Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijkerk

Beleidsregel handhaving kwaliteit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijkerk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel handhaving kwaliteit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
CiteertitelBeleidsregel handhaving kwaliteit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Nijkerk
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-11-2022nieuwe regeling

01-11-2022

gmb-2022-505357

1275186

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel handhaving kwaliteit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk;

 

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat: deze beleidsregels een uitwerking is van de Verordening Maatschappelijk ondersteuning 2021 inzake de toezicht op de kwaliteit van de maatwerkvoorzieningen en het Toezicht- en handhavingsbeleid Wmo “Voor het toezicht op de kwaliteit van de ondersteuning in het kader van de Wmo 2015”.

 

Besluit:

 

vast te stellen de Beleidsregel handhaving kwaliteit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

- Aanbieder:

aanbieder in de zin van de Wmo 2015

- College:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk.

- Directeur Publieke Gezondheid:

de directeur van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

- Externe toezichthouder:

bij aanwijzingsbesluit de Directeur Publieke Gezondheid.

- Pgb:

persoonsgebonden budget.

- Toezichthouder:

externe toezichthouder van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden.

- Wmo 2015:

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

- Zorgaanbieder:

aanbieder in de zin van de Wmo 2015 (gecontracteerde aanbieder) en pgb-aanbieder

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze beleidsregel is van toepassing bij overtreding van de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens de Wmo 2015 over de kwaliteit van voorzieningen.

  • 2.

    Deze beleidsregel is niet van toepassing op het rechtmatigheidstoezicht.

Hoofdstuk 2 Toezicht op de naleving

Artikel 3 Toezicht

  • 1.

    De toezichthouder voert zijn werkzaamheden uit op grond van:

    • a.

      Proactief toezicht;

    • b.

      Reactief toezicht.

Artikel 4 Inspectierapport

  • 1.

    De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van een onderzoek vast in een inspectierapport.

  • 2.

    Een inspectierapport bevat:

    • a.

      de naam, het adres, de postcode van de zorgaanbieder en/of de plaats van de onderzochte vestiging en indien de houder juridisch op een ander adres dan deze vestiging gevestigd is ook de naam, het adres, de postcode en de plaats van die andere vestiging van de houder;

    • b.

      de soort voorziening die is onderzocht;

    • c.

      de vermelding of het toezicht is uitgevoerd door het college of dat het toezicht is uitgevoerd door de Directeur Publieke Gezondheid die namens het college het toezicht heeft uitgeoefend;

    • d.

      de aanleiding voor het onderzoek;

    • e.

      de datum van het onderzoek;

    • f.

      de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd;

    • g.

      de resultaten van het onderzoek;

    • h.

      een advies aan het college.

  • 3.

    De toezichthouder kan besluiten de zorgaanbieder een herstelaanbod te geven.

  • 4.

    Indien de toezichthouder tot het oordeel komt, dat de kwaliteitseisen zoals bepaald bij of krachtens de Wmo 2015 niet zijn of niet zullen worden nageleefd, geeft hij in het inspectierapport aan waarom hiervan sprake is.

  • 5.

    Alvorens het inspectierapport vast te stellen, stelt de toezichthouder de zorgaanbieder in de gelegenheid om van het conceptrapport kennis te nemen en daarover zijn zienswijze kenbaar te maken. De toezichthouder vermeldt de zienswijze van de instelling in een bijlage bij het rapport.

  • 6.

    De toezichthouder zendt het definitieve inspectierapport onverwijld aan de zorgaanbieder en het college.

Artikel 5 Weigeren van medewerkingsplicht

  • 1.

    Indien de zorgaanbieder weigert om medewerking te verlenen aan een onderzoek door een toezichthouder dan kan het college;

    • a.

      een last onder dwangsom opleggen; of

    • b.

      een last onder bestuursdwang opleggen.

  • 2.

    Indien de zorgaanbieder weigert om medewerking te verlenen aan het onderzoek van de toezichthouder, dan kan het college besluiten dat het PGB niet mag worden besteed bij deze zorgaanbieder.

  • 3.

