuwe Jeugdwet. Daarin is bepaald dat de gemeenten vanaf 1 januari 2015 bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn voor alle jeugdhulp en voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering.

Hiervoor zijn eind 2014 het beleidsplan Hulp en Zorg voor de Jeugd, de bijbehorende verordening en de beleidsregels vastgesteld door de gemeenteraad.

Inmiddels is bekend dat gemeente Westvoorne de komende jaren minder geld krijgt voor de uitvoering van de jeugdhulp. Wat dit betekent voor de uitvoering is nu niet te zeggen, maar te verwachten is dat een tekort ontstaat voor de uitvoering van de Jeugdwet. Om die reden willen wij de uitstroom uit de specialistische zorg zo veel mogelijk bevorderen en de instroom naar de specialistische zorg, vanuit het lokale gebiedsteam, beperken. Begeleiding als het kan en behandeling alleen als het echt moet. Het transformeren van de jeugdhulp is een complex proces wat in 2016 gestart wordt, maar wat enkele jaren in beslag zal nemen.

Voor veel jeugdzorgdomeinen kan er weinig invloed worden uitgeoefend op de instroom, omdat verwijzingen voor een groot deel buiten het directe zicht van de gemeente plaatsvinden. Een deel van de specialistische zorg is via een landelijk transitiearrangement afgesloten door de VNG. Wij kunnen daardoor niet sturen op alle aanbieders. Daarnaast zijn huisartsen en medisch specialisten volgens de wet bevoegd om cliënten door te verwijzen naar specialistische hulp. Het is voor ons daardoor lastig om altijd de rechtmatigheid te toetsen van ingezette zorg. Onze wens is dat huisartsen de gemeente informeren over het aantal verwijzingen, met name voor de GGz, en hebben tweemaal per jaar een overleg met hen. De gemeente kan een meerwaarde zijn voor de huisartsen vanwege het grote aantal ingekochte GGz-aanbieders via de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp. Er is inmiddels een reserve bij de gemeente in het leven geroepen om eventuele tegenvallers in het sociale domein op te kunnen vangen.

 

De voorzieningen uit de Jeugdwet zijn beschikbaar voor alle in Nederland verblijvende minderjarigen, ongeacht hun verblijfstatus. Dit vloeit voort uit het Internationale Verdrag voor de Rechten van het Kind (VRK). Dit verdrag laat niet toe dat er onderscheid gemaakt wordt tussen kinderen die rechtmatig en kinderen die onrechtmatig in Nederland verblijven. Dus ook deze laatste groep vreemdelingen tot 18 jaar krijgt jeugdhulp, maar de hulp wordt dan toegekend voor maximaal een half jaar. Dan wordt de situatie opnieuw beoordeeld.

 

Nieuwe jeugdhulp

Mensen kunnen zelf contact opnemen met de gemeente als zij hulp nodig hebben, maar de meeste cliënten komen via andere wegen bij de jeugdhulpverlening terecht, bijvoorbeeld via het team werk, inkomen en service (WIS), de school of via de eerder genoemde partners binnen het CJG. De professionals kunnen eerst zelf aan de slag of samen met een collega met een andere expertise.

Pas wanneer er sprake is van complexe of meervoudige problematiek of wanneer hulpverlening stagneert, dient te worden doorgezet naar de procesregie vanuit de gemeente. De gemeente Westvoorne heeft naast de procesregisseur jeugd ook drie indicatiestellers jeugd aangesteld, samen met gemeente Hellevoetsluis. Deze indicatiestellers werkten voorheen bij Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (Bureau Jeugdzorg) en hebben elk hun eigen expertise. Ze kunnen hulpverleners adviseren, ze kunnen meegaan op huisbezoek en geven, indien nodig, beschikkingen af voor specialistische zorg. Ook kunnen zij snel ambulante jeugdhulp inzetten waar voorheen een indicatie voor nodig was van Bureau Jeugdzorg. We hebben in ons beleid (Hulp en Zorg voor de Jeugd) vastgelegd dat tot 40 uur indicatievrij jeugdcoaches kunnen worden ingezet. Dit loopt via de indicatiestellers. Zij houden de caseload bij voor de totaal 14 coaches op heel Voorne. De indicatiestellers houden voor de gemeente ook precies bij hoeveel zorg er voor welk kind wordt ingezet. Het is daarom van belang dat, wanneer zorg wordt ingezet bij jeugdigen onder de 23 jaar, zij daar vóóraf bij worden betrokken. We krijgen steeds meer behoefte aan coaches specifiek voor de doelgroep 18-23 jaar. Het aantal jongeren met hulpvragen op meerdere leefgebieden stijgt, dus dat is een aandachtspunt voor de komende jaren.

 

4.3 Verslaving

Jeugdigen met gezondheidsproblemen hebben een grotere kans dat zij later niet voor zichzelf kunnen zorgen en afhankelijk zijn van sociale voorzieningen. Gezondheid wordt voor een groot deel bepaald door de leefstijl. Gezond eten, voldoende bewegen en het aanpakken van psychosociale problemen worden daarom gezien als randvoorwaarden voor een gezond leven. Jongeren met een goede gezondheid presteren ook beter op school. Bij ons consultatiebureau zijn alle kinderen in beeld, maar dat betekent niet dat alle problemen voorkomen kunnen worden.

 

In de gewijzigde Drank en Horecawet van 1 januari 2014 is opgenomen dat de gemeenteraad elke vier jaar een Preventie- en Handhavingsplan Alcohol vaststelt (artikel 43a DHW). Door de gemeenteraadsleden is verzocht om alcoholpreventie op te nemen in het integrale jeugdbeleid in plaats van in het lokale gezondheidsbeleid. Hieronder wordt niet alleen aan alcohol, maar aan meerdere verslavingsvormen aandacht geschonken. De resultaten van onderzoek van Stichting CJG Rijnmond op het middelbaar onderwijs zijn toegevoegd aan de gezondheidsatlas van de GGD. De cijfers gaan over de leefstijl van jongeren in 2014.

 

Thema

Vraag

Leeftijd

Westvoorne

Regio Rijnmond

Overgewicht

Sprake vanovergewicht?

4 t/m 13 jaar

1%

8 - 20%

17 t/m 23 jaar

1%

8 - 20%

Obesitas

Sprake van obesitas?

4 t/m 13 jaar

0%

1 - 3%

Roken

Hoeveel procent rookt dagelijks?

14 en 15 jaar(Vmbo)

8%

7 - 12%

Alcohol

Afgelopen 4 weken gedronken?

14 en 15 jaar(Vmbo)

35%

15 - 30%

15 en 16 jaar(Havo)

55%

40 - 50%

16 en 17 jaar(Vwo)

73%

45 - 65%

Softdrugs

Afgelopen 4 weken gebruikt?

14 en 15 jaar(Vmbo)

8,4%

1 - 5%

15 en 16 jaar(Havo)

12,1%

1 - 5%

16 en 17 jaar(Vwo)

-

Harddrugs

Afgelopen 4 weken gebruikt?

-

-

Ooit harddrugs gebruikt?

15 en 16 jaar(Havo)

6,6%

0,5 - 1,5%

Tabel 2 Website GGD: https://ggd-rotterdam.buurtmonitor.nl(cijfers CJG Rijnmond 2014)

 

Overgewicht

Volgens deze cijfers uit 2014 is overgewicht bij de kinderen in Westvoorne geen groot probleem. Bij slechts 1% van alle kinderen tussen de 4 en 13 jaar is sprake van overgewicht. Dat is lager dan het aantal kinderen in de regio. Het is de verantwoordelijkheid van de ouders zelf om hier op te letten en aan te werken. Van obesitas (ernstig overgewicht) is vrijwel geen sprake.

Volgens andere gegevens van de jeugdgezondheidszorg is er wel degelijk sprake van een hoog percentage overgewicht op het basisonderwijs. Het gaat om 9% van de kinderen in groep 2 en om 14% van de kinderen in groep 6. Aangezien de beschikbare cijfers erg van elkaar verschillen, kunnen we hier eigenlijk geen conclusies uit trekken. Wij wachten eerst de cijfers uit 2015 en 2016 af.

 

Roken

Er zijn meer mannen die roken dan vrouwen. Dat is een landelijk verschijnsel, maar het totaal aantal mensen dat rookt neemt af. Het aantal kinderen van de 14 en 15 jaar in Westvoorne dat dagelijks rookt is 8%. Dit is vergelijkbaar met de gemeenten in de regio. Daarom heeft dit thema niet de hoogste prioriteit in ons beleid.

 

Alcohol

Jongeren experimenteren en het drinken van alcohol hoort daarbij. Maar soms gaat het te ver, waardoor de gezondheid van het kind in gevaar komt of waardoor overlast in de wijk wordt ervaren. Om die redenen willen wij hier aandacht aan schenken.

Het drinken van alcohol heeft schadelijke gevolgen voor de ontwikkeling van de hersenen. Hersenen zijn tijdens de adolescentie nog in ontwikkeling en kunnen permanent beschadigd worden door alcohol. De landelijke overheid wil het alcoholgebruik (misbruik en verslaving onder jongeren) voorkomen door voorlichting te geven. Zo zendt de overheid de reclamecampagne NIX18 uit, die gericht is op het versterken van de sociale norm dat het normaal is als je voor je 18e niet drinkt of rookt. Op de radio en televisie is het niet toegestaan om tussen 6.00 en 21.00 uur reclame voor alcohol uit te zenden. Tot slot is in de wet (Wetboek van Strafrecht) opgenomen dat openbaar dronkenschap en het verstoren van de openbare orde door alcoholgebruik strafbaar zijn.

 

Uit gegevens van de jeugdgezondheidszorg (CJG Rijnmond) uit 2014 bleek dat 55% van de ondervraagde jongeren van 15 en 16 jaar in de afgelopen 4 weken alcohol heeft gedronken. Bij de 16 en 17 jarigen op het Vwo is dit 73%. Dit ligt een stuk hoger dan in de andere gemeenten in de regio. Alleen gemeente Brielle heeft dezelfde hoge scores. Onze doelstelling is om deze percentages te doen laten afnemen de komende jaren.

 

Naast het voorkomen van schadelijk alcoholgebruik vanuit het oogpunt van de volksgezondheid, moeten wij ons ook richten op het terugdringen van overlast door drankgebruik. Preventie en handhaving kunnen niet los van elkaar gezien worden. Alcoholgebruik is niet alleen een persoonlijke en bewuste keuze. Drinkgedrag wordt voor een groot deel ook bepaald door de omgeving, zoals de ouders, het sociale netwerk, de prijs van de alcohol, leeftijdsgrenzen voor verkoop en het aanbod in de supermarkt. Het creëren van bewustwording bij alcoholverstrekkers en ouders is een noodzakelijke voorwaarde voor gedragsverandering. Een probleemgerichte aanpak met meerdere partijen is hiervoor nodig.

 

Drugs

Het gebruik van softdrugs onder jongeren tussen 14 en 17 jaar ligt in Westvoorne aanzienlijk hoger dan in gemeenten in de regio, zoals te zien is in tabel 2. Er zijn geen cijfers bekend over het gebruik van harddrugs. Aan leerlingen van de Havo is wel de vraag gesteld of zij ooit harddrugs hebben gebruikt. Daarop antwoordt 6,6% bevestigend, wat een stuk hoger ligt dan de regio. In april dit jaar stond in de krant vermeld dat ruim 80% van de jeugd op Voorne softdrugs gebruikt en ruim 50% harddrugs. Dit was geen representatief onderzoek. Cijfers ontbreken namelijk waaruit blijkt dat dit inderdaad het geval is. Het zou natuurlijk kunnen dat meer dan de helft van de ondervraagde jongeren op straat, tussen de 14 en 25 jaar, drugs gebruikt. Dat betekent niet dat dan meer dan de helft van onze gehele Westvoornse jeugd drugs gebruikt. Van de totaal 1586 jongeren tussen de 14 en 25 jaar in onze gemeente hangen er, naar schatting, zo’n 50 regelmatig op straat. En alleen die groep die op straat hangt, is ondervraagd voor dit onderzoek. Dat is dus niet representatief voor onze gehele jeugd. Toch willen we drugsgebruik als prioriteit benoemen.

 

Het aantal incidenten met betrekking tot alcohol- en drugsgebruik neemt, volgens de politie overigens niet toe. Het aantal incidenten is ten opzichte van de eerste helft van 2014 juist gedaald. Als er gekeken wordt naar de jeugdigen van 15 t/m 23 jaar, dan zijn er in de periode van 1 januari tot half juni 2014 totaal 20 incidenten geweest op heel Voorne. In diezelfde periode in 2015 waren dit er 9. Dat is dus sterk afgenomen.

 

De GGD is in het najaar van 2015 gestart met een nieuw onderzoek onder jongeren op het voortgezet onderwijs in alle gemeenten in de regio Rijnmond. Het doel is om inzicht te verkrijgen in de gezondheid van jongeren. Verschillende onderwerpen komen aan bod, zoals drugsgebruik, alcohol, voeding, gamen, pesten, spijbelen. De resultaten van het onderzoek zullen begin 2016 bekend zijn.

Wat we wel horen van het jongerenwerk en de jeugdverpleegkundigen is dat de leeftijd waarop kinderen met middelengebruik beginnen steeds lager wordt. Dit is in andere regio’s ook het geval en is natuurlijk een zorgelijk signaal. Wij willen deze trend doorbreken door te investeren in preventie, bewustwording te creëren en gedragsverandering teweeg te brengen op jonge leeftijd.

 

Internet

Internet is niet meer weg te denken uit onze samenleving. Kinderen gebruiken internet om te leren, dingen op te zoeken, mensen te ontmoeten, spelletjes te spelen, vermaakt te worden (bijvoorbeeld YouTube), maar er kleven ook risico’s aan. Regelmatig komt in het nieuws dat gegevens misbruikt worden of kinderen gepest worden. Het is belangrijk dat kinderen dat dan aan hun ouders of leerkracht vertellen en aangifte doen bij de politie, maar vaak durven ze dat niet. Het is echt een probleem van deze tijd en kan ernstige gevolgen hebben voor het kind. Er zijn geen gegevens beschikbaar over verslaving aan sociale media, gamen of over cyberpesten, maar vanuit de politie, het jongerenwerk, de jeugdgezondheidszorg en de geestelijke gezondheidszorg, horen wij wel steeds vaker dat dit probleem speelt. Meerdere organisaties verwachten dat de online gameverslaving de komende jaren enorm zal toenemen. Uit hersenscans blijkt dat dergelijke gedragsverslavingen sterk lijken op de middelenverslavingen zoals drugs en alcohol.4 Om die reden willen wij ook hier aandacht aan schenken vanuit de preventie. Ouders en leerkrachten spelen hierin ook een belangrijke rol.

 

Aanpak

In deze paragraaf wordt voorgesteld om ons de komende jaren vooral te richten op de volgende risico’s bij jeugdigen, te weten alcohol- en drugsgebruik en internetverslaving (gamen) of cyberpesten. De volgende doelen worden gesteld:

  • Het drugsgebruik is afgenomen in 2020 met 3% t.o.v. 2014.

  • Het alcoholgebruik is afgenomen in 2020 tot een percentage dat valt binnen de range van de regio Rijnmond.

  • Internetverslaving is in beeld gebracht.

Om dit te bereiken zullen wij op onze zes basisscholen in groep 8 voorlichting geven over de gevaren van dit middelengebruik. Ook ouders worden hierbij betrokken, omdat zij een belangrijke rol spelen bij de signalering en het voorkomen dat kinderen gaan gebruiken. De GGz-aanbieders in ons gebiedsteam zijn momenteel bezig met het ontwikkelen van een hulpaanbod voor verslaving aan sociale media of gamen. Ook een partij als Youz (onderdeel van Antes GGz) heeft een uitgebreid aanbod. Voor dit structurele lesaanbod voor die drie thema’s is vanaf 2016 een bedrag van € 10.000,- per jaar beschikbaar. Daarnaast is nog eens € 10.000,- per jaar beschikbaar voor een wijk-/probleemgerichte aanpak. Dat houdt in dat, samen met het jongerenwerk, politie, verpleegkundigen, leerkrachten, et cetera, een aanbod wordt gecreëerd afhankelijk van de behoefte of een trend op een bepaald moment. Door de samenwerking tussen verschillende partijen kan een gedragsverandering teweeg worden gebracht. Inzetten op preventie kan kosten besparen voor zorg op latere leeftijd.

 

Handhaving

In de Drank en Horecawet is opgenomen dat de gemeenteraad elke vier jaar een Preventie- en Handhavingsplan Alcohol vaststelt (artikel 43a DHW). Dit zou onderdeel uitmaken van het lokale gezondheidsbeleid, maar de gemeenteraad heeft aangegeven dat het voor de jongeren ondergebracht moet worden in het integrale jeugdbeleid. Naast aandacht te schenken aan de voorlichting en preventie is het van belang om ook in te zetten op handhaving. Er moet gecontroleerd worden of de wet wordt uitgevoerd. In het Preventie- en Handhavingsplan Alcohol 2014-2017 staat al een aantal doelstellingen benoemd, te weten:

  • de komende jaren worden diverse leeftijdscontroles bij jongeren onder de 18 gehouden, waarin duidelijk wordt wat het naleefgedrag is met betrekking tot alcoholgebruik.

  • in 2017 is er een verbetering in het naleefgedrag van jongeren onder de 18 jaar met betrekking tot alcoholgebruik ten opzichte van 2014.

  • er worden de komende jaren diverse controles gehouden bij horeca ondernemers en bij paracommerciële horecaondernemers om te kijken of zij zich houden aan de leeftijdsgrens van 18 jaar m.b.t. het schenken van alcohol.

  • in 2017 is er sprake van verbetering in de naleving van de wettelijke leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop door (paracommerciële) horeca ondernemers ten opzichte van 2014.

  • er is sprake van verbetering in de naleving van de wettelijke leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop in supermarkten en slijterijen (57% in 2011).

Voor het toezicht in de supermarkten is, in samenwerking met andere gemeenten op Voorne Putten, een samenwerkingsconvenant opgesteld. Naast reguliere controles wordt er extra aandacht besteed aan de hotspots (plekken waar veel jeugd komt of waar meerdere overtredingen zijn geconstateerd) en worden er tijdens evenementen leeftijdsgrenscontroles gedaan. De controles worden uitgevoerd door de gemeentelijke DHW controleur. Dit is één van onze BOA’s (buitengewoon opsporingsambtenaar).

 

Westvoorne beschikt over drie BOA’s. Zij vullen de politie aan bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Zij controleren of mensen zich aan de regels houden en geen overtredingen begaan en mogen verdachten aanhouden en boetes uitschrijven. Een boa is echter geen politieagent. Een politieagent heeft een algemene opsporingsbevoegdheid en mag álle strafbare feiten opsporen. De strafbare feiten die een boa mag opsporen, staan vermeld in het takenpakket. In Westvoorne gaat het met name om openbare ruimte en milieu, welzijn en infrastructuur. Ze mogen niet fouilleren, maar kunnen wel bekeuringen uitschrijven voor onder andere drankbezit, openlijk drugsgerbruik, het leveren van overlast, het dumpen van afval, het plegen van vernielingen of foutief parkeren.

