Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Halderberge

Inspirerend Verleden Beleidsnota Cultureel Erfgoed Halderberge

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHalderberge
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingInspirerend Verleden Beleidsnota Cultureel Erfgoed Halderberge
CiteertitelBeleidsnota cultureel erfgoed Halderberge
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-11-2011nieuwe regeling

05-07-2011

9 november 2011, Halderbergse Bode

Tekst van de regeling

Intitulé

Inspirerend Verleden Beleidsnota Cultureel Erfgoed Halderberge

SAMENVATTING

Erfgoed en identiteit

In de monumentale objecten en het landschap van Halderberge is nog veel terug te vinden van de geschiedenis en de ontwikkeling van de streek. Monumenten en het historische landschap vormen als het ware de beelddragers van de Halderbergse identiteit. De dorpen en het buitengebied van Halderberge zijn enerzijds door allerlei ontwikkelingen sterk gewijzigd, maar anderzijds is er ook veel hetzelfde gebleven. De kunst is nu om bij al die veranderingen het karakter van Halderberge te koesteren en te versterken.

 

Visie en doel

Het gemeentebestuur van Halderberge wil naar een beleid waarin sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen Halderberge. De centrale visie van deze nota luidt: cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Halderberge en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge, waardoor ontmoetingen van heden en verleden gelden als uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst.

 

Gemeentelijk profiel

De gemeente Halderberge is op 1 januari 1997 ontstaan uit een samenvoeging van de gemeente Hoeven, bestaande uit de kerkdorpen Bosschenhoofd en Hoeven, de gemeente Oudenbosch en de gemeente Oud en Nieuw Gastel bestaande uit de kerkdorpen Oud Gastel en Stampersgat. In het landschap is de ontstaansgeschiedenis van Halderberge nog duidelijk zichtbaar. Mede hierdoor zijn er in Halderberge ook veel typen landschap ontstaan. Het meest in het oogspringende aspect van het landschap is het contrast van de openheid aan de ene kant en het gesloten karakter aan de andere kant. Tegenover de openheid van het zeeklei gebied staat het min of meer besloten karakter van de hoger gelegen zandgronden met de daarop beeldbepalende kernen.

 

Huidige erfgoedbeleid

In 1997 is de Nota Monumentenbeleid gemeente Halderberge, Een toekomst voor het verleden, door de raad van Halderberge vastgesteld. Hoewel deze nota alweer ruim tien jaar oud is voorziet de nota in een aantal beleidsdoelstellingen en acties die voor een deel nog steeds actueel zijn. Met betrekking tot de eerste beleidsdoelstelling om een optimaal gemeentelijk stelsel te ontwikkelen kan vastgesteld worden dat deze doelstelling is gehaald. Er is een adequaat gemeentelijk monumentenstelsel opgesteld met instrumenten die de reguliere gemeentelijke monumentenzorgtaak vormgeven: een monumentenverordening, een monumentencommissie en een subsidieverordening. Het fundament voor het gemeentelijke erfgoedbeleid is hiermee gelegd. Nu dient het beleid verder uitgebouwd en geoptimaliseerd te worden. Met betrekking tot de twee andere beleidsdoelstellingen dient geconstateerd te worden dat er nog veel winst te boeken is. Het integreren van cultuurhistorie in andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening is in de afgelopen periode in beperkte mate gerealiseerd. Ook het opzetten van projecten ter bevordering van draagvlak voor cultuurhistorie heeft incidenteel plaatsgevonden.

 

Speerpunten nieuw erfgoedbeleid

In deze nota wordt de huidige stand van zaken m.b.t. monumentenzorg besproken en worden voorstellen gedaan om te komen tot een adequaat, integraal en actief gemeentelijk beleid op het gebied van monumentenzorg. Bij het maken van beleidskeuzen moet het cultuurhistorisch aspect meer dan tot nu toe het geval is geweest een prominentere rol krijgen, die verder gaat dan alleen de zorg voor een bepaald monumentaal object. Deze gedachte sluit tevens aan op internationale, nationale en provinciale ontwikkelingen. Daarnaast verdient het huidige uitvoeringskader een actualisering. Om te komen tot een adequaat, integraal en actief monumentenbeleid dient de inzet van de gemeentelijke monumentenzorg voor de komende jaren met name gericht te zijn op de volgende activiteiten:

 

  • Zorg voor het erfgoed

    Motivatie: met het oog op een verdere decentralisatie van taken met betrekking tot erfgoed en monumentenzorg is de gemeente nu nog meer verantwoordelijk voor haar eigen erfgoed. Om hier op een goede manier invulling aan te kunnen geven dienen de reguliere uitvoeringstaken geactualiseerd en geoptimaliseerd te worden. Vergunningverlening en handhaving vormen de belangrijkste instrumenten

  • Kennis van cultuurhistorische waarden - de erfgoedvoorraad

    Motivatie: om een goed en doelmatig beleid te kunnen voeren is kennis van het eigen erfgoed van essentieel belang. Een goede, volledige en actuele inventarisatie van alles wat cultuurhistorisch van belang is ontbreekt tot nu toe. Dit geldt voor beschermde gebouwen, voor archeologische terreinen, voor cultuurhistorische landschapselementen en zeker voor historische structuren. Kennis van zaken bevordert de kwaliteit van de besluitvorming, zelfs als deze leidt tot de keuze om historische objecten of structuren prijs te geven.

    Eén van de speerpunten van het nieuwe beleid is dan ook de kennis van de erfgoedvoorraad uit te breiden.

  • Halderberge in beweging – erfgoed en ruimtelijke ontwikkelingen

    Motivatie: bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen dient cultuurhistorie een volwaardige plaats én inbreng te krijgen. Derhalve dient er een gedegen kennis van de aanwezige cultuurhistorische / monumentwaarden verkregen te worden. Cultuurhistorische waarden en ontwikkelpotenties van het erfgoed kunnen leidraad van en inspiratiebron zijn voor nieuwe ontwikkelingen, die daarmee aan (belevings) kwaliteit winnen. In de komende beleidsperiode wordt ingezet op het tijdig inbrengen van de erfgoeddiscipline in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen.

  • Ontwikkelen cultuurtoerisme

    Motivatie: Halderberge heeft veel potentie op het gebied van toerisme en recreatie. Cultuurhistorie vormt een belangrijk onderdeel van de toeristisch-recreatieve kwaliteit van het gebied. Een uitdaging én kans dus die “moet” worden aangegrepen! Op een aantal plekken in de gemeente is hiervan reeds sprake zoals de website “waarbrabantbegint.nl”, maar er zijn volop kansen om dit verder uit te bouwen.

  • Draagvlakverbreding cultuurhistorie: de ontsluiting van het Halderbergs erfgoed

    Motivatie: een grotere betrokkenheid van monumenteigenaren en publiek is essentieel voor een vitaal cultuurhistorisch beleid. Het vormt de basis om de hierboven genoemde doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Daarom is het belangrijk om participatie, educatieve projecten en publieksgerichte activiteiten te bevorderen. De kennis van het Halderbergs erfgoed moet goed, overzichtelijk en eenvoudig toegankelijk zijn.

Capaciteit en middelen

Ten aanzien van de beschikbaarheid van capaciteit en middelen zijn enige impulsen wenselijk. Gezien de huidige bezuinigingsopgave van de gemeente is dit echter niet haalbaar. De totale formatie voor monumentenbeleid/ erfgoedbeleid bij de afdeling REZ is op dit moment ongeveer 0,3 fte (Ruimtelijk beleid: 1100 uur, Ruimtelijk Beheer: 200 uur). De uitbreiding van taken (o.a. advisering ruimtelijke plannen, toezicht en begeleiding restauraties en draagvlakverbreding) en de uitvoering van verschillende projecten in het kader van deze erfgoednota (o.a. inventarisatie cultuurhistorisch erfgoed) zal binnen de huidige formatie worden opgepakt. Omdat de formatie voor monumentenbeleid/ erfgoedbeleid gelijk blijft zal er een prioritering voor de taken en de projecten worden aangebracht. Tevens zal de werklast de komende jaren worden gemonitord.

 

Voor de concrete invulling van de benodigde middelen voor deze eenmalige acties wordt verwezen naar bijlage 1: “ Overzicht beleidsvoorstellen en acties”.

1. ERFGOED EN IDENTITEIT

 

De Halderbergse identiteit

In de monumentale objecten en het landschap van Halderberge is nog veel terug te vinden van de geschiedenis en de ontwikkeling van de streek. Monumenten en het historische landschap vormen als het ware de beelddragers van de Halderbergse identiteit. Het zijn deze materiële overblijfselen (boerderijen, kerken en kloosters), en de immateriële overblijfselen ( verhalen van vroeger) van onze maatschappelijke ontwikkeling, die wij waardevol vinden voor ons gemeenschappelijk geheugen en identiteit. Samen vormen zij ons cultureel erfgoed.

 

Erfgoed moet niet gezien worden enkel en alleen als materiële resten uit een voorbije tijd, slechts interessant voor een enkele liefhebber. Erfgoed geeft betekenis aan ons leven vandaag de dag en vormt een prachtig anker voor een gevoel van trots op onze woonplaats, onze regio, onze provincie, ons land.

 

Ons verleden en ons heden zeggen beiden iets over wie wij vandaag zijn, over onze identiteit.

En niet alleen over wie we zijn, maar ook en misschien wel vooral over wie we zouden willen zijn. Erfgoed is daardoor een vorm van betekenisgeving: het is datgene waaraan mensen een betekenis hebben toegekend die boven de tijd en de oorspronkelijke betekenis uitstijgt.

 

De dorpen en het buitengebied van Halderberge zijn enerzijds door allerlei ontwikkelingen sterk gewijzigd. Denk maar aan de ruilverkaveling en de intensivering van de landbouw in het buitengebied en bijvoorbeeld de uitbreidingen van de dorpen in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Anderzijds is er ook veel hetzelfde gebleven. De kunst is nu om bij al die veranderingen het karakter van Halderberge te koesteren en te versterken. Bij het maken van beleidskeuzen dient het cultuurhistorisch aspect meer en meer een– prominente – rol te krijgen. Een rol die verder gaat dan alleen de zorg voor een bepaald monumentaal object, maar die zich ook uitstrekt naar historisch-stedenbouwkundige structuren,

cultuurlandschappen en archeologische waarden met als doel het bevorderen van de kwaliteit van de leefomgeving. Belangrijk uitgangspunt hierbij dient het concept “behoud door ontwikkeling” te zijn. Niet het bevriezen van objecten of waardevolle structuren in een bepaalde (historische) toestand, maar de (door)ontwikkeling is de “drager” voor het behoud van deze waardevolle zaken. Daaraan wil deze erfgoednota bijdragen.

 

De rijksoverheid heeft in de “Nota Belvedere” de relatie tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting uiteengezet. In deze nota geldt als uitgangspunt dat de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend dient te zijn voor de inrichting van de ruimte. Gemeenten, dus ook Halderberge, vervullen een belangrijke rol in het realiseren van deze ambitie. Gemeentelijk monumenten- en archeologiebeleid is daarvoor een voorwaarde.

 

Maar het erfgoed/ de cultuurhistorie is niet het enige belang dat de gemeente Halderberge in het beleid van ruimtelijke ontwikkeling mee moet nemen. De gemeente Halderberge heeft te maken met conflicterende belangen. De druk op de schaarse ruimte is groot, terwijl verwacht wordt dat alle betrokken belangen bij het ontwikkelen van het ruimtelijk beleid worden afgewogen. Daarnaast bieden monumenten ook kansen voor het handhaven, respectievelijk vergroten van de ruimtelijke kwaliteit, de toeristische en recreatieve aantrekkelijkheid van de gemeente Halderberge en impulsen voor de dorpsvernieuwing.

 

Actualiseren en verbreden huidige erfgoedbeleid

In het zelfde jaar dat de voormalige gemeenten Hoeven, Oudenbosch en Oud en Nieuw Gastel opgingen in de nieuwe gemeente Halderberge stelde de raad van de nieuwe gemeente de Nota Monumentenbeleid gemeente Halderberge, Een toekomst voor het verleden vast. De nota vormde een belangrijke eerste stap naar een zelfstandig gemeentelijke monumentenbeleid.

Hoewel een aantal doelstellingen uit de nota zijn gerealiseerd zijn andere (sub)doelstellingen nog steeds actueel. De nieuwe erfgoednota is een actualisering, verscherping en verbreding van het in 1997 ingezette erfgoedbeleid.

 

Visie en doel

Om een beeld te krijgen van waar Halderberge staat en wat Halderberge wil, met andere woorden wat de ambities van Halderberge zijn, kan verwezen worden naar het beleidsdocument “Gemeente Halderberge, De StructuurvisiePlus” van de gemeente. De StructuurvisiePlus is een uitwerking van de in mei 1997 vastgestelde structuurvisie. De oorspronkelijke eerste versie uit 1999 is vernieuwd in 2001. Het is de bedoeling dat in 2010 gestart gaat worden met het opstellen van een nieuwe structuurvisie voor de gemeente.

 

In de versie van de Structuurvisie uit 2001 wordt een duurzaam kwaliteitsbeeld gegeven voor de hoog en laagdynamische lagen van de ruimtelijke structuur van de gemeente zoals water- hydrologie, landschappelijke structuur, natuur, cultuurhistorie, landbouw en infrastructuur. In het ruimtelijk toekomstbeeld 2020 worden als sterke punten genoemd:

  • de landschappelijke en cultuurhistorische rijkdom;

  • het gebied als groene oase omringd door sterk ontwikkelende stedelijke gebieden;

  • het goede voorzieningen niveau.

De beleidsdoelen richten zich op het behouden en versterken van deze sterke punten van Halderberge. De speerpunten hierbij zijn:

  • behoud en versterking van de onderscheidende identiteit van de dorpen en het landschap en daar waar kansen voordoen deze daadwerkelijk benutten;

  • verhogen van de kwaliteit van het voorzieningen niveau en de leefbaarheid van de gemeente. Het cultuurhistorisch potentieel biedt kansen om de leefbaarheid te verhogen;

  • bij de ontwikkeling van de sector recreatie en toerisme vormen de dorpscentra en het potentieel van het landschap (buitengebied) belangrijke pijlers.

Het gemeentebestuur van Halderberge streeft naar een beleid waarin sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Halderberge. Door het voeren van een actief beleid ten aanzien van het cultuurhistorische erfgoed kan naast het wetenschappelijke belang het maatschappelijke belang van de aanwezige cultuurhistorische waarden worden onderkend. Het maatschappelijke belang wordt vooral gediend door het educatieve en voorlichtende aspect van actief beleid.

 

Het is van groot belang dat de diverse betrokken afdelingen binnen de gemeentelijke organisatie gaan werken vanuit de gedachte dat bouwkundige, archeologische en historisch geografische waarden, zo vroeg mogelijk binnen het proces en in relatie met elkaar worden beoordeeld, teneinde een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit en zo veel mogelijk historische waarden binnen de gemeente te handhaven. In dit proces dient cultuurhistorie gezien en gebruikt te worden als ontwikkelingskans en niet als beperking van de gewenste ontwikkeling. De gemeente dient hierin zelf haar voorbeeldfunctie op te pakken.

 

De centrale visie van deze nota luidt:

Cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Halderberge en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge. Ontmoetingen van heden en verleden vormen een uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst.“Behoud door ontwikkeling” is hierbij het uitgangspunt.