    Indien de zorgaanbieder zijn verplichting op grond van artikel 5.2.2, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 niet nakomt dan kan het college een last onder dwangsom opleggen.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 kan de opzettelijke weigering om medewerking te verlenen aan een vordering van de toezichthouder een strafbaar feit opleveren, in de zin van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 6 Openbaarmaking inspectierapport toezichthouder en (handhavings-)maatregelen

  • 1.

    Het definitieve inspectierapport en eventuele opgelegde (handhavings-)maatregelen worden openbaar gemaakt.

  • 2.

    Het college informeert de zorgaanbieder over het voornemen om het inspectierapport en eventuele opgelegde (handhavings-)maatregelen openbaar te maken. De zorgaanbieder wordt in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

  • 3.

    Het college neemt een besluit over de openbaarmaking. De feitelijke openbaarmaking vindt plaats twee weken na de bekendmaking het besluit over de openbaarmaking, tenzij in deze periode een verzoek om voorlopige voorziening bij de rechtbank is ingediend. In dat geval wordt pas tot openbaarmaking overgegaan nadat op het verzoek om voorlopige voorziening is beslist.

Artikel 7 Openbaarmaking inspectierapport externe toezichthouder

  • 1.

    Het definitieve inspectierapport wordt openbaar gemaakt.

  • 2.

    De Directeur Publieke Gezondheid informeert de zorgaanbieder over het voornemen om het inspectierapport openbaar te maken. De zorgaanbieder wordt in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

  • 3.

    De Directeur Publieke Gezondheid neemt een besluit over de openbaarmaking. De feitelijke openbaarmaking vindt plaats twee weken na bekendmaking van het besluit over de openbaarmaking.

  • 4.

    Bezwaar moet binnen 6 weken worden ingediend bij het college.

Artikel 8 Reactie zorgaanbieder

  • 1.

    De zorgaanbieder kan tot uiterlijk zes weken nadat het besluit tot openbaarmaking aan hem bekend is gemaakt zijn reactie op de openbaar te maken informatie kenbaar maken. De reactie is schriftelijk en bevat ten hoogste 200 woorden.

  • 2.

    De reactie van de zorgaanbieder wordt zo spoedig mogelijk openbaar gemaakt, zo mogelijk in samenhang met de openbaar gemaakte informatie. De reactie blijft beschikbaar zolang de openbaar gemaakte informatie beschikbaar is.

  • 3.

    Onderdelen van de reactie die (bijzondere) persoonsgegevens, bedrijfsnamen of bedrijfsgegevens van derden, reclame-uitingen, dan wel strafbare of aanstootgevende teksten bevatten, worden niet openbaar gemaakt.

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing bij openbaarmaking door de externe toezichthouder.

Artikel 9 Duur openbaarmaking

  • 1.

    De openbaar gemaakte informatie blijft gedurende vijf jaar na het besluit tot openbaarmaking beschikbaar.

  • 2.

    Het college/de Directeur Publieke Gezondheid verwijdert de informatie als het besluit tot openbaarmaking wordt ingetrokken en deze intrekking onherroepelijk is geworden.

Artikel 10 Schakelbepaling

Het college kan besluiten tot het openbaar maken van een inspectierapport over calamiteiten. Hierop is het bepaalde in artikel 6, 8 en 9 van toepassing.

Artikel 11 Jaarlijkse rapportage

Het college ontvangt jaarlijks een verslag van de werkzaamheden van de toezichthouder. In het verslag worden voorstellen en aanbevelingen gedaan ter verbetering van kwaliteit. Tevens worden er voorstellen gedaan ten aanzien van het prioriteringsbeleid en/of thematische onderzoek.

Hoofdstuk 3 Gemeentelijk ingrijpen

Artikel 12 (Niet) opvolgen van advies

Het college kan afwijken van het advies van de toezichthouder.

Artikel 13 Vormen van handhaven

  • 1.