 

Doelstellingen

  • 1.

    Inwoners zijn in 2020 bekender met het CJG dan in 2016.

  • 2.

    Er zijn geen wachtlijsten voor preventieve hulp en ondersteuning vanuit het gebiedsteam.

  • 3.

    Het gebiedsteam is in staat om drangmaatregelen op te pakken in 2017.

  • 4.

    Drugsgebruik is afgenomen in 2020 met 3% t.o.v. 2014.

  • 5.

    Alcoholgebruik is afgenomen in 2020 tot een percentage dat valt binnen de range van de regio Rijnmond.

Hoofdstuk 5. Onderwijs en werk

 

In het collegeprogramma voor 2015 - 2018 staat dat in deze periode een start wordt gemaakt met de Brede School. Het doel is een positieve impuls te geven aan de kernen en de samenwerking te versterken tussen scholen, voor- en buitenschoolse voorzieningen en de zorg. In Rockanje wordt in 2016 gestart met de voorbereidingen en in Oostvoorne in 2017. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke partijen er betrokken zijn bij de voorschoolse voorzieningen en het onderwijs en hoe deze zijn aangesloten op de zorg.

 

5.1 Peuterspeelzaalwerk en kinderopvang

Veel ouders maken voor hun kinderen gebruik van de kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Een kind kan met 2,5 jaar een paar dagdelen per week naar de peuterspeelzaal. Kinderopvang is er voor de opvang van 0 tot 4-jarigen. Volgens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn gemeenten verplicht om de peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en gastouderbureaus jaarlijks te inspecteren. Dit wordt uitgevoerd door de GGD. De inspectierapporten zijn in te zien op de website van het landelijke register kinderopvang en peuterspeelzalen: www.lrkp.nl.

Op 1 augustus 2010 is de Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) van kracht geworden en momenteel heeft minister Asscher plannen tot verdere harmonisatie van de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. De regels voor beroepskracht-kindratio zijn inmiddels al gelijk gesteld en de kwaliteitseisen tussen beide vormen van opvang worden nog verder gelijk getrokken. Kinderopvang mag straks ook peuterspeelzaalwerk aanbieden en de peuterspeelzalen mogen ook kinderopvang organiseren. Volgens de minister zou het voor de ontwikkeling van peuters niet uit moeten maken of zij naar het kinderdagverblijf of de peuterspeelzaal gaan. In onze meerjarenbegroting is het budget voor het peuterspeelzaalwerk in 2016 gehalveerd en voor de jaren daarna wegbezuinigd. Er wordt komend half jaar een visie opgesteld over de vraag hoe wij hiermee omgaan. In welke vorm de opvang in de toekomst ook wordt voortgezet, het is van belang dat de vroegsignalering die daar plaatsvindt en de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) die nu aan kinderen met een ontwikkelachterstand wordt geboden in stand blijven. Het gaat gemiddeld om 20 kinderen per jaar. Het VVE-aanbod wordt bekostigd door de gemeente.

De samenwerking met de jeugdgezondheidszorg blijft heel belangrijk om achterstanden te voorkomen en/of weg te werken. De gemeente en de medewerkers van de jeugdgezondheidszorg zien een toename van multi-problematiek bij gezinnen én daarnaast een toename van vluchteling- gezinnen die hier worden gehuisvest. Ook deze gezinnen hebben zorg nodig. Om die reden is er dit jaar ook een themabijeenkomst georganiseerd voor migrantengezinnen op de peuterspeelzaal.

Vanuit het CJG kan een passend aanbod worden gedaan voor migrantenkinderen en zij kunnen naar de schakelklassen in Hellevoetsluis, waar zij intensief taalonderwijs krijgen. Met de toename van het aantal migranten de komende jaren zal ook een andere hulpvraag ontstaan. Vermoedelijk komt er meer vraag naar VVE, schoolmaatschappelijk werk en naar psychologische hulp en coaching.

Deze werkwijze van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en jeuggdgezondheidszorg wordt de komende jaren op dezelfde manier voortgezet, dat wil zeggen integraal en inzet naar behoefte, Afgesproken is dat er jaarlijks twee ouderbijeenkomsten in Rockanje en twee in Oostvoorne plaatsvinden.

 

5.2 Onderwijs

Zorgstructuur op school

 

- Laagdrempelige hulp op school

Gemeente Westvoorne heeft 6 basisscholen. Op elke school is een aantal uur per week een schoolmaatschappelijk werker aanwezig en een jeugdverpleegkundige. Deze professionals zijn onderdeel van het CJG en daardoor ook de verbindende schakel met de zorg die vanuit het CJG geboden kan worden. Zij zijn binnen de scholen het eerste aanspreekpunt als het gaat om zorgen rondom een kind. Ze zijn er voor laagdrempelige en preventieve hulp of geven advies aan zowel ouders, leerlingen als aan leerkrachten en intern begeleiders (ib-ers).

Het onderwijs is, door de aanwezigheid van de jeugdverpleegkundige en schoolmaatschappelijk werker, sterk verbonden met de zorg. Naast deze reguliere basisscholen heeft onze gemeente ook een school voor speciaal onderwijs, de Gelinckschool in Oostvoorne. Vanuit Horizon wordt daar zorg geleverd door onder andere jeugdverpleegkundigen, jeugdartsen, schoolmaatschappelijk werkers en gedragswetenschappers. Dit wordt bekostigd vanuit de GR Jeugdhulp.

 

- School Ondersteuningsteam

Wanneer de inzet van smw of jeugdverpleegkundige niet toereikend is, kan op schoolniveau worden besloten om een leerling in een SOT te bespreken. Deze afkorting staat voor school- ondersteuningsteam. Elke school is verplicht zo’n team te hebben, bestaande uit onder andere de leerkracht, ib-er, smw-er of jeugdverpleegkundige. Voorafgaand aan het SOT kan worden besloten dat meer jeugdhulp nodig is. In overleg met de ib-er kan in dat geval een indicatiesteller jeugd van de gemeente bij het overleg op school aansluiten voor advies. Wanneer het zwaartepunt ligt bij opgroei- en opvoedproblematiek (bijvoorbeeld verslaving van moeder of verwaarlozing thuis) dan wordt expertise van het CJG/gebiedsteam ingeschakeld. Wanneer het gaat om een vastgelopen situatie rondom problematiek gerelateerd aan het onderwijs cq. school, dan wordt er een zogenaamd HIA overleg georganiseerd. Dit wordt hieronder toegelicht.

 

- Handelingsgericht Integraal Arrangeren

Met de komst van de Wet Passend Onderwijs moet de school waar een kind wordt aangemeld zelf een passende school vinden, als blijkt dat het kind extra ondersteuning nodig heeft. Om die reden is het Handelingsgericht Integraal Arrangeren (HIA) geïntroduceerd. Een ib-er kan, samen met een trajectbegeleider van het samenwerkingsverband onderwijs, besluiten tot het organiseren van een HIA-overleg. In dit overleg gaan de leerkracht, ib-er, ouders en ondersteunende deskundigen op zoek naar een nieuw perspectief op de school. Als dit niet mogelijk is op de huidige school, dan wordt een andere school benaderd binnen het samenwerkingsverband van het onderwijs. Bij dit overleg kan ook de indicatiesteller aansluiten. Dit gebeurt alleen als een ouder of kind zelf ook aan tafel zit. En de indicatiesteller sluit per leerling (aanpak) slechts éénmaal op school aan voor een overleg. Het is bij een HIA niet de bedoeling om een SOT over te doen. Tijdens een HIA wordt niet besproken hoe wordt omgegaan met bijvoorbeeld de verslaving- of schuldenproblematiek van de ouders. Een HIA is dus puur gericht op schoolproblematiek. Een evaluatie van de HIA zal in 2016 plaatsvinden en naar aanleiding daarvan worden actiepunten geformuleerd.

 

Dyslexie

Pas in 1995 is dyslexie als stoornis gedefinieerd. Vanaf 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor een deel van de dyslexie, namelijk voor kinderen van 7 t/m 12 jaar met EED (Ernstige Enkelvoudige Dyslexie). De diagnostiek en de behandeling hiervan wordt door de gemeenten vergoed voor deze kinderen in het basisonderwijs. EED wil zeggen dat het ernstige dyslexie betreft (op 3 meetmomenten leesniveau E) en enkelvoudig is. Er is naast een taalontwikkelingsstoornis dus geen andere psychische stoornis geconstateerd bij het kind. Wanneer er ook sprake is van andere stoornissen, dan dienen deze eerst te worden behandeld. De intern begeleider op een school doet een aanvraag bij het indicatieteam van de gemeente. De gemeenten op Voorne Putten hebben een paar keer per jaar overleg met een aantal dyslexie aanbieders in deze regio, waarmee inmiddels afspraken zijn gemaakt over monitoring. Er is dus sprake van een samenwerking tussen de samenwerkingsverbanden van het onderwijs, de intern begeleiders op scholen, de gemeenten en de aanbieders.

Het is cruciaal dat scholen aandacht besteden aan het vergroten van de woordenschat en het verrijken van het taal- en leesonderwijs. Een kwartier lezen per dag is al genoeg om meer dan een miljoen woorden per jaar te kunnen lezen.5 Alle basissscholen in Westvoorne werken daarom sinds 2015 met het concept Bibliotheek Op School. Het is niet alleen een fysieke bibliotheek, maar er zit ook een inhoudelijk aspect aan. Elke bibliotheek op school heeft een leesconsulent die lees- en mediaplannen opstelt, lessen uitzet en leerkrachten ondersteunt.

 

Leerlingenvervoer

Leerlingenvervoer (vanaf 6 kilometer) voor kinderen met een beperking of voor kinderen die vanwege hun geloofsovertuiging elders op school zitten, is een verantwoordelijkheid van de gemeente. Ouders en verzorgers kunnen een verzoek indienen voor hun kind voor een vervoersvoorziening naar school. De gemeente toetst het verzoek aan de lokale verordening leerlingenvervoer, die in de zomer van 2014 is vastgesteld. Net als bij de decentralisatie van de Jeugdzorg en de Wmo wordt ook hier meer uitgegaan van de eigen kracht van het kind en de ouders. Van de ouders wordt een bepaalde inzet gevraagd. Kinderen op het voortgezet onderwijs komen alleen in aanmerking als zij vanwege hun handicap niet zelfstandig met het openbaar vervoer kunnen reizen. De gemeente baseert het oordeel op het advies van de GGD-arts, maar kan daar wel vanaf wijken. Er wordt altijd gekeken naar het kind en de thuissituatie. Hierdoor wordt maatwerk geboden, waarbij leerlingen die het aankunnen, meer kans krijgen om zich te ontplooien. De hulp komt zo terecht bij de gezinnen die het het hardste nodig hebben.

 

Middelbaar onderwijs

Westvoorne heeft geen middelbaar onderwijs in de gemeente, maar financiert wel mee aan het schoolmaatschappelijk werk (smw), omdat onze kinderen ook naar de middelbare scholen in de buurtgemeenten gaan. De zorgstructuur is in het voortgezet onderwijs ongeveer op dezelfde wijze georganiseerd als in het basisonderwijs. En ook de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor het leerlingenvervoer geldt voor het voortgezet onderwijs.

 

5.3 Leerplicht

Leerplicht hangt nauw samen met leerrecht, oftewel het recht op onderwijs. Dit recht wordt als groot goed beschouwd en daarom zijn kinderen via een wet verplicht om naar school te gaan. Het doel van de Leerplichtwet is dat jongeren zo goed mogelijk worden toegerust met kennis en vaardigheden, die zij nodig hebben om een zelfstandige plek in de samenleving te verwerven. Het toezicht op de naleving van de Leerplichtwet is opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. Het college van Westvoorne heeft deze taak gemandateerd aan de leerplichtambtenaar. Westvoorne heeft hiervoor een detacheringsovereenkomst afgesloten met gemeente Brielle. De leerplichtambtenaar van Brielle werkt 8 uur per week voor Westvoorne. De komende maanden wordt uitgezocht hoe vanaf 2016 achtervang kan worden geregeld bij de gemeente Hellevoetsluis, omdat het momenteel een kwetsbare functie is.

De leerplichtambtenaar ziet toe op de naleving van de Leerplichtwet en stelt onderzoek in naar leerlingen die zonder toestemming wegblijven van school. Er wordt samen met de school en de ouders gezocht naar oplossingen om verzuim zoveel mogelijk te beperken en vroegtijdig schoolverlaten te voorkomen. Daarnaast controleert de leerplichtambtenaar in- en uitschrijvingen bij scholen en verwijst door naar hulpverlening.

In het schooljaar 2014 - 2015 was het aantal daadwerkelijke meldingen als volgt: 1 voor het basisonderwijs, 42 voor het voortgezet onderwijs en 26 voor het MBO (totaal 69). Het aantal kinderen om wie het ging ligt lager, omdat er soms meerdere meldingen voor 1 leerling worden gedaan.

Scholen melden steeds vaker leerlingen aan die dusdanige problemen hebben dat verzuim nog niet aan de orde is, maar wel een gevolg zou kunnen zijn van de bestaande problemen. Deze vroeg-signalering door scholen is erg belangrijk om tijdig een hulpverleningstraject te kunnen starten. De leerplichtambtenaar is bekend met het brede hulpverleningsaanbod en treedt ook vaak als bemiddelaar op tussen school en ouders, wanneer er een conflictsituatie is ontstaan.

 

Een leerling bij wie sprake is van zorgelijk en frequent ziekteverzuim, wordt aangemeld bij de jeugdarts van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Deze arts heeft een controlerende functie op de aard van het verzuim en onderzoekt de achtergrond hiervan. Wanneer de arts stelt dat er geen belemmeringen zijn om naar school te gaan, dan zal dat ziekteverzuim worden omgezet in ongeoorloofd verzuim en is de school wettelijk verplicht om dit te melden bij de leerplichtambtenaar, als dit de eerste 16 uur verzuim in vier weken overschrijdt. Eerder melden mag uiteraard ook als de school die wenselijk acht.

 

RMC

Kinderen zijn leerplichtig vanaf hun 5e levensjaar tot en met het jaar waarin zij 16 worden. Jongeren tussen de 16 en 18 jaar zijn kwalificatieplichtig, tenzij zij al een startkwalificatie hebben. Een startkwalificatie wordt gedefinieerd als een afgeronde opleiding op Havo of Vwo niveau of minimaal MBO-niveau 2. Jaarlijks verlaten echter veel jongeren het onderwijs zonder over zo’n kwalificatie te beschikken. Het behalen van deze kwalificatie geeft een beter perspectief op de arbeidsmarkt en in de samenleving. Vanuit het ministerie van Onderwijs werd, om voortijdig schoolverlaters (vsv-ers) een betere uitgangspositie in de maatschappij te geven, in 1994 de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie ingesteld. Dit is opgericht voor jongeren tussen de 18 en 23 jaar, die geen startkwalificatie hebben en niet op een school staan ingeschreven. Het Steunpunt Onderwijs in Spijkenisse voert de RMC-functie uit voor onze gemeente voor de jongeren van 18 tot 23 jaar. Het Steunpunt kan jongeren begeleiden en weet ook welke school nog plek heeft. Steunpunt Onderwijs werkt met dezelfde systemen als de leerplichtambtenaar, dus de gemeente kan de stand van zaken rondom een jongere inzien. Leerplicht heeft daar in principe geen bemoeienis mee. Terugkoppeling van het RMC naar ons team Werk & Inkomen is echter wel van belang, omdat het hier om jongeren tussen de 18 en 23 jaar gaat, die zich soms ook voor een uitkering melden bij de gemeente.

Het RMC heeft aansluiting gezocht bij het Algemeen Bestuur van de GR Jeugdhulp Rijnmond.

 

In onze gemeente waren er totaal 15 vroegtijdig schoolverlaters (vsv-ers) in schooljaar 2013-2014.

Dit was als volgt opgebouwd:

 

Vmbo bovenbouw

5

Havo/VWO

3

MBO

7

 

Het is duidelijk dat schooluitval vooral speelt op het Vmbo en Mbo. Dit geldt voor alle gemeenten in onze regio. Onze doelstelling is om dit aantal in de komende jaren terug te brengen. Wij willen voor 16- en 17-jarigen, die dreigen uit te vallen op het Mbo (doelgroep van leerplicht), een beroepskeuze- of capaciteitstest invoeren en loopbaanbegeleiding in 4 Vmbo aanbieden.

 

5.4 Werk

Uit cijfers van het CBS van juli dit jaar blijkt dat jongeren vaker een baan hebben dan een jaar geleden. In juni waren landelijk 6300 jongeren van 15 tot 25 jaar meer aan het werk dan het jaar daarvoor. In de afgelopen drie maanden nam het aantal werkende jongeren met gemiddeld 2000 per maand toe. Jongeren vonden vooral deeltijdbanen tot 12 uur per week. In juni jl. had 61,3% van hen betaald werk tegen 58,3% in diezelfde maand vorig jaar. Dit is een gunstige ontwikkeling.

Het is heel belangrijk dat jongeren een startkwalificatie halen. Zonder startkwalificatie vinden zij moeilijker een baan of stageplek. Voor de gemeente is het belangrijk dat jongeren een opleiding afmaken, voordat zij een (participatiewet)uitkering ontvangen.

Wanneer een jongere, zonder startkwalificatie, via het UWV (uitvoering werknemersverzekeringen) een aanvraag indient voor een uitkering, dan wordt het RMC benaderd om te kijken of de jongere weer terug naar school kan. Wanneer dit echt niet mogelijk is, dan vindt een intakegesprek plaats bij de gemeente en wordt contact gelegd met werkgelegenheidsproject Nissewaard Werkt of met het re-integratiebureau Maatwerkt. Deze aanpak werkt goed. Jongeren komen eigenlijk altijd aan een baan. Er zijn ook veel contacten met bedrijven die jongeren in de bijstand de mogelijkheid bieden om werkervaring op te doen. Er zit geen enkele jongere in de bijstand die geen opleiding volgt, aanvullend werk heeft of in een hulpverleningstraject zit. Er is een sluitend systeem voor jongeren die een opleiding, werk of zorg nodig hebben.

 

Arbeidsontwikkelbedrijf

De gemeenten op Voorne Putten hebben besloten om een Arbeidsontwikkelbedrijf (AOB) op te richten. Het AOB zal uitvoering geven aan de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en aan de re- integratietaken in het kader van onder andere de Participatiewet. Het AOB richt zich op het verwerven en bevorderen van arbeidsvaardigheden, met als doel duurzame uitstroom richting reguliere arbeid. De Welplaat (Wsw) valt straks als BV onder het AOB.

In de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, beter bekend als de Wajong, is sinds 1 januari 2015 een en ander gewijzigd. Wajong is bestemd voor mensen die op jonge leeftijd een langdurige ziekte of handicap hebben gekregen. Jonggehandicapten konden een Wajong-uitkering bij het UWV aanvragen als zij niet konden werken of met het werk niet genoeg verdienden.