2. GEMEENTELIJK PROFIEL

 

Panorama Halderberge

De gemeente Halderberge is op 1 januari 1997 ontstaan uit een samenvoeging van de gemeente Hoeven, bestaande uit de kerkdorpen Bosschenhoofd en Hoeven, de gemeente Oudenbosch en de gemeente Oud en Nieuw Gastel bestaande uit de kerkdorpen Oud Gastel en Stampersgat. Dit was het gevolg van de gemeentelijke herindeling in de provincie Noord-Brabant. De gemeente wordt grofweg begrensd door de rivier de Dintel en de Mark in het noorden, de Laakse vaart en Kibbelvaart aan de oostzijde en het Mark-Vlietkanaal in het westen. De zuidgrens is wat minder duidelijk te omschrijven en bestaat uit een denkbeeldige lijn ten noorden van de dorpskern Zegge en een gedeelte van de snelweg A58.

 

De ontwikkelingsgeschiedenis

Vanaf het jaar 1275 wist de cisterciënzer abt van St. Bernard te Hemiksem in het gebied Gastel, Hoeven en Oudenbosch allerlei rechten en goederen te verkrijgen. De schenking in december van dat jaar door Arnout van Leuven, heer van Breda, markeert de entree van de abdij in de regio. Vanaf dat moment werd ook begonnen met de ontginning en ontwikkeling van het gebied. In een akte van 6 december 1298, waarbij de heer van Breda de abt bevestigt in zijn bezit en zijn bestuurlijke en rechtsprekende bevoegdheden, wordt regelmatig gesproken over het Goed van Halderberge. Hieronder wordt verstaan een gebied waarin globaal de voormalige gemeenten Hoeven en Oudenbosch, en een deel van Oud en Nieuw Gastel lagen. Tussen de twaalfde en de zestiende eeuw ontwikkelden de dorpskernen zich in het gebied.

 

De kern Oudenbosch

Oudenbosch is als verkeersnederzetting ontstaan op de grens tussen de hoge zandgrond en de lagere klei. Door het overwegende handelskarakter is de vorm van de nederzetting als een vlek te karakteriseren. Daarnaast waren er wegverbindingen met Antwerpen over Bosschenhoofd en Rucphen, Bergen op Zoom via Roosendaal en Breda via Etten. Sinds het midden van de 15e eeuw mocht men tol heffen en accijnzen op wijn en bier. De kerk verrees kort na 1425 aan de huidige St. Bernaertsstraat, ter hoogte van het kerkhof, maar oorspronkelijk aan de oostelijke rand van de nederzetting.

 

De plattegrond van de vlek is gevormd rondom de oost-west lopende Markt en de St. Bernaertsstraat waarboven ten noordwesten de haven is gelegen. De opzet is tamelijk gecompliceerd met verscheidene dwars-en achterstraten. Aan de zuidkant lagen oorspronkelijk akkers en boerderijen op de hoge gronden, aan de noordzijde bij de haven lag de handelsbuurt en noordelijker de polderboerderijen. De kern droeg hier van oudsher een niet-agrarisch karakter. In straten als de Fenkelstraat, Prof. Van Ginnekenstraat en Kaaistraat doet het beeld met de aaneengesloten bebouwing stedelijk aan. Het centrumkarakter van Oudenbosch blijkt ook uit de aanwezigheid van een (kanton) rechtbank tussen 1810 en 1877.

 

Rond 1830 werden de eerste onderwijsinstellingen gevestigd, die zo sterk uitgroeiden dat de gemeente één van de vooraanstaande Brabantse onderwijsplaatsen werd. Het karakter van de bebouwing is grotendeels bewaard gebleven. Wel zijn hier en daar omwille van de doorstroming van het verkeer hoekpanden op terugliggende rooilijn herbouwd. Binnen Oudenbosch hebben in de hoofdstructuur tot op heden geen ingrijpende wijzigingen plaatsgevonden. Het patroon van straten, wegen en haven is gaaf bewaard gebleven en dateert van opzet van voor 1750. Binnen dit patroon heeft in de periode na 1850 wel een sterke verdichting plaats gevonden. Van groot belang is de ontwikkeling aan de Markt. Hier zijn aanvankelijk achter de bestaande, kleinschalige bebouwing, grote complexen tot stand gekomen, respectievelijk voor de onderwijsinstellingen Saint Louis en Sint Anna en de parochie H.H. Agatha en Barbara. Na 1900 zijn deze complexen door een proces van schaalvergroting en vervanging van delen van de lage bebouwing met markante gevelfronten aan de Markt komen te liggen. De complexen van deze internaten met hun ruime tuinen en de parochiekerk hebben een bijzonder stedenbouwkundige waarde, als een voor Zuid-Nederland unieke manifestatie van het katholieke karakter van deze onderwijsplaats.

De kern Oud Gastel

De Oudendijk dateert uit de 13e eeuw, en is aangelegd op een gordel van natuurlijke hoogten in het landschap. Oostelijke hiervan is de nederzetting Oud Gastel ontstaan op de rand van zeeklei en zandgronden. Veeteelt doet al vroeg zijn intrede aan de kleizijde, de landbouw aan de zandzijde. Dit verklaart de uitgebreide nederzettingsplattegrond. De feodale bewoners van het slot Grimhuisen, dat werd gebouwd rond 1380 aan wat nu de Slotstraat heet, hebben een belangrijke impuls gegeven tot het ontstaan van de nederzetting. In diezelfde tijd ontstaat de eerste R.K. parochie met een stenen kerk aan de Markt. In 1483 wordt deze kerk vervangen door een grotere. Na 422 jaren er gestaan te hebben wordt ook deze kerk afgebroken. De toren bleef staan en in 1905 wordt de huidige St. Laurentiuskerk gebouwd. De N.H. gemeente bouwt in 1811 een eigen kerk aan de Dorpstraat. De huidige kerk is het resultaat van uitbreidingen in 1923 en 1956.

 

De kern Hoeven

Met de stichting van een ontginnings-uithof op de Bovendonk met een door broeders bediende kapel op de Halderberg ontstond op deze hoogte, gelegen tussen de noordelijke natte kleigrond en de zuidelijke zandgronden, een kleine nederzetting. Langs de weg tussen Bovendonk en Etten, die parallel aan de rand tussen het klei- en zandgebied was gelegen, verrees vanaf het einde van de 13e eeuw een reeks hoeven. In verband met de systematische lineaire opzet kan men spreken van een middeleeuwse randhoeven nederzetting. De stedenbouwkundige ontwikkelingen in de periode 1850-1940 die zich in Hoeven hebben voorgedaan zijn over het algemeen zeer kleinschalig van karakter. In de nederzetting Hoeven is de groei, die zich heeft voorgedaan in de genoemde periode, afhankelijk geweest van de ontwikkeling van het reeds vóór 1850 aanwezige Groot-Seminarie Bovendonk op de voormalige uithof.

 

De kern Stampersgat

Stampersgat is een dijkdorp met aanvankelijk slechts bewoning op de dijktaluds. In 1899 wordt het een kerkdorp. In de polder van Nieuw Gastel is vanaf het begin sprake van meekrapwinning en het verbouwen van vlas. Meekrap is een fraaie in die tijd veel gebruikte rode verfstof afkomstig van gestampte wortels van planten. De naam van de nederzetting is afkomstig van deze productiemethode. Na het midden van de 19e eeuw hebben zich verschillende suiker- en zuivelfabrieken zich in Oud en Nieuw Gastel gevestigd.

 

In 1887 zijn er maar liefst drie suikerfabrieken in het gebied, waaronder “de Gastelse Beetwortelsuikerfabriek NV”en de “Suikerfabriek St. Antoine”. Deze twee werden geleid door de sterk sociaal bewogen directeur J.F. Vlekke. Hij weet voor zijn personeel diverse sociale verzekeringen in het leven te roepen waaronder ouderdomspensioen, weduwenpensioen, ziekenkas en een collectieve verzekering tegen invaliditeit en ongelukken (ook buiten het beroep).

Verspreid door het dorp staan diverse daglonershuizen: kleine eenlaagse huizen met een bergruimte voor opslag van landbouwproducten en een stal voor het houden van kleinvee, zoals varkens, schapen kippen en dergelijke, alles onder één doorlopend zadeldak.

 

De kern Bosschenhoofd

Binnen de grenzen van Halderberge is Bosschenhoofd zonder twijfel het jongste dorp. Aan het einde van de Middeleeuwen was er grote bedrijvigheid bij het direct ten noorden van het huidige dorp gelegen turfhoofd Bosschen Hoofd. Het optrekken van bebouwing naast het hoofd was echter verboden. Na 1600 raakte het turfhoofd in onbruik. De nederzetting bij deze voormalige turfvaart is tussen 1600 en 1800 ontstaan toen door de neergaande agrarische conjunctuur veelal werkloze landarbeiders en boerenzonen illegaal een klein deel van de Hoevense Heide ontgonnen en zo een bescheiden nederzetting ontstond aan de weg tussen Oudenbosch en Rucphen. Pas tussen 1840 en 1860 werd het gebied ontsloten en groeide de schaarse bevolking in de heidegehuchten tot één gemeenschap. Tijdens de grote ontginningen aan het einde van de 19e eeuw ontwikkelde het dorp zich voorspoedig. Na de tweede wereldoorlog heeft de nederzetting zich aanvankelijk bescheiden ontwikkeld. Pas na de komst van de grootschalige recreatieve voorzieningen in de directe omgeving, waardoor nieuwe bestaansmiddelen voor de inwoners werden gevonden, breidde Bosschenhoofd zich uit.

 

Het landschap

In het landschap is de ontstaansgeschiedenis van Halderberge nog duidelijk zichtbaar. Het grondgebied van Halderberge kenmerkt zich door de aanwezigheid van veel gradiënten (klei/zand/veen, nat/droog, hoog/ laag, open/gesloten). Mede hierdoor zijn er in Halderberge ook veel typen landschap ontstaan. Het meest in het oogspringende aspect van het landschap is het contrast van de openheid aan de ene kant en het gesloten karakter aan de andere kant. Tegenover de openheid van het zeeklei gebied staat het min of meer besloten karakter van de hoger gelegen zandgronden met de daarop beeldbepalende kernen. In en rond de dorpskernen op de zandgronden is sprake van een half-open landschap dat voornamelijk is ontstaan vanuit een cultuurhistorische achtergrond,

waarbij houtwallen, bomenrijen, geriefthoutbosjes en verspreide bebouwing het landschap een kleinschalig en halfopen karakter hebben gegeven. In het open gebied concentreerde de bebouwing zich oorspronkelijk op en langs de dijken en hoger gelegen gebiedsdelen. De hogere grondwaterstanden in deze lager gelegen gebiedsdelen maakte de aanplant van veewerende houtwallen overbodig. Bovendien waren veel van deze vruchtbare gronden in gebruik voor akkerbouw. Ook de ontstaansgeschiedenis van de vijf kernen van de gemeente Halderberge is nog duidelijk zichtbaar in de ruimtelijke opbouw van de kernen. Elke kern kent een historisch centrum en/ of lintbebouwing van waaruit de kern is uitgebreid.

 

Turfwinning

Op de overgang van zand en klei kwamen vroeger uitgestrekte laagveengebieden voor. De huidige Hoevense Beemden zijn hier nog een restant van. In de ontginning en de ontwikkeling van het gebied zijn drie perioden te onderscheiden: de middeleeuwse ontginningen in het dekzandgebied, de middeleeuwse turfwinning en de latere inpoldering van het zeekleigebied.

De veengebieden werden vooral na 1250 ontveend ten behoeve van de turfwinning. De turf werd afgevoerd via ingewikkelde vaartenstelsels die nu nog deels als waterloop, deels als weg in het landschap herkenbaar zijn. Op het zogenaamde “Turfhoofd” werden de turven gelost en overgeslagen in grotere schepen. Het turfhoofd ten noorden van Bosschenhoofd, met herkenbare delen van turfvaartenstelsels, is hier een fraai voorbeeld van. Ook de nederzetting Nieuwenbosch ten noorden van Oudenbosch en vooral het turfhoofd in Oudenbosch waren vroeger belangrijke overslagplaatsen voor turf. Turfwinning vormde in die tijd één van de belangrijkste inkomstenbronnen voor de streek. De haven van Oudenbosch had hierbij een essentiële rol voor de afvoer van de producten richting de grote steden. Nadat het veen was afgegraven bleven de onderliggende zandgronden over die ten behoeve van de landbouw werden ontgonnen en verkaveld.

 

Ontginningen

In het zuidelijke deel van de gemeente lagen op de zandgronden uitgestrekte heidevelden en hoogveengebieden. De hoogveengebieden werden ontgonnen en de heidevelden werden gebruikt als weidegebieden voor bijvoorbeeld schapen. Aan het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw zijn deze gebieden onder invloed van kunstmest en een sterk toenemende bevolking ontgonnen en gebruikt ten behoeve van houtteelt of de landbouw. Door een explosieve bevolkingsgroei en een modernisering van de landbouw is het landschap in de 20e eeuw sterk veranderd. De landschappelijke kwaliteit staat onderdruk door invloeden van binnenuit en van buitenaf zoals schaalvergroting, ruiverkaveling en de intensivering van de landbouw. Veel cultuurhistorische waarden zijn hierbij verloren gegaan. Toch vormen de cultuurhistorische waarden ook nu nog een belangrijk onderdeel van het landschap. Naast de turfvaarten zijn in dit verband te noemen: lintbebouwingen, ontginningspatronen, dijklichamen en historische beplanting.

 

Het rijke roomse leven: kerken en kloosters

Halderberge is rijk aan religieus erfgoed. Hoewel de andere kernen ook verschillende kerken en andere religieuze objecten herbergen ontleent met name de kern Oudenbosch in sterke mate haar karakter en identiteit aan de religieuze (historische) bouwkunst. Het silhouet van de kern van Oudenbosch wordt sinds ca. 1830 gedomineerd door de koepels van de parochiekerk en de kapel van Saint Louis. De kerk, door P.J.H. Cuypers ontworpen als een variant op de Romeinse Sint Pieter toont weelderige neobarokke vormen en heeft een gaaf interieur met vele altaren en beelden. De bakstenen gewelven en de dito koepel zijn eveneens van groot belang. Markt 66-68 is het na 1885 tot stand gekomen complex van de vroegere Latijnse school, later Collegium Berchmanium. Verder kunnen genoemd worden het instituut Saint Louis, Markt 32-34, een complex van grote cultuurhistorische betekenis, het internaat Sint Anna dat vanaf 1838 tot stand is gekomen en het voormalige juvenaat Sancta Maria aan de Rivièrelaan. De Bovendonk, Hofstraat 8 te Hoeven is een zeer omvangrijk neo-gotisch complex dat tussen 1903 en 1907 onder architectuur van P.J.H Cuypers werd opgetrokken. Het gebouw functioneerde tot 1963 als grootseminarie voor het bisdom Breda.

Boerderijen

Naast de religieuze objecten vormen boerderijen een belangrijke groep binnen de historische bouwkunst in Halderberge. In de gemeente zijn vijf boerderij-typen te onderscheiden: het Westbrabantse type met een vrijstaand woonhuis met naast het woonhuis een Vlaamse schuur, het zelfde type maar dan met aangebouwd woonhuis, het kortgeveltype, het langeveltype en de dijkboerderij. Verschillende huidige boerderijen uit het kleigebied in het westen van de gemeente kunnen in aanleg nog dateren van direct na het ontstaan van de polders. Niet uitgesloten moet worden, dat belangrijke delen van het woonhuis of gebinten van de schuren uit die tijd stammen.