    Indien de zorgaanbieder niet in overeenstemming handelt bij of krachtens de Wmo 2015 heeft het college de mogelijkheid om een informeel traject of een herstellend traject op te starten. Het college streeft naar herstel bij constatering van een overtreding.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van handhavingstraject hanteert het college de volgende stappen:

  • stap 1: schriftelijke waarschuwing/norm overdragend gesprek (informeel);

  • stap 2: aanwijzing (herstellend);

  • stap 3: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang (herstellend);

  • stap 4: maatregel(en) opleggen (herstellend).

  • 3.

    Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een maatregel in het handhavingstraject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4.

    Een informeel traject kan zonder een voorafgaand inspectierapport worden ingezet.

  • 5.

    Een maatregel opleggen zoals bedoeld in artikel 21 kan al plaatsvinden bij stap 2.

  • 6.

    Voor het niet onverwijld (zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee werkdagen na constatering van de calamiteit of het geweldsincident) melden van een calamiteit of geweldsincident kan het college een herstellend traject inzetten.

  • 7.

    De keuze voor een informeel- of herstellend traject wordt gebaseerd op gebaseerd op de beoordelingsvariabelen en wegingsfactoren die zijn opgenomen in bijlage 1.

Hoofdstuk 4 Informeel traject

Artikel 14 Algemeen

  • 1.

    Indien een zorgaanbieder niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 kan het college een informeel traject starten. Het informeel traject omvat advies- en stimuleringsmaatregelen en/of corrigerende maatregelen en/of privaatrechtelijke maatregelen.

  • 2.

    Afhankelijk van de ernst van de overtreding en de bereidheid van de zorgaanbieder om de overtreding te beëindigen kan het college de volgende corrigerende maatregelen opleggen:

    • a.

      een norm overdragend gesprek voeren;

    • b.

      een waarschuwing geven.

  • 3.

    Indien de overtreding hiertoe aanleiding geeft, besluit het college om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het informele traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

Hoofdstuk 5 Herstellend traject

Artikel 15 Algemeen

  • 1.

    Indien een zorgaanbieder niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 kan het college een formeel traject starten. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding, voorkoming van herhaling van de overtreding of het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van overtreding.

  • 2.

    Een herstellend traject start met een aanwijzing tenzij er redenen zijn om dit traject over te slaan.

  • 3.

    Bij het uitvoeren van het herstellend traject legt het college één van de volgende bestuurlijke sancties op:

    • a.

      last onder bestuursdwang; of

    • b.

      last onder dwangsom.

  • 4.

    Het college legt bij overtreding een last onder dwangsom op, tenzij het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen zich hiertegen verzet. Dit doet zich in ieder geval voor als uit het inspectierapport blijkt dat de veiligheid van cliënten in gevaar komt.

Artikel 16 Voornemen last onder bestuursdwang of dwangsom

  • 1.

    Het college informeert de zorgaanbieder over het voornemen om een last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen. De zorgaanbieder wordt in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.

  • 2.

    In het voornemen wordt opgenomen:

    • a.

      welke overtredingen zijn geconstateerd;

    • b.

      welke bestuurlijke sanctie het college voornemens is op te leggen;

    • c.

      wat de voorgenomen begunstigingstermijn is voor beëindiging van de overtreding; en

    • d.

      dat overeenkomstig deze beleidsregel het sanctiebesluit en het inspectierapport openbaar worden gemaakt.

  • 3.

    Bij een voorgenomen last onder dwangsom wordt vermeld wat de hoogte is van de voorgenomen dwangsom.

  • 4.

    Toepassing van dit artikel kan achterwege worden gelaten voor zover de vereiste spoed zich daartegen verzet.

Artikel 17 Hoogte last onder dwangsom

  • 1.

    De dwangsom wordt vastgesteld als bedrag dat ineens wordt verbeurd.

  • 2.

    De hoogte van de dwangsom wordt bepaald aan de hand van de aard en de ernst van de overtreding:

    • a.

      aard en ernst is klein: € 1.000,00;

    • b.

      aard en ernst is gemiddeld: € 2.000,00;

    • c.

      aard en ernst is groot: € 5.000,00.

  • 3.

    Indien de totale dwangsom op basis van deze beleidsregel zou uitkomen op een bedrag hoger dan € 25.000,00 dan beoordeelt het college of deze evenredig is gelet op het beoogd effect. Het college kan zo nodig een procentuele korting toepassen.