Sinds 1 januari 2015 kunnen jonggehandicapten alleen nog een wajong-uitkering krijgen als ze volledig arbeidsongeschikt zijn. Als zij toch enige verdiencapaciteit hebben, dan wordt verwacht dat zij ergens aan het werk kunnen gaan. Zij ontvangen dan geen Wajong uitkering van het Rijk, maar een uitkering vanuit de Participatiewet, dus van de gemeente. Een uitdaging blijft wel om geschikte werkplekken te vinden op Voorne Putten voor arbeidsgehandicapten.

Mensen die vóór 1 januari 2015 al een Wajong uitkering ontvingen, worden herkeurd om te beoordelen of ze wel of niet beschikken over arbeidsvermogen. Het is een grote operatie die voor 2018 moet zijn afgerond. De uitkering van Wajongers mét werkvermogen wordt vanaf 1 januari 2018 dan met 5% verlaagd. Wajongers die niet over werkvermogen beschikken, houden hun huidige uitkering. In Westvoorne gaat het om zo’n 100 mensen die herkeurd worden.

 

Schulden

Bij team WIS (Werk, Inkomen en Service) van de gemeente wordt geconstateerd dat schuldenproblematiek veel voorkomt onder jongeren. De komende tijd zal geïnventariseerd worden of voorlichting kan worden gegeven op het voortgezet onderwijs op Voorne Putten door bijvoorbeeld de Kredietbank Rotterdam. Dit moet in samenwerking met de andere gemeenten op het eiland omdat onze kinderen naar verschillende scholen in de regio gaan.

 

Doelstellingen:

  • 5.

    Problemen rond de opvoeding en thuissituatie worden tijdig, vanuit het SOT op scholen overgeheveld naar het CJG/gebiedsteam van de gemeente.

  • 6.

    Elke jongere zit op school, werkt of zit in een hulpverleningstraject.

  • 7.

    Het aantal vroegtijdig schoolverlaters is in 2020 gedaald met 20% ten opzichte van schooljaar 2014-2015.

Hoofdstuk 6. Vrije tijd

 

De kloof tussen jong en oud is van alle tijden. De Griekse wijsgeer Socrates zei een paar honderd jaar vóór Christus al: “De jeugd houdt tegenwoordig van luxe. Ze heeft slechte manieren, veracht alle gezag, heeft geen respect en spreken hun ouders tegen.”

 

Jongeren tussen de 12 en ongeveer 20 jaar ontwikkelen een eigen identiteit. Ze experimenteren met allerlei vormen van gedrag en leefstijl (muziek, kleding) en verkennen en verleggen constant hun grenzen. Zoals in paragraaf 2.1 al is benoemd, zijn de jongeren van nu meer gefocust op uiterlijk, kicks, status, consumptie en netwerken en niet zozeer op het eigen welzijn of dat van de maatschappij. Soms lijken de contacten met elkaar belangrijker dan met volwassenen, omdat die hun toch niet begrijpen en eisen stellen waaraan ze niet willen voldoen. Dat maakt de omgang tussen volwassenen en jongeren wel eens lastig. Waar voor volwassenen een grens ligt, is die grens voor jongeren soms nog lang niet bereikt. Jongeren willen elkaar graag ontmoeten en hebben geen behoefte aan bemoeienis van volwassenen. Wat vaak gebeurt is dat volwassenen er met een boog omheen lopen en soms achterdochtig of boos reageren als ze de jongeren zien of horen. De jeugd wordt meestal alleen maar aangesproken op hun negatieve gedrag. Terwijl zij zelf van mening zijn dat zij ook recht hebben op een plek waar ze elkaar kunnen ontmoeten. En dat is terecht. Ook jongeren mogen in de openbare ruimte verblijven en elkaar daar ontmoeten.

 

6.1 Jongerenwerk

Stichting Push voert het jongerenwerk uit voor onze gemeente. Het jongerenwerk richt zich hier op de vrije tijd van de jongeren tussen 12 en 23 jaar en kent hun sociale leefomgeving.

De belangrijkste taken van de jongerenwerker zijn:

  • luisteren naar wat de jongeren willen en hun belangen vertegenwoordigen.

  • outreachend werken, dus actief op de jongeren afstappen die buiten rondhangen.

  • jongeren stimuleren om zich te ontwikkelen en naar school te gaan.

  • signaleren als een jongere in de problemen raakt en doorverwijzen naar hulpverlening.

  • jongeren corrigeren bij grensoverschrijdend gedrag op straat.

  • bemiddelen bij overlastsituaties door in gesprek te gaan met bewoners, jongeren, ouders en agenten.

De jongerenwerker van nu richt zich niet alleen op groepen jongeren, maar meer dan vroeger, vooral ook op het individu. Daarbij wordt uitgegaan van de jongere met zijn/haar mogelijkheden, beperkingen en wensen. De jongerenwerkers werken daarvoor samen met andere professionals. Zij zijn op straat aanwezig om signalen op te pikken. Met de nieuwe taken voor de gemeente op het gebied van de jeugdhulp, wordt ook op het jongerenwerk een groter beroep gedaan. Aan de ene kant om te voorkomen dat zwaardere ondersteuning nodig is. Aan de andere kant om voor een goede overdracht te zorgen vanuit geïndiceerde of residentiële jeugdzorg (verblijf buitenshuis) naar ondersteuning in de eigen omgeving. De gemeentelijke indicatiestellers en procesregisseur Jeugd kunnen de jongerenwerker daarvoor benaderen.

 

De rol van de jongerenwerker is nu dus veranderd ten opzichte van 10 jaar geleden richting een begeleider op individueel niveau. Het enkel en alleen activiteiten organiseren is niet meer van deze tijd. Het is geen kerntaak van de gemeente om te zorgen voor vrijetijdsbesteding. Ook omdat jongeren zich over het algemeen prima zelf bezig kunnen houden. Accommodatie gebonden jongerenwerk wordt losgelaten. Het aanbieden van activiteiten in accommodaties is afgenomen. In Rockanje en Tinte is geen jeugdcentrum meer aanwezig. In plaats daarvan gaan we meer naar de jongeren toe op straat en worden jongeren begeleid en ondersteund om zelf activiteiten te organiseren. Alleen in Oostvoorne is er voor een paar dagdelen nog een jeugdcentrum aanwezig, gevestigd in cultureel centrum De Man, waar activiteiten georganiseerd kunnen worden.

Ter compensatie van het ontbreken van jeugdcentra in de andere kernen wordt nu gewerkt met een bus, de Push Express, die op verschillende plekken in de gemeente wordt ingezet. In de bus is een minibar, televisie, muziek, computer, wifi, tafelvoetbaltafel aanwezig en er kunnen activiteiten worden aangeboden, zoals pannavoetbal. Daarnaast kan het jongerenwerk gebruik maken van de gemeentelijke accommodaties De Merel en De Meander om activiteiten te organiseren. De wens is om dit flexibeler te laten verlopen in de toekomst.

 

 

De prioriteit bij de inzet van het jongerenwerk ligt dus vooral bij het vindplaatsgerichte werk (signalering en doorverwijzing) en de individuele begeleiding van jongeren met wie een vertrouwensband is opgebouwd. De jongerenwerker spreekt jongeren aan op ongewenst gedrag, bijvoorbeeld op het gebruik van alcohol op straat en treedt op als bemiddelaar tussen bewoners en jeugd.

 

6.2 Sport

Via sport leren kinderen samenwerken, omgaan met tegenslagen en met elkaar. Het draagt bij aan de socialisatie van kinderen en aan een goede gezondheid. Sportbeoefening vindt veelal plaats in georganiseerd verband. Niet iedereen kan even gemakkelijk het lidmaatschap van een sportclub betalen voor hun kinderen. Voor mensen met een inkomen onder de 110% van de bijstandsnorm en een gering vermogen is het mogelijk om een bijdrage te ontvangen uit het Sport- en Cultuurfonds.

Dit varieert tussen de € 100,- en € 300,- per jaar en is bestemd voor onder andere een lidmaatschap bij een sport- of muziekvereniging of een zwem- of theaterabonnement.

 

Ook sportverenigingen worden ondersteund door de gemeente door middel van subsidies. Naast reguliere subsidies, bestaan er extra subsidiemogelijkheden ter stimulering van de uitvoering van activiteiten specifiek voor jeugdleden. Bij deze stimuleringssubsidie wordt per jeugdlid een bedrag verleend.

 

Combinatiefunctionaris

In 2007 is de ‘Impuls brede scholen, sport en cultuur’ in het leven geroepen. Deze impuls steunde gemeenten die een combinatiefunctionaris wilden aanstellen door een financiële bijdrage te leveren. In 2012 zijn bestuurlijke afspraken “Sport en Bewegen in de Buurt” ondertekend door onder andere het ministerie van VWS en VNG. Dit was een aanvulling op de impuls uit 2007. Het was een nieuwe financiële impuls voor gemeenten om de combinatiefuncties, werkzaam als buurtsportcoaches, op lokaal niveau in te zetten. Beide impulsen zijn gecombineerd en dragen vanaf 2012 de naam ‘Brede impuls combinatiefuncties’. De Rijksbijdrage is voor alle gemeenten beschikbaar en is structureel.

De doelstellingen van de invoering van de combinatiefunctionaris zijn als volgt:

 

De sportverenigingen te versterken met het oog op hun maatschappelijke functie en jongeren tot 18 jaar kennis te laten maken met één of meer kunst- en cultuurvormen. Ook moet het dagelijks sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor leerlingen gestimuleerd worden.

 

Het is, volgens het ministerie van VWS, een vakleerkracht én een organisator, die de koppeling maakt tussen het onderwijs en verenigingen.6 In 2011 is in Westvoorne besloten om de combinatiefunctionarissen als vakleerkrachten bewegingsonderwijs in te zetten op onze basisscholen. Westvoorne is een van de weinige gemeenten die vakleerkrachten bewegingsonderwijs voor de scholen nog financiert. In andere gemeenten worden deze door het onderwijs zelf bekostigd. De combinatiefunctionarissen (1,9 fte) besteden het overgrote deel van hun tijd aan gymnastiekonderwijs. Hier wordt vanuit het beleid ook de nadruk op gelegd. Zij hebben daardoor weinig tijd over om de verbinding te leggen met de (sport)verenigingen en zijn dus niet heel extern gericht. In schoolvakanties worden activiteiten georganiseerd, zoals mountainbiken of judo en daarnaast organiseren zij sportdagen en de jaarlijkse Koningsspelen. In februari 2014 is het sportbeleid (Westvoorne verenigd in sport en bewegen) vastgesteld. Hierin staan de doelstellingen van de combinatiefunctionarissen in onze gemeente als volgt benoemd:

“De functionarissen geven bewegingsonderwijs voor de groepen 3 t/m 8 op onze basisscholen en stimuleren kinderen om te gaan sporten en bewegen.”

 

Zoals in de vorige paragraaf valt te lezen, is de rol van het jongerenwerk de laatste jaren veranderd van het organiseren van activiteiten naar een meer individuele begeleiding en doorverwijzing naar hulp of advies vanuit de zorg. Het gaat dan vooral om jongeren van 15 jaar en ouder. De jongerenwerker is niet de aangewezen persoon om jongeren met sport-/cultuurverenigingen en welzijnsinstellingen te verbinden. Stichting Push biedt deze expertise wel aan, maar vanuit een andere functie dan het jongerenwerk. Zo’n dergelijke taak past beter bij een combinatie- functionariss of zogenaamde buurtsportcoach. Hier constateren wij momenteel dus een hiaat.

 

Soms is men in de veronderstelling dat wanneer jongeren meer gaan sporten, zij minder op straat hangen, omdat zij dan een nuttige vrijetijdsbesteding hebben. De jongeren die in Rockanje graag op straat staan, hebben aangegeven dat zij allemaal aan sport doen. Echter, het op straat hangen vindt vooral ’s avonds laat of ’s nachts plaats. Er is dus geen causaal verband tussen het wel of niet sporten en het op straat hangen.

Wij denken wel dat door een gezamenlijke aanpak dit hanggedrag zou kunnen worden doorbroken in de toekomst. We willen een gedragsverandering teweeg brengen bij de jongere jeugd. Het gaat dan vooral om de investering in kinderen vanaf groep 8 tot ongeveer 14 jaar. Zoals hierboven is aangegeven, missen wij nu in feite een coördinerende functionaris die met verenigingen, scholen, jongerenwerk, welzijnsorganisaties, supermarkten, e.d. een plan van aanpak opstelt voor een thema op het gebied van de gezonde leefstijl. De gemeente is niet verantwoordelijk voor een activiteitenaanbod, maar wel voor een goede gezondheid van onze inwoners.

Vanuit de verslavingspreventie (paragraaf 4.3) willen we ook op zo’n manier te werk gaan. Dat sluit hier mooi op aan. Een investering op gezondheidspreventie is nodig, om ervoor te zorgen dat in de toekomst minder jongeren zorg nodig hebben.

 

Gebiedsgericht preventief werken

Om de geconstateerde leemte in de werkwijze op te vullen en bovenstaande te bewerkstelligen, hebben wij in het najaar van 2015 een aanvraag bij het ministerie van Volkgezondheid, Welzijn en Sport ingediend voor een zogenaamde buurtsportcoach. Deze coach wordt voor 40% gefinancierd door het Rijk, net als de combinatiefunctionarissen. Het verschil tussen beide functionarissen is dat de combiniatiefunctionaris alleen voor de doelgroep jeugd werkt en dat er ook combinatie- functionarissen zijn, die alleen voor culturele activiteiten worden ingezet. De buurtsportcoach werkt, onder regie van de gemeente, voor jong én oud in de buurt. Aangezien dit een integraal jeugdbeleid is, beperken wij ons nu echter tot de doelgroep 0-23 jaar. Via het maatschappelijk werk en de jeugdgezondheidszorg (JGZ) is er verbinding met de 1e lijnszorg, de vrij toegankelijke hulp uit het CJG/gebiedsteam. Als de aanvraag niet wordt gehonoreerd door het Rijk, dan zullen wij in 2016 met een ander voorstel komen. Schematisch ziet het voorstel er als volgt uit.

 

Figuur 1 Gebiedsgericht preventief werken op gezondheidsthema’s voor jeugdigen.

 

Passie voor en door jongeren

Tijdens de begrotingsraad in oktober 2015 heeft de gemeenteraad het college verzocht om plan op te stellen waardoor jongeren geprikkeld en gemotiveerd worden om talenten te ontwikkelen en hun passie te ontdekken. Het is belangrijk dat zij zich kunnen optrekken aan mensen die tot de verbeelding spreken. Het college van B&W heeft dit voorstel overgenomen. Wij menen dat wij door deze gebiedsgerichte, preventieve werkwijze gehoor kunnen geven aan het verzoek van de raad. De buurtsportcoach moet een inspirerende persoon zijn waar kinderen zich aan op kunnen trekken en die, in samenwerking met anderen, uitdagende activiteiten organiseert. Deze aanpak is gericht op bewustwording en gedragsverandering.

 

Pilot

Voordat wij gebiedsgericht preventief gaan werken met de buurtsportcoach, willen wij begin 2016 al een pilot draaien met de jeugdgezondheidszorg in relatie tot (sport)verenigingen. Het gaat hier specifiek om het geven van informatie en advies op het gebied van de gezondheid. Bij sportverenigingen wordt vaak door ouders training gegeven en het kan voorkomen dat ouders niet beseffen dat een kind anders benaderd moet worden, omdat hij autistisch is of ADHD heeft. De jeugdverpleegkundigen kunnen dan, net zoals bij de voorschoolse voorzieningen gebeurt, tips geven of een voorlichtingsbijeenkomst organiseren. Er wordt dus verbinding gezocht met verenigingen, maar dan gericht op de zorg en niet zozeer op de vrijetijdsbesteding.

Binnen de subsidieverlening voor de jeugdgezondheidszorg bestaat er een flexibel budget dat naar behoefte kan worden ingezet. De pilot kan hieruit bekostigd worden.

In de zomer van 2016 vindt een evaluatie plaats, waarna wordt besloten of we hiermee doorgaan. Deze werkwijze kan worden geïntegreerd in de gebiedsgerichte preventieve aanpak onder regie van de buurtsportcoach. Samen met de schoolmaatschappelijk werkers (smw-ers) zijn zij de verbindende schakel met het CJG / gebiedsteam. Voordat met de pilot wordt gestart, wordt uitgezocht wat het NOC NSF nu al aanbiedt aan sportverenigingen. Het NOC NSF is samen met 14 sportbonden een samenwerkingsverband aangegaan, genaamd Academie voor Sportkader, die sportclubs ondersteunt en scholing aanbiedt op diverse terreinen. Om dubbelingen in het aanbod te voorkomen wordt dit eerst in kaart gebracht.

 

6.3 Speelruimte

Voor kinderen is onze gemeente een prettige leefomgeving met veel ruimte, bos, duinen en strand. In de openbare ruimte kan onderscheid gemaakt worden tussen informele en formele speelruimte. Met informele speelruimte wordt de ruimte bedoeld waar de doelgroep woont en speelt, maar waar geen speeltoestellen staan, zoals een plantsoen, de stoep of de bosjes. Met de formele speelruimte wordt de ruimte aangeduid die specifiek en exclusief is ingericht voor een speelfunctie, speeltuinen of voetbalveldjes.

Het speelruimtebeleid van Westvoorne dateert uit maart 2007 en is dus sterk verouderd. In de uitvoering van dat beleid is vervolgens veel aandacht besteed aan speelvoorzieningen voor de leertijdscategorie 0 tot 12 jaar en er zijn weinig prioriteiten gesteld aan voorzieningen voor de oudere jeugd. Dat betekent echter niet dat er de laatste jaren geen voorzieningen voor de jeugd zijn bijgekomen. Een paar jaar geleden is er een pannaveld geplaatst achter het Dorpsplein in Rockanje en is een trapveld gecreëerd bij de skatebaan in Oostvoorne. Eerder dit jaar zijn er nog voetbaldoeltjes op de Drenkeling geplaatst en er is een nieuw speeltoestel bij het strand neergezet. Dit soort acties worden echter ad hoc uitgevoerd. Er ligt geen beleid aan ten grondslag, waardoor het risico bestaat op een onsamenhangende aanpak en uitvoering.

 

In 2016 wordt het nieuwe speelruimtebeleid opgesteld. Bij de gemeenten Hellevoetsluis en Brielle wordt nagegaan of we dit gezamenlijk kunnen doen. Belangrijke uitgangspunten in het nieuwe beleid zijn dat er rekening gehouden wordt met de indeling van de gemeente (de grootte van de kavels, de samenstelling van de wijken) en dat ingespeeld moet worden op de trends van deze tijd.

 

Kinderen spelen bijvoorbeeld meer binnen, ze gamen meer, dan 20 jaar geleden. Nieuwe projecten moeten integraler worden opgepakt.

 

Uit het onderzoek ‘Waar staat je gemeente?’ uit 2014 blijkt dat er nog wel ontevredenheid bestaat over onze voorzieningen voor jongeren. Westvoorne scoort een 4,8 waar andere vergelijkbare gemeenten een 5,3 scoren. Vermoedelijk wordt dat deels veroorzaakt doordat wij hier geen uitgaansgelegenheden hebben, zoals een discotheek of bioscoop, maar dit kunnen we niet met zekerheid zeggen. Het oordeel over de speelmogelijkheden scoort in Westvoorne een 6,3 en landelijk is dat een 7,0.