 

Woonhuizen

Een derde belangrijke groep objecten naast de religieuze bouwkunst en de boerderijen vormen de woonhuizen. Naast kleine eenlaagse daglonershuizen, dijkhuizen, brede dorpswoonhuizen zijn er deftige notabelenwoningen te vinden met blokvormige opbouw en detaillering in classicistische en eclectische stijl. Tevens kunnen de jaren ’30 (twintigste eeuw) woningen genoemd worden.

3. ONTWIKKELINGSPERSPECTIEF

 

Internationaal perspectief: Verdrag van Valletta

In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, het Verdrag van Malta, officieel geheten- het “Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed”. Na veel discussie is de implementatie van de Maltawetgeving door middel van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in Nederland vanaf 1 september 2007 van kracht. Hoofdpunten van dat beleid zijn:

  • archeologische waarden moeten beter worden beschermd, archeologie moet deel uit maken van het ruimtelijke ontwikkelingsproces;

  • bestemmingsplannen zijn bij uitstek de middelen om die bescherming vorm te geven;

  • noodzakelijk archeologisch (voor)onderzoek wordt betaald door de verstoorder van het bodemarchief;

  • archeologische bedrijven krijgen de kans het benodigde (voor)onderzoek ook daadwerkelijk uit te voeren.

Landelijke ontwikkelingen

In de in juni 2001 verschenen VNG-nota “Toekomst voor het verleden” worden voorstellen gedaan voor een fundamentele herziening van het stelsel van de monumentenzorg in Nederland. Onder meer wordt aangedrongen op een verdere decentralisatie van taken naar gemeenten. Ook wordt aangestuurd op een grotere betrokkenheid van gemeenten met monumentenzorg. Tevens is in 2007 het ministerie van OCW een discussie gestart over de Modernisering van het Monumentenstelsel (MoMo) in Nederland. De uitkomsten van de discussie over het toekomstige monumentenbeleid in Nederland zijn nog niet uitgekristalliseerd. Inmiddels is al wel duidelijk dat de gemeente meer dan tot nu toe het geval is geweest een cruciale rol binnen de monumentenzorg zal gaan vervullen. Het is van belang om hier tijdig op in te spelen.

 

Nota Belvedère

In 1999 is de Nota Belvedère uitgebracht. Deze nota is tot stand gekomen dankzij vier ministeries die te maken hebben met de inrichting van de ruimte. In deze beleidsnota wordt ingegaan op de relatie tussen cultuurhistorie en de ruimtelijke inrichting. Het uitgangspunt is dat cultuurhistorische waarden een volwaardige rol spelen in ruimtelijke processen. Het credo daarbij is “behoud door ontwikkeling”. Dat wil zeggen: het aanwezige erfgoed vormt een bron van inspiratie voor vernieuwing en verandering. Het doel van dit beleid is het actief behouden en versterken van de cultuurhistorische identiteit. Niet langer aan de zijlijn staan als een beleidsveld dat uitsluitend pleit voor behoud van het bestaande, maar juist actief meedenken met de plannenmakers. In de Nota Belvedère wordt dit omschreven als culturele planologie.

 

Voor het gemeentelijk beleid ligt hierin een grote uitdaging. Cultuurhistorische waarden vormen een inspiratiebron om bij toekomstige ruimtelijke planontwikkeling op voort te bouwen. Dit laatste vormt ook een uitdaging voor de creativiteit van ontwerpers. Anders dan vaak gedacht wordt betekent monumentenzorg niet het bevriezen van een bepaalde (historische) toestand. Om objecten of cultuurhistorisch waardevolle structuren te behouden voor de toekomst is het (her)bestemmen van essentieel belang. In veel gevallen betekent dit ook een (door)ontwikkeling. Om dit te realiseren is samenwerking tussen de verschillende beleidsterreinen van groot belang: ruimtelijke ordening, economie, volkshuisvesting en cultuur.

 

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

De rijksdienst die verantwoordelijk is voor het culturele erfgoed heeft de afgelopen jaren een aantal veranderingen doorgemaakt. In 2006 zijn de voormalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg (Rdmz) en de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) samengevoegd. De nieuwe organisatie ging verder onder de naam Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Nieuw is de aandacht voor cultuurlandschappen. Het rijk vindt het belangrijk dat monumentale waarden, of die nu in gebouwde monumenten of in de bodem zitten, dan wel zijn gematerialiseerd in cultuurlandschappen, worden gekend en beschermd. Op 11 mei 2009 is de naam van de rijksdienst gewijzigd van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten in de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).

 

Rijkssubsidieregelingen

Het subsidiebeleid van de rijksoverheid is sinds 2006 ingrijpend veranderd. Het rijk wil de subsidies voor rijksmonumenten zoveel mogelijk vervangen door het aanbieden van financieringsmogelijkheden, zoals laagrentende leningen via het Nationaal Restauratiefonds en fiscale aftrek. Basis voor de ondersteuning van het rijk is het Besluit Rijksregeling Instandhouding Monumenten (BRIM) van 1 januari 2006. Deze vervangt de restauratieregeling (BRRM) en de onderhoudsregeling (BROM). Tot 2012 is er een overgangsperiode waarin de verschillende categorieën monumenten van de ene regeling naar de andere doorstromen. Het nieuwe rijksbeleid legt het accent op instandhouding en onderhoud en niet meer op herstel en restauratie. Toch is er sprake van een restauratieachterstand, die niet met de rijkssubsidies op grond van het BRIM kan worden weggewerkt. Daarom is in het BRIM een extra voorziening opgenomen, waaruit grotere restauratiewerken (kanjerprojecten) gefinancierd kunnen worden.

 

Van adviesplicht naar adviesbevoegdheid

De adviesplicht van de RACM bij een aanvraag voor een monumentenvergunning is met ingang van 1 januari 2009 een adviesbevoegdheid geworden. Begin 2008 is door de Tweede Kamer een wetsvoorstel aangenomen tot wijziging van de Monumentenwet 1988. In de wetswijziging wordt de ministeriële adviesplicht beperkt tot advisering over aanvragen om een monumentenvergunning waar het onder meer afbraak, reconstructie en herbestemming betreft. De wetswijziging heeft tot doel de procedure voor het verlenen van monumentenvergunningen voor wijzigingen aan rijksmonumenten te vereenvoudigen en gemeenten meer verantwoordelijkheid te geven. Dit houdt onder meer in dat met de inwerkingtreding van de wet alle gemeenten met rijksmonumenten over aanvragen om monumentenvergunningen zelf een besluit dienen te nemen. Tevens dienen deze gemeenten te beschikken over een gemeentelijke monumentenverordening en een monumentencommissie. In de Wetswijziging is opgenomen dat de bij (college)besluit in te stellen commissie zowel onafhankelijk als deskundig op het gebied van monumentenzorg dient te zijn.

 

Erfgoedinspectie

De Erfgoedinspectie bestaat sinds 1 november 2005. Daartoe zijn vier organisaties gefuseerd: de Rijksinspectie voor de Archeologie, de Rijksarchiefinspectie, de Inspectie Cultuurbezit de Rijksinspectie Monumentenzorg. De Erfgoedinspectie waakt op nationaal niveau over een belangrijk deel van het Nederlandse erfgoed. Met het oog op de kwaliteit en het behoud van het nationale erfgoed houdt de inspectie toezicht op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het behoud en beheer van de rijkscollectie, de nationaal beschermde cultuurvoorwerpen en verzamelingen, (archeologische en gebouwde) monumenten, opgravingen/vondsten en beschermde stads- en dorpsgezichten. De Erfgoedinspectie wil vanuit de toezichtrol bijdragen aan de kwaliteit van het behoud en beheer van het nationale erfgoed. Aan de hand van een (risico)analyse en andere signalen stelt de inspectie zwakke plekken in het erfgoed vast (rekening houdend met de politieke prioriteitstelling) en agendeert deze.

 

Modernisering Monumentenzorg (Momo)

Vanwege het belang van het onderwerp voor het gemeentelijke monumentenbeleid wordt de vernieuwing van het huidige monumentenstelsel, de zogenaamde Modernisering van de Monumentenzorg apart besproken. In zijn visie Een lust, geen last. Visie op de modernisering van de monumentenzorg d.d. 28-11-2008, geeft de huidige minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap, de heer Plasterk zijn visie op herziening van het huidige monumentenstelsel. Volgens de minister functioneerde het huidige stelsel goed in de bestuurlijke en ruimtelijke context van de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw. Het huidige stelsel is gebaseerd op de zorg voor een object met historische waarden. Het object is nu de kern van het aanwijzings-,vergunning- en subsidiebeleid. Dit systeem loopt echter tegen grenzen van zijn mogelijkheden aan. In de huidige tijd zijn er andere filosofieën en instrumenten nodig en moet gezocht worden naar een monumentenzorg die past in de huidige maatschappij.

 

Aan de hand van reacties uit het monumentenveld heeft minister Plasterk zijn visie uitgewerkt in een beleidbrief aan de Tweede Kamer (juli 2009). In het nieuwe stelsel dient de monumentenzorg geschraagd te worden door een drietal pijlers:

 

Pijler 1: de verankering van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening

De monumentenzorg is in het huidige stelsel gebaseerd op de sectorale zorg voor objecten en structuren met historische waarden. Het object is nu de kern van het aanwijzing-, vergunning- en subsidiebeleid. Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Eén van die aspecten, naast economie, infrastructuur, groen en welstand is cultuurhistorie.

 

Pijler 2: krachtiger en eenvoudiger sectorale regelgeving

De regeldruk bij aanvragen van vergunningen en subsidies voor monumenten is erg hoog. Volgens de minister dienen in het vernieuwde monumentenstelsel de administratieve lasten zoveel mogelijk beperkt te worden. Dit kan volgens de minister o.a. door een vereenvoudiging van het vergunningensysteem. Concreet houdt dit in dat er een categorie (bouw) – activiteiten zal worden benoemd waarvoor geen vergunning meer nodig zal zijn.

 

Pijler 3: bevorderen herbestemming en herontwikkeling

Het nieuwe stelsel stimuleert (her)gebruik van monumenten en andere bestaande historische gebouwen. Om de cultuurhistorische waarden van deze gebouwen en complexen voort te laten leven en als inspiratiebron te laten dienen, is het belangrijk in het nieuwe stelsel herbestemming te faciliteren.

 

Effecten van Momo op gemeentelijk niveau

Voor de gemeentelijke monumentenzorgpraktijk heeft Momo een groot effect. Hieronder worden enkele hoofdzaken voor gemeenten opgesomd:

  • 1.

    Er dient een gemeentelijke structuurvisie cultuurhistorie worden opgesteld.

  • 2.

    Cultuurhistorie dient te worden opgenomen in bestemmingsplannen.

  • 3.

    De aanwijzing van nieuwe, van rijkswege beschermde stads- of dorpsgezichten wordt afgebouwd.

  • 4.

    De vergunningsprocedure voor kleine ingrepen wordt verkort tot acht weken; de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (UOV) vervalt.

  • 5.

    Voor wijzigingen aan onderdelen van rijksmonumenten zonder historische waarden is geen monumentenvergunning meer nodig.

  • 6.

    Verhoging van het instandhoudingbudget voor rijksmonumenten.

  • 7.

    Vermindering van de administratieve lasten.

  • 8.

    Er worden van rijkswege financiële middelen beschikbaar gesteld bij herbestemming van monumentale gebouwen en complexen .

Conclusie

Belangrijk uitgangspunt voor de vernieuwing van het huidige stelsel is dat burgers (eigenaren en particulier initiatief) meer worden betrokken bij de monumentenzorg. Daarnaast wordt de monumentenzorg meer gebiedsgericht en ontwikkelingsgericht. De vele positieve zaken van het huidige stelsel blijven bestaan of worden verbeterd.

 

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is Wabo inweking getreden. Deze wet heeft consequenties voor de gemeentelijke monumenten- of erfgoedverordening. In de Wabo wordt als definitie voor beschermd monumenten in artikel 1.1. gegeven: “een beschermd monument is en monument als bedoeld in artikel 1 onder d van de Monumentwet 1988”. Dit houdt in dat hiermee alleen de rijksmonumenten worden bedoeld. Dus wordt er in de Wabo niet specifiek aandacht besteed aan gemeentelijke monumenten. Deze vallen onder dezelfde regel als alle andere bouwwerken. Hierdoor geldt dus voor gemeentelijke monumenten de reguliere (dus korte) voorbereidingsprocedure. Om zaken rondom aanvragen betreffende gemeentelijke monumenten goed te kunnen regelen is een aanpassing van de gemeentelijke monumentenverordening nodig. Ook voor het stellen van voorwaarden of voorschriften aan een vergunning, bijvoorbeeld het uitvoeren van bouwhistorisch onderzoek, is het nodig om dit expliciet in de monumentenverordening te regelen. Hiertoe moet een link worden gelegd tussen de gemeentelijke monumentenverordening en artikel 2.22 van de Wabo. Als dit achterwege blijft kan aan het verlangen naar bouwhistorisch onderzoek geen vervolg meer worden gegeven. Een ander aspect dat de nodige aandacht verdient is de afhandelingstermijn van vergunningaanvragen. Die is in beginsel acht weken. Om nog tijd over te houden voor de ambtelijke en bestuurlijke afhandeling zou de advisering door de gemeentelijke monumentencommissie binnen vier weken na ontvangst dienen te geschieden.

 

Provinciale ontwikkelingen

Op provinciaal niveau heeft de zorg voor cultuurhistorie in Noord-Brabant een belangrijke impuls gekregen in de beleidsnota “Cultuurhistorie is een werkwoord: weten, maken, beleven” (2000). Doelstelling van deze nota is: te komen tot een integrale en definitieve inbedding van cultuurhistorie in maatschappelijke structuren en voorzieningen. Getracht werd deze doelstelling te verwezenlijken door het bevorderen van de participatie in cultuurhistorie (o.a. educatieve en toeristisch-recreatieve programma’s). De in september 2000 gepresenteerde en in 2005 geactualiseerde provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart was een verdere concretisering van dat nieuwe beleid.

In de in 2008 uitgebrachte kaderstellende notitie erfgoed “Schatbewaarders van Brabant” is dit beleid verder uitgewerkt. Aansluitend op de landelijke ontwikkelingen richt het nieuwe provinciale beleid zich sterker dan voorheen op cultureel erfgoed in de ruimtelijke context. Een strategische doelstelling van een uitwerking van het bestuursakkoord 2007-2011 “Mooi Brabant” luidt: “Cultuurhistorie een plek geven om de identiteit van de steden en dorpen te accentueren”, met als leidend principe: behoud het goede en versterk de potentie. Ook de interimstructuurvisie van de provincie Noord-Brabant vraagt nadrukkelijk aandacht voor het culturele erfgoed: “Landschappelijke en cultuurhistorische (landschaps) waarden worden gerespecteerd en benut als een inspiratiebron voor de verhoging van de landschappelijke kwaliteit voor het onbebouwde en bebouwde gebied”.

4. HUIDIGE ERFGOEDBELEID

 

Nota Monumentenbeleid

In 1997 is de Nota Monumentenbeleid gemeente Halderberge, Een toekomst voor het verleden, door de raad van Halderberge vastgesteld. Hoewel deze nota alweer ruim tien jaar oud is voorziet de nota in een aantal beleidsdoelstellingen en acties die voor een deel nog steeds actueel zijn.

