Organisatie | Oisterwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nota prostitutiebeleid |
Citeertitel | Nota prostitutiebeleid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-2000 | nieuwe regeling | 22-08-2000 huis-aan-huis blad, 10-10-2000 |
1. Doelstellingen van het regeringsbeleid:
Op 26 oktober 1999 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het voorstel het algemeen bordeelverbod op te heffen. De wetswijziging zal van kracht worden per 1 oktober 2000.
Door de regering zijn aan de wetswijziging de volgende zes doelstellingen verbonden:
Vanaf 1 oktober 2000 is het vestigen van seksinrichtingen legaal en is de exploitant in beginsel te vergelijken met iedere andere ondernemer. Exploitanten zijn vrij zich te vestigen, tenzij er lokale regelgeving is die daar grenzen aan stelt c.q. randvoorwaarden voor formuleert.
2. Verschijningsvormen van seksinrichtingen
Er wordt een onderscheid gemaakt met betrekking tot seksinrichtingen, waarin prostitutie plaatsvindt en inrichtingen waarin uitsluitend vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.
In deze nota wordt allereerst ingegaan op de seksinrichtingen waarin prostitutie plaatsvindt, waaronder ook de escortbedrijven worden begrepen. Vervolgens wordt ingegaan op de nadere eisen ten aanzien van de inrichtingen, waarin uitsluitend vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden.
3. Vergunningenstelsel prostitutie inrichtingen
Het verdient aanbeveling in de APV een vergunningstelsel op te nemen voor het exploiteren van inrichtingen waarin prostitutie bedreven wordt (seksinrichtingen). Op de eerste plaats is het mogelijk om te komen tot het reguleren van de vestigingsmogelijkheden. Hierbij wordt overigens aangetekend dat een "nul-optie" door de regering wordt uitgesloten. Dit houdt in, dat de vestiging van seksinrichtingen binnen de gemeente niet mag worden uitgesloten. De vestiging van een dergelijke inrichting moet uiteraard getoetst worden aan het vigerende bestemmingsplan.
Voor de gemeente Oisterwijk geldt dat binnen de geactualiseerde bestemmingsplannen de vestiging van seksinrichtingen niet actief is gereguleerd, met uitzondering van twee plannen, namelijk bestemmingsplan "Woongebied West" ontwerpbestemmingsplan "Centrum Oisterwijk". De gedetailleerde bestemmingsaanduidingen (sub bestemmingen) in de geactualiseerde bestemmingsplannen bieden wellicht enig aanknopingspunt om vestiging van seksinrichtingen tegen te gaan. In de actualisatie van de oudere bestemmingsplannen zal met deze problematiek rekening worden gehouden.
Hierbij moet wel worden gewezen op het feit dat bij het hanteren van de eerdergenoemde "nul-optie' de jurisprudentie zal uitwijzen, welke (on)mogelijkheden de bestemmingsplannen bieden.
Ook na legalisatie van deze branche, door opheffing van het bordeelverbod, blijft er sprake van een bijzondere branche, waar het gevaar van bedreiging van de openbare orde c.q. aantasting van woon-en leefklimaat latent aanwezig is.
Het vestigingsbeleid is aan de orde, voordat eventueel vergunning verleend wordt. Daarnaast is het zaak, als vergunning verleend is, voorschriften te verbinden aan die vergunning in het belang van de openbare orde en woon- en leefklimaat, maar ook met het oog op de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de in de branche werkzame personen. Het bewaken daarvan is een taak die door de minister in de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp aan gemeenten is toebedeeld en die ook past binnen de gemeentelijke taak. Die (onder)grens wordt overschreden, waar de bemoeienis rechtstreeks betrekking zou hebben op de arbeidsverhouding tussen exploitant en prostitue(e). Hoe deze hun relatie regelen, dat wil zeggen of er sprake is van het werkzaam zijn in een gezagsverhouding of dat volstaan wordt met het verhuren van de exploitant aan de prostitue(e) van ruimte, waarna deze vervolgens vrij ondernemer is, is geen zaak die de gemeente dwingend kan voorschrijven. Wel is het vanuit een oogpunt van veiligheid en gezondheid van de prostitue(e) zaak dat deze, ook al zou er sprake zijn van een gezagsverhouding, deze in ieder geval voldoende vrijheid behoudt zijn/haar grenzen te bepalen. In de hierna opgenomen vergunningsvoorschriften zijn dan ook voorschriften opgenomen die dit beogen te bewerkstelligen.