Bij de vaststelling van de startnotitie voor het integrale jeugdbeleid in april 2015 heeft de gemeenteraad ingestemd om het burgerpanel in te zetten bij de opstelling van dit beleidsplan.

Dit is echter niet gebeurd, omdat er geen goede vragenlijst kon worden opgesteld. We willen het burgerpanel in gaan zetten bij het opstellen van het speelruimtebeleid in 2016. Dan kunnen we de behoefte peilen en ook de huidige ontevredenheid over de voorzieningen onderzoeken.

 

De wensen van de jeugd wijzigen snel. Een wens die de laatste jaren regelmatig terug komt is een container zodat zij beschut kunnen staan. De gemeente vindt dit geen wenselijke oplossing, omdat het veel weerstand oproept bij buurtbewoners en voor meer geluidsoverlast kan zorgen dan andere voorzieningen, zoals een dug-out. Ons standpunt is om de komende jaren geen container te plaatsen in onze gemeente. Dit is ook meegedeeld aan de jeugd. Zij gaven vervolgens aan dat het er vooral om gaat dat zij droog / beschut staan. De vorm van de hangplek is minder van belang.

 

6.4 Vrijwilligers

Onze samenleving kan niet zonder de inzet van mantelzorgers en vrijwilligers. Zeker met de komst van de drie decentralisaties is die inzet nog belangrijker geworden. Van burgers wordt verlangd dat zij, waar mogelijk, een inspanning leveren aan de ondersteuning van hulpbehoevende inwoners.

Eind 2015 is in de gemeenten op Voorne een nieuw mantelzorg- en vrijwilligerswerkbeleid opgesteld voor de jaren 2016-2019. Het nieuwe beleid rond vrijwillige inzet is met name gericht op het stimuleren, faciliteren van vrijwilligers en het verbinden van vraag en aanbod.

In onze gemeente hebben zich 52 vrijwilligers gemeld bij de Vrijwilligersvacaturebank in 2014, waaronder ook een aantal voor jeugd- en jongerenwerk. Vraag en aanbod rond vrijwillige inzet worden met elkaar verbonden. De vrijwilligers reageren zelf op vacatures en dan nemen de organisaties contact met hen op. Wanneer vrijwilligers begeleiding nodig hebben, dan kan de coördinator van de vacaturebank hen ook begeleiden naar organisaties toe.

Naast het samenbrengen van vraag en aanbod voor vrijwilligers, faciliteert de gemeente ook initiatieven van bewoners (dus ook van jongeren) als zij een activiteit willen organiseren in de wijk ter bevordering van de samenhang of leefbaarheid. Zij kunnen daarvoor namelijk een subsidie ontvangen van maximaal € 500,-. Er komen helaas maar zelden verzoeken hiervoor binnen.

In 2016 zal het subsidiebeleid worden herzien en dan wordt gekeken hoe we ook de kleinere initiatieven van inwoners makkelijker kunnen faciliteren.

 

De kerken in Westvoorne hebben een groot netwerk van vrijwilligers en sommigen bieden jeugdwerk aan binnen de kerk. Wanneer binnen een kerkgemeenschap een probleem bij een gezin of kind wordt geconstateerd, dan zijn er veel vrijwilligers die het gezin willen ondersteunen. De eigen kracht en het eigen netwerk staan voorop, maar er is uiteraard ook ondersteuning mogelijk vanuit het CJG of gebiedsteam. Het is van belang dat zij de route naar de hulpverlening kennen, want ook zij kunnen hierop een beroep doen. Anderzijds kan de gemeente een beroep doen op de kerken als een gezin daarvoor open staat. Daar staan zij positief tegenover.

Alle kerken gaven aan dat het moeilijk is om de jeugd betrokken te houden. Jongeren willen nu eenmaal geen vastigheid. Daarnaast bezoeken weinig jonge gezinnen de kerk, dus het is lastig om iets op te bouwen met de jeugd. Momenteel slaagt de protestantse gemeenschap in Oostvoorne er het beste in om een grote groep kinderen aan zich te binden door middel van de organisatie van activiteiten. De hervormde kerk in Rockanje heeft ideeën om jonge ouders op een ontspannen manier, via een romantisch diner in de kerk, te ondersteunen in het huwelijk. Er wordt gesproken over zaken als de opvoeding, communicatie onderling of spanningen in het huwelijk. Zo kan er vanuit deze gemeenschap een steentje worden bijgedragen aan de preventie, het voorkomen van echtscheidingen.

 

Mantelzorgers

Bij mantelzorg gaat het om mensen die langdurig en onbetaald zorgen voor een chronisch zieke, gehandicapte of hulpbehoevende pesoon uit hun omgeving. Dat kan een partner, ouder of kind zijn, maar ook een vriend of kennis. Bij jonge mantelzorgers tot 24 jaar bestaat de kans dat zij in conflict komen met hun eigen sociale leven, studie en werk in relatie tot de taken thuis. Van jonge mantelzorgers is het bekend dat zij zich vaak overmatig verantwoordelijk voelen en dat de ouder- kind relatie soms is omgedraaid. Het nieuwe beleid richt zich vooral op het voorkomen van overbelasting van mantelzorgers en het continueren van de zorg voor naasten. Ondersteuning en waardering van mantelzorgers zijn belangrijke aandachtspunten. Stichting MEE organiseert jaarlijks een uitje voor jonge mantelzorgers in onze gemeente. Jonge mantelzorgers worden echter maar mondjesmaat bereikt, waardoor onbekend is om hoeveel het er gaat in Westvoorne en niet duidelijk is hoe zij het beste ondersteund kunnen worden. Het in beeld krijgen van de mantelzorgers is dus een aandachtspunt in het nieuwe mantelzorg- en vrijwilligerswerkbeleid. Stichting MEE kan hier een belangrijke rol in spelen. Zo biedt deze organisatie trainingen aan professionals aan om signalen op te vangen. In 2016 wordt dit verder uitgewerkt.

 

Doelstellingen:

  • 8.

    De sluitende keten in de preventieve jeugdhulp wordt versterkt door een gebiedsgerichte aanpak met behulp van een buurtsportcoach.

  • 9.

    Het nieuwe speelruimtebeleid gaat uit van en speelt in op de huidige trend en het gedrag van kinderen en jongeren van nu met behulp van het burgerpanel.

Hoofdstuk 7. Veiligheid

 

De leefbaarheid in onze buurten wordt, in de jaarlijkse veiligheidsrapportage, in 2015 gewaardeerd met een 7,7. Dit is één van de hoogste rapportcijfers van alle gemeenten in de regio Rotterdam.

Er was slechts 1 gemeente die hoger scoorde met een 7,8. Dit niveau willen wij graag zo houden. Gemeente Westvoorne vindt het belangrijk dat jongeren zich veilig voelen in de omgeving waarin zij opgroeien. Van de jeugd wordt verwacht dat zij rekening houden met de normen en waarden van andere inwoners. Tegelijkertijd hebben jongeren, binnen bepaalde kaders, ook ruimte nodig om te kunnen experimenteren met deze normen en waarden, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven staat. Van volwassenen wordt gevraagd dat zij tolerant zijn ten opzichte van het gedrag van jongeren. Daar waar jongeren echter bepaalde grenzen overschrijden en overlast leveren, zal corrigerend moeten worden opgetreden.

 

7.1 Gemeentelijke aanpak

Overlast

In onze kernen wordt vooral op de vrijdag- en zaterdagavonden jeugdoverlast ervaren door inwoners. Door bepaalde maatregelen die zijn genomen, zoals het slopen van de muziekschool in Rockanje, is de overlast op een aantal plaatsen afgenomen en nu eigenlijk beperkt tot drie locaties in Rockanje, namelijk achter de Zeeman, bij cultureel centrum De Merel en op de Drenkeling. In Oostvoorne gaat het vooral om de Elisabethhof in het centrum en de Ringmuur.

Onlangs was op het nieuws dat het aantal bromfietsen onder de jeugd is afgenomen. Desondanks wordt in Westvoorne overlast ervaren door brommers en jongeren die wheelies maken. Verder gaat het vooral over het achterlaten van rommel en over geluidsoverlast (muziek, schreeuwen).

Inwoners bellen in eerste instantie de politie om de overlast te melden, maar de politie verwijst in veel gevallen door naar de gemeente. Het operationele centrum van de politie, voorheen bekend als de meldkamer, bepaalt naar aanleiding van de melding of er inzet wordt gepleegd. Zo niet, dan wordt de melder doorverwezen naar de gemeente. De politie pleegt voornamelijk inzet op criminele jeugd in de nachtelijke uren. De politie kan namelijk, vanwege beperkte capaciteit, niet voor elke melding worden ingezet. De 26 politieregio’s zijn omgevormd tot één Nationale Politie en door bezuinigingen is een knelpunt ontstaan met betrekking tot de capaciteit. Dat heeft tot gevolg dat de politie zich alleen richt op de kerntaken waardoor de druk op de gemeente groter is geworden.

De gemeentelijke BOA’s zullen, meer dan voorheen, inzet plegen op overlastlocaties om te handhaven op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Op vrijdag- en zaterdagavond kunnen zij tot 22.00 uur surveilleren, maar zij moeten wel kunnen rekenen op back- up van de politie. Dat wil zeggen dat de politie in korte tijd op locatie aanwezig moet zijn, als dat nodig is. Daarnaast speelt het jongerenwerk een rol bij het aanspreken en corrigeren van de jeugd bij grensoverschrijdend gedrag.

 

Veiligheidsoverleg

Wanneer zich incidenten met jeugdigen voordoen, dan wordt dit besproken in het veiligheidsoverleg dat elke zes weken plaatsvindt met de politie en het jongerenwerk. Dit overleg wordt voorgezeten door onze gemeentelijke veiligheidsregisseur. Er is hier ook afstemming met leerplicht en de gemeentelijke procesregisseurs op het gebied van de zorg. Er zal ook een bestuurlijk overleg worden ingesteld waarin incidenten worden besproken.

Slechts 5 tot 10 jongeren die in Westvoorne op straat hangen, hebben problemen op meerdere terreinen. Vanwege dit geringe aantal kennen wij deze (voornamelijk) jongens bij naam. Er wordt altijd een hulpaanbod gedaan, zoals laagdrempelige begeleiding door de jongerenwerker of een jeugdcoach vanuit de ambulante jeugdhulp. Dit gaat altijd op vrijwillige basis. Wanneer jongeren zich echt misdragen en er strafbare feiten zijn geconstateerd, dan kan de burgemeester een preventieve last onder dwangsom opleggen. Dat houdt in dat, als de jongere zich nogmaals misdraagt, hij een dwangsom aan de gemeente moet betalen. Dit kan gaan om bedragen van meer dan € 1.000,- per overtreding.

 

Beke- en GOSA-methodiek

Jongeren nemen een groot deel van de criminaliteit voor hun rekening. Groepen vormen één van de belangrijkste socialisatiebronnen voor jongeren en ook crimineel gedrag wordt aangeleerd in zulke sociale netwerken. Elke gemeente kent de werkwijze waarbij problematische jeugdgroepen in beeld worden gebracht en onderverdeeld worden in hinderlijke, overlastgevende of criminele groepen. Op basis daarvan wordt er dan een aanpak geformuleerd. Deze methodiek is vernoemd naar de bedenker hiervan, criminoloog dr. Beke.

Alle eenheden van de politie in Nederland maken gebruik van de shortlist-methodiek of groepsaanpak. Het inventariseren van jeugdgroepen is in eerste instantie een politieaangelegenheid. De wijkagenten hebben veel kennis van jeugdgroepen en eventuele strafbare feiten die zij plegen. De politie heeft dan ook de regie in het inventariseren van jeugdgroepen met behulp van de shortlist, de rapportage daarover en het maken van verdiepende analyses. De aanpak van jeugdgroepen vergt altijd een meersporenaanpak. Dat betekent dat diverse ketenpartners een rol spelen. De regie ligt in handen van de gemeente voor zowel hinderlijke, overlastgevende als criminele jeugdgroepen. De reden hiervoor ligt in het feit dat voor elke jeugdgroep meerdere partijen een rol spelen en dat de aanpak gecoördineerd moet worden, onafhankelijk van welke partner de grootste rol heeft in die aanpak. Bij een hinderlijke of overlastgevende groep, zal bijvoorbeeld het jeugd- en jongerenwerk of Bureau HALT een grote rol spelen en bij een criminele groep, zijn dat de politie en het Openbaar Ministerie.

In Westvoorne zijn in de afgelopen jaren slechts 2 groepen gedefinieerd als Beke groepen. De politie heeft vaak te weinig gronden om een groep als Bekegroep te definiëren.

 

In onze gemeente komt het vaker voor dat jongeren uit zo’n groep een individuele aanpak krijgen. Er wordt per individu gekeken of hij naar school gaat, of hij werkt, hoe de thuissituatie is en of hij bekend is in de hulpverlening. Vervolgens wordt er altijd hulp aangeboden op vrijwillige basis. Deze aanpak wordt de GOSA-methodiek genoemd (Gemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak), waarbij vanuit de gemeente het proces wordt geregisseerd en gemonitord. Hierbij zijn de politie, jongerenwerker en indien nodig hulpverleners uit de (jeugd)zorg en Bureau HALT betrokken.

HALT staat voor Het Alternatief en zorgt voor bewustwording en gedragsbeïnvloeding van jongeren én hun ouders en het biedt jongeren de kans om hun strafbare gedrag recht te zetten. Ze kunnen huisbezoeken doen en herstelsessies met bewoners organiseren.

 

7.2 Veiligheidshuis

Voor een succesvolle aanpak van criminaliteit of ernstige overlast is meer nodig dan alleen zorg of alleen straf. Een integrale aanpak is hiervoor het meest effectief. Om die reden is het Veiligheidshuis Rotterdam Rijnmond (VHRR) opgericht. Het Veiligheidshuis is een samenwerkingsverband van partners uit de bestuurlijke, strafrechtelijke, civiele- en zorgketen.

Onder één dak werken zij samen aan de persoonsgerichte aanpak van overlastgevende personen en/of verdachten van strafbare feiten. Het Veiligheidshuis grijpt in op de persoonlijke omstandigheden van de cliënten om recidive te voorkomen. Het gaat om mensen die zich schuldig maken aan misdrijven, zoals inbraken, overvallen of huiselijk geweld, maar die tegelijkertijd zelf ook ernstige problemen hebben. Ze zijn bijvoorbeeld verslaafd, hebben psychiatrische ziekten, zijn verstandelijk beperkt, hebben schulden of onvoldoende opleiding. De ketenpartners van het Veiligheidshuis zijn onder andere alle gemeenten in de regio, de politie, de Dienst Justitiële Inrichtingen, Reclassering Nederland, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, Raad voor de Kinderbescherming, Bureau HALT en het Leger de Heils. De kern van de aanpak is dus een combinatie van straf en zorg. De jeugd is een aparte doelgroep binnen het Veiligheidshuis. Hoe eerder kan worden ingegrepen in het leven dat dreigt te ontsporen, hoe eerder het gevaar voor de maatschappij kan worden weggenomen. De aanpak richt zich met name op het voorkomen van recidive en op de terugkeer in de samenleving van minderjarigen (12-18 jaar) die in detentie zitten of hebben gezeten. De aanpak voor de pleger is niet vrijwillig en ook niet vrijblijvend. Als de maatregelen niet worden nageleefd, dan staan hier sancties op.

 

Niet alleen de pleger wordt onder de loep genomen, maar er wordt ook gekeken naar de slachtoffers en de rol van het gezin.7 Wanneer een jongere uit Westvoorne hier wordt besproken, dan sluit de Veiligheidsregisseur aan bij het overleg.

 

De Veiligheidsregisseur koppelt terug naar de gemeentelijke procesregisseurs van de zorg en legt contact met lokale partijen, zoals de wijkagent, het jongerenwerk en vastgoedbeheerders. Nazorg bij de terugkomst van een jongere in onze gemeente is namelijk erg belangrijk. Nauwe afstemming tussen de drie gemeentelijke regisseurs is van belang voor een sluitende keten in de zorg.

Het voornemen is om tweemaal per jaar een netwerkbijeenkomst te organiseren voor alle professionals die werkzaam zijn voor de jeugd en volwassenen in Westvoorne.

 

Figuur 2 Sluitende keten: afstemming tussen drie gemeentelijke regisseurs

 

7.3 Huiselijk geweld en Kindermishandeling

Gemeenten en organisaties die met kinderen werken, zoals scholen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, jongerenwerk zijn sinds 2009 aangesloten op de landelijke Verwijsindex Risicojongeren (VIR) via SISA. Dat staat voor Samenwerkingsinstrument Sluitende Aanpak. Dit digitale informatiesysteem is in het leven geroepen om te voorkomen dat professionals langs elkaar heen werken. Hulpverleners geven hierin aan dat ze zich zorgen maken en risico’s zien voor de gezonde ontwikkeling van een kind, maar ze geven niet aan wat er precies aan de hand is. Dit systeem brengt risicosignalen van hulpverleners bij elkaar en informeert hulpverleners onderling over hun betrokkenheid bij een kind, zodat zij met elkaar contact kunnen opnemen. Als een gezin verhuist naar een andere provincie en er daar zorgen zijn, dan zien professionals via de Landelijke Verwijsindex dat er in onze gemeente ook al wat speelde. SISA is er alleen voor de leeftijdscategorie van 0 tot 23 jaar. Het werkt alleen optimaal als alle hulpverleners er daadwerkelijk gebruik van maken. Alleen dan kan er een sluitende aanpak ontstaan.

 

Op 1 juli 2013 is de Wet Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van kracht gegaan voor de sectoren gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdzorg en justitie. Dat betekent dat álle professionals die met kinderen werken, verplicht zijn om het stappenplan van de Meldcode te doorlopen bij vermoedens van mishandeling. Wanneer er iets mis gaat in de hulpverlening, dan wordt door de Inspecties nagegaan of de instantie de stappen van de Meldcode heeft doorlopen. Dit zijn de Inspectie Jeugdzorg, Inspectie voor de Gezondheidszorg, Onderwijsinspectie en de Inspectie van Veiligheid en Justitie. Een verplichte meldcode is iets anders dan een meldplicht. Bij een meldplicht moet de professional zijn vermoeden van geweld melden bij andere instanties. Die verplichting bestaat niet bij een meldcode. De beslissing om vermoedens van huiselijk geweld wel of niet te melden, neemt de professional altijd zelf. Het stappenplan van de meldcode biedt hierbij houvast.

 

Sinds 1 januari 2015 zijn het ASHG (Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld) en het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling) samengevoegd tot 1 organisatie, genaamd Veilig Thuis. De landelijke campagne “Het houdt niet op, niet vanzelf” is vast bij een ieder bekend.