 

De belangrijkste doelstellingen van de nota zijn:

  • 1.

    streven naar een optimaal instrumentarium, bestaande uit wetgeving, beleidsregels en middelen om het monumentenbeleid voor de gemeente Halderberge adequaat uit te kunnen voeren.

  • 2.

    integreren monumentenzorg in andere beleidsterreinen zoals Ruimtelijke Ordening;

  • 3.

    vergroten maatschappelijk draagvlak voor cultuurhistorie.

Uitvoeringsprogramma en activiteiten

Om de beleidsdoelstellingen handen voeten te geven is een Uitvoeringsprogramma met concrete activiteiten aan de nota toegevoegd. Naast het opstellen van een monumentenverordening, een verordening regelende de samenstelling en werkwijze van de monumentencommissie, vaststellen van een uniforme gemeentelijke monumentenlijst, opstellen van een subsidiebeleid dient een notitie met betrekking tot het instrument Beschermde stads-en dorpsgezichten opgesteld te worden.

 

Behalve het opstellen van de notitie met betrekking tot Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn al de activiteiten gerealiseerd. In de conclusie van de nota wordt nadrukkelijk aangegeven dat het opstellen van een gemeentelijk monumentenbeleid, waarbij monumenten en cultuurhistorie een volwaardige plaats innemen in het gemeentelijke beleid, een groeiproces is wat tijd in beslag neemt.

 

Evaluatie van het huidige beleid

Van belang is te constateren in hoeverre de beleidsdoelstellingen en aanbevelingen die in de beleidsnota staan geformuleerd daadwerkelijk zijn gerealiseerd.

 

Ad 1. Gestreefd dient te worden naar een optimaal instrumentarium, bestaande uit wetgeving, beleidsregels en middelen om het monumentenbeleid voor de gemeente Halderberge adequaat uit te kunnen voeren.

 

Monumentenverordening

De gemeente Halderberge heeft in 2006 een monumentenverordening vastgesteld. Deze verordening verving de eerdere verordening uit 1997. In de monumentenverordening geeft de gemeente duidelijkheid over de wijze van bescherming van monumenten (vergunningprocedure). Daarnaast is in de verordening de procedure geregeld voor het aanwijzen van gemeentelijke monumenten.

 

De monumentencommissie

Op 3 juli 1997 is de Verordening inzake de monumentencommissie voor de gemeente Halderberge vastgesteld. Na een actualisatie van dit besluit in 2006 geldt sinds 23 december 2008 de Regeling inzake de Monumentencommissie gemeente Halderberge. De huidige monumentencommissie van Halderberge heeft vijf vaste commissieleden. Eén lid is ook tevens voorzitter van de commissie. Naast een deskundige op het gebied van de (bouw) historie, zit er een archeoloog, een architect, een restauratiedeskundige en een architectuurhistoricus in de commissie. De commissie vergadert gemiddeld 10 keer per jaar. De onafhankelijkheid wordt gewaarborgd doordat er geen leden van het college of de raad zitting hebben in de monumentencommissie. Uit de diverse interviews is naar voren gekomen dat de huidige monumentencommissie naar tevredenheid functioneert.

 

Monumentenlijst

Na de herindeling in 1997 is gemeente Halderberge gestart met het opstellen van een eigen uniforme gemeentelijke monumentenlijst. Aan de hand van selectiecriteria doe door de monumentencommissie zijn vastgesteld, zijn in totaal 600 panden geïnventariseerd en beoordeeld. Aan de hand van een twaalftal beoordelingscriteria die betrekking hebben op architectonische, bouw- en kunsthistorische betekenis, de planologische, landschappelijke en stedenbouwkundige betekenis en de sociaal- en cultuurhistorische betekenis zijn door de monumentencommissie doormiddel van een puntensysteem panden geselecteerd die voor een opname op de gemeentelijke monumentenlijst in aanmerking komen. Dit heeft geresulteerd in een gemeentelijke monumentenlijst met 126 beschermde objecten. Het merendeel van deze objecten bestaat uit religieuze objecten (kerken en kloosters), woonhuizen en boerderijen. Daarnaast heeft gemeente Halderberge 47 beschermde rijksmonumenten.

 

Subsidieregeling

Eigenaren van gemeentelijke monumenten kunnen een beroep doen op de gemeentelijke tegemoetkomingsregeling. De Subsidieverordening Monumentenzorg 2002 is door de raad in 2002 vastgesteld. Deze regeling verving de eerdere regeling van 27 mei 1999. Op basis van de huidige subsidieregeling kan een subsidie verkregen worden voor zowel onderhoudswerkzaamheden als restauratiewerkzaamheden. De subsidie voor restauratiewerkzaamheden bedraagt 50% van de vastgestelde subsidiabele kosten met een maximum van € 11.350,-. Kerkelijke monumenten vormen een uitzondering. Hiervoor geldt een maximum van € 22.700,-. De subsidie voor onderhoudswerkzaamheden bedraagt 20% van de vastgestelde subsidiabele kosten tot een maximum van € 2.300,-, met uitzondering van een kerkelijk monument. Hiervoor geldt een maximum van € 4.600,-.

 

Ad 2. Integreren monumentenzorg in andere beleidsterreinen zoals Ruimtelijke Ordening

 

Bestemmingsplannen

Het beeld van in hoeverre in de bestemmingsplannen rekening is gehouden met cultuurhistorie is divers. Zo is in de oudere bestemmingsplannen in zeer beperkte mate rekening gehouden met cultuurhistorie. In het meer “recente” bestemmingsplan “Kern Oud Gastel” is al veel meer aandacht voor cultuurhistorische waarden. Zo is in de “Uitwerking Beheersregeling van de Toelichting behorende bij het bestemmingsplan” aandacht voor gemeentelijke monumenten en rijksmonumenten. De rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten staan op de plankaart aangegeven en zijn beschermd door middel van de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening.

 

Landschapsbeleidsplan Gemeente Halderberge Samen voor groen

In 2002 heeft de gemeente Halderberge het Landschapsbeleidsplan Samen voor groen opgesteld. In dit beleidsplan wordt cultuurhistorie nadrukkelijk genoemd als een belangrijk element van de ruimtelijke kwaliteit. Volgens de nota zijn de cultuurhistorische waarden terug te vinden in de landschapsstructuren en landschapselementen. De belangrijkste zijn: de verkavelingsstructuren (zoals de St.Maartenspolder), de turfvaarten; de dijken, de haven van Oudenbosch, het turfhoofd Bosschenhoofd; de wielen (oude dijkdoorbraken) de oude groenelementen in de vorm van laanbeplanting, de houtwallen en de geriefthoutbosjes. De beleidvisie van de nota richt zich op het behouden en versterken van landschappelijk- cultuurhistorische waarden en elementen. Deze waarden en elementen dienen ingezet te worden ter bevordering van recreatie en toerisme en natuur en landschap. Tevens dient de beeldkwaliteit van markante punten bewaakt en versterkt te worden. In het uitvoeringsprogramma worden verschillende projecten opgevoerd ter versterking van de cultuurhistorische waarden. Genoemd kunnen worden: ontwikkeling “Turfhoofd Bosschenhoofd” en “Cultuurhistorie in het landschap”.

 

Waardevolle bomenlijst

De gemeente Halderberge beschikt sinds 2004 over een gemeentelijke lijst van waardevolle bomen. De lijst dienst als toetsingskader voor de afhandeling van kapaanvragen en kan gebruikt worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. In de lijst zijn zowel gemeentelijke als particuliere bomen opgenomen die voldoen aan een of meerdere criteria. Hierbij moet gedacht worden aan monumentale waarde (omvang/ leeftijd), beeldbepalende waarde (opvallend, karakteristiek voor de omgeving), natuurwaarde, landschappelijke waarde, cultuurhistorische waarde (bijv. herdenkingsbomen) dendrologische waarde en waarde voor de groenstructuur. In 2011 zal een geactualiseerde bomenlijst worden vastgesteld.

 

De Cultuurnota

In de nieuwe cultuurnota 2010-2014 Halderberge: cultureel uitgelicht wordt de link gelegd tussen erfgoed en educatie. Een belangrijke schakel in de cultuureducatie wordt gevormd door de in 2006 gestarte “Marktplaats Halderberge”. Het concept is zo opgesteld dat vraag en aanbod op een eenvoudige manier op elkaar afgestemd kunnen worden.

 

Toeristisch-Recreatief Marketingplan Halderberge 2008-2013

In dit marketingplan worden de kansen en bedreigingen voor Halderberge op het gebied van Toerisme en Recreatie besproken. Ook hierin wordt de link gelegd tussen cultuurhistorie en een ander beleidsterrein. Cultuurhistorie vormt volgens het plan één van de sterke punten van Halderberge wat potentie geeft aan de toeristisch-recreatieve kansen voor de gemeente.

 

Ad 3. Vergroten maatschappelijk draagvlak voor cultuurhistorie

Sinds de vaststelling van de nota Monumentenbeleid Halderberge zijn er verschillende activiteiten ontplooid om het maatschappelijk draagvlak voor cultuurhistorie en monumentenzorg te vergroten. Zo is er een informatieavond voor nieuwe eigenaren van gemeentelijk monumenten georganiseerd, zijn de eigenaren van rijksmonumenten door middel van informatiebrieven geïnformeerd over nieuwe ontwikkelingen en is er een informatiefolder ontwikkeld over “monumenten”. Daarnaast heeft de gemeente een eigen gevelplaquette (schildjes) ontwikkeld voor haar monumenten. Deze “monumentenschildjes” zijn met de toestemming van de eigenaren op en groot aantal panden aangebracht. Om ook het verhaal achter het monument te vertellen zijn voor een aantal monumenten informatieborden ontwikkeld die het verhaal vertellen over het pand. Hoewel in 2003 de gemeente gestopt is met het organiseren van de Open Monumentendag en men activiteiten op dit terrein heeft overgelaten aan locale initiatieven is meerdere jaren deze dag actief door de gemeente georganiseerd. Activiteiten die hierbij o.a. zijn georganiseerd zijn: een fotowedstrijd voor de jeugd, fietstochten langs bijzonder panden en wandelroutes. In 2008 zijn vanuit de gemeente een aantal initiatieven genomen waarmee het vergroten van het draagvlak voor cultuurhistorie een nieuwe impuls heeft gekregen. Genoemd kunnen worden de publicatie “Kunst- en Monumentengids Halderberge” en de website “Hartelijk Halderberge, waarbrabantbegint.nl”.

 

Conclusie

Met betrekking tot de eerste beleidsdoelstelling om een optimaal gemeentelijk stelsel te ontwikkelen kan vastgesteld worden dat deze doelstelling is gehaald. Er is een adequaat gemeentelijk monumentenstelsel opgesteld met instrumenten die de reguliere gemeentelijke monumentenzorgtaak vormgeven: een monumentenverordening, een monumentencommissie en een subsidieverordening. Het fundament voor het gemeentelijke erfgoedbeleid is hiermee gelegd. Nu dient het beleid verder uitgebouwd en geoptimaliseerd te worden. Met betrekking tot de twee andere beleidsdoelstellingen dient geconstateerd te worden dat er nog steeds winst te boeken is. Met betrekking tot integreren van cultuurhistorie in andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening zijn in de afgelopen periode stappen in de goede richting gezet. Dit zou verder uitgebouwd moeten worden. Dit laatste geldt tevens voor het bevorderen van draagvlak voor cultuurhistorie.

5. SPEERPUNTEN NIEUW ERFGOEDBELEID

 

Op basis van de bevindingen in de voorgaande hoofdstukken kan geconstateerd worden dat het van belang is dat het huidige gemeentelijke erfgoedbeleid geactualiseerd en verder verbreed wordt. De actualisering en verbreding van het erfgoedbeleid dient een drieledig doel:

  • het behoud van het Halderbergs cultuurhistorisch erfgoed;

  • het versterken van de identiteit van Halderberge;

  • het verbeteren van de leefomgeving.

De strategieën die hierbij gehanteerd worden zijn:

  • behouden door beschermen;

  • behouden door ontwikkelen;

  • adviseren, ondersteunen en stimuleren;

  • kennis verwerven en verspreiden.

Het behoud van het erfgoed is het meest gediend met een brede, integrale benadering. Door dwarsverbanden naar andere disciplines te leggen kan pas echt draagvlak en daarmee draagkracht voor cultuurhistorie ontwikkeld worden (het geheel is meer dan de som der delen).

 

1.Zorg voor het erfgoed

Motivatie: met het oog op een verdere decentralisatie van taken met betrekking tot erfgoed en monumentenzorg is de gemeente nu nog meer verantwoordelijk voor haar eigen erfgoed. Om hier op een goede manier invulling aan te kunnen geven dienen de reguliere uitvoeringstaken geactualiseerd en geoptimaliseerd te worden. Vergunningverlening en handhaving vormen de belangrijkste instrumenten.

 

2.Kennis van cultuurhistorische waarden - de erfgoedvoorraad

Motivatie: om een goed en doelmatig beleid te kunnen voeren is kennis van het eigen erfgoed van essentieel belang. Een goede, volledige en actuele inventarisatie van alles wat cultuurhistorisch van belang is ontbreekt tot nu toe. Dit geldt voor beschermde gebouwen, voor archeologische terreinen, voor cultuurhistorische landschapselementen en zeker voor historische structuren. Kennis van zaken bevordert de kwaliteit van de besluitvorming, zelfs als deze leidt tot de keuze om historische objecten of structuren prijs te geven.

Eén van de speerpunten van het nieuwe beleid is dan ook de kennis van de erfgoedvoorraad uit te breiden.

 

3.Halderberge in beweging - erfgoed en ruimtelijke ontwikkelingen

Motivatie: bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen dient cultuurhistorie een volwaardige plaats én inbreng te krijgen. Derhalve dient er een gedegen kennis van de aanwezige cultuurhistorische / monumentwaarden verkregen te worden. Cultuurhistorische waarden en ontwikkelpotenties van het erfgoed kunnen leidraad van en inspiratiebron zijn voor nieuwe ontwikkelingen, die daarmee aan (belevings) kwaliteit winnen. In de komende beleidsperiode wordt ingezet op het tijdig inbrengen van de erfgoeddiscipline in ruimtelijke ontwikkelingsprocessen.

 

4.Ontwikkelen cultuurtoerisme

Motivatie: Halderberge heeft veel potentie op het gebied van toerisme en recreatie. Cultuurhistorie vormt een belangrijk onderdeel van de toeristisch-recreatieve kwaliteit van het gebied. Een uitdaging én kans dus die “moet” worden aangegrepen! Op een aantal plekken in de gemeente is hiervan reeds sprake, maar er zijn volop kansen om dit verder uit te bouwen.

 

5. Draagvlakverbreding cultuurhistorie: de ontsluiting van het Halderbergs erfgoed

Motivatie: een grotere betrokkenheid van monumenteigenaren en publiek is essentieel voor een vitaal cultuurhistorisch beleid. Het vormt de basis om de hierboven genoemde doelstellingen te kunnen verwezenlijken. Daarom is het belangrijk om participatie, educatieve projecten en publieksgerichte activiteiten te bevorderen. De kennis van het Halderbergs erfgoed moet goed, overzichtelijk en eenvoudig toegankelijk zijn.