Bovenstaande leidt tot de volgende conclusies:
Een vergunningaanvraag dient getoetst te worden aan :
Eisen aan de exploitant/beheerder. Voldoet de verantwoordelijke exploitant/beheerders aan de te stellen gedragseisen (vgl. Drank-en Horecawet). Doel hiervan is zoveel mogelijk te waarborgen dat zij van goed levensgedrag zijn. Het Besluit inlichtingen justitiële documentatie is gewijzigd. Gemeenten hebben toegang gekregen tot de justitiële register ten behoeve van deze toets.
Verloopt de toetsing aan de onder 2 genoemde criteria positief dan kan de vergunning verleend worden. Aan de vergunning dienen vervolgens voorschriften verbonden te worden om te verzekeren, dat de bedrijfsvoering zodanig verloopt, dat ook daarin geen grond gelegen is voor aantasting van de onder 1 genoemde belangen.
3.1 Toetsingscriteria vergunningaanvraag
Eerste criterium is dat vestiging in overeenstemming met de bestemmingsvoorschriften van het bestemmingsplan dient te zijn. Het schenken van alcohol in de seksinrichting is alleen mogelijk indien de bestemmingsvoorschriften de mogelijkheid van horeca bieden.
In de APV wordt expliciet opgenomen dat vergunning alleen verleend kan worden als het bestemmingsplan vestiging toelaat. Juridisch is een dergelijke bepaling mogelijk (ARRS 24 maart 1997 (APV Amsterdam).
Met het oog op bescherming van het belang van de openbare orde c.q. voorkoming van aantasting van het woon- en leefklimaat, zoals hiervoor nader toegelicht, dient voorts nog aan een aantal specifieke op de A.P.V. gebaseerde vestigingscriteria te worden voldaan. Uitgangspunt daarbij is dat mogelijke overlast voor de woonfunctie zo veel mogelijk wordt voorkomen. Duidelijk is dat de vestiging in woonstraten niet toelaatbaar is, vanwege de mogelijke aantasting van het woon- en leefklimaat. Daarbij spelen twee aspecten: de verkeersfunctie van de straat en de gebruiksfunctie van de bebouwing.
Ten aanzien van de gebruiksfunctie van de bebouwing is van belang dat de woonfunctie qua beleving ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie van de directe omgeving. Daarbij kan een gebied van 100 m aan weerszijden (bij hoeken meerdere zijden) en aan de overzijde van een voorgenomen vestiging worden beschouwd. De meest direct betrokken buurpanden zullen de grootste overlast ervaren. Dit zouden dan bij voorkeur ook geen woonpanden maar feitelijke bedrijfspanden moeten zijn (eventueel wel met bovenwoningen). Voor de verder gelegen bebouwing binnen 100 m van een voorgenomen vestiging dient ook sprake te zijn van een overwegend bedrijfsmatig karakter op de begane grond.
Bovengenoemde locatiecriteria moeten in zijn algemeenheid voldoende zijn om de mogelijke overlast van prostitutie-inrichtingen voor het woon- en leefklimaat te minimaliseren. Dit kan als volgt worden geformuleerd:
Geen vestiging van seksinrichtingen in of aan woonstraten. Onder het begrip woonstraten wordt in dit verband verstaan: voet- en rijstraten, wegen, lanen, kaden, hofjes, woonerven en pleinen waaraan bebouwing is gelegen die uitsluitend of in belangrijke mate dient ter bewoning c.q. een woonfunctie heeft.
Als meetpunt in de onder 3 en 4 en 5 bedoelde gevallen geldt de afstand tussen de toegangsdeur van de prostitutie-inrichting en de plaats waar de bezoekers van de betreffende instelling (wijkcentrum/school/andere prostitutie-inrichting) de openbare weg betreden. Wanneer er sprake is van meerdere toegangen tot de openbare weg geldt als meetpunt die toegang die het dichtst gelegen is bij de prostitutie-inrichting. Mutatis mutandis geldt dat als de prostitutie-inrichting meerdere toegangen heeft ook hier gemeten wordt vanaf die toegang die het dichtst bij de school, etc. is gelegen.
Voor alle duidelijkheid: er moet dus zowel voldaan worden aan de geldende bepalingen in een toepasselijk bestemmingsplan als aan de hierboven genoemde openbare orde en woon-en leefklimaat toets. Dit dient steeds per pand getoetst te worden. Met andere woorden ook al wordt aan de openbare orde en woon-en leefklimaat criteria voldaan dan nog kan het bestemmingsplan vestiging uitsluiten en dient de aanvraag dus afgewezen te worden.