Artikel 18 Begunstigingstermijn

  • 1.

    De duur van de begunstigingstermijn is afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding:

    • a.

      aard en ernst is klein: maximaal 3 maanden;

    • b.

      aard en ernst is gemiddeld: maximaal 6 weken;

    • c.

      aard en ernst is hoog: maximaal 2 weken.

  • 2.

    Het college beoordeelt na afloop van de begunstigingstermijn of de overtreding ongedaan is gemaakt.

Artikel 19 Preventieve last

Het college kan preventief een last onder dwangsom opleggen, indien overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dit moet blijken uit de feiten en omstandigheden van het geval.

Artikel 20 Recidive

  • 1.

    Als na het verbeuren van een dwangsom de overtreding niet is beëindigd, kan het college een nieuwe last onder dwangsom of bestuursdwang opleggen.

  • 2.

    Bij recidive wordt de last onder dwangsom verdubbeld. Er is sprake van recidive als voor dezelfde overtreding eerder een last onder dwangsom is opgelegd. Hierbij wordt teruggekeken over een periode van twee jaar, gerekend vanaf het moment dat de nieuwe last onder dwangsom wordt opgelegd.

Artikel 21 Aanvullende maatregelen

  • 1.

    Als er sprake is van een overtreding kan het college de volgende aanvullende maatregelen nemen:

    • a.

      er wordt een tijdelijke cliëntenstop ingesteld;

    • b.

      de cliënten die bij die organisatie ondersteuning/zorg ontvangen worden elders geplaatst;

    • c.

      het verzilveren van het pgb bij een niet-gecontracteerde zorgaanbieder wordt geweigerd;

    • d.

      de geldende overeenkomsten voor het leveren van zorg in natura met de betreffende aanbieder wordt aangepast, opgezegd of ontbonden, onder de voorwaarden die daarvoor in de overeenkomst zijn bepaald. Het college zal vervolgens verzilveren van het pgb bij de betreffende aanbieder weigeren.

    • e.

      een toekomstige samenwerking wordt (tijdelijk) uitgesloten.

  • 2.

    Het college kan besluiten om andere maatregelen op te leggen.

Artikel 22 Heroverweging aanvullende maatregelen

  • 1.

    Als het college verzilvering van het pgb weigert op grond van artikel 21 kan de zorgaanbieder een verzoek indienen om terug te komen op het genomen besluit.

    Het college kan de voorwaarde stellen dat het verzoek wordt ondersteund door een audit die is opgesteld door een auditor die is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie.

  • 2.

    De audit is niet bindend voor het college.

Hoofdstuk 6 Samenloop

Artikel 23 Verhouding tot het Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd

  • 1.

    Indien het college een kwaliteitsmelding ontvangt over een gecertificeerde instelling in de zin van de Jeugdwet dan wel een jeugdhulpaanbieder, treedt het college in overleg met het Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

  • 2.

    Indien naast gefinancierde jeugdhulp tevens hulp vanuit de Wmo wordt gefinancierd, wordt er samengewerkt tussen de toezichthouder en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Artikel 24 Verhouding tot het strafrecht

  • 1.

    Geconstateerde overtredingen worden in beginsel bestuursrechtelijk afgedaan. Indien een gedraging tevens als strafbaar feit is aangemerkt beoordeelt het college of de geconstateerde overtreding aan het Openbaar Ministerie wordt voorgelegd.

  • 2.

    De gemeente Nijkerk kan ook aangifte doen bij het Openbaar Ministerie als er sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 25 Slotbepaling

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel handhaving kwaliteit Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 Nijkerk”.

Aldus besloten in de collegevergadering van 1 november 2022,

Burgemeester en wethouders van Nijkerk,

de secretaris

de heer D.J. van Huizen

de burgemeester,

de heer mr. drs. G.D. Renkema

Bijlage 1.  

Handhavingsmodel Wmo gemeente Nijkerk, ernstbepaling en proces van toezicht en handhaving.