 

Een eerste uitwerking van deze punten vindt in de volgende paragrafen plaats. Daarin wordt als het ware het fundament gelegd voor een actief en integraal gemeentelijk erfgoedbeleid in de gemeente Halderberge. Aangegeven wordt langs welke hoofdlijnen en basispatronen de gemeentelijke monumentenzorg / het erfgoedbeleid nader inhoud kan worden gegeven met daaraan gekoppeld aan het eind van elke paragraaf een aantal concrete beleidsvoornemens en acties.

5.1 ZORG VOOR HET ERFGOED

De gemeente heeft op het gebied van de monumentenzorg een aantal wettelijke en een aantal minder expliciet omschreven taken en verantwoordelijkheden. Tot de eerste categorie behoren taken die voortvloeien uit de Monumentenwet 1988 (o.a. het verlenen van monumentenvergunning). Tot de tweede categorie behoort de zorgplicht die verwacht mag worden van een gemeentelijke overheid die haar verantwoordelijkheid in dezen kent én neemt, maar waarbinnen de gemeente heel duidelijk eigen prioriteiten en accenten kan stellen.

 

Monumententaak

De monumentenzorg is de laatste jaren sterk in beweging. Er zijn tal van ontwikkelingen, zowel op landelijk, provinciaal en lokaal niveau. Wat betreft de gemeentelijke taak wijst alles in de richting van een verdergaande decentralisatie. In de op 25 juni 2001 gepresenteerde VNG-nota “Toekomst voor het Verleden” wordt een belangrijke aanpassing van het monumentenregime voorgestaan: gemeenten en monumenteigenaren moeten daarin de hoofdrol gaan spelen. Als uitgangspunten voor een nieuw monumentenregime vermeldt de VNG-nota verder: “Het nieuwe systeem moet klantvriendelijk zijn. De belangen van de klant, in casu de eigenaar, staan centraal en niet de regelgeving. Dit betekent concreet dat er één loket moet zijn waar een eigenaar terecht kan voor alle informatie en kennis omtrent het monument. Dit loket is zo dicht mogelijk bij de eigenaar gesitueerd en is logisch gezien “de gemeente”. Met “loket” dient in dit verband “de gemeente als organisatie” te worden verstaan.

 

Met de wijziging van de Monumentenwet 1988 op 1 januari 2009 heeft de gemeente nog meer verantwoordelijkheid gekregen met betrekking tot het eigen erfgoed. Een belangrijk aspect hiervan is dat álle gemeenten zelf beslissen over de monumentenvergunningaanvragen voor rijksmonumenten die bij hen worden ingediend. Voorwaarde is wel dat alle gemeenten over een eigen monumentenverordening en monumentencommissie dienen te beschikken. Deze monumentencommissie dient deskundig en onafhankelijk te zijn. Volgens de norm van de RCE betekent dit dat tenminste de volgende disciplines in de monumentencommissie vertegenwoordigd dienen te zijn: cultuurhistorie, restauratiearchitectuur, bouw –en architectuurhistorie en stedenbouw (landschap).

 

Monumentenverordening

In hoofdstuk 3 is geconstateerd dat de huidige monumentenverordening die in 2006 is vastgesteld voldoet aan de huidige regelgeving en ontwikkelingen. In 2008 heeft de VNG een model erfgoedverordening opgesteld waarin zowel de aanwijzing en bescherming van gebouwde gemeentelijke monumenten is geregeld als de aanwijzing en bescherming van de gemeentelijke archeologische monumenten. Met het opstellen van een eigen gemeentelijk archeologiebeleid dient de huidige monumentenverordening op onderdelen te worden aangepast.

 

Monumentencommissie

Omdat gemeenten in het kader van de decentralisatie van het monumentenstelsel een belangrijke rol krijgen als het gaat om kwaliteitsborging van de monumentenzorg hecht het rijk een steeds grotere waarde aan een professionele en deskundige monumentencommissie. In 2008 heeft de Erfgoedinspectie een onderzoek uitgevoerd naar kwaliteit van gemeentelijke monumentencommissies. In het rapport Een goed advies is het halve werk- onderzoek naar monumentencommissies concludeert de Erfgoedinspectie dat de deskundigheid en professionaliteit bij een aanzienlijk deel van de commissies onvoldoende is en dat door het ontbreken van vastgestelde uitgangspunten en beoordelingscriteria de werkwijze voor burgers onvoldoende transparant is. Om gemeenten hierin tegemoet te komen en de kwaliteit van gemeentelijke monumentencommissies te stimuleren heeft de VNG in samenwerking met Federatie Welstand en de RCE in het najaar van 2009 de Handreiking Gemeentelijke Monumentencommissies opgesteld. In deze handreiking wordt bijvoorbeeld aanbevolen om te onderzoeken of de deskundigheid kan worden bevorderd door te werken met een geïntegreerde commissie voor welstand en monumenten. Tevens wordt aanbevolen om criteria op te stellen en toe te passen bij de beoordeling van adviesaanvragen.

 

De monumentencommissie van Halderberge voldoet aan de kwaliteitseisen zoals die gesteld zijn door de RCE. De commissie is onafhankelijk, de voorzitter is als externe lid van de commissie en naast kennis van cultuurhistorie en restauratiearchitectuur is er kennis aanwezig van archeologie, bouwhistorie en stedenbouw. In het kader van de invoering van de Wabo zal de werkwijze van de monumentencommissie worden geëvalueerd (zie volgende paragraaf). In dit kader zou bezien kunnen worden of de werkwijze van de commissie verder geprofessionaliseerd kan worden door het opstellen van uitgangspunten en beoordelingscriteria.

 

Wabo

Per 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) van kracht. Door de invoering van de Wabo wordt met de omgevingsvergunning het aantal vergunningsprocedures sterk verkleind. De omgevingsvergunning is namelijk één geïntegreerde vergunning voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur en milieu. Dit betekent minder administratieve lasten voor bedrijven en burgers, betere dienstverlening door de overheid aan bedrijven en burgers, kortere procedures en geen tegenstrijdige voorschriften. De verwachting is dat de termijn voor vergunningaanvragen voor eenvoudige plannen zal worden teruggebracht naar acht weken. Dit heeft als consequentie dat er frequenter dan nu het geval is advies gevraagd zal worden aan de monumentencommissie. Op dit moment wordt bezien of de huidige structuur en werkwijze zal moeten worden aangepast. Naast de mogelijkheid om een “grote” en een “kleine”commissie te werken, zou in dit verband ook gedacht kunnen worden aan een samenwerking met de welstandscommissie.

 

Subsidieverordening

In 2002 is de Subsidieverordening Monumentenzorg 2002 vastgesteld. Uit de verschillende interviews komt naar voren dat men tevreden is over de huidige regeling. Zoals in hoofdstuk 4 uiteengezet is kunnen eigenaren van gemeentelijke monumenten een substantiële bijdrage krijgen in de kosten voor de restauratie of onderhoud van hun pand.

 

Subsidie provincie Noord-Brabant

De provincie Noord-Brabant heeft twee financieringsregelingen in het leven geroepen voor eigenaren van niet-rijksmonumenten. Deze regelingen zouden kunnen dienen als aanvullende mogelijkheden voor eigenaren van gemeentelijke monumenten. De regelingen betreffen het “Cultuurfonds voor Monumenten Noord-Brabant” en de “Beleidsregel cultureel erfgoed”. Op basis van de eerste regeling kunnen eigenaren van gemeentelijke monumenten, beeldbepalende panden gelegen in een beschermd stads- en dorpsgezicht of panden geplaatst op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) in aanmerking komen voor een lage rentelening. De tweede regeling is een subsidieregeling die restauratiewerkzaamheden subsidieert aan gemeentelijke monumenten en objecten die opgenomen zijn op de CHW-kaart van de provincie. Naast de tegemoetkoming van de gemeente kunnen eigenaren van gemeentelijke monumenten ook van deze subsidiemogelijkheden gebruik maken.

Modernisering Monumentenzorg

In het nieuwe monumentsenstelsel zoals minster Plasterk dit heeft verwoord in zijn beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg nemen monumenteigenaren een belangrijke plaats in. Zonder hun betrokkenheid en wil om de monumentwaardigheid van hun eigendom te behouden is de monumentenzorg vooral een “papieren tijger”.

 

De klant centraal

De monumenteigenaar neemt in het nieuwe monumentenstelsel een centrale positie in. Hij is dé klant. Met klantvriendelijkheid is dus voor de monumentenzorg bij uitstek veel te winnen. De gemeente heeft hier een duidelijke rol te vervullen.Voor alle informatie en vragen omtrent het monument en de instandhouding ervan moet een monumenteigenaar bij de gemeente terecht kunnen.

 

Zoals gezegd ligt de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van monumentale waarden en een zorgvuldig beheer primair bij de eigenaar. Ook de kosten die daarmee verband houden zullen goeddeels door de monumenteigenaar gedragen moeten worden. Dit neemt niet weg dat de gemeente hieraan een positieve bijdrage kan leveren. Bijvoorbeeld door goede informatie te verstrekken, door monumenteigenaren te enthousiasmeren, door met ze mee te denken, door ze een (financiële) prikkel te geven. Dit vraagt om een meer actieve benadering naar de monumenteigenaren toe. Daarmee is veel te winnen!

 

Minder lasten

De regeldruk bij aanvragen van vergunningen en subsidies voor monumenten is heel hoog. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft een onderzoek gedaan naar administratieve lasten voor burgers bij het aanvragen van vergunningen. Daaruit kwam naar voren dat de monumentenvergunning een erg hoge informatieplicht heeft in relatie tot alle andere gemeentelijke vergunningen. Uit onderzoek van de Erfgoedinspectie blijkt dat de introductie van de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure (UOV) voor de monumentenzorg een verslechtering in plaats van een verbetering heeft gebracht. De UOV zorgt voor substantiële verlenging van procedures voor wijzigingen aan rijksmonumenten, wat nadelig is voor eigenaren. Met name voor eenvoudige wijzigingen vindt de Erfgoedinspectie het niet acceptabel dat de procedure langer duurt dan vóór de invoering van de regeling. In Een lust, geen last. Visie op de modernisering van de monumentenzorg (d.d. 28-11-2008) heeft de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zijn visie gegeven op de modernisering van de monumentenzorg. Volgens de minister dienen in het vernieuwde monumentenstelsel de administratieve lasten zoveel mogelijk beperkt te worden. Dit kan volgens de minister o.a. door een vereenvoudiging van het vergunningensysteem. Concreet houdt dit in dat er een categorie (bouw) – activiteiten zal worden benoemd waarvoor geen vergunning meer nodig zal zijn.

 

Faciliteren monumenteigenaren

Zoals gezegd staat de monumenteigenaar in het nieuwe monumentenstelsel centraal. De overgrote meerderheid van de monumenteneigenaren is trots op zijn monument en is bereid tot het doen van extra moeite en het maken van extra kosten. De insteek van het nieuwe monumentenstelsel is de monumenteneigenaren vertrouwen te schenken door minder te controleren bij subsidie- en vergunningsprocedures, meer vrijheden en keuze mogelijkheden te geven en optimaal te faciliteren. Deze verandering van wantrouwen naar vertrouwen van de monumenteigenaren heeft gevolgen voor de organisatie van de gemeentelijke monumentenzorg. De nadruk zal steeds meer komen te liggen op het informeren, faciliteren en enthousiasmeren van de eigenaren. In plaats van dat de nadruk ligt op het aangeven wat de eigenaar niet mag doen aan zijn pand komt de nadruk te liggen op het informeren adviseren van eigenaren over hoe zij de kwaliteit van hun pand op een zo hoog mogelijk niveau kunnen houden.

 

Frontoffice

Uit de gehouden interviews is naar voren gekomen dat het proces van informatieverschaffing aan de monumenteigenaren op een aantal punten te verbeteren valt. In een ideale situatie zou een eigenaar van een (gemeentelijk) monument die bij de gemeentelijke servicebalie REZ komt, informatie moeten kunnen krijgen over de meest uiteenlopende aspecten met betrekking tot zijn monumentenpand. Hierbij kan gedacht worden

aan informatie over vergunningsprocedures, restauratiemethoden en technieken, subsidiemogelijkheden, stappenplannen en een overzicht van nuttige (internet) adressen. Bij de frontoffice moet de eigenaar op het juiste spoor gezet worden en niet alleen informatie krijgen over de proceskant van een monumentenvergunningaanvraag, maar ook informatie over hoe het restauratieproject het beste opgepakt kan worden (stappenplan) en welke subsidiemogelijkheden er te vinden zijn. Tevens zou er informatie verstrekt kunnen worden over restauratietechnieken. Informatiebrochures hierover zijn verkrijgbaar bij de RCE. Met een betrekkelijk eenvoudige inspanning valt veel te winnen op dit terrein.

 

Planning, begeleiding en toezicht

Door een actieve benadering is ook een beter inzicht te krijgen in de restauratievoornemens van monumenteigenaren. Dat inzicht is onontbeerlijk om ze vervolgens op een goede manier van dienst te kunnen zijn, maar ook om het gemeentelijke beleid te kunnen “voeden”. Op basis van de verkregen gegevens kan bijvoorbeeld een goede inschatting gemaakt worden van wat benodigd is om een plan met succes te kunnen afronden. Om op een verantwoorde wijze beleid te kunnen voeren is het ook nodig dat de monumentale waarden goed geïnventariseerd en gedocumenteerd zijn en dat de bouwtechnische onderhoudsstaat c.q. de restauratiebehoefte goed in beeld is gebracht. Dat is met name van belang om tot een goede en evenwichtige inzet van middelen te komen en om verantwoorde keuzes te kunnen maken.

 

De gemeentelijke zorg voor monumenten beweegt zich ook op het vlak van het begeleiden van het restauratievoornemen. Door goede ondersteuning wordt de kwaliteit van een plan vergroot. Het meest effectief is om in een zo vroeg mogelijk stadium handvatten aan te reiken (schetsplannen te bespreken). Bij de uitvoering van de werkzaamheden is begeleiding en toezicht vanuit de gemeente gewenst. Door capaciteitsgebrek komt dit punt tot op heden onvoldoende uit de verf. Een medewerker bouw- en woningtoezicht met kennis van restauraties zou problemen kunnen signaleren en oplossingsmogelijkheden kunnen aanreiken waarmee de instandhouding van het monument gediend is. Ook kan zo’n medewerker onoordeelkundige ingrepen aan monumenten, met mogelijke schade, voorkomen. Verder kan hij controleren of de werkzaamheden worden uitgevoerd conform de monumenten- en de bouwvergunning.

 

Beleidsvoorstellen en acties

  • 1.

    Door invoering Wabo zal vergaderfrequentie monumentencommissie toenemen. Dit betekent dat de werkwijze van de monumentencommissie zal moeten worden geëvalueerd en aangepast.

  • 2.

    In het kader van het eigen gemeentelijk archeologiebeleid en de invoering van de Wabo (1 oktober 2010) dient de huidige monumentenverordening op onderdelen te worden aangepast.

  • 3.

    Verbeteren van het proces van informatieverschaffing aan de monumenteigenaren.

  • 4.

    Actieve benadering monumenteigenaren en belanghebbenden.

  • 5.

    Opstellen van informatiefolders, zoals stappenplannen voor restauratieprojecten en brochures over restauratietechnieken en deze beschikbaar stellen aan eigenaren. Afspraken maken over planning, begeleiding en toezicht monumentenrestauraties.

  • 6.
    • a.

      Het verder professionaliseren van de werkwijze van de monumentencommissie door het opstellen van uitgangspunten en beoordelingscriteria.

    • b.