De exploitant en de beheerder dienen te voldoen aan de volgende gedragseisen:
Daarnaast mogen zij geen veroordeling hebben gehad wegens overtreding van een aantal met name in de APV genoemde artikelen.
Indien op enig moment niet meer aan die eisen voldaan wordt dient de vergunning ingetrokken te worden. Eén en ander zal in ieder geval één maal per jaar gecheckt worden.
De seksinrichtingen dienen te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in het bouwbesluit en de bouwverordening:
Voorgesteld wordt om, in verband met het bijzondere van de seksinrichtingen waarin prostitutie wordt bedreven, de volgende nadere eisen te stellen:
3.1.4. Vergunningsvoorschriften
Gelet op de hiervoor genoemde belangen dienen aan de bedrijfsvoering een aantal eisen verbonden te worden. Onderscheiden naar het belang dat met oplegging van die voorschriften gemoeid is dient aan de volgende eisen voldaan te worden:
N.B. Indien deze voorschriften overtreden worden is onmiddellijke intrekking van de vergunning mogelijk. Daarnaast dient de exploitant te allen tijde aan de gedragseisen te voldoen, zoals hiervoor vermeld. Als dat niet meer het geval is, b.v. vanwege een strafrechtelijke veroordeling kan eveneens de vergunning ingetrokken worden.
Voorschriften ter bevordering van de gezondheid
De exploitant dient de GGD toegang te verlenen voor het geven van voorlichting omtrent gezondheid en seksueel overdraagbare aandoeningen en andere beroepsrisico's en dient er voor te zorgen dat er voorlichtingsmateriaal daaromtrent in de inrichting in voldoende mate aanwezig is, zo nodig in verschillende talen.
Onder "escort" wordt verstaan het op bedrijfsmatige wijze bemiddelen in de totstandkoming van contacten tussen een prostitue(e) en degene die van zijn/haar diensten gebruik wil maken.
In deze bedrijven bestaat weinig inzicht. Dit is wel gewenst omdat afgezien van het feit, dat de prostitutie niet op één specifieke locatie plaatsvindt voor het overige deze bedrijfsvorm volstrekt vergelijkbaar is met de hiervoor gedefinieerde prostitutie-inrichtingen. Met andere woorden ook hier is een vorm van toezicht gewenst.
Gelet daarop dient ook voor escortbedrjjven een vergunningplicht in het leven geroepen te worden. De mogelijkheid om dit te doen is met zoveel woorden opgenomen in het nieuwe artikel 152a Gemeentewet.
Probleem is wel, dat vaak niet aanstonds duidelijk is waar een escortbedrijf gevestigd is, soms is alleen een 06-nummer bekend; de vraag is dan wanneer een bedrijf zich bij de gemeente Oisterwijk dient te melden, dat wil zeggen wanneer gezegd kan worden, dat dit in Oisterwijk gevestigd is. Immers de verordenende bevoegdheid van de gemeente gaat niet verder dan de gemeentegrenzen.
Wij zijn van mening, dat een bedrijf geacht kan worden in Oisterwijk gevestigd te zijn en dus vergunningsplichtig te zijn, indien:
> het bedrijf blijkens inschrijving bij de Kamer van Koophandel in Oisterwijk gevestigd is; > het bedrijf niet is ingeschreven, maar de exploitant wel in Oisterwijk woonachtig is.
Locatiecriteria en inrichtingseisen spelen niet. Wel kunnen de persoonlijkheidseisen voor bordeelexploitanten van overeenkomstige toepassing worden verklaard.
Voor wat betreft de vergunningvoorschriften dienen de eerste drie, die onder het kopje openbare orde staan (onder 3.1.4. van deze Nota), opgelegd te worden, alsmede de voorschriften ter bevordering van de gezondheid (onder 3.1.4 van deze Nota).
5. Seksinrichtingen, waar uitsluitend vertoningen gegeven worden.
Ook deze vallen onder het begrip seksinrichtingen. In Oisterwijk bestaan dergelijke inrichtingen, (nog) niet. De mogelijkheid bestaat echter dat men, nu aan prostitutie-inrichtingen strenge eisen gesteld gaan worden, hun toevlucht nemen tot het opzetten van dergelijke inrichtingen
b.v. als dekmantel voor activiteiten op het terrein van de mensenhandel. Om die reden is het zaak ook voor dit soort inrichtingen een vergunning te eisen.