De Meldcode houdt in dat professionals, na het in kaart brengen van signalen en het consulteren van collega’s, ook contact opnemen met Veilig Thuis voor advies. Dit is voor veel professionals nog een grote drempel, omdat ze bang zijn de vertrouwensrelatie met de ouders kwijt te raken door deze handeling. Door voorlichting en persoonlijker contact kan deze drempel verlaagd worden. Eind 2015 zullen medewerkers van het gebiedsteam kennis maken met de nieuwe collega’s van Veilig Thuis in het regioteam in Spijkenisse en workshops volgen op het gebied van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Dit wordt door de gemeenten op Voorne gezamenlijk georganiseerd. In 2016 zullen scholen nader kennismaken met dit regioteam.

 

Naast verwaarlozing, is het getuige zijn van huiselijk geweld de meest voorkomende vorm van kindermishandeling. Kinderen die getuige zijn (geweest) van huiselijk geweld kunnen daar nadelige, traumatische herinneringen aan overhouden. Hiervoor bieden wij, in samenwerking met gemeente Hellevoetsluis, een psycho-educatieve cursus aan, genaamd Let op de Kleintjes.

Gemeente Hellevoetsluis koopt een training in en onze kinderen kunnen dan aansluiten bij die groep. De aanmeldingen hiervoor lopen via de indicatiestellers jeugd.

 

Doelstellingen

  • 10.

    De leefbaarheid in de buurt wordt met hetzelfde, of een hoger, rapportcijfer gewaardeerd in 2020 ten opzichte van 2015.

  • 11.

    Professionals maken meer gebruik van SISA en de Meldcode in 2020 dan in 2015.

Hoofdstuk 8. Wonen en opvang

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het aantal betaalbare woningen dat beschikbaar is voor jongeren en de opvangmogelijkheden die er zijn als een kind niet meer thuis kan wonen.

 

8.1 Starterswoningen

In het huidige coalitieprogramma staat dat de huisvesting voor jongeren één van de speerpunten van de nieuwe woonvisie moet zijn. In die woonvisie (Bouwen voor de toekomst) staat inderdaad ook dat starters op de koopmarkt ondersteund moeten worden. Deze visie is inmiddels door de gemeenteraad vastgesteld.

In de woonvisie Voorne Putten (VP) komt naar voren dat een daling verwacht wordt van de bevolking op VP met circa 4.000 inwoners. Naast de totale daling is er ook sprake van ontgroening. Het aantal jongeren tot 25 jaar neemt af van 41.000 naar 36.000 in 2025. Verwacht wordt dat het aandeel 75+-ers in 2030 in Westvoorne is toegenomen tot ongeveer 30% van het totaal aantal inwoners. Deze vergrijzing en ontgroening betekenen iets voor onze voorzieningen. Zo zal het in de toekomst moeilijker worden om schoolklassen te vullen en zullen sportverenigingen minder jeugdleden kunnen aantrekken. Als de voorzieningen afnemen of zelfs verdwijnen, worden kernen minder aantrekkelijk en wordt het ook moeilijker om nieuwe inwoners aan te trekken. Veel jongeren vestigen zich in stedelijke gebieden om daar een studie te volgen of om werk te zoeken. Toch geven veel jongeren aan dat ze wel in onze gemeente willen blijven wonen, maar dat er geen betaalbare woningen beschikbaar zijn. In het, door de gemeenteraad vastgestelde rapport Ontwikkeling Sociale Huurvoorraad 2015-2030 is opgenomen dat het Gemeentelijk Woonbedrijf voldoende goedkope en betaalbare huurwoningen beschikbaar heeft in 2030.

Het totaal aantal huurwoningen is dan als volgt verdeeld:

  • 1.)

    Minimaal 100 huurwoningen met een huur tot € 403,06 per maand (ca. 10%).

  • 2.)

    Minimaal 480 huurwoningen met een huur tot € 576,87 per maand (ca. 50%).

  • 3.)

    Minimaal 480 woningen met een huur tussen € 576,87 en € 710,68 per maand (ca. 40%).

 

Dit betekent een daling van het aantal woningen in de eerste categorie ten opzichte van de situatie in 2015. Momenteel zijn dat namelijk 190 woningen. Op basis van de bevolkingsprognose is de verwachting dat er 100 woningen nodig zullen zijn in 2030. Het Woonbedrijf zorgt ervoor dat er in elk geval 100 huurwoningen beschikbaar blijven voor jongeren tot 23 jaar met een laag inkomen.

 

Mensen die zich voor het eerst op de woningmarkt begeven voor de aankoop van een woning, kunnen een starterslening aanvragen bij de gemeente van maximaal € 40.000,-. Dit geldt alleen voor woningen met een koopprijs van maximaal € 200.000,-. De starterslening is niet zozeer bestemd voor jongeren tot 23 jaar, maar geldt voor iedereen die voor het eerst op de woningmarkt actief wordt, ongeacht de leeftijd.

 

8.2 Opvang

Crisisopvang

Crisisopvang biedt een tijdelijk onderkomen wanneer iemand door omstandigheden niet langer thuis kan wonen of in een noodsituatie geen onderdak meer heeft. Het kan voorkomen dat een van de ouders ziek wordt en niet meer voor de kinderen kan zorgen. Of de veiligheid van kinderen kan in het geding komen, waardoor zij niet meer thuis kunnen wonen. Als opvang door familie of kennissen dan niet mogelijk is, dan kan crisisopvang een (tijdelijke) oplossing zijn. Crisisopvang betekent dat er 7 dagen per week veilige dag- en nachtopvang geboden wordt aan kinderen tot 18 jaar, in combinatie met begeleiding door een hulpverlener.

In een periode van 4 weken wordt in overleg met alle betrokkenen intensief gezocht naar een oplossing voor de situatie die is ontstaan. De opvang is snel beschikbaar, meestal dezelfde dag nog, en duurt meestal niet langer dan 4 weken. Indien nodig kan het wel verlengd worden. Crisisopvang voor kinderen of jeugdigen wordt ingekocht via de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond. Daarnaast worden via die GR kamertrainingen aangeboden voor 16-18 jarigen, zijn gesloten opvang of open behandelgroepen bij Horizon ingekocht én bestaat er de mogelijkheid tot gesloten opname voor tienermoeders met problemen. Tot slot wordt voor onze gemeente vrouwenopvang (inclusief hun kinderen) ingekocht via de centrumgemeente Nissewaard.

 

Begeleid wonen

De bovengenoemde opvang die vanuit de Jeugdwet wordt aangeboden geldt alleen voor jongeren tot 18 jaar. Maar voor jongeren boven de 18 jaar kan het soms ook wenselijk of zelfs noodzakelijk zijn dat zij niet langer thuis wonen. Hier is momenteel geen aanbod voor. Het gaat hier niet om jongeren met een beperking. Het gaat specifiek om jongeren tussen 18 en 23 jaar, die genoodzaakt zijn om uit huis te gaan en zelfstandig te wonen, maar nog niet de competenties hebben om zelfstandig een huishouding te kunnen voeren. Ook jongeren die na crisisopvang of een verblijf in een instelling (residentiële zorg) niet terug naar huis kunnen, maar ook nog niet in staat zijn om zelfstandig te wonen, kan deze vorm van wonen gewenst zijn. Het wonen bestaat uit verschillende fasen, waarin de jongere hulp en begeleiding krijgt van een bepaalde jeugdzorgaanbieder. Het doel is om uiteindelijk door te stromen naar een reguliere woning. Ook in de nazorgfase dient, indien nodig, begeleiding mogelijk te zijn.

In Westvoorne is echter geen mogelijkheid voor deze doelgroep om begeleid te wonen. Aangezien er wel 1 of 2 keer per jaar behoefte aan is, willen wij in 2016 onderzoeken op welke manier wij dit kunnen organiseren en wat de financiële gevolgen daarvan zijn. De toegang voor deze vorm van hulp zou dan moeten lopen via de indicatiestellers jeugd.

 

Doelstellingen:

  • 12.

    Er zijn 100 sociale huurwoningen beschikbaar in 2030 met een huur tot € 403,06 per maand.

  • 13.

    Er is in kaart gebracht of en hoe begeleid wonen mogelijk is in onze gemeente voor jongeren tussen 18 en 23 jaar.

Hoofdstuk 9. Participatie

 

Het ministerie van Jeugd en Gezin geeft aan dat de deelname van kinderen en jongeren aan maatschappelijke activiteiten al op jonge leeftijd gestimuleerd moet worden. Hierdoor is de kans groter dat zij later als volwassenen volwaardig meedraaien in de samenleving. Jongeren moeten ongeacht culturele achtergrond of beperking in staat zijn om mee te denken, mee te beslissen en vooral mee te doen in Nederland. Voorbeelden hiervan zijn lokale jongerenraden, wijkevenementen (georganiseerd door jongeren), het verrichten van vrijwilligerswerk en het debatteren over thema’s als discriminatie of intolerantie.

 

Burgerpanel

Sinds 2014 kent onze gemeente een digitaal burgerpanel, waar momenteel zo’n 650 mensen zich voor hebben aangemeld. Een paar keer per jaar wordt dit middel ingezet om de mening van onze inwoners te peilen over een bepaald onderwerp. Ook jongeren kunnen zich aanmelden voor het burgerpanel, zodat zij via die weg hun mening kunnen uiten. In de startnotitie voor het integrale jeugdbeleid stond vermeld dat het burgerpanel werd ingeschakeld bij het opstellen van dit jeugdbeleid, maar wij willen dit doen bij het opstellen van het speelruimtebeleid in 2016.

 

Jeugdraad

In onze gemeente is in 2009 de jeugdraad in het leven geroepen ais een adviesorgaan van de gemeenteraad. Jongeren tussen de 13 en 21 jaar, die woonachtig zijn in Westvoorne, kunnen zich hierbij aansluiten en zo hun stem laten horen. Ze kunnen gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de gemeenteraad en ze worden ondersteund door de griffier. Jeugdparticipatie kan een middel zijn om de politieke interesse aan te wakkeren en het verkleint de afstand tussen het gemeentehuis (politiek en ambtenaren) en de jeugd.

Daarnaast bestaat er ook een Adviesraad Wmo en Sociale Zaken, die in het voorjaar van 2016 omgevormd wordt tot een brede Adviesraad Sociaal Domein, zodat ook de cliënten van de Participatiewet en de Jeugdwet hier vertegenwoordigd worden. Onze doelstelling is om de nieuwe adviesraad zo vroeg mogelijk en pro-actief te betrekken bij het beleid. Aangezien de jeugdraad echter een instrument van de gemeenteraad is, ligt de bal momenteel vooral daar. De rol van de jeugdraad wordt ook herzien in 2016, in samenhang met de nieuwe Adviesraad Sociaal Domein.

 

Sociale cohesie

Inwoners, en dus ook jongeren, kunnen voor het doen van eigen initiatieven een subsidie ontvangen van maximaal € 500,- als het voldoet aan de beleidsregels sociale cohesie. Het moet ten goede komen aan de wijk, buurt of leefomgeving. Deze regeling zal in 2016 worden herijkt. Wij willen ook voor kleinere initiatieven inwoners kunnen faciliteren. Jaarlijks wordt een gemeentelijke onderscheiding uitgereikt aan personen met een voorbeeldfunctie voor Westvoorne.

Het is bestemd voor mensen die zich zonder eigenbelang inzetten voor de gemeenschap. Ook jongeren kunnen hiervoor in aanmerking komen.

 

Doelstelling

14. Jeugdigen worden betrokken bij het beleid en activiteiten van de gemeente.

Hoofdstuk 10. Samenvatting doelstellingen en actiepunten

 

In dit beleidsplan zijn diverse beleidsterreinen, die van invloed zijn op onze jeugd, aan elkaar gekoppeld. De gemeente is verantwoordelijk voor een goede gezondheid van onze jongeren en daarnaast hebben wij er belang bij dat onze zorgkosten in de specialistische jeugdhulp dalen.

Investeren in een preventieve werkwijze is daarom van belang. Het aantal jongeren tussen de 18 en 23 jaar met hulpvragen op meerdere leefgebieden stijgt, dus we krijgen steeds meer behoefte aan coaches, specifiek voor die doelgroep. Daarnaast is de druk op het schoolmaatschappelijk werk enorm toegenomen de laatste jaren. Met de groei van het aantal migranten de komende jaren zal, naast toenemende vraag naar schoolmaatschappelijk werk, vermoedelijk ook meer behoefte komen aan voor- en vroegschoolse educatie en naar psychologische hulp. Om onze kinderen te laten opgroeien tot gezonde, zelfstandige en betrokken volwassenen, willen wij in preventie investeren.

De komende jaren stellen wij daarom een buurtsportcoach aan, die met verenigingen, jongerenwerk, combinatiefuctionarissen, welzijnsorganisaties, supermarkten, e.d., aan het werk gaat op het gebied van een gezonde leefstijl. Op die manier willen wij een gedragsverandering teweeg brengen in de toekomst. Ook op het gebied van het speelruimtebeleid dient integraler te worden samengewerkt en om die reden wordt in 2016 een nieuw beleid opgesteld, waarvoor het burgerpanel wordt ingezet.

Op het gebied van de openbare orde en veiligheid is duidelijk geworden dat de politie zich alleen richt op de kerntaken, waardoor de druk op de gemeente groter is geworden. De gemeentelijke BOA’s zullen, meer dan voorheen, inzet plegen op overlastlocaties en het jongerenwerk dient de jeugd aan te spreken op hun gedrag. Het accommodatiegebonden jongerenwerk wordt steeds meer losgelaten en de jongerenwerker richt zich meer op signalering en individuele begeleiding.

In dit integrale jeugdbeleids is een aantal doelstellingen geformuleerd. Deze worden hieronder herhaald en er wordt tevens aangegeven welke actiepunten moeten worden uitgevoerd om deze doelstellingen te behalen. In het volgende hoofdstuk is een planning te vinden.

 

Doelstellingen

  • 1.

    Inwoners zijn in 2020 bekender met het CJG dan in 2016.

  • 2.

    Er zijn geen wachtlijsten voor preventieve hulp en ondersteuning vanuit het gebiedsteam.

  • 3.

    Het gebiedsteam is in staat om drangmaatregelen op te pakken in 2017.

Acties

  • a.)

    0-meting via burgerpanel: inventariseren hoe bekend het CJG is in 2016.

  • b.)

    Meer publiciteit geven aan CJG / gebiedsteam via de krant, flyers, presentaties, bezoekjes.

  • c.)

    Aansluiting jongerenwerk bij overleggen van gebiedsteam van de gemeente in 2016.

  • d.)

    Versterking van preventieve veld door verschuiving van bovenregionale naar lokale inkoop zorg.

  • e.)

    Deskundigheidsbevordering professionals van het gebiedsteam (o.a. oppakken drangzaken).

Doelstellingen

  • 4.

    Drugsgebruik is afgenomen in 2020 met 3% t.o.v. 2014.

  • 5.

    Alcoholgebruik is afgenomen in 2020 tot een percentrage dat valt binnen de range van de regio Rijnmond.

Acties

  • f.

    jaarlijkse voorlichting in groep 8 over relevante thema’s.

  • g.

    gebiedsgerichte cq. probleemgerichte aanpak door diverse samenwerkende partijen, zoals de buurtsportcoach, jongerenwerk, politie, verpleegkundigen en deskundigen op bepaalde thema’s.

Doelstellingen

  • 5.

    Problemen rond de opvoeding en thuissituatie worden tijdig, vanuit het SOT op scholen overgeheveld naar het gebiedsteam van de gemeente.

  • 6.

    Elke jongere zit op school, werkt of zit in een hulpverleningstraject.

  • 7.

    Het aantal vroegtijdig schoolverlaters is in 2020 gedaald met 20% ten opzichte van schooljaar 2014-2015.

Acties

  • h.)

    Een evaluatie van de HIA systematiek op scholen vindt in 2016 plaats.

  • i.)

    Scholen informeren over het aanbod en ondersteuning vanuit het CJG/gebiedsteam.

  • j.)

    Mogelijkheden verkennen om een beroepskeuzetest voor 16- en 17-jarigen in te voeren, die dreigen uit te vallen op het Mbo, en loopbaanbegeleiding aan te bieden in Vmbo 4.

  • k.)

    Mogelijkheden verkennen om voorlichting te geven over financiën op het voortgezet onderwijs.

  • l.)

    Scholen zetten jeugdarts in wanneer sprake is van frequent ziekteverzuim.

Doelstellingen

  • 8.

    De sluitende keten in de preventieve jeugdhulp wordt versterkt door een gebiedsgerichte aanpak met behulp van een buurtsportcoach.

  • 9.

    Het nieuwe speelruimtebeleid gaat uit van en speelt in op de huidige trend en het gedrag van kinderen en jongeren van nu met behulp van het burgerpanel.

Acties

  • m.)

    Aanstellen van een buurtsportcoach in 2016.

  • n.)

    Smoelenboek actualiseren en verspreiden onder een ieder die het betreft.

  • o.)

    Tweemaal per jaar vindt een breed netwerkoverleg plaats tussen hulpverleners jeugd en hulpverleners volwassenen om tot een betere samenwerking te komen.

  • p.)

    Gegevens tussen kerken en het jongerenwerk worden uitgewisseld.

  • q.)

    Rooster gemeentelijke accommodaties wordt maandelijks opgestuurd naar het jongerenwerk.

  • r.)

    Burgerpanel uitzetten in 2016 om input voor het speelruimtebeleid te krijgen.

  • s.)

    Kinderen en jongeren via school en jongerenwerk nauw betrekken bij het speelruimtebeleid.

Doelstellingen

  • 10.

    De leefbaarheid in de buurt wordt met hetzelfde of een hoger rapportcijfer gewaardeerd in 2020 ten opzichte van 2015.

  • 11.

    Professionals maken meer gebruik van SISA en de Meldcode in 2020 dan in 2015.

Acties

  • t.)

    Vergroten inzet van BOA’s bij overtredingen.

  • u.)

    Bijeenkomst voor professionals gebiedsteam over Huiselijk Geweld en Kindermischandeling.

  • v.)

    Voorlichting en kennismaking organiseren voor onderwijs met het regioteam Veilig Thuis.

Doelstellingen

  • 12.

    Er zijn 100 sociale huurwoningen beschikbaar in 2030 met een huur tot € 403,06 per maand.

  • 13.

    Er is in kaart gebracht of en hoe begeleid wonen mogelijk is in onze gemeente voor jongeren tussen 18 en 23 jaar.

  • 14.

    Jeugdigen worden betrokken bij beleid en activiteiten van de gemeente.

Acties

  • w.)

    het woonbeleid wordt uitgevoerd.

  • x.)

    gesprekken voeren met diverse partijen over de mogelijkheden m.b.t. begeleid wonen.

  • y.)

    herzien van de positie en de rol van jeugdraad in 2016.

  • z.)

    bij het herzien van het subsidiebeleid wordt een manier gezocht om kleinschalige initiatieven, die niet vallen onder sociale cohesie, te faciliteren.