 

1.1 Handhavingsmodel

De gemeente Nijkerk kent verschillende mogelijke maatregelen (niet uitputtend). Deze zijn in onderstaand handhavingsmodel samengebracht.

 

Afbeelding 1. Type maatregelen en instrumenten

 

Toelichting

De kleuren van de maatregelen en instrumenten en de getraptheid van de afbeelding corresponderen met de zwaarte en proportionaliteit ervan. De getraptheid van de afbeelding impliceert geen volgorde van maatregelen. Een corrigerende maatregel gaat bijvoorbeeld niet vanzelfsprekend vooraf aan een bestuursrechtelijke of tuchtrechtelijke maatregel. Het college hanteert het uitgangspunt van het kabinetsstandpunt op de kaderstellende visie op toezichthouder 2005, zacht waar het kan, hard waar het moet. Dat kan betekenen dat bij een eerste overtreding, naar het zwaarst mogelijke instrument wordt gegrepen al naar gelang van de ernst van de situatie. Bij de keuze van de maatregel speelt de effectiviteit ervan op korte en op langere termijn een rol. Actieve openbaarmaking is een stimulerende maatregel die ook een corrigerende werking kan hebben.

 

1.2Beoordelingsvariabelen en wegingsfactoren

Voor het bepalen welk handhavingstraject zal worden ingezet, spelen de onderstaande wegingsfactoren een grote rol.

  • 1.

    Ernst van de situatie (groot, gemiddeld, klein)

    • Heeft de overtreding direct gevolgen voor de dagelijkse praktijk en de veiligheid, gezondheid of het welbevinden van de client? Of is er sprake van een overtreding met name gericht op beleidsvoering of administratieve eisen die moeten leiden tot verantwoorde ondersteuning.

    • Hoe groot is de omvang van de groep mensen waarop het risico van toepassing is of kan zijn?

  • 2.

    Kans op herhaling van de gebeurtenis of niet verbeteren van de situatie (groot, gemiddeld, klein)

    • Wat is de aard van de overtreding? Er wordt onderscheid gemaakt tussen overtredingen die gelet op hun aard gemakkelijk op korte termijn herhaald kunnen worden en overtredingen die na herstel gewoon hersteld zijn. Bij overtredingen met een herhaalkans op korte termijn kan gedacht worden aan bijvoorbeeld de dagelijkse inzet van beroepskrachten. Een voorbeeld van een overtreding waar na herstel weinig herhaalkans is op korte termijn, is een beleidsplan. Immers als het product eenmaal aangepast is, is de overtreding meteen “blijvend” verholpen en is er weinig risico op herhaling. Tot slot is het mogelijk dat een overtreding op korte termijn kan worden hersteld maar dat er na herstel een gemiddelde kans bestaat op herhaling. Een voorbeeld hiervan is dat er scholing plaatsvindt van het personeel, maar dat deze scholing van het personeel niet periodiek herhaald wordt.

    • Wat is de houding van de zorgaanbieder? (niet-weten, niet-kunnen, niet-willen). Het inzetten van te weinig personeel heeft bijvoorbeeld een directe financieel voordeel voor de zorgaanbieder. Bij deze overtreding kan handhaving met een financiële component (last onder dwangsom) ervoor zorgen dat de zorgaanbieder een prikkel krijgt om daadwerkelijk over te gaan tot herstel van de kwaliteit.

    • Is er sprake is van recidive? Het college beseft dat er weleens sprake kan zijn van een overtreding, maar gaat er daarbij vanuit dat de zorgaanbieder direct maatregelen treft gericht op een zo spoedig mogelijk herstel van de overtreding. Het college is dan ook extra streng in geval van herhaalde overtreding van dezelfde eis (recidive). In geval van recidive zal het college zwaarder sanctioneren. Er zal een kortere hersteltermijn worden gehanteerd en/of een zwaardere handhavingsmaatregel worden ingezet.

Hetzelfde maar toch verschillend

Het college legt een casus langs de wegingsfactoren. Door de beoordeling van de variabelen kan een vergelijkbare situatie toch tot verschillende maatregelen leiden.