      Bezien of het integreren van de monumentencommissie en de welstandcommissie tot een verhoging van de deskundigheid en professionaliteit kan leiden.

5.2 KENNIS VAN CULTUURHISTORISCHE WAARDEN – DE ERFGOEDVOORRAAD

Inventariseren van het erfgoed

Voorwaarde voor een goed gemeentelijk beleid op het terrein van cultuurhistorie is de aanwezigheid van gedegen kennis van de cultuurhistorische waarden in de gemeente.

Dit is essentieel om het belang van het erfgoed tijdig een rol te laten spelen in allerlei beleidsbeslissingen. Een goed en modern erfgoedbeleid is gebaseerd op een simpel uitgangspunt: weten waar we het over hebben. Beleid betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden, soms op basis van politieke programma’s of vanwege middelen en capaciteit. Kennis van zaken bevordert de kwaliteit van deze besluitvorming, zelfs als deze leidt tot de keuze om historische objecten of structuren prijs te geven. Daarnaast voedt de kennis van het erfgoed de belangstelling en het draagvlak voor de cultuurhistorie.

 

Onder invloed van onder andere het opstellen van de gemeentelijke monumentenlijst, de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart, zie pagina 29/30) van de provincie Noord-Brabant, maar ook door onderzoek van amateurhistorici van bijvoorbeeld de heemkundekringen is veel van het aanwezige cultureel erfgoed van Halderberge in beeld gebracht. Een goede, volledige en actuele inventarisatie van alles wat cultuurhistorisch van belang is ontbreekt tot nu toe. Dit geldt voor beschermde gebouwen, voor archeologische terreinen, voor cultuurhistorische landschapselementen en voor de historische structuren.

 

Gemeentelijke monumentenlijst

Halderberge telt op dit moment 47 rijksmonumenten en 126 gemeentelijke monumenten. Deze rijksmonumenten en de objecten op de gemeentelijke monumentenlijst zijn voortgekomen uit de monumentenlijsten van de gemeenten van voor de herindeling, uit de ingebrachte panden vanuit de monumentencommissie en het Monumenten Inventarisatieproject (MIP). Het MIP is een project wat in de jaren negentig van de vorige eeuw door de provincie Noord-Brabant is uitgevoerd. In het MIP van de gemeente Halderberge zijn 559 objecten geselecteerd en (kort) beschreven.

Direct na de vaststelling van de beleidsnota Een toekomst voor het verleden in 1997 is de gemeente aan de slag gegaan met een monumentenlijst voor de nieuwe gemeente Halderberge. Deze monumentenlijst is vastgesteld op 21 december 1999. In de afgelopen tien jaar is de lijst niet geëvalueerd en geactualiseerd. Onbekend is bijvoorbeeld of de redengevende omschrijvingen op basis waarvan de objecten zijn aangewezen nog steeds voldoen en actueel zijn. Indertijd is ervoor gekozen om alleen de buitenzijde van de gemeentelijke monumenten onder de bescherming te laten vallen. Bij een actualisatie van de huidige redengevende beschrijvingen zouden ook de interieurs geïnventariseerd kunnen worden. Mocht uit de inventarisatie blijken dat er veel gemeentelijke monumenten ook aan de binnenzijde waardevol blijken te zijn, dan zou ervoor gekozen kunnen worden om zowel het exterieur als het interieur onder de bescherming te laten vallen.

 

Cultuurhistorische waardenkaart

Erfgoed moet vroegtijdig bij ruimtelijke ontwikkelingen betrokken worden. Niet primair om op te komen voor de bescherming van het erfgoed, maar vooral om tijdig en op het juiste niveau cultuurhistorische waarden en ontwikkelpotenties van het erfgoed in te brengen en mee te laten wegen in zo’n ontwikkeling.

 

Een instrument om de cultuurhistorie (inclusief historische geografie en stedenbouw- en landschapskunde) in te bedden in ruimtelijk beleid vormt de cultuurhistorische waardenkaart. De gemeente Halderberge heeft op dit moment nog geen eigen Cultuurhistorische Waardenkaart. Voor de toetsing van ruimtelijke plannen aan cultuurhistorische waarden wordt gebruik gemaakt van de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Veel waardevolle en voor Halderberge karakteristieke elementen zoals bijvoorbeeld veenputten, houtwallen en oude bomen staan niet op deze provinciale kaart. Deze zijn wel bij de gemeente, cluster Groen van de afdeling Werken in beeld. De genoemde elementen zijn echter dermate waardevol dat ze bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen als afwegingsfactor meegenomen dienen te worden. Op dit moment is de Cultuurhistorische Waardenkaart geen toetsingsdocument, maar vormt het een gebruiks-en informatiekaart waarvan op een eenvoudige manier informatie kan worden verkregen over cultuurhistorische waarden.

 

Begin 2009 heeft de provincie Noord-Brabant de regeling Beleidsregel Stimulering Archeologie- c.q. Erfgoedkaarten 2009-2011 vastgesteld. Door middel van deze regeling poogt de provincie het opstellen van archeologische verwachtingskaarten en gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaarten te stimuleren. De subsidie voor het opstellen van een gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart bedraagt 75% van de vast te stellen subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000,-.

 

Bouwhistorisch onderzoek

In het beheer van het culturele erfgoed komt het regelmatig voor dat relevante informatie en inzicht in de bouw- en gebruiksgeschiedenis van een bouwwerk ontbreken. Zo blijkt achter betrekkelijk jonge- en weinig spectaculaire gevels soms historisch waardevolle bebouwing schuil te gaan. Door middel van bouwhistorisch onderzoek kan in deze lacune van kennis worden voorzien. Het doel van bouwhistorisch onderzoek is meerledig, onder andere:

  • 1.

    een bouwhistorische waardestelling als voorbereiding op een restauratie, verbouwing of herbestemming, waarbij onder meer wordt aangegeven welke onderdelen voor behoud waardevol zijn;

  • 2.

    advisering bij (ver)bouwwerkzaamheden;

  • 3.

    documentatie teneinde van een bouwwerk zijn bouw- en gebruiksgeschiedenis te staven.

Bouwhistorische verkenningen, -opnames en -(deel)ontledingen kunnen beslissingen tot, bij en tijdens een restauratie of verbouwing of herbestemming ondersteunen. In de huidige monumentenverordening is een bepaling opgenomen dat bouwhistorisch onderzoek onder bepaalde omstandigheden zoals opname op de gemeentelijke monumentenlijst en aanvraag om sloopvergunning kan worden geëist.

 

Beleidsvoorstellen en acties

  • 1.

    In kaart brengen van de cultuurhistorisch waardevolle structuren en elementen die voor de identiteit, het karakter en de belevingswaarde van Halderberge van belang zijn: opstellen gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart.

  • 2.

    Actualiseren van de huidige gemeentelijke monumentenlijst. Het inventariseren van de interieurs van de gemeentelijke monumenten meenemen in dit actualisatieproject. Naar gelang de inventarisatie zal gekozen worden om zowel het exterieur als het interieur onder de bescherming te laten vallen.

5.3 HALDERBERGE IN BEWEGING - ERFGOED EN RUIMTELIJKE ONTWIKKELINGEN

Relatie cultuurhistorie- ruimtelijke ordening: erfgoed in context

Monumentenzorg omvat meer dan alleen het beschermen en instandhouden van objecten. In toenemende mate dringt het besef door dat in veel bredere zin rekening gehouden moet worden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Monumenten zijn namelijk, in welke aard dan ook, geen solitaire verschijningen. De omgeving waarin ze tot stand kwamen, de context, speelt een hoofdrol. Omgekeerd is het zo dat de ontwikkeling van de ruimte niet plaatsvindt op basis van een compleet lege ruimte die zonder meer nieuw is in te richten. Elk stukje grond in Halderberge heeft geschiedenis: er is sprake van een culturele biografie. Dit geldt voor de dorpen en het buitengebied. Het is de opgave om dit erfgoed te vertalen naar het ruimtelijke ontwikkelingsbeleid, waarbij de karaktertrekken worden gehandhaafd en waar nodig worden versterkt. Deze aanpak heeft diverse voordelen: een herkenbare eigen identiteit, een aantrekkelijk vestigings-en verblijfsklimaat en een toeristisch en cultureel profiel.

 

Modernisering Monumentenzorg

In de nota Ruimte stelt de rijksoverheid zich ten doel om ontwikkelingen te stimuleren die ruimtelijke kwaliteit opleveren. Een bouwsteen daartoe wordt in de nota Belvedère aangeduid: de cultuurhistorische identiteit mede richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van de ruimte. Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven vormt de verankering van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening een van de drie pijlers van het nieuwe monumentenstelsel dat door het project Modernisering Monumentenzorg gestalte moet krijgen. Door het verplicht stellen van een cultuurhistorische analyse bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt hier inhoud aan gegeven. De resultaten van het onderzoek dienen in het nieuwe bestemmingsplan verankerd te worden. Een tweede instrument dat in dit kader opgesteld gaat worden is een rijksstructuurvisie voor cultuurhistorie. Het is een basis voor het rijk om, indien een gemeente cultuurhistorische waarden niet zorgvuldig in de overwegingen voor een bestemmingsplan betrekt, reactief of proactief zijn standpunt aan te geven.

 

Ook de provincie Noord-Brabant heeft zich niet onbetuigd gelaten op het terrein van planologische monumentenzorg; de vervaardigde Cultuurhistorische Waardenkaart moge daarvan getuigen. Hebben rijk en provincie weliswaar een belangrijke sturende en richtinggevende taak, de uitvoering van cultuurhistorisch beleid zal voor een belangrijk deel op gemeentelijk niveau moeten plaatsvinden. Momenteel gebeurt dit in Halderberge alleen in beperkte mate binnen de kaders van de bestemmingsplannen. Overigens wil dit niet zeggen dat alles wat waardevol is, behouden kan en moet blijven. Beoogd wordt om cultuurhistorie een factor van afweging te laten zijn bij alle ingrepen in de ruimtelijke ordening. Ruimtelijke ontwikkelingen vragen om een continue en diepgaande aandacht voor de vormgeving. Ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van de plek zijn hierbij van essentieel belang.

 

Beschermingsinstrumenten

Naast het belang van het in beeld brengen van de aanwezige cultuurhistorische waarden in Halderberge, is het belangrijk de juiste instrumenten in te schakelen om de aanwezige waarden te beschermen en te versterken.

Voor de bescherming van waardevolle objecten en structuren bestaan een aantal instrumenten die met name van elkaar verschillen wat betreft de ingrijpendheid en de zwaarte van de bescherming. Het meest “zware” instrument voor het gemeentelijke erfgoedbeleid vormt de gemeentelijke monumentenlijst. Een gemeentelijke monumentenlijst biedt de gemeente de mogelijkheid om de objecten die qua architectuurhistorische waarden, cultuurhistorische waarden en gaafheid voor de identiteit, het karakter en de kwaliteit van de streek bepalend zijn, een juridisch beschermde status te geven.

 

Zoals al eerder is aangegeven is de laatste jaren de aandacht verschoven van vooral individuele beschermde monumenten naar de plaats die het object inneemt in het grotere geheel, de context. Deze veranderde kijk op monumenten is ook van invloed op de manier hoe omgegaan wordt met de bescherming van objecten. Ook de visie op het beschermen van objecten en structuren is met name de laatste jaren sterk veranderd. Waar men in het verleden vaak uitging van het “bevriezen” van een situatie, zoekt men nu vaak naar nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor objecten en waardevolle structuren. Cultuurhistorische waarden worden dan kansen en potenties voor nieuwe (ruimtelijke)ontwikkelingen.

 

Welstandnota

Een instrument om invulling te geven aan de gebieds -en contextbenadering voor het behoud van cultuurhistorische waarden vormt de Welstandsnota. Gemeente Halderberge heeft een welstandsnota vastgesteld die in 2008 is gewijzigd. De welstandsnota omschrijft de architectonische waarden van gebieden in de gemeente. Per gebied of object wordt beschreven op welk niveau getoetst moet worden. Een belangrijk doel van de welstandsnota is om de kwaliteit van de bebouwde omgeving op een hoog niveau te handhaven, zodat de kwaliteit van de leefomgeving behouden blijft.

 

In de welstandsnota wordt Halderberge verdeeld in 12 welstandsgebieden met elk hun eigen toetsingskader, "de gebiedscriteria". De toetsing van bouwplannen is hiermee al grotendeels vereenvoudigd ten opzichte van de periode vóór de inwerkingtreding van de welstandsnota. Kleine veel voorkomende bouwplannen zijn met de nieuwe regels vaker welstandsvrij. Voor 80% voldoen zij aan de sneltoetscriteria. Hierdoor kunnen de bouwplannen in veel gevallen door de medewerker bouw- en woningtoezicht worden afgehandeld en hoeven ze niet meer te worden voorgelegd aan Welstandzorg Noord-Brabant. De bouwvergunningprocedure verloopt in deze gevallen dus sneller.

 

Aan de hand van algemene criteria, gebiedscriteria, sneltoetscriteria en objectgerichte criteria worden bouwplannen getoetst. Tevens wordt bij de toetsing gekeken naar de waardering van de stedenbouwkundige opzet en de architectonische verschijningsvorm waarbij wordt ingezet op het behoud van de omschreven waarden. In de gebiedsomschrijving van het historisch dorpsgebied “Oudenbosch” wordt gesteld dat het historisch beeld vrijwel ongeschonden is en dat de hoge dichtheid van de bebouwing en het aaneengesloten gevelbeeld de dorpskern een stedelijke allure geeft. Het omschreven historische en stedelijke beeld is waardevol. Deze waarde vertaalt zich in een streng welstandsniveau wat gericht is op, “het behouden en versterken van de diversiteit van de bebouwing en de maat en schaal van de gebouwen in het historische straatbeeld”. Andere voorbeelden van gebieden met een streng welstandsniveau zijn de historische bebouwingslinten van Oudenbosch, Hoeven, Bosschenhoofd, Oud Gastel en Stampersgat. Tevens krijgen de historische dorpskernen van Hoeven en Oud Gastel een streng welstandsniveau.

 

Het verdient aanbeveling om te bezien in hoeverre deze gebieden door de welstandsnota afdoende worden beschermd, zodat het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden voldoende gewaarborgd is. Mocht dit niet het geval zijn, dan zijn er andere (zwaardere) instrumenten zoals het “beschermde dorpsgezicht” die de bescherming kunnen “waarborgen”.

 

Beschermd dorpsgezicht

Bepaalde ensembles, zoals dorpspleinen of straatbeelden, kunnen zo karakteristiek en uniek zijn dat deze als geheel bescherming behoeven. Het gaat dan in de eerste plaats om het ensemble en niet om de individuele objecten. Het predicaat “beschermd dorpsgezicht” betekent geenszins dat de huidige bebouwing van een gebied bevroren dient te worden. Een dorp is immers voortdurend aan verandering onderhevig. Wel wordt het veranderingsproces in een beschermd dorpsgezicht zorgvuldig “begeleid” en vindt er een gedegen toetsing plaats ten behoeve van het behoud van cultuurhistorische waarden.

 

In de periode 2003-2004 heeft er een discussie gespeeld over het aanwijzen van het centrum van Oudenbosch tot rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht. Uiteindelijk heeft de aanwijzing niet plaatsgevonden omdat de toenmalige Rijksdienst voor de Monumentenzorg vond dat de kenmerkende structuur dusdanig was “gewijzigd” dat het voor een rijksbescherming niet meer in aanmerking kwam.