Hoofdstuk 11. Planning

 

Bijlage 1 Afkortingenlijst

 

AMK Advies- en Meldpunt Kindermishandeling

APV Algemeen Plaatselijke Verordening

ASHG Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld

BJZ Bureau Jeugdzorg

BOA Buitengewoon opsporingsambtenaar

B&W Burgemeester en Wethouders

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek

CJG Centrum voor Jeugd en Gezin

DHW Drank en Horecawet

EED Ernstige Enkelvoudige Dyslexie

GGD Gemeentelijke Gezondheidsdienst

GGz Geestelijke Gezondheidszorg

GOSA Gemeentelijke Organisatie Sluitende Aanpak

GR Gemeenschappelijke Regeling

HIA Handelingsgericht Integraal Arrangeren

JGZ Jeugdgezondheidszorg

KIES Kind in Echtscheidingssituaties

NOC Nederlands Olympisch Comité

NSF Nederlandse Sport Federatie

OM Openbaar Ministerie

RMC Regionale Meld- en Coördinatiefunctie

SISA Samenwerkingsinstrument Sluitende Aanpak

SMW Schoolmaatschappelijk werk

SOT School Ondersteuningsteam

SoWe Sociale Weerbaarheid

UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

VHRR Veiligheidshuis Rotterdam Rijnmond

VIR Verwijsindex Risicojongeren

VN Verenigde Naties

VNG Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VP Voorne Putten

VRK Verdrag voor de Rechten van het Kind

VSV Voortijdig schoolverlaters

VVE Voor- en Vroegschoolse Educatie

VWS Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Wajong Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

Wet OKE Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie

WIS Werk, Inkomen en Service

Wmo Wet maatschappelijke ondersteuning

Wpg Wet publieke gezondheid

Wsw Wet sociale werkvoorziening

Bijlage 2 Bronvermelding

 

Gesprekspartners

 

Adri Coppens leerplicht

Fraukje Harder procesregisseur Jeugd (<23)

Winnie van Wijk procesregisseur Volwassenen

Dorothé van den Tweel schoolmaatschappelijk werker

Machteld Lemmens pedagoog

Annemieke Brasser jeugdverpleegkundige

Marloes Liefkens jeugdverpleegkundige

Yvon Schrama manager jeugdgezondheidszorg

Leander Varekamp manager jongerenwerk

Paul Deur jongerenwerker

Mike van der Brugghen wijkagent Rockanje

Jan Sintemaartensdijk wijkagent Oostvoorne en Tinte

Ad Verwijs predikant Hervormde Kerk Rockanje

Frans Beukelman Protestantse Gemeenschap Rockanje

Jan Varekamp Protestantse Gemeenschap Oostvoorne

Wichard Oosterman Protestantse Gemeenschap Tinte

 

Jeugdraad

Adviesraad Wmo & SZ

 

Documenten

 

  • Bibliotheek ZHE, Jaarverslag 2014 (2015).

  • Horst, G. ter, ministerie BZK, Onderzoek effectiviteit juridisch instrumentarium overlast en verloedering (2009).

  • Nederlands Jeugdinstituut en TNO, Richtlijn opvoedingsondersteuning voor opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen in de jeugdgezondheheidszorg en het CJG (2012).

  • Rooij, T. van, DeFuentes-Merillas, L., Meerkerk, G.J.,Nijs, I., Schoenmakers, T.

  • Gedragsverslavingen: de stand van zaken in wetenschap en praktijk (2014).

  • Spangenberg, F., Lampert, M., De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders (2013).

  • Steunpunt Onderwijs, Jaarverslag 2014 (2015).

  • Stichting Push, Jaarverslag 2014 Centrum Vrijwilligerswerk (2015).

  • Gemeente Westvoorne, Actief Veiligheidsbeleid; een nieuw handhavingsteam (2015).

  • Gemeente Westvoorne, Bouwen voor de Toekomst, woonvisie 2015-2030 (2015).

  • Gemeente Westvoorne, Leerplichtverslag 2014-2015 (2015).

  • Gemeente Westvoorne, Mantelzorg- en Vrijwilligerswerkbeleid 2016-2019 (2015).

  • Gemeente Westvoorne, Westvoorne verenigd in sport en bewegen 2014-2020 (2014).

  • Gemeente Westvoorne, Preventie- en Handhavingsplan Alcohol 2014-2017 (2014).

  • Gemeente Westvoorne, FM Consultants, Strategisch voorraadbeleid 2016-2030 (2015).

  • Gemeente Westvoorne, Woonvisie Voorne Putten (2015).

  • Website van GGD https://ggd-rotterdam.buurtmonitor.nl (cijfers uit 2014).

  • Website van ministerie Volksgezondheid, Welzijn en Sport en VNG www.sportindebuurt.nl (2015).

  • Website van ministerie van Veiligheid en Justitie www.veiligheidshuizen.nl (2015).

 

Bijlage 3 Jeugdstaat

 

Jeugdstaat

opvoeden en opgroeien in Westvoorne

Nulmeting 2012

 

Beschouwende samenvatting

In deze rapportage wordt weergegeven hoe de gemeente Westvoorne scoort op een aantal algemeen erkende risicofactoren voor opvoeden en opgroeien. Het gaat om kenmerken van zowel jeugdigen als ouders die er voor kunnen zorgen dat kinderen en jongeren zich minder goed ontwikkelen. Op termijn kan dit onder meer tot uitdrukking komen in een gebrekkige aansluiting bij de samenleving (geen werk/dagbesteding, beperkt of eenzijdig sociaal netwerk), een slechte gezondheid en langdurige afhankelijkheid van sociale voorzieningen.

 

De aanwezigheid van één of meer risicofactoren in een gezin vergroot de kans op dergelijke problemen, maar er is geen sprake van een wetmatigheid. Het is dus zeker niet zo dat bijvoorbeeld alleenstaande ouders of niet-westerse allochtonen per definitie problemen hebben met opvoeden. Ook hier geldt echter: voorkomen is beter dan genezen. De inzet van het integraal jeugdbeleid is immers om met gerichte preventiemaatregelen te voorkomen dat betrekkelijk kleine problemen uitgroeien tot complexe, nauwelijks nog op te lossen vraagstukken.

 

Jeugdstaat

In algemene zin geldt dat 85% van de jeugdigen zonder noemenswaardige problemen opgroeit. Tien procent van de gezinnen heeft extra aandacht nodig en bij 5% is er structureel sprake van ernstige problemen. Afhankelijk van de lokale situatie kunnen er in een specifieke gemeente andere verhoudingen gelden.

 

Om te kunnen vaststellen of dit in Westvoorne het geval is, is de score van de gemeente op verschillende risicofactoren in een bredere context geplaatst. Hierbij is voornamelijk gebruik gemaakt van cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, omdat deze een goede vergelijking tussen gemeenten mogelijk maken. Zodoende is er een benchmark ontstaan, waarin de situatie in Westvoorne enerzijds wordt vergeleken met die in andere gemeenten op Voorne-Putten, en anderzijds met het totaalbeeld voor de Stadsregio Rotterdam, de provincie Zuid-Holland en Nederland als geheel. De resultaten van deze vergelijking zijn schematisch weergegeven op de volgende pagina.

 

De Jeugdstaat geeft hiermee een eerste, globale indruk van de context waarin kinderen en jongeren in de gemeente Westvoorne opgroeien. In samenspraak met ouders, jeugdigen en ketenpartners kan dit beeld verder worden verfijnd. De benchmark is ontwikkeld en op maat gemaakt voor de gemeente Westvoorne door JB Lorenz in juli 2012. De gebruikte bronnen zijn vermeld op de laatste pagina van dit rapport.

 

Resultaten en conclusie

Westvoorne is geen typische gezinsgemeente (het aandeel gezinnen in het totaal aantal huishoudens is vrij gemiddeld), maar wel een omgeving waar kinderen en jongeren gezond en veilig kunnen opgroeien. Aangenomen mag worden dat het met de meeste gezinnen in Westvoorne goed gaat. De gemeente scoort laag tot hooguit gemiddeld op vrijwel alle risicofactoren.

 

Alleen het aantal kinderen dat te maken krijgt met echtscheiding valt in negatieve zin op. Met uitzondering van Bernisse is dit in alle gemeenten op Voorne-Putten het geval. Dit onderwerp leent zich daarmee bij uitstek voor een gezamenlijke aanpak van de samenwerkende gemeenten. Door goede begeleiding te bieden aan jeugdigen die te maken krijgen met een echtscheiding, kan worden voorkomen dat deze ingrijpende ervaring hun verdere ontwikkeling negatief beïnvloedt.

 

Gezien de situatie in Westvoorne kan het lokale beleid primair gericht zijn op preventie en lichte hulp. Niettemin zal de gemeente incidenteel wel te maken krijgen met complexe persoonlijke problematiek. De aanpak hiervan kan in regionaal verband worden vormgegeven.

 

 

groen = vraagt minder dan gemiddelde aandacht van gemeente en ketenpartners

geel = vraagt gemiddelde aandacht van gemeente en ketenpartners

rood = vraagt meer dan gemiddelde aandacht van gemeente en ketenpartners

 

1.Bevolking, jeugd en gezin

In dit hoofdstuk onderzoeken we de omvang en samenstelling van de doelgroep van het integraal jeugdbeleid in de gemeente Westvoorne.

 

1.1Jongeren tot 20 jaar

Het aandeel jongeren tot 20 jaar in de bevolking van Westvoorne is iets lager dan in de stadsregio Rotterdam, de provincie Zuid-Holland en Nederland, maar het verschil is niet zo groot. Op Voorne-Putten wijkt dit aandeel nauwelijks af van de andere gemeenten. We beoordelen het aandeel jongeren tot 20 jaar in de gemeente Westvoorne daarom als ‘gemiddeld’.

 

JONGEREN 2011

totaal inwoners

jonger dan 20 jaar

verhouding

Westvoorne

13.992

2.988

21%

Stadsregio Rotterdam

1.210.854

275.837

23%

provincie Zuid-Holland

3.528.324

829.598

24%

Nederland (2010)

16.574.989

3.928.334

24%

 

JONGEREN 2011 VOORNE-PUTTEN

totaal inwoners

jonger dan 20 jaar

verhouding

Bernisse

12.404

2.733

22%

Brielle

15.978

3.515

22%

Hellevoetsluis

39.739

9.008

23%

Spijkenisse

72.244

16.215

22%

Westvoorne

13.992

2.988

21%

Bron: CBS/Statline

 

1.2Gezinnen

In navolging van het CBS wordt onder ‘gezin’ verstaan: een huishouden met één of twee volwassenen en één of meer thuiswonende kinderen. De beoordeling in de Jeugdstaat is gebaseerd op het aandeel van gezinnen in het totaal aantal huishoudens in de gemeente.

 

Het aandeel gezinnen in het totaal aantal huishoudens is in Westvoorne iets hoger dan in de stadsregio Rotterdam en gelijk aan het aandeel in Zuid-Holland en Nederland. Op Voorne-Putten is Westvoorne de gemeente met het laagste aandeel gezinnen, maar het verschil met de andere gemeenten is klein. We beoordelen de score van Westvoorne op dit kenmerk daarom als ‘gemiddeld’.

 

(EENOUDER)GEZINNEN 2011

totaal huishoudens

totaal gezinnen

waarvan (echt)paar

waarvan eenouder

abs.

rel.

abs.

rel.

abs.

rel.

Westvoorne

6.129

2.091

34%

1.776

85%

315

15%

Stadsregio Rotterdam

574.072

186.001

32%

134.446

72%

51.555

28%

provincie Zuid-Holland

1.617.708

544.252

34%

419.732

77%

124.520

23%

Nederland (2010)

7.453.438

2.547.887

34%

2.047.412

80%

500.475

20%

 

(EENOUDER)GEZINNEN 2011

VOORNE-PUTTEN

totaal huishoudens

totaal gezinnen

waarvan (echt)paar

waarvan eenouder

abs.

rel.

abs.

rel.

abs.

rel.

Bernisse

5.196

1.958

38%

1.688

86%

270

14%

Brielle

7.061

2.497

35%

2.028

81%

469

19%

Hellevoetsluis

17.400

6.357

37%

5.161

81%

1.196

19%

Spijkenisse

32.003

11.925

37%

9.114

76%

2.811

24%

Westvoorne

6.129

2.091

34%

1.776

85%

315

15%

Bron: CBS/Statline

 

1.3Alleenstaande ouders

Alleenstaand ouderschap wordt als een risicofactor voor opvoeden en opgroeien gezien omdat deze ouders zwaarder belast zijn dan ouderparen die de taken kunnen verdelen. Bovendien gaan aan het ontstaan van een eenoudergezin vaak spanningen en conflicten tussen de ouders vooraf. Uit onderzoek komt naar voren dat jeugdigen die opgroeien in een eenoudergezin vaker last hebben van fysieke en psychische klachten en het minder goed doen op school dan leeftijdgenoten die door twee ouders worden opgevoed8

 

In de gemeente Westvoorne wonen betrekkelijk weinig eenoudergezinnen. Het aandeel is duidelijk lager dan in de Stadsregio Rotterdam, Zuid-Holland en Nederland. Ook in vergelijking met de andere gemeenten op Voorne-Putten is dit aandeel betrekkelijk laag. De score op deze risicofactor is daarom beoordeeld als ‘laag’.

 

1.4Betrokkenheid kinderen bij echtscheidingen

Het uit elkaar gaan van de ouders is voor kinderen een ingrijpende ervaring, die vaak sporen nalaat in het verdere leven. In de gemeente Westvoorne zijn kinderen en jongeren in verhouding (iets) vaker betrokken bij een echtscheiding dan in de Stadsregio Rotterdam, Zuid-Holland en in Nederland. In vergelijking met de andere gemeenten op Voorne-Putten is de situatie in Westvoorne nog betrekkelijk gunstig. Met name vanwege het grote verschil met het Nederlands gemiddelde, is er toch voor gekozen om de score van Westvoorne op dit kenmerk als ‘hoog’ te beoordelen. Regionaal gezien zou een ‘gemiddelde’ beoordeling echter ook verdedigbaar zijn.

 

Het vrij hoge aantal echtscheidingen contrasteert opvallend met het lage aandeel eenoudergezinnen. De verklaring hiervoor is niet direct duidelijk. De achterliggende cijfers zijn in beide gevallen afkomstig van het CBS, waardoor het niet aannemelijk is dat de tegenstrijdige uitkomsten het gevolg zijn van verschillende onderzoeksmethoden. Waarschijnlijk ligt de verklaring daarom in de gemeente zelf, meer specifiek in gedragspatronen van inwoners. Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat het aantal kinderen per gezin gemiddeld wat hoger is, of dat gescheiden ouders betrekkelijk snel weer een nieuwe relatie aangaan en dan een samengesteld gezin vormen met de nieuwe partner. Het kan ook zijn dat alleenstaande ouders na de scheiding vaak verhuizen naar een andere gemeente, bijvoorbeeld omdat de wachttijden voor een huurwoning daar korter zijn. Om deze (en andere) hypotheses te kunnen toetsen, is nader onderzoek nodig.

 

ECHTSCHEIDINGEN

totaal jongeren

aantal kinderen 0-18 jaar dat

verhouding per

2009

0-18 jaar

betrokken is bij echtscheiding

1.000 kinderen

Westvoorne

2.825

28

10

Stadsregio Rotterdam

239.316

2.147

9

Zuid-Holland

741.686

6.213

8

Nederland

4.957.640

29.882

6

 

ECHTSCHEIDINGEN 2009

VOORNE-PUTTEN

totaal jongeren 0-18 jaar

aantal kinderen 0-18 jaar dat betrokken is bij echtscheiding

verhouding per 1.000 kinderen

Bernisse

2.558

6

2

Brielle

3.223

38

12

Hellevoetsluis

8.341

99

12

Spijkenisse

14.096

152

11

Westvoorne

2.825

28

10

Bron:jeugdmonitor CBS

 

1.5Tienermoeders

Een specifieke gezinsvorm die ook als een risicofactor voor opvoeden en opgroeien wordt beschouwd, zijn huishoudens waarin één of meer kinderen worden opgevoed door een moeder die nog niet of nauwelijks volwassen is. Het kan gaan om meiden die jong zijn getrouwd, maar ook om meiden die onbedoeld zwanger zijn geworden en soms wel, soms geen vaste relatie hebben met de vader van het kind. Tienergeboorten komen vaker voor onder meiden met een niet-westerse achtergrond, in het bijzonder bij Surinamers en Antillianen. De geboortecijfers bij Turkse en Marokkaanse tienermeisjes wijken inmiddels nauwelijks nog af van die bij autochtone meisjes9

Uit ander onderzoek blijkt dat kinderen van tienermoeders een verhoogd risico hebben op emotionele en gedragsproblemen10

 

Als indicatie voor het aantal tienermoeders in de gemeente is gekeken naar CBS-cijfers over het aantal kinderen dat in het jaar 2009 levend geboren is bij een moeder die op dat moment jonger was dan 20 jaar. Het beeld voor de gemeente Westvoorne is op dit punt niet onderscheidend en de score op deze risicofactor is daarom beoordeeld als ‘gemiddeld’.

 

TIENERMOEDERS 2009

aantal levendgeborenen

aantal moeder < 20 jr

verhouding

Westvoorne

94

1

1%

Stadsregio Rotterdam

14.261

248

2%

provincie Zuid-Holland

41.087

502

1%

Nederland

184.915

1.953

1%

 

TIENERMOEDERS 2009 VOORNE-PUTTEN

aantal levendgeborenen

aantal moeder < 20 jr

verhouding

Bernisse

109

0

0%

Brielle

134

1

1%

Hellevoetsluis

431

6

1%

Spijkenisse

748

14

2%

Westvoorne

94

1

1%

Bron: CBS/Statline

 

1.6Etniciteit

In navolging van het CBS worden inwoners als ‘allochtoon’ aangemerkt als zijzelf of tenminste één van hun ouders in het buitenland geboren zijn. Een allochtoon van de eerste generatie is zelf in het buitenland geboren én heeft tenminste één ouder die in het buitenland geboren is. Een allochtoon van de tweede generatie is zelf in Nederland geboren maar heeft tenminste één ouder die in het buitenland geboren is. Als het gaat om risicofactoren voor opvoeden en opgroeien, ligt de focus op niet-westerse allochtonen, in het bijzonder op degenen van de eerste generatie.

 

Over het algemeen is de leefsituatie van kinderen en jongeren met een niet-westerse herkomst nog steeds ongunstiger dan die van autochtone leeftijdsgenoten. De sociaal-economische positie van het gezin is vaak lager en allochtone jongeren groeien vaker op in een eenoudergezin. Verder zijn niet-westerse allochtonen gemiddeld minder gezond dan autochtonen, wat ook samenhangt met cultuurspecifieke opvattingen en gewoonten. Tot slot ervaren allochtone jeugdigen op school meer druk dan autochtone leeftijdgenoten. Dit alles neemt niet weg dat het met een groot deel van de allochtone jeugd goed gaat 11 .

 

In een recent verschenen SCP-onderzoek 12 naar het gebruik van jeugdzorg valt op dat niet-westerse allochtonen in totaliteit meer gebruik maken van jeugdzorg dan andere bevolkingsgroepen. Dit verschil doet zich echter niet voor bij het gebruik van vrijwillige jeugdzorg, maar uitsluitend bij de gedwongen zorg. Met name in de justitiële jeugdinrichtingen zijn niet-westerse allochtonen sterk oververtegenwoordigd. Een mogelijke verklaring hiervoor is volgens het SCP dat de drempel om hulp te vragen voor deze groep erg hoog is, wat uit kan monden in een escalatie van problemen op latere leeftijd.

