Organisatie | Hengelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2019, 1e wijziging.
Verordening Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) gemeente Hengelo 2020
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-12-2020 | nieuwe regeling | 10-11-2020 | 3135713 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo;
gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020;
vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
resultatenoverzicht: dit is een overzicht waarin de afspraken staan die tussen de gemeente, aanbieder en de cliënt zijn gemaakt naar aanleiding van de ondersteuningsbehoefte. Het resultatenoverzicht bevat in ieder geval de volgende onderdelen:de ondersteuningsbehoefte(n), niveaus en/of modules, de tijd per ondersteuningsbehoefte, de te behalen resultaten, de interventiebeschrijving, de verwachte start- en einddatum en de met de cliënt gemaakte afspraken.
Algemene dagelijkse handelingen (ADH): zijn de dagelijks terugkerende basishandelingen die iemand moet doen om zelfstandig te kunnen blijven leven op een binnen de maatschappij fatsoenlijk geacht niveau. Hieronder vallen ook handelingen als financiën/administratie, huishoudelijk werk, boodschappen doen, enzovoort.
Primaire ruimten: Onder primaire ruimten vallen in ieder geval: woonkamer, keuken, slaapkamer(s) voor zover in gebruik door personen binnen de gezamenlijke huishouding, verkeersruimten zoals hal, overloop en bijkeuken, badkamer, toilet, trap voor zover deze naar de hierboven genoemde ruimten leidt.
Onder primaire ruimten vallen in ieder geval niet de berging, kelder, (berg)zolder en logeerkamer(s).
HOOFDSTUK 2 NADERE UITWERKING MAATWERKVOORZIENING
Paragraaf 2.1. Eigen mogelijkheden cliënt
Onder eigen kracht, zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub a van de verordening wordt verstaan datgene wat binnen het vermogen van de cliënt ligt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie te komen. De cliënt moet zich in hoge mate inspannen om dát aan te wenden wat binnen zijn eigen bereik ligt om in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien.
Artikel 2.1.2. Gebruikelijke hulp
Onder gebruikelijke hulp zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub b van de verordening wordt verstaan hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Dit is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
In geval de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen, dan gaat het college er vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke ondersteuning:
Kinderen tussen 18-23 jaar worden verondersteld de taken van een eenpersoons huishouden te kunnen uitvoeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoons huishouden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen.
Artikel 2.1.3. Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp
Voor zover een huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp voor de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. De reden dat de volwassen huisgenoot de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.
Artikel 2.1.5. Sociale netwerk