 

Gevelwandbescherming

Een ander instrument naast het Beschermde dorpsgezicht en de Welstandnota is de zogenaamde “gevelwand bescherming”. Valt in een beschermd dorpsgezicht veelal de gehele buitenzijde van een object binnen de bescherming, bij een “gevelwandbescherming” geldt de bescherming alleen voor de (voor)gevelwand. Bij gevelwanden gaat het om een groep van gevels die voor bescherming in aanmerking komt. Deze groep van gevels kan worden beschermd via de gemeentelijke monumentenverordening.

 

Beeldbepalende panden

Zoals in hoofdstuk 5.2 is aangegeven is er een groot aantal (ongeveer 400) cultuurhistorisch waardevolle objecten in de gemeente die geen beschermde status hebben zoals rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Veel van deze objecten komen voor op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart. Het ontbreken van een beschermde status kan consequenties hebben voor het behoud van de waarde van deze panden. In de eerste plaats is de dreiging van sloop voortdurend aanwezig. In de tweede plaats is de vrijstelling van voorschriften in het kader van het Bouwbesluit zoals dit voor aangewezen monumenten geldt, voor deze panden niet van toepassing. Dit betekent dat de voorschriften met betrekking tot bijvoorbeeld de hoeveelheid lichttoetreding, de deurhoogtes en brandveiligheid voor deze panden nog steeds van toepassing zijn. Bij een verbouwing is er geen juridische grond om af te wijken van deze voorschriften indien door de geëiste maatvoeringen de architectuurhistorische waarden aangetast zouden worden. Naast de knelpunten met betrekking tot de toetsing en de dreiging van sloop is er tevens geen duidelijk beoordelingskader op basis waarvan wijzigingsplannen voor deze objecten beoordeeld moeten worden. Dienen plannen met betrekking tot deze objecten aan de gemeentelijke monumentencommissie voorgelegd te worden? En zo ja, op welke manier toetst de monumentencommissie dan?

 

Een mogelijkheid om het behoud van deze categorie panden meer juridisch te verankeren is het aanwijzen van deze panden als beeldbepalende panden. Omdat bij het merendeel van deze panden het oorspronkelijke historische materiaal door verbouwingen en te ver doorgevoerde restauraties is verdwenen, gaat het bij deze panden met name om de beeldkwaliteit en het behoud van de bouwmassa. Om behoud van bouwmassa / bouwvolume te garanderen zouden de beeldbepalende panden opgenomen kunnen worden in het bestemmingsplan waarbij sloop via een aanlegvergunningenstelsel is geregeld. De Welstandsnota zou als toetsingskader voor het beoordelen van wijzigingsplannen kunnen dienen. Aanbevolen wordt om te bezien of het wenselijk is om aanvullende welstandcriteria op te stellen die afgestemd zijn op de karakteristiek en waarde van deze categorie objecten. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan streekeigen welstandscriteria voor boerderijen (buitengebied).

 

Behoud door ontwikkeling

Onze leefomgeving verandert voordurend. Met het veranderen van onze maatschappij veranderen ook leefstijlen en ruimtegebruik. Daarmee ontwikkelt zich dus ook de manier waarop we onze historische omgeving gebruiken. Dit heeft gevolgen voor gebouwen, complexen, terreinen en landschappen, die hun functie en daarmee hun gebruik kunnen verliezen. Wanneer vervolgens het verval toeslaat, kunnen belangrijke cultuurhistorische waarden verloren gaan.

 

Nota “Belvedere

In 1999 hebben de vier ministeries VROM, OCW, LNV en V&W de nota “Belvedere” opgesteld. In deze nota geven de ministeries aan dat zij streven om cultuurhistorie meer te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen. Er is daarmee een duidelijke verschuiving in de aandacht van alleen het object naar het object én de omgeving als één geheel. De strategie die hierbij past is die van “behoud door ontwikkeling”. In deze nieuwe ontwikkelingsgerichte strategie vormt de cultuurhistorie uitgangspunt voor ruimtelijke planvormingsprocessen. Met een tweeledig doel: verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het cultuurhistorisch erfgoed.

 

Voor het gemeentelijk beleid ligt hierin een grote uitdaging. Cultuurhistorische waarden vormen een inspiratiebron om bij toekomstige ruimtelijke planontwikkeling op voort te bouwen. Dit laatste vormt ook een uitdaging voor de creativiteit van ontwerpers. Anders dan vaak gedacht wordt betekent monumentenzorg niet het bevriezen van een bepaalde (historische) toestand. Om objecten of cultuurhistorisch waardevolle structuren te behouden voor de toekomst is het (her)bestemmen van essentieel belang. In veel gevallen betekent dit ook een (door)ontwikkeling. Om dit te realiseren is samenwerking tussen de verschillende beleidsterreinen van essentieel belang: ruimtelijke ordening, economie, volkshuisvesting en cultuur. In veel gevallen dragen cultuurhistorische waarden bij aan het verhogen van de kwaliteit en het bereiken van doelstellingen van projecten. Vormgeving met respect voor de cultuurhistorie vergroot de kwaliteit van de inrichting van Halderberge.

 

Herbestemmen

In hoog tempo worden grootschalige monumenten zoals kerken, fabrieken, kazernes en andere belangrijke beeldbepalende gebouwen en cultuurlandschappen bedreigd. Uit de studie “De Oude Kaart van Nederland” van de voormalige Rijksadviseur voor het Cultureel Erfgoed blijkt dat leegstand, ondanks dat Nederland een klein land is met een hoge ruimtedruk, een steeds groter maatschappelijk probleem wordt.

 

Een belangrijke oplossing om dit groeiende probleem tegen te gaan is herbestemming. Herbestemming betekent feitelijk: zoeken naar nieuwe functies, zodat een gebouw, complex of terrein van duurzaam nut kan zijn voor haar gebruikers. Er moet dus sprake zijn van passend gebruik om het in stand te houden. Hiervoor kunnen bepaalde ingrepen in de bestaande situatie nodig zijn. In zijn beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg geeft minister Plasterk aan dat herbestemming een van de drie pijlers is van het nieuwe erfgoedbeleid.

 

Ook in Halderberge is het herbestemmen van (cultuurhistorisch waardevolle) gebouwen een actueel onderwerp. De verwachting is dat de komende vijf tot tien jaar een aantal objecten met een religieuze functie (kerken en kloosters) zijn oorspronkelijke functie zal verliezen. De betrokkenheid van de gemeente Halderberge is hierbij van belang om het behoud van cultuurhistorische waarden na te streven. Dat hier ook duidelijke kansen liggen voor andere beleidsterreinen wordt in de Structuurvisieplus benadrukt. Volgens dit document zijn scholen, sportvoorzieningen, gemeenschapsgebouwen onmisbaar voor het goed functioneren van de leefgemeenschappen. Daarom zal voor nu en de toekomst ruimte moeten worden gereserveerd om deze activiteiten te doen plaatsvinden. Daarin kunnen de vele cultuurhistorisch waardevolle panden in de gemeente een duidelijke rol krijgen. In dit verband kan bijvoorbeeld genoemd worden het klooster “Bovendonk” wat voor een deel een andere bestemming heeft gekregen (conferentiecentrum).

Cultuurhistorische verkenning en Cultuurhistorische Effectrapportage

Instrumenten om tot waardebepaling te geraken voor cultuurhistorie in de ruimtelijke context zijn cultuurhistorische verkenningen en cultuurhistorische effectrapportages. Waar het bij cultuurhistorische verkenningen om gaat is om vanuit een analyse van de historische ontwikkeling van een gebied duidelijk te maken welke waarden bepalend zijn voor de specifieke kwaliteit van het gebied. Daarnaast wordt aangegeven welke kansen en risico's bij verdere ontwikkeling aan de orde zijn. Een cultuurhistorische effectrapportage (CHER) is een onderzoek naar een gebied, waarbij de geschiedenis en transformatie van de landschappelijke of stedenbouwkundige elementen, de verkaveling, de infrastructuur, de bebouwing en andere ruimtelijke aspecten in beeld worden gebracht en aan een “cultuurhistorische waardestelling“ worden onderworpen. Deze waardestelling kan vervolgens als onderlegger of als toetsingskader gebruikt worden bij het opstellen van een beheers-, bouw- of herinrichtingsplan. Bij ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen (ontwikkeling centrum Oudenbosch en Oud-Gastel) waarbij historische stedenbouwkundige structuren een rol spelen kunnen de twee genoemde instrumenten inzicht en informatie verschaffen die bij de besluitvorming van belang zijn.

 

Beleidsvoorstellen en acties

  • 1.

    Aanwijzen van beeldbepalende panden.

  • 2.

    Opstellen van streekeigen welstandscriteria voor beeldbepalende panden.

  • 3.

    De Welstandsnota en de bestemmingsplannen inzetten voor het behoud van ruimtelijke cultuurhistorisch waardevolle elementen en structuren.

  • 4.

    Bij ingrijpende ruimtelijke ontwikkelingen Cultuurhistorische verkenningen en Cultuurhistorische effectrapportage (CHER) opnemen als randvoorwaarde in (ruimtelijke) planontwikkeling om effecten te kunnen beoordelen.

5.4 ONTWIKKELEN CULTUURTOERISME

In de drie beleidsdocumenten “Toeristisch-Recreatief Marketingplan Halderberge 2008-2013”, “Gemeente Halderberge, De StructuurvisiePlus” en “Landschapsbeleidsplan Gemeente Halderberge” worden de toeristische potenties van Halderberge genoemd. In de StructuurvisiePlus wordt het ontwikkelen van een extensieve vorm van recreatie en toerisme als speerpunt benoemd. Door te investeren in recreatie en toerisme wordt ingezet op behoud en versterking van de vitaliteit van het gebied.

 

Uit onderzoek blijkt dat de belangstelling voor cultuurtoerisme nog steeds groeit.

Cultuurtoerisme heeft veel voordelen omdat het vooral individueel toerisme, geen massatoerisme, betreft. Het biedt kansen voor seizoensverlenging en -spreiding. De cultuurtoerist kent bovendien een relatief hoog bestedingsniveau. Het is een vorm van toerisme die voor een economische impuls van Halderberge kan zorgen. Cultuurtoerisme kan een kansrijke nieuwe economische drager voor Halderberge worden. Meer toeristen zorgen voor meer bestedingen in de regio en meer werkgelegenheid in het toeristisch bedrijfsleven. Cultuurtoerisme ondersteunt naast economische doelstellingen andere beleidsdoelstellingen zoals de versterking van de cultuurhistorische bijdrage aan de Halderbergse economie, de vergroting van het cultuurhistorisch besef en draagvlak, het duurzaam instandhouden van cultuurhistorische waarden en het in aanraking laten komen van een zo groot mogelijk publiek met cultuur.

 

Kwaliteit en diversiteit

De toerist en recreant van 2009 hecht veel waarde aan kwaliteit en diversiteit. De recreant heeft ook steeds meer interesse in het landschap. Deze interesse voor het platteland uit zich onder andere in de behoefte aan landschapscampings (midden in de natuur en niet te veel mensen bij elkaar) en de behoefte aan hoogwaardige, kleinschalige accommodatie, zoals een overnachting in een voormalig klooster of een oude boerderij. Zoals er een groeiende maatschappelijke belangstelling voor erfgoed waar te nemen is, zo groeit ook bij de recreant en toerist in zijn algemeenheid de interesse voor cultuurhistorie. De kleine dorpen worden aantrekkelijk in relatie tot het landschap. Er is tenslotte steeds meer interesse voor de streek, hetgeen leidt tot meer agrotoerisme en dagattracties. In het bijzonder wordt meer en meer waarde gehecht aan het belevingsaspect van het toerisme. Door de vergrijzing en de toenemende vrije tijd neemt het aantal dagtripjes en kleine vakanties toe. De groep ouderen, niet gebonden aan het hoogseizoen, gaat relatief veel in eigen land op vakantie, vraagt een goede kwaliteit van voorzieningen en heeft redelijk veel geld te besteden.

 

Sterke en zwakke punten

In het “Toeristisch-Recreatief Marketingplan Halderberge 2008-2013” worden de sterke en zwakke punten genoemd voor het ontwikkelen van het toeristisch- recreatieve aanbod van Halderberge:

 

Sterke punten

De sterke punten om toerisme en recreatie te versterken en te ontwikkelen in de gemeente Halderberge zijn volgens het Marketingplan: het toeristisch aanbod van losse producten met hun eigen aantrekkingskracht (zie hierboven), de ambiance van Hotel “De Reiskoffer”, Hotel “Tivoli”en het Conferentiecentrum Bovendonk, de gunstige ligging ten opzichte van steden in de regio en attracties in Midden-Brabant en het potentieel van de jachthaven van Oudenbosch.

 

Zwakke punten

Als zwakke punt van de huidige mogelijkheden van recreatie en toerisme worden genoemd het ontbreken van een toeristisch-recreatieve eenheid en daardoor geen of onbekend imago. Daarnaast is het aanbod versnipperd en onsamenhangend. Veel aanbod kenmerkt zich door kleinschaligheid en “amateurisme”. Tevens is er weinig samenwerking tussen de verschillende partijen (gemeente en bedrijfsleven en tussen bedrijfsleven onderling).

 

Marketingstrategie

Om Halderberge meer “op de kaart te zetten” wordt bij de marketingstrategie ingezet op bekendheid geven aan de verschillende productonderdelen van Halderberge. Hierbij wordt Halderberge niet als apart merk (branding) in de markt gezet omdat Halderberge geen toeristisch-recreatieve entiteit is en geen echt merk. De promotie van Halderberge wordt daarom opgepakt in een groter verband en op basis van haar kernkwaliteiten gericht in de markt gezet. De toeristische –recreatieve producten hierbij zijn: verblijfsrecreatie, dagrecreatieve mogelijkheden (cultuur, natuur, actief en reli-toerisme) en zakelijk toerisme.

 

Projecten

Met het opstellen van de website “Hartelijk Halderberge”, waarbrabantbegint.nl is invulling gegeven aan de doelstelling om meer naamsbekendheid te geven aan de verschillende productonderdelen. Via deze aantrekkelijke en eigentijdse website zijn de verschillende toeristisch-en recreatieve producten snel en eenvoudig te vinden. Naast de website zijn er ook aantrekkelijke folders en brochures van dit concept (Hartelijke Halderberge) uitgegeven. Een tweede project waarbij aangehaakt wordt bij een groter verband is het project “Brabant aan zee” wat is opgezet door de West-Brabantse gemeenten die aan open water grenzen.

 

Het cultureel erfgoed vormt een belangrijke pijler voor het toerisme en de recreatie van de gemeente Halderberge. Geconcludeerd dient te worden dat de afgelopen jaren goede stappen zijn gezet om Halderberge op het toeristisch-recreatieve vlak nadrukkelijker op de kaart te zetten. Hierbij is gebruik gemaakt van de cultuurhistorische potenties van Halderberge. Denk hierbij maar aan de religieuze bouwkunst (folder Hartelijke Halderberge) en de verschillende musea die Halderberge rijk is. Naar de toekomst toe zou dit bijvoorbeeld uitgebouwd kunnen worden door de cultuurhistorische beleving onderdeel te laten uitmaken van een compleet arrangement inclusief eet- en overnachtingsmogelijkheden.