In vergelijking met de Stadsregio Rotterdam, Zuid-Holland en Nederland wonen er in de gemeente Westvoorne erg weinig niet-westerse allochtonen. Ook in de context van Voorne-Putten het aandeel van niet-westerse allochtonen in de totale bevolking vrij laag. De score op deze risicofactor is daarom beoordeeld als ‘laag’.

 

ETNICITEIT 2011

totaal <20jaar

autochtoon

niet-westers allochtoon

westers allochtoon

abs.

rel.

abs.

rel.

abs.

rel.

Westvoorne

2.988

2.653

89%

180

6%

155

5%

Stadsregio Rotterdam

275.737

156.400

57%

98.451

36%

20.886

8%

provincie Zuid-Holland

829.598

553.647

67%

212.038

26%

63.913

8%

Nederland

3.928.334

3.047.215

78%

614.098

16%

267.021

7%

 

ETNICITEIT 2011 VOORNE-PUTTEN

totaal <20jaar

autochtoon

niet-westers allochtoon

westers allochtoon

abs.

rel.

abs.

rel.

abs.

rel.

Bernisse

2.733

2.499

91%

116

4%

118

4%

Brielle

3.515

3.097

88%

213

6%

205

6%

Hellevoetsluis

9.008

7.288

81%

1.101

12%

619

7%

Bron: CBS/Statline

 

2.Onderwijs, werk en inkomen

In dit hoofdstuk brengen we de sociaal-economische positie van jeugdigen en gezinnen in de gemeente Westvoorne in kaart. We kijken daarvoor naar het opleidingsniveau en het inkomen van de doelgroep, alsmede naar de verdeling van de sociaal-economische groepen over de verschillende gebieden in de gemeente.

 

2.1Leerlinggewicht primair onderwijs

Aan de hand van de leerlinggewichten die worden toegekend aan leerlingen in het primair onderwijs, kan een eerste indruk worden verkregen van het opleidingsniveau van de ouders. We baseren ons hiervoor op het meerjarige, landelijke onderzoek ‘Kinderen in Tel’.

 

Het uitgangspunt van de gewichtenregeling is dat leerlingen met een hoger gewicht meer voorzieningen nodig hebben, omdat er een hoger risico op achterstand bestaat. Momenteel wordt er een leerlinggewicht groter dan nul toegekend als de ouders laag zijn opgeleid 13 . Voorheen speelde ook etniciteit een rol, maar dit criterium is per 1 augustus 2006 komen te vervallen. In de rapportages van Kinderen in Tel is aangegeven dat deze wijziging uitsluitend invloed heeft op de hoogte van het gewicht en niet op het aantal leerlingen met een gewicht. De wijziging heeft daardoor in theorie geen effect op de relatieve score van de gemeente voor wat betreft het aantal achterstandsleerlingen.

 

In vergelijking met de Stadsregio Rotterdam, Zuid-Holland en Nederland kent Westvoorne erg weinig achterstandsleerlingen. Op Voorne-Putten zit Brielle in dezelde categorie en scoren Hellevoetsluis en Bernisse ook vrij gunstig. Spijkenisse heeft hier als enige gemeente betrekkelijk veel achterstandsleerlingen. Op grond van deze vergelijking beoordelen we de score van Westvoorne op deze risicofactor als ‘laag’.

 

2.2Samenstelling bovenbouw voortgezet onderwijs

Om een indruk te krijgen van het opleidingsniveau van jongeren (en toekomstige opvoeders), is gekeken naar CBS-cijfers over de samenstelling van de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Het gaat hierbij uitsluitend om jongeren die in de gemeente Westvoorne wonen.

OPLEIDING

VMBO-bk* 3-4

vmbo-t** 3-4

totaal VMBO

Havo 3-5

VWO 3-6

totaal

Westvoorne

67

115

182

125

165

472

stadsregio

7.757

6.922

14.679

8.782

8.942

47.082

Zuid-Holland

21.304

20.955

42.259

30.922

34.571

150.011

Nederland

101.987

101.556

203.543

151.096

164.795

722.977

* VMBO-bk = basis-kaderberoeps, 3e en 4e leerjaar

** VMBO-t = theoretisch-gemengde leerweg,3e en 4e leerjaar

 

OPLEIDING

VMBO-bk* 3-4

vmbo-t** 3-4

totaal VMBO

Havo 3-5

VWO 3-6

totaal

Westvoorne

14%

24%

39%

26%

35%

100%

stadsregio

23%

21%

44%

27%

28%

100%

Zuid-Holland

20%

19%

39%

29%

32%

100%

Nederland

20%

20%

39%

29%

32%

100%

 

OPLEIDING

VMBO-bk* 3-4

vmbo-t** 3-4

totaal VMBO

Havo 3-5

VWO 3-6

totaal

VOORNE-PUTTEN

Bernisse

85

75

160

122

106

388

Brielle

90

141

231

144

157

532

Hellevoetsluis

314

282

596

357

307

1.260

Spijkenisse

577

497

1.074

618

503

2.195

Westvoorne

67

115

182

125

165

472

 

OPLEIDING

VMBO-bk* 3-4

vmbo-t** 3-4

totaal VMBO

Havo 3-5

VWO 3-6

totaal

VOORNE-PUTTEN

Bernisse

22%

19%

41%

31%

27%

100%

Brielle

17%

27%

43%

27%

30%

100%

Hellevoetsluis

25%

22%

47%

28%

24%

100%

Spijkenisse

26%

23%

49%

28%

23%

100%

Westvoorne

14%

24%

39%

26%

35%

100%

Bron: CBS/Statline

 

Deze analyse leidt tot de volgende inzichten.

 

  • Het aandeel bovenbouwscholieren dat een VMBO-opleiding volgt, is in de gemeente Westvoorne lager dan in de Stadsregio Rotterdam maar gelijk aan het aandeel in Zuid-Holland en Nederland;

  • In vergelijking met de andere gemeenten op Voorne-Putten kent Westvoorne betrekkelijk weinig VMBO-ers. Vooral met Hellevoetsluis en Spijkenisse is het verschil groot.

  • In vergelijking met de Stadsregio Rotterdam, Zuid-Holland en Nederland volgen VMBO-ers uit Westvoorne vaker de theoretische leerweg. Ook in de vergelijking met Voorne-Putten is dat het geval.

  • Tot slot heeft Westvoorne in alle vergelijkingen het hoogste aandeel VWO-ers.

Vooral in regionaal perspectief kan het opleidingsniveau van jongeren in Westvoorne daarmee als ‘hoog’ worden beoordeeld.

 

2.3Voortijdig schoolverlaten

Het onderzoek ‘Kinderen in Tel’ geeft in het databoek 2010 (dat gebaseerd is op gegevens uit 2008) voor het eerst informatie over het aantal voortijdig schoolverlaters als percentage van het totaal aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Voortijdig schoolverlaters hebben geen startkwalificatie behaald en zijn daardoor kwetsbaarder op de arbeidsmarkt. Landelijk is dit aandeel de afgelopen jaren licht gedaald.

 

In de gemeente Westvoorne komt voortijdig schoolverlaten in verhouding erg weinig voor. Op Voorne-Putten heeft Westvoorne dit gemeen met Bernisse en in mindere mate met Brielle. Hellevoetsluis en Spijkenisse scoren op dit kenmerk aanzienlijk minder gunstig. Omdat alle vergelijkingen een positief beeld van voortijdig schoolverlaten in Westvoorne laten zien, beoordelen we de score van de gemeente op deze risicofactor als ‘laag’.

 

2.4Opleidingsniveau beroepsbevolking

De term ‘beroepsbevolking’ wordt door het CBS gedefinieerd als: alle personen van 15 tot 65 jaar die:

  • -

    tenminste 12 uur per week werken;

  • -

    werk hebben aanvaard waardoor ze tenminste 12 uur per week gaan werken of

  • -

    verklaren tenminste 12 uur per week te willen werken, daarvoor beschikbaar zijn en activiteiten ontplooien om werk voor tenminste 12 uur per week te vinden.

Het opleidingsniveau van de beroepsbevolking in de gemeente geeft een indicatie van het opleidingsniveau van de huidige en komende generatie ouders. Helaas is deze indicator niet zo nauwkeurig omdat de beroepsbevolking ook mensen omvat van wie de kinderen al volwassen zijn.

 

Het mag duidelijk zijn dat lager opgeleiden meer moeite zullen hebben om aansluiting te vinden en te houden bij de arbeidsmarkt. In economisch minder gunstige tijden zullen zij eerder hun baan verliezen en minder makkelijk te herplaatsen zijn dan werkzoekenden met een wat hogere opleiding. Daardoor raken lager opgeleiden eerder en langduriger afhankelijk van sociale voorzieningen.

 

De gepresenteerde gegevens hebben betrekking op de periode 2008-2010. Helaas zijn de cijfers die het CBS hierover aanbiedt voor de gemeente Westvoorne incompleet. Informatie over het aantal laagopgeleiden ontbreekt, waardoor er geen verhoudingen kunnen worden bepaald. Aan de hand van de totale omvang van de beroepsbevolking is hiervan wel een schatting gemaakt.

 

De verdeling van de Westvoornse beroepsbevolking over de verschillende opleidingsniveaus komt redelijk overeen met de verdeling in de Stadsregio Rotterdam, Zuid-Holland en Nederland. Daarentegen heeft Westvoorne op Voorne-Putten duidelijk meer hoger opgeleiden en minder middelbaar en laag opgeleiden dan de andere gemeenten. Met name deze vergelijking leidt tot het oordeel, dat deze risicofactor in Westvoorne minder dan gemiddeld aanwezig is. Wanneer uitsluitend zou zijn vergeleken met de Stadsregio Rotterdam, Zuid-Holland en Nederland zou een gemiddelde beoordeling passender zijn.

 

OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSBEVOLKING 2008-2010

laag

midden

hoog

onbekend

totaal

Westvoorne

1.500*

2.800

1.900

 

6.200

stadsregio

141.000

223.300

170.300

3.300

537.900

Zuid-Holland

40.000

672.000

565.000

16.000

1.640.000

Nederland

1.768.000

3.315.000

2.659.000

75.000

7.742.000

*dit getal wordt door het CBS niet gegeven maar is geschat o.b.v. de totale omvang van de beroepsbevolking in Westvoorne (6.200 personen).

 

OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSBEVOLKING 2008-2010

laag

midden

hoog

onbekend

totaal

Westvoorne

24%

45%

31%

100%

stadsregio

26%

42%

32%

100%

Zuid-Holland

25%

41%

34%

100%

Nederland

23%

43%

34%

100%

 

OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSBEVOLKING 2008-2010

VOORNE-PUTTEN

laag

midden

hoog

onbekend

totaal

Bernisse (2000-2002)

2.200

3.900

1.500

7.600

Brielle

1.900

3.100

1.600

6.600

Hellevoetsluis

5.200

9.600

4.000

18.800

Spijkenisse

11.000

17.700

7.100

35.800

Westvoorne

1.500

2.800

1.900

6.200

 

OPLEIDINGSNIVEAU BEROEPSBEVOLKING 2008-2010

VOORNE-PUTTEN

laag

midden

hoog

onbekend

totaal

Bernisse (2000-2002)

29%

51%

20%

100%

Brielle

29%

47%

24%

100%

Hellevoetsluis

28%

51%

21%

100%

Spijkenisse

31%

49%

20%

100%

Westvoorne

24%

45%

31%

100%

Bron: CBS/Statline

 

2.5Armoede

Leven in armoede wordt gezien als een risicofactor voor opvoeden en opgroeien omdat financiële armoede vaak leidt tot een opeenstapeling van risicofactoren, waaronder stress en ernstige conflicten binnen gezinnen en minder responsief opvoedingsgedrag 14 . Uit onderzoek komt naar voren dat kinderen die in armoede opgroeien een grotere kans hebben op sociale uitsluiting dan kinderen uit meer welvarende gezinnen. Zij blijken minder in staat om maatschappelijk te participeren 15 en hebben een verhoogd risico op psychische en gedragsproblemen 16 .

 

Overigens hoeven armoede en achterstand als zodanig niet erfelijk te zijn: uit recent onderzoek van het SCP blijkt dat 93% van de kinderen die in de jaren tachtig in armoede zijn opgegroeid nu niet meer arm zijn. Omgekeerd betekent deze uitkomst ook dat een groot deel van de mensen die nu arm zijn dat vroeger niet waren. Er zijn daarmee geen aanwijzingen voor een ‘armoedecultuur’, waarin kinderen nooit meer uit armoede zouden kunnen ontsnappen. Langdurig (meer dan vier jaar) in armoede opgroeien vergoot wel de kans op armoede op latere leeftijd. Het SCP concludeert dat inzet op de sociale participatie van kinderen nuttig is, maar gepaard moet gaan met gerichte aandacht voor ouders die lange tijd ‘aan de kant’ staan. Op die manier kan het rendement van armoedebestrijding worden vergroot en sociale uitsluiting worden tegengegaan 17 .

 

Met het oog op de relatie tussen armoede en problemen met opvoeden en opgroeien, is gekeken naar het aantal huishoudens in de gemeente Westvoorne dat een inkomen heeft wat maximaal gelijk is aan het sociaal minimum.

 

Het CBS heeft de inkomens van alle Nederlandse huishoudens van laag naar hoog gerangschikt en vervolgens in tien gelijke groepen verdeeld. Er is gekeken naar het gestandaardiseerd besteedbaar huishoudinkomen. Dit is het inkomen na aftrek van belastingen, premies en te betalen alimentatie en gecorrigeerd voor verschillen in huishoudensgrootte en – samenstelling. De bovengrens van de derde 10% groep ligt bij een gestandaardiseerd huishoudinkomen van €16.500 en dit bedrag is ongeveer gelijk aan het hoogste sociaal minimum (bruto €65,99 per dag voor gehuwden, bron: UWV). Het aantal huishoudens in de eerste drie 10%-groepen is daarom gebruikt als indicator voor het aantal huishoudens dat in armoede leeft. De percentages in de tabellen geven het aantal huishoudens in deze groepen weer als percentage van het totaal aantal huishoudens in het gebied.

 

Helaas valt uit deze cijfers niet af te leiden welk deel van deze huishoudens uit gezinnen met thuiswonende kinderen bestaat, maar als deze naar evenredigheid vertegenwoordigd zijn, zou het om ongeveer 34% moeten gaan.

 

De analyse van de onderstaande cijfers leidt tot de volgende inzichten:

  • in vergelijking met het landelijke, provinciale en stadsregionale beeld heeft de gemeente Westvoorne weinig huishoudens met een minimuminkomen.

  • In vergelijking met de andere gemeenten op Voorne-Putten neemt Westvoorne een middenpositie in, maar de onderlinge verschillen zijn niet zo groot.

  • Vooral vanwege het grote verschil met het landelijke en provinciale beeld, concluderen we dat deze risicofactor in de gemeente Westvoorne minder dan gemiddeld aanwezig is.

Kinderen in Tel kijkt naar het aantal kinderen dat opgroeit in een uitkeringsgezin als percentage van het totaal aantal kinderen. De rapportage uit 2012 laat zien dat dit aandeel in Westvoorne zeer laag is. Westvoorne deelt deze positie met Bernisse en in mindere mate met Brielle en Hellevoetsluis. In Spijkenisse is dit aandeel juist hoog.

 

INKOMEN TOTSOCIAAL MINIMUM

Aandeel huishoudens in

1e 10% groep

2e 10%-groep

3e 10%-groep

totaal 1-3

Westvoorne

6,6%

6,4%

6,3%

19,3%

stadsregio Rotterdam

11,3%

11,9%

10,4%

33,6%

provincie Zuid-Holland

10,3%

10,1%

9,5%

29,9%

Nederland (2010)

10,0%

10,0%

10,0%

30,0%

 

VOORNE PUTTEN-INKOMEN TOT SOCIAAL MINIMUM

gemeente

Aandeel huishoudens in

1e 10% groep

2e 10%-groep

3e 10%-groep

totaal 1-3

Bernisse

4,3%

4,5%

8,3%

17,1%

Brielle

5,9%

6,6%

5,8%

18,3%

Hellevoetsluis

5,2%

7,4%

8,8%

21,4%

Spijkenisse

5,6%

8,0%

8,9%

22,5%

Westvoorne

6,6%

6,4%

6,3%

19,3%

Bron: CBS/Statline

 

2.6Uitkeringsafhankelijkheid

Het hebben van ouders die werken biedt kinderen sociaaleconomische hulpbronnen. Niet alleen heeft het gezin daardoor meestal meer te besteden dan wanneer het afhankelijk is van een uitkering, maar ouders zijn daarin voor kinderen ook een rolmodel 18 . (Langdurige) afhankelijkheid van een uitkering kan daarom worden gezien als een risicofactor voor opvoeden en opgroeien, ook omdat dit vaak spanningen veroorzaakt bij ouders.

 

Voor de (relatieve) score van de gemeente Westvoorne op deze risicofactor voor opvoeden en opgroeien is gekeken naar CBS-cijfers over het aantal inwoners tot 65 jaar dat in december 2010 een uitkering had. Het gaat zowel om werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen als om bijstandsuitkeringen. De cijfers laten helaas niet zien of de betrokkenen langdurig van deze uitkering afhankelijk zijn of dat het een tijdelijke situatie betreft.

 

In Westvoorne zijn in verhouding weinig inwoners afhankelijk van een uitkering, vooral in vergelijking met de Stadsregio Rotterdam, Zuid-Holland en Nederland, en in mindere mate ook in vergelijking met de andere gemeenten op Voorne- Putten.

 

Als we kijken naar het type uitkeringen, dan laat Westvoorne in beide vergelijkingen een hoog aandeel arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zien en een laag aandeel bijstandsuitkeringen. Dit is in zoverre goed nieuws, dat arbeidsongeschiktheidsuitkeringen vaak hoger zijn dat het sociaal minimum. Alles overwegende concluderen we dat uitkeringsafhankelijkheid als risicofactor voor opvoeden en opgroeien in Westvoorne minder dan gemiddeld aanwezig is.