 

Bijvoorbeeld:

Thuisorganisatie A voldoet niet aan de resultaatverplichting een ‘leefbaar en schoon huis’. De oorzaak ervan is een griepgolf waardoor veel medewerkers wegens ziekte niet aanwezig kunnen zijn en oproep-of uitzendkrachten niet in voldoende mate beschikbaar zijn. In dit geval kan volstaan worden met een advies- en/of stimuleringsmaatregel.

 

In thuisorganisatie B bestaat hetzelfde probleem, maar daar is de oorzaak dat de raad van bestuur stelselmatig te weinig personeel inzet om geld aan andere (ook belangrijke) zaken te kunnen besteden. In dit geval komt het college wellicht tot een corrigerende maatregel. Hier is het element ‘niet kunnen’(onvoldoende personeel wegens griepgolf) en ‘niet willen’ (kiezen voor andere prioriteiten) van doorslaggevend belang voor de maatregelenkeuze.

 

Het college bepaalt zijn keuze aan de hand van het effect dat hij van de maatregel verwacht in relatie tot het doel dat hij wil bereiken en in de context die hij aantreft.

 

In ernstige gevallen zal het college in een multidisciplinair overleg tot een keuze voor een maatregelkomen. Het college zorgt ervoor dat in zijn processen de beoordeling transparant, objectief en reproduceerbaar is.

 

Bij de afweging welk type maatregel wordt ingezet, hanteert het college als richtlijn onderstaande matrix.

 

Ernst van de situatie: type schade x omvang

 

Uitgangspunt vormen de hieronder genoemde 5 D’s: ontevredenheid, ongemak, ziekte, beperking en dood voor bepaling van het type schade. Bepaling van de schade, gecombineerd met de omvang van de populatie waarop het risico van toepassing is of kan zijn (groot, gemiddeld of klein) geeft inzicht in de ernst van de situatie.

 

Tabel 1.: Ernstbepalingsschema

 

Toelichting

De kleuren in dit ‘ernstbepalingsschema’ geven de mate van ernst van de situatie aan: rood is zeer ernstig, oranje is ernstig en geel is het minst ernstig. De lijnen suggereren strikte scheiding, maar in de praktijk zijn de grenzen van de gekleurde vakjes niet zo absoluut. Ongemak en ontevredenheid komen vooral voor in de langdurige zorg die meer gericht is op een optimale kwaliteit van leven. Ook ontevredenheid kan soms ernstig zijn. Een specificatie van het aantal gevallen is niet eenvoudig te geven; ze zeggen ook niet altijd alles. Als er bij een zorgaanbieder met 600 cliënten, 25 cliënten zeer ontevreden zijn, is dat objectief gezien een groot aantal. Maar ten opzichte van het aantal dat ontevreden zou kunnen zijn, is het aantal relatief laag.

 

Het is aan het college om op basis van zijn weging - veelal via bandbreedtes - te komen tot bepaling van de mate van ernst.

 

Tabel 2. Maatregelindicatieschema: bepaling van het type maatregel op basis van ernst van de situatie x kans op herhaling

 

Toelichting

De kleuren in dit ‘maatregelindicatieschema’ geven een indicatie voor het type maatregel dat het college kan opleggen. De grenzen zijn niet altijd even scherp te trekken.

Als het type maatregel aldus is bepaald weegt het college op basis van de feiten van een zaak of deze passend is. De beoordelingssystematiek is een kader waarvan het college op basis van zijn ervaring gemotiveerd kan afwijken als de feiten daartoe aanleiding geven. Binnen de gekozen maatregel kan het college nog kiezen voor een lichter of zwaarder instrument.

De matrix is een kader dat het college gebruikt ter motivering van de acties die het onderneemt. Op deze manier wordt er gekozen voor de best passende oplossing.

 

1.3 Proces van toezicht en handhaving

In onderstaand processchema is inzichtelijk gemaakt welke stappen er volgen naar aanleiding van een oordeel van de toezichthouder Wmo op basis van onderzoek naar de kwaliteit van ondersteuning. In bijzondere gevallen kan hiervan worden afgeweken.

 

Afbeelding 2.: Processchema toezicht en handhaving