 

Economische waarde van cultuurhistorie

Cultuurhistorie is van grote waarde voor onze maatschappij. Dit wordt algemeen erkend. Toch vertegenwoordigd die waarde nog te weinig kracht in belangenafwegingen en bij investeringsbeslissingen. Over het algemeen bestaat er een beeld over cultuurhistorie dat het alleen maar geld kost en niets oplevert. Sinds enige jaren wordt aan de hand van onderzoeken steeds duidelijker dat dit beeld niet klopt. Steeds vaker worden overheidsinvesteringen beoordeeld met behulp van een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Met zo’n analyse worden alle huidige en toekomstige maatschappelijke voor-en nadelen van een project tegen elkaar afgewogen.

 

Maar wat is de economische waarde van cultuurhistorie en hoe bepaal je die? Adviesbureau Witteveen + Bos heeft hier in de Tieler- en Culemborgerwaard onderzoek naar gedaan. Uit gangspunt van het onderzoek is dat cultuurhistorie welvaart voortbrengt. Deze welvaart komt gedeeltelijk tot uiting in de markt, in financiële baten. Ook de niet-financiële en immateriële baten tellen mee. De omzet van de recreatiesector, of de waarde van onroerend goed, is bijvoorbeeld slechts deels toe te schrijven aan cultuurhistorie. In het onderzoek “Economische waardering van cultuurhistorie; een casestudy over de Tieler- en Culemborgerwaard” worden drie economische waarden van cultuurhistorie onderscheiden: de recreatieve belevingswaarde, de verervingswaarde en de woongenotswaarde. Een cultuurhistorisch landschap is interessant voor bezoekers en trekt toeristen aan. Dit noemt men de recreatieve belevingswaarde. Archeologie, landschap en historische gebouwen dragen daaraan bij. De belevingswaarde van een cultuurhistorisch interessant gebied kan worden bepaald door te kijken naar de reiskosten die mensen maken om er te komen of door hen te vragen hoeveel ze zouden willen betalen voor een bezoek. Veel mensen vinden het bovendien waardevol om zo’n bijzonder landschap te kunnen nalaten aan hun (klein)kinderen. Ze vinden het een mooi idee als er over honderd jaar nog ridderkastelen bestaan, of dat kerken, kloosters en kapelletjes laten zien hoe gelovigen met hun geloof in het verleden zijn omgegaan. Dat wordt verervingswaarde genoemd. Tenslotte blijken huizen met interessante historische bouwkenmerken meer waard te zijn dan vergelijkbare panden in een nieuwbouwwijk. Dit is de genotswaarde.

 

De economische waardering van cultuurhistorie zou kunnen leiden tot een maatschappelijke kosten-batenanalyse (MKBA). De MKBA is een integraal afwegingsinstrument dat alle huidige en toekomstige maatschappelijke voor-en nadelen van een project tegen elkaar afweegt door ze in geld uit te drukken. In 2000 heeft het kabinet de MKBA verplicht gesteld voor alle grote infrastructuurprojecten. Het MKBA is vooral afwegingsinstrument om ruimtelijke ingrepen beter te onderbouwen. Daarnaast geeft het instrument cultuurhistorie een duidelijke plaats in de besluitvorming.

 

Beleidsvoorstellen en acties

Versterken en uitbouwen van de mogelijkheden/ potenties in Halderberge op het gebied van cultuurtoerisme –en recreatie.

5.5 DRAAGVLAKVERBREDING CULTUURHISTORIE: DE ONTSLUITING VAN HET HALDERBERGS ERFGOED

Intern draagvlak

Een van de belangrijkste doelstellingen uit de Nota Monumentenbeleid gemeente Halderberge, Een toekomst voor het verleden is dat het cultuurhistorisch besef breed in de ambtelijke organisatie aanwezig dient te zijn. Uit de interviews met de verschillende medewerkers van de verschillende afdelingen is gebleken dat cultuurhistorie niet een vaste factor is bij de belangenafwegingen en bij de beleidskeuzes. Binnen de gemeentelijke organisatie dient het cultuurhistorisch besef bevorderd te worden. Het is belangrijk dat binnen de gemeente, zowel bestuurlijk als ambtelijk, de overtuiging heerst dat de gemeente een aantal waardevolle cultuurhistorische elementen binnen haar grenzen heeft, waar zorgvuldig mee omgegaan moet worden. Draagvlak voor monumentenbeleid c.q. cultuurhistorie kan namelijk niet op zichzelf staan. Het moet ingebed zijn in een veel breder beleid, zoals bestemmingsplannen, structuurvisies, inrichting en beheer van de openbare ruimte, architectuur- en welstandsbeleid, handhaving, beheer van gemeentelijke gebouwen, kunst- en cultuurbeleid, toeristisch-recreatief beleid etc. Cultuurhistorische waarden dienen bekend te zijn en als vanzelfsprekend te worden meegenomen en afgewogen in planvoorbereiding en –ontwikkeling.

 

Extern draagvlak

Evenals intern draagvlak is ook extern draagvlak voor het gemeentelijke monumentenbeleid van essentieel belang wil het monumentenbeleid slagen en succesvol zijn. Externe draagvlakverbreding kan bevorderd worden door een goede communicatie vanuit de gemeenten naar belanghebbenden en geïnteresseerden, het betrekken van belanghebbenden en geïnteresseerden in een vroeg stadium bij plannen, het organiseren van cultuurhistorische activiteiten, educatieve projecten, promotie e.d.

Belangrijke participanten bij het creëren en bevorderen van draagvlak zijn:

  • a.

    (potentiële) monumenteigenaren;

  • b.

    cultuurhistorische-/ monumentorganisaties;

  • c.

    professionele (gemeentelijke) instanties;

  • d.

    musea;

  • e.

    onderwijs;

  • f.

    inwoners van de gemeente Halderberge.

Ad a) (potentiële)monumenteigenaren

Een manier om draagvlak binnen deze groep te creëren of te bevorderen is een actieve benadering van de groep. Een goede dienstverlening aan de eigenaren kan een belangrijke rol spelen om dit doel optimaal te verwezenlijken. Hierbij wordt gedacht aan een actieve ambtelijke begeleiding bij restauratie/ onderhoudsprojecten, het informeren van eigenaren over monumentenbeleid in het algemeen, over landelijke, provinciale en lokale actualiteiten, over subsidieregelingen en fiscale ontwikkelingen, over restauratie en onderhoud. Zoals in hoofdstuk 5 aan de orde is gekomen, is dit feitelijk onderdeel van het reguliere zorgtaakpakket van de gemeentelijke overheid. Daarnaast heeft ook het Nationaal Restauratiefonds een taak om eigenaren van rijksmonumenten te informeren over subsidiemogelijkheden. Gemeente Halderberge heeft de afgelopen jaren verschillende activiteiten ontwikkeld om het draagvlak onder monumenteneigenaren te vergroten: aanbieden van gevelplaquette, organiseren Open Monumentendag, ontwikkelen informatiefolder en informatiebrieven en informeren van eigenaren via de gemeentelijke website en gemeentelijke servicebalie. Bezien zou kunnen worden hoe deze activiteiten kunnen worden verbeterd en uitgebouwd.

 

Ad b) (Cultuur)historische-/ monumentenorganisaties

In Halderberge is een aantal organisaties actief op het terrein van (cultuur)historie- en monumentenzorg. Dit zijn de vijf heemkundekringen: heemkundekring “De Honderd Hoeven”, heemkundekring “Het land van Gastel”, heemkundekring “Stampersgat”, heemkundekring “Seppe” en heemkundekring “Broeder Christofoor Oudenbosch”.

 

De genoemde organisaties organiseren hun eigen activiteiten (lezingen, tentoonstellingen, presentaties, brochures, boeken) en dragen in belangrijke mate bij aan het doel om het draagvlak voor cultuurhistorie te vergroten (zie ook nieuwe Cultuurnota Halderberge cultureel uitgelicht). De gemeente zou de initiatieven van deze organisaties kunnen versterken door de activiteiten te ondersteunen en te faciliteren.

 

Ad c) Professionele (gemeentelijke) instanties

Ook niet gemeentelijke professionele instellingen, zoals een regio-VVV, kunnen een rol spelen bij draagvlakverbreding. De VVV kan in samenwerking met diverse organisaties die zich bewegen op het terrein van cultuurhistorie, activiteiten opzetten zoals thematische wandel- en fietsroutes, arrangementen met een cultuurhistorisch karakter, etc.

 

Ad d) Musea

Musea spelen ook een belangrijke rol bij erfgoededucatie en erfgoedcommunicatie. Halderberge kent acht musea: het Arboretum, Natuurhistorisch en Volkenkundig Museum, het Nederlands Zouavenmuseum, Vliegend Museum Seppe, Zijdemuseum “De Schans”, dorpsmuseum “In de Drie Snoeken”, het Mastboomhuis en de Meeshoeve. Tevens is het Regionaal Archief West-Brabant in Oudenbosch gevestigd.

Ad e) Onderwijs

Educatieve projecten kunnen jonge mensen via het onderwijs bekend maken met cultuurhistorie. In de nieuwe cultuurnota 2010-2014 Halderberge: cultureel uitgelicht wordt uitgebreid ingegaan op hoe cultuureducatie op dit moment wordt vormgegeven binnen Halderberge. Een belangrijk element hierbij is de in 2006 gestarte “Marktplaats Halderberge”. Het is een fysieke “marktplaats” van kunst-, cultuur-, en cultureel erfgoededucatie met onder andere de Romeinse leskist. Het concept is zo opgesteld dat vraag en aanbod op een eenvoudige manier op elkaar afgestemd kunnen worden. Dit laatste is onder andere mogelijk via de website www.marktplaatshalderberge.nl.

 

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed ontwikkelt reeds jaren in samenwerking met diverse instanties educatieve projecten op het terrein van het cultureel erfgoed. In 1997 heeft zij het project “Scholen adopteren monumenten” opgezet. Het is bij dit project de bedoeling dat een school een langdurige band aangaat met een monument. Het monument kan dienen als “kapstok” om verschillende lessen aan op te hangen. Leerlingen ontwikkelen zo een verantwoordelijkheidsgevoel ten opzichte van “hun” monument en dat is van belang voor het besef van de historische waarde van monumenten en daarmee voor behoud van het erfgoed.

Een tweede project in dit verband is “Terug naar de Toekomst met de Monumentenkist”, bedoeld voor leerlingen in de basisvorming (zowel vmbo als havo/vwo), waarbij de nadruk ligt op ‘behouden door ontwikkelen’. Leerlingen gaan op onderzoek uit bij een monument in de buurt om bewust te worden van de keuzes die er in de dagelijkse praktijk van de monumentenzorg gemaakt moeten worden.

 

Het VSB Fonds heeft begin 2002, leunend op expertise van de RCE, Erfgoed Nederland (voorheen NCM), de stichting Open Monumentendag en Bond Heemschut, het initiatief genomen voor het project “Verover je eigen monument” met als doel: met jongeren, voor jongeren en door jongeren belangstelling te creëren voor monumenten. In principe is het mogelijk om lokaal bij dit project aan te sluiten, zodat op lokaal niveau bij de plaatselijke jeugd draagvlak gecreëerd kan worden op het terrein van erfgoed.

 

Ad. f) Inwoners van Halderberge

Om interesse voor monumenten en cultuurhistorie bij de inwoners te bevorderen kunnen activiteiten worden georganiseerd. In 1998 hebben de heemkundekringen een publicatie uitgebracht met de titel “Halderberge Oud en Nu, Bijdrage tot de geschiedenis van Halderberge”. Van meer recente datum (2008) is de door de gemeente uitgebrachte publicatie “de Kunst-en Monumentengids Halderberge”. Hoewel de vijf genoemde heemkundekringen werken met hun eigen activiteiten (lezingen, tentoonstellingen, presentaties, brochures) zou door samenwerking met de heemkundekringen meer activiteiten kunnen worden ontwikkeld die bijdragen aan het creëren van draagvlak voor cultuurhistorie en monumentenzorg. Gedacht kan worden aan het uitbrengen van (gezamenlijke) publicaties, zoals een boek over de monumenten in de Halderberge of het organiseren van de jaarlijkse Open Monumentendag. De activiteiten, georganiseerd door verenigingen/ instellingen, kunnen mogelijk door middel van subsidieverstrekking gestimuleerd worden. Daarnaast kan in lokale media regelmatig aandacht geschonken worden aan monumentenzorg en cultuurhistorie. Voor Halderberge is dit de Halderbergse bode. Het tentoonstellen van recente archeologische vondsten is eveneens een goed middel om draagvlak te verbreden.

Open Monumentendag

Vanaf de vaststelling van de Nota Monumentenbeleid gemeente Halderberge, Een toekomst voor het verleden in 1997 heeft de gemeente een aantal jaar de Open Monumentendag georganiseerd. Sinds 2003 echter is er voor gekozen om dit niet meer vanuit het gemeentehuis te initiëren en te coördineren maar de organisatie van de activiteiten aan de lokale initiatieven over te laten. Hoewel dit de afgelopen jaren leuke initiatieven en resultaten heeft opgeleverd is het aanbevelenswaardig om de ondersteuning en coördinatie weer vanuit de gemeente op te pakken. Door een bredere eigentijdse aanpak waarbij ingestoken wordt op erfgoedbeleving door bijvoorbeeld kunstexposities, muziek, dans en activiteiten voor kinderen bij het programma te betrekken worden monumenten van hun “stoffige imago” ontdaan en kan een breed publiek bereikt worden. Met een professionele aanpak kan dit jaarlijkse evenement, wat met een landelijk bezoekersaantal van 800.000 mensen per jaar het grootste landelijke evenement is, veel opleveren voor het draagvlak van het gemeentelijke erfgoedbeleid.

 

Erfgoedcommunicatie: interactief en educatief

Het hedendaagse publiek wil interactie, discussiëren, uitwisselen en kennis opdoen. In deze behoefte zou kunnen worden voorzien door het publiek direct in aanraking te laten komen met cultuurhistorie. Dit kan door duidelijke verwijzingen naar de lokale cultuurhistorische waarden in de openbare ruimte. Dit vergroot de kennis en aandacht en zorgt voor herkenning. Hierdoor wordt het draagvlak voor het erfgoed groter. Een belangrijk middel om het publiek eenvoudig en snel te informeren is het internet. Door op bijvoorbeeld de gemeentelijke internetsite informatie te zetten over het cultureel erfgoed kan het publiek snel en doeltreffend worden geïnformeerd. Informatie waaraan in dit verband gedacht kan worden is: het vergunningenstelsel, procesbeschrijving cultuurhistorie, cultuurhistorische onderzoeksresultaten, rapportages en financieringsmethoden. Met het opzetten van de website waarbrabantbegint.nl, waarop nadrukkelijk aandacht gegeven wordt aan monumenten en cultureel erfgoed is een belangrijke eerste stap gezet op dit terrein.

 

Beleidsvoorstellen en acties

  • 1.

    Jaarlijks organiseren en coördineren van de gemeentelijke Open Monumentendag.

  • 2.

    Bevorderen van extern draagvlak voor cultuurhistorie door middel van een actieve benadering van lokale monumenteigenaren en door het stimuleren en ondersteunen van activiteiten van erfgoedorganisaties.

  • 3.

    Bevorderen van intern draagvlak voor cultuurhistorie binnen het gemeentelijk bestel.

  • 4.

    Bezien hoe cultuureducatie met nieuwe en eigentijds projecten verder kan worden uitgebouwd.

  • 5.

    Bezien hoe erfgoedcommunicatie via de gemeentelijke internetsite(s) verder kan worden uitgebouwd en geoptimaliseerd.