Bij een vergunningaanvraag voor bovengenoemde seksinrichting moet getoetst worden aan:
Als het seksinrichtingen betreft, waar live-shows plaatsvinden, dient ook voldaan te worden aan de volgende gezondheidsvoorschriften:
Het gaat hier om een aparte categorie, waar de prostitutie-activiteiten (veelal) in de eigen woning plaatsvinden. Deze categorie kenmerkt zich doordat er sprake is van alleen werkende prostitue(e)s, in de eigen woonomgeving, waarbij veelal ook geen reclame wordt gemaakt. In het algemeen is het hiervoor beschreven beleid niet van toepassing op deze categorie. Dit is het geval indien voldaan wordt aan de volgende eisen:
Wordt aan één of meer van deze eisen niet voldaan, dan valt de thuiswerker onder de omschrijving van prostitutie en daarmee onder de in deze nota daaraan gestelde vestigings- en andere eisen. Bij overtreding van de vestigings- en andere eisen kan opgetreden worden door middel van het opleggen van een dwangsom. Immers dan worden gemeentelijke voorschriften als bedoeld in artikel 125 gemeentewet (jo. artikel 5:32 Awb) overtreden.
6.3. Straat- en raamprostitutie
Zichtbare vormen van straat- en raamprostitutie hebben een veel sterkere uitstraling op de woon- en leefomgeving dan de andere prostitutievormen. Naast het feit, dat deze prostitutievormen een aantasting opleveren van het woon- en leefklimaat kan niet worden uitgesloten, dat zij een inbreuk zullen vormen op de rust en orde in de gemeente. Derhalve worden straat- en raamprostitutie niet toegestaan in de gemeente Oisterwijk.
7.1. organisatie van de uitvoering
De gemeente is belast met het toezicht op de locatie-eisen, gedragseisen en inrichtingseisen en is belast met de vergunningverlening.
Met de controle op de voorschriften, die verband houden met de openbare orde, is de politie te belasten. Op grond van artikel 6. la jo. 6.3 APV kan de politie hiertoe, ook indien er geen sprake is van strafbare feiten woningen en andere gebouwen binnentreden. Met de controle op de naleving van de brandveiligheidseisen dient de brandweer te worden belast.
In het kader van het voorkomen danwel bestrijden van vrouwen-/mensenhandel, gedwongen prostitutie, prostitutie door minderjarigen, illegaliteit, onmenselijke situaties op het gebied van
o.a. hygiëne en veiligheid, handel in drugs en vuurwapens en criminele handelingen zal een vast team van de politie regelmatig controles houden.
De volksgezondheidsaspecten zijn een zaak van de GGD, waarbij ook aan deze instantie toezichthoudende bevoegdheden zullen worden verleend door het college van burgemeester en wethouders en door de burgemeester. Naast het houden van toezicht vervult de GGD een zeker zo belangrijke meer adviserende en preventieve rol. Beide rollen hoeven elkaar niet te "bijten". Desgewenst kan de GGD verschillende ambtenaren met de verschillende taken belasten.
Waar geconstateerd wordt dat bestaande voorschriften worden overtreden is het zaak de gemeente steeds te informeren, omdat deze steeds zal moeten nagaan of de verleende vergunning op basis van de APV niet moet worden ingetrokken c.q. andere maatregelen getroffen dienen te worden.
Omtrent de handhaving zijn op regionaal niveau afspraken gemaakt. Zo zullen contactpersonen aangesteld worden die ten minste twee maal per jaar overleg voeren over de uit te voeren controles.
De Regiopolitie Midden en West Brabant zal, waar de bestrijding van mensenhandel een belangrijke doelstelling is van de opheffing van het bordeelverbod, tenminste zes maal per jaar controle uitoefenen op seksinrichtingen, waar prostitutie plaatsvindt. Zij heeft hiertoe binnen elk district een speciaal team geformeerd, dat multidisciplinair is samengesteld.
Indien geconstateerd wordt, dat vergunningvoorschriften overtreden worden, zal, hiertegen opgetreden worden overeenkomstig het als bijlage bij dit voorstel gevoegde schema, dat in regionaal verband is vastgesteld. Voordeel hiervan is dat binnen de gehele (politie)regio een eensluidend handhavingsbeleid gevoerd zal gaan worden.
I EXPLOITATIE ZONDER VERGUNNING
II EXPLOITATIE IN STRIJD MET VERGUNNING
III EXPLOITATIE IN STRIJD MET ARTIKEL 250 A WETBOEK VAN STRAFRECHT