 

UITKERINGEN

inwoners 18 tot 65 jaar

personen <65met een uitkering

verhouding

Westvoorne

8.464

630

7%

stadsregio

738.718

115.840

16%

Zuid-Holland

2.199.172

285.910

13%

Nederland

9.906.381

1.424.210

14%

 

VOORNE-PUTTEN

inwoners 18 tot 65 jaar

personen <65met een uitkering

verhouding

Bernisse

7.741

530

7%

Brielle

10.027

860

9%

Hellevoetsluis

26.162

2.910

11%

Spijkenisse

48.001

6.160

13%

Westvoorne

8.464

630

7%

 

SOORT UITKERING

totaal

WW

bijstand/WWB/WIJ

AO (WAO, WIA-WGA)

Wajong

Westvoorne

640

120

100

420

70

stadsregio

117.170

20.170

51.790

45.210

10.840

Zuid-Holland

290.360

51.140

104.350

134.870

32.570

Nederland

1.456.890

268.520

394.090

794.280

193.060

 

SOORT UITKERING

totaal

WW

bijstand/WWB/WIJ

AO (WAO, WIA-WGA)

Wajong

Westvoorne

100%

19%

16%

66%

11%

stadsregio

100%

17%

44%

39%

9%

Zuid-Holland

100%

18%

36%

46%

11%

Nederland

100%

18%

27%

55%

13%

 

VOORNE-PUTTEN

totaal

WW

bijstand/WWB/WIJ

AO (WAO,WIA- WGA)

Wajong

Bernisse

100%

22%

17%

61%

13%

Brielle

100%

19%

18%

63%

14%

Hellevoetsluis

100%

20%

26%

54%

12%

Spijkenisse

100%

20%

30%

50%

13%

Westvoorne

100%

19%

16%

66%

11%

Bron: CBS/Statline

 

2.7Sociaal-economische status van wijken

De GGD-publicatie ‘Gezondheid in kaart Westvoorne’ uit 2010 bevat informatie over de sociaal-economische status van verschillende delen van de gemeente. Volgens deze bron is het gemiddeld gestandaardiseerd huishoudinkomen in Westvoorne €26.600 en ligt daarmee boven het Nederlands gemiddelde van €21.600. Verder wordt hier vermeld dat 1% van de kinderen in de gemeente Westvoorne in een uitkeringsgezin leeft.

 

Voor wat betreft de sociaal-economische status van de verschillende delen van de gemeente geldt dat deze volgens het SCP in Westvoorne gemiddeld tot midden-hoog is.

Het SCP berekent de sociaal-economische status van wijken eenmaal in de vier jaar ‘Kinderen in Tel’ doet dit jaarlijks, volgens dezelfde methodiek. Uit het databoek 2012 (met gegevens uit 2009 en 2010) is af te leiden dat er in Westvoorne geen kinderen in “achterstandswijken” opgroeien.

 

3.Gezondheid

Jeugdigen met gezondheidsproblemen lopen het risico dat zij niet kunnen deelnemen aan activiteiten die van belang zijn voor hun ontwikkeling. Mede daardoor hebben zij een grotere kans dat zij later in hun leven niet voor zichzelf kunnen zorgen en afhankelijk zijn van sociale voorzieningen. Gezondheid wordt voor een groot deel bepaald door leefstijl. Gezond eten, voldoende bewegen en preventie c.q. aanpak van psychosociale problemen kunnen daarom worden gezien als randvoorwaarden voor goed opvoeden en opgroeien.

 

3.1Risicofactoren

De GGD Rotterdam-Rijnmond heeft in april 2011 een factsheet gemaakt van de leefstijl van jongvolwassenen in de regio. Deze is gebaseerd op gegevens uit de gezondheidsenquête 2008-2009. Volgens deze factsheet heeft 56% van de jongvolwassenen (16-35 jaar) in de regio een ongezonde leefstijl. Eén op de vijf jongvolwassenen heeft zelfs twee of meer risicofactoren. Een persoon heeft een ongezonde leefstijl als hij minstens één van de hierna beschreven risicofactoren heeft.

 

Roken: rookt wel eens

Overmatig drinken: weekconsumptie van minimaal 21 glazen voor mannen en 14 glazen voor vrouwen Cannabis: heeft in de vier weken voorafgaand aan het onderzoek cannabis gebruikt

Overgewicht: BMI hoger dan 25 (op basis van zelfrapportage)

Inactief: Is op geen enkele dag van de week een half uur matig intensief lichamelijk actief.

 

3.2Verschillen tussen bevolkingsgroepen

In het algemeen hebben mannen vaker een ongezonde leefstijl dan vrouwen. Jongvolwassenen van niet-Nederlandse herkomst hebben vaker een ongezonde leefstijl dan autochtonen. Onder inwoners van Turkse en Surinaamse herkomst loopt het aandeel met een ongezonde leefstijl op tot 70%. Verder zijn lager opgeleiden, mensen die moeite hebben met rondkomen van hun inkomen, werklozen en huisvrouwen-/mannen risicogroepen als het gaat om een ongezonde leefstijl.

 

Roken, overgewicht en een inactieve leefstijl zijn de meest voorkomende gezondheidsrisico’s met de grootste verschillen tussen gemeenten. Het aandeel overmatige drinkers en het aandeel dat cannabis gebruikt ontloopt elkaar niet veel.

 

3.3De situatie in Westvoorne

De inwoners van de gemeente Westvoorne zijn over het geheel genomen net zo gezond als de inwoners van de andere regiogemeenten. Daarnaast is de gezondheid van de inwoners vergelijkbaar met het gemiddelde in Nederland en op de Zuid-Hollandse eilanden. De sterfte in Westvoorne is lager dan gemiddeld in Nederland. Er sterven in Westvoorne minder vrouwen aan de gevolgen van hart- en vaatziekten en mannen sterven minder vaak aan de gevolgen van ziekten aan de ademhalingsorganen. In de absolute sterfte is dit echter niet terug te zien omdat Westvoorne een vergrijsde bevolking heeft.

 

De mate waarin inwoners van Westvoorne zich eenzaam voelen is vergelijkbaar met andere regiogemeenten. Ernstige eenzaamheid lijkt in Westvoorne wat minder vaak voor te komen. De gemeente geeft in het lokaal gezondheidsbeleid wel prioriteit aan dit onderwerp. Dit geldt ook voor de psychische gezondheid van de jeugd, al zijn er geen aanwijzingen dat de situatie in Westvoorne wat dat betreft ernstiger is dan in andere regiogemeenten. Ook als het gaat om overgewicht en roken wijkt het beeld in Westvoorne niet noemenswaardig af van dat in andere regiogemeenten. Overgewicht is eveneens een speerpunt van het gemeentelijk beleid.

 

Een gezondsheidsaspect waarop Westvoorne negatief opvalt, is het gebruik van genotmiddelen. Het terugdringen van alcoholgebruik onder jongeren is op Voorne-Putten een regionaal speerpunt. Ook lokaal krijgt dit extra aandacht.

 

De omvang van de groep jongvolwassenen met een ongezonde leefstijl in Westvoorne is door de GGD geschat op 1.300 personen. Dit is 58% van het totaal aantal 16 tot 35 jarigen. De groep met twee of meer risicofactoren omvat ongeveer 19% van het totaal ofwel 422 personen.

 

Opvallend is dat 92% van de jongvolwassenen in de regio de eigen gezondheid als goed tot uitstekend beoordeelt. Tweederde vindt zijn manier van leven (zeer) gezond. Het is daarmee de vraag in hoeverre jongvolwassenen zich realiseren dat zij ongezond leven. Volgens de factsheet blijkt uit de gezondheidsenquête dat jongvolwassenen zich bewust zijn van hun ongezonde leefstijl en dat de motivatie om beweeggedrag te verbeteren en te stoppen met roken bij een groot deel aanwezig is. Deze conclusie sluit echter niet aan bij de eerder in deze alinea genoemde cijfers. De factsheet is op dit punt niet eenduidig.

 

3.4Jeugdzorg

Het onderzoek ‘Kinderen in Tel’ geeft inzicht in het gebruik van geïndiceerde jeugdzorg in de gemeente Westvoorne. De onderzoekers hebben hiervoor gekeken naar het percentage 0 t/m 17 jarigen dat in 2009 en 2010 een nieuwe indicatie tot jeugdzorg heeft gekregen. Dit percentage lag in Westvoorne op 2,48% in 2009 en 2,41% in 2010. Het is daarmee (nagenoeg) gelijk aan het landelijke percentage van 2,41% in 2010.

 

3.5Kindermishandeling

Kinderen in Tel geeft ook informatie over het aantal mishandelde kinderen dat jaarlijks wordt gemeld bij het AMK (Advies- en Meldpunt Kindermishandeling). Dit wordt afgezet tegen het totaal aantal 0-17 jarigen dat in de gemeente woont. Een hoge score op deze indicator is overigens niet per definitie verkeerd; dit kan ook wijzen op succesvol beleid. Het databoek 2012 van Kinderen in Tel laat zien dat er in verhouding weinig melding wordt gemaakt van kindermishandeling in Westvoorne. In 2012 werd volgens deze bron 0,26% van de kinderen in de gemeente mishandeld tegen 0,83% landelijk. Ook op Voorne-Putten scoort Westvoorne hiermee gunstig, evenals Bernisse. Brielle en Hellevoetsluis doen het ook betrekkelijk goed maar Spijkenisse valt hier negatief op.

 

Op grond van deze analyse beoordelen we de gezondheid van jongvolwassenen en het jeugdzorggebruik in Westvoorne in regionaal perspectief als ‘gemiddeld’. De score op de risicofactor ‘kindermishandeling’ is laag.

 

4.Criminaliteit

Tot slot kijken we naar crimineel gedrag als randvoorwaarde voor (veilig) opvoeden en opgroeien. Zowel jeugdigen als ouders/opvoeders kunnen zelf betrokken zijn bij criminaliteit, maar ook slachtoffer worden van criminele activiteiten van anderen. Aan de hand van CBS-gegevens kunnen we de situatie in Westvoorne op deze punten vergelijken met de regiogemeenten.

 

Een recent onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau naar het gebruik van Jeugdzorg wijst uit dat de mate waarin ouders in aanraking komen met de politie één van de factoren is die het sterkst samenhangt met het gebruik van jeugdzorg, naast de financiële situatie en de gezinsvorm. De samenhang met kenmerken van het kind zelf is veel minder sterk. Tegelijkertijd constateert het SCP dat de gevonden verbanden betrekkelijk zwak zijn en niet sterker worden bij een stapeling van de genoemde risicofactoren in één gezin. Het SCP concludeert daarom uit dit onderzoek dat min of meer toevallige omstandigheden er toe leiden dat er voor een jeugdzorgprobleem hulp gezocht wordt. Contacten tussen politie en ouders/opvoeders (n.a.v. verdenkingen tegen de ouders/opvoeders) zijn zo’n toevallige omstandigheid en daarmee een belangrijke vindplaats voor problemen met opvoeden en opgroeien 19 .

 

4.1Slachtofferschap

Om een beeld te krijgen van hoe vaak inwoners van de gemeente Westvoorne slachtoffer zijn van criminele activiteiten van anderen, is gekeken naar het aantal geregistreerde misdrijven per 1.000 inwoners. Uiteraard hoeft dit cijfer niet de hele werkelijkheid weer te geven, dit hangt onder andere ook af van de bereidheid van slachtoffers om aangifte te doen. De tabellen hieronder laten zien dat het totaal aantal geregistreerde misdrijven per 1.000 inwoners in Westvoorne veel lager is dan in de politieregio Rotterdam Rijnmond en in Nederland.

 

SLACHTOFFERSCHAP

aantal geregistreerde misdrijven per 1.000inwoners

totaal

vermogen

vernieling/ beschadiging

bedreiging/

stalking

verlaten

plaats ongeval

rijden

onder invloed

softdrugs

milieu misdrijven

Westvoorne

39,6

22,2

-

-

-

-

-

-

politieregio RR

84,7

49,4

7,1

2,8

8,7

5,4

0,5

-

Nederland

71,5

42,2

9,1

2,1

5,8

3,0

0,7

0,1

Bron: CBS/Statline

 

VOORNE PUTTEN

aantal geregistreerde misdrijven per 1.000inwoners

totaal

vermogen

vernieling/ beschadiging

bedreiging/

stalking

verlaten

plaats ongeval

rijden

onder invloed

softdrugs

milieu misdrijven

Bernisse

35,2

19

-

-

-

-

-

-

Brielle

55,1

27,9

-

-

-

6,9

-

-

Hellevoetsluis

52,1

36,4

7,9

-

4,7

3,5

-

-

Spijkenisse

63,3

31,3

9,2

2,3

7,4

3,3

-

-

Westvoorne

39,6

22,2

-

-

-

-

-

-

Bron: CBS/Statline

 

4.2Geregistreerde (minderjarige) verdachten

De tegenhanger van slachtofferschap is dat men zich zelf schuldig maakt aan criminele activiteiten. Ouders geven hiermee het verkeerde voorbeeld aan opgroeiende kinderen. Een veroordeling kan bovendien ingrijpende gevolgen hebben voor de toekomst van ouders en kinderen. Directe betrokkenheid bij criminele activiteiten kan daarom worden beschouwd als een risicofactor voor (veilig) opvoeden en opgroeien. Om een beeld te krijgen van hoe vaak dit voorkomt, is gekeken naar CBS-cijfers over geregistreerde (minderjarige) verdachten. Een verdenking is uiteraard niet hetzelfde als een veroordeling, en het ontbreken van een officiële verdenking hoeft niet te betekenen dat er niets aan de hand is. De cijfers geven daarmee waarschijnlijk geen compleet beeld van de werkelijkheid.

VERDACHTEN

geregistreerde verdachten

geregistreerde minderjarige verdachten

totaal verdachten

totaal inwoners

verhouding

totaal verdachten

totaal jongeren

<20 jaar

verhouding

jongens

verhouding

meisjes

verhouding

Westvoorne

160

13.992

1,14%

35

2.988

1,17%

35

100%

0

0%

politieregio RR

36.880

1.259.127

2,93%

5.900

287.441

2,05%

4.750

81%

1.150

19%

Nederland

382.555

16.574.989

2,31%

60.575

3.928.334

1,54%

48.585

80%

11.900

20%

 

VOORNE PUTTEN

geregistreerde verdachten

geregistreerde

minderjarige verdachten

totaal verdachten

totaal inwoners

verhouding

totaal verdachten

totaal jongeren

<20 jaar

verhouding

jongens

verhouding

meisjes

verhouding

Bernisse

90

12.404

0,73%

20

2.733

0,73%

15

100%

0

Brielle

360

15.978

2,25%

55

3.515

1,56%

50

91%

5

9%

Hellevoetsluis

645

39.739

1,62%

120

9.008

1,33%

95

79%

25

21%

Spijkenisse

1485

72.244

2,06%

300

16.215

1,85%

245

82%

55

18%

Westvoorne

160

13.992

1,14%

35

2.988

1,17%

35

100%

0

0%

Bron: CBS/Statline

 

Deze cijfers laten zien dat inwoners van de gemeente Westvoorne in verhouding niet zo vaak verdacht worden van criminele activiteiten. Jonge verdachten waren bovendien allemaal van het mannelijk geslacht.

 

Dit beeld kan worden vergeleken met het beeld dat naar voren komt uit ‘Kinderen in Tel’ en gebaseerd is op een andere database (de ‘zakenregistratie’ van het Openbaar Ministerie). In dit onderzoek wordt gekeken naar het aantal 12 tot en met 21-jarigen dat als verdachte is gehoord en van wie de zaak door het Openbaar Ministerie is afgehandeld, als percentage van het totaal aantal jongeren in deze leeftijdscategorie dat in de gemeente woont. In 2009 bedroeg het landelijke percentage 2,9%. Westvoorne zat hier met 1,79% duidelijk onder. Ook Brielle en met name Bernisse hebben betrekkelijk weinig minderjarige verdachten. Hellevoetsluis en Spijkenisse scoren daarentegen wat negatiever op dit kenmerk.

 

Op grond van deze gegevens concluderen we dat ‘criminaliteit’ als risicofactor voor opvoeden en opgroeien in de gemeente Westvoorne minder dan gemiddeld aanwezig is.

 

Bronnen

Tenzij anders vermeld, zijn de gepresenteerde cijfers afkomstig uit de Statline database van het CBS (www.cbs.nl/statline). Deze is geraadpleegd in oktober 2011.

 

Verder zijn voor deze rapportage de volgende bronnen gebruikt:

 

Jaarrapport integratie 2009; Sociaal en Cultureel Planbureau, 26-11-2009.

 

Artikel over het SCP-rapport ‘Voorbestemd tot achterstand? Armoede en sociale uitsluiting in de kindertijd en 25 jaar later’ in: Schuldsanering, tijdschrift voor schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering, oktober 2011.

 

Factsheet leefstijl jongvolwassenen; GGD Rotterdam-Rijnmond, april 2011.

 

Gezondheid in kaart Westvoorne; GGD Rotterdam-Rijnmond, 2010.

 

Jeugdmonitor; www.jeugdmonitor.cbs.nl

 

Jeugdzorg in groeifase; ontwikkelingen in gebruik en kosten van de jeugdzorg; Sociaal en Cultureel Planbureau, oktober 2011.

 

Kinderen in tel; databoek 2012, Verwey-Jonkerinstituut, juni 2012.

 

Regionaal beeld van de jeugd 2011; CBS, 2011.


1

Spangenberg, R., Lampert, M. (2013) De grenzeloze generatie en de eeuwige jeugd van hun opvoeders

2

Definitie CBS: ‘een gezin is een huishouden met één of twee volwassenen en minstens één thuiswonend kind.’

3

Nederlands Jeugdinstituut en Tno (2012 Richtlijn opvoedingsondersteuning voor opvoedingsvragen en lichte opvoedproblemen in de jeugdgezondheheidszorg en CJG.

4

Rooij, T. van, DeFuentes-Merillas ,L., e.a. (2014) Gedragsverslavingen: de stand van zaken in wetenschap en praktijk

5

Jaarverslag biblioheek 2014 (2015) www.debibliotheekopschool.nl

6

Website van ministerie VWS en VNG: www.sportindebuurt.nl

7

Website van ministerie van Veiligheid en Justitie: www.veiligheidshuizen.nl

8

Dykstra (2000), aangehaald in: Jaarrapport integratie 2009 (pag. 296), SCP, 2009.

9

Jaarrapport integratie, SCP. 2009.

10

Schrijvers en Schoenmakers (2008), aangehaald in: Jaarrapport integratie 2009 (pag. 298), SCP, 2009.

11

Bron: Jaarrapport integratie 2009, SCP,2009.

12

Jeugdzorg in groeifase; ontwikkelingen in gebruik en kosten van de jeugdzorg; Sociaal en Cultureel Planbureau, oktober 2011.

13

laag opgeleid betekent in dit geval: een opleiding in categorie 1 ((speciaal) basisonderwijs, lager onderwijs, (v)so, zmlk) of categorie 2 (ambachtsschool, huishoudschool, technisch onderwijs, ito, (individueel) lager beroepsonderwijs (las, lts, leao, lmo, lhno), (individueel) voorbereidend beroepsonderwijs (zoals vbo-administratie, leerbewerken, verkooptechniek, bouwtechniek, landbouw), niet meer dan twee afgeronde leerjaren mavo, havo, vwo).

14

WRR (2007), aangehaald in: Jaarrapport integratie 2009 (pag. 299), SCP, 2009.

15

Jehoel-Gijsbers (2009), aangehaald in: Jaarrapport integratie 2009 (pag. 299), SCP, 2009.

16

Snel et al. (2001), aangehaald in: Jaarrapport integratie 2009 (pag. 298), SCP, 2009.

17

Voorbestemd tot achterstand? Armoede en sociale uitsluiting in de kindertijd en 25 jaar later; SCP, 2011. Zie ook het tijdschrift Schuldsanering van oktober 2011.

18

Bron: Brief van de staatssecretaris van SZW van 30 augustus 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 24515, nr. 205) als gepubliceerd in: Schuldsanering, oktober 2011.

19

Jeugdzorg in groeifase, SCP, 2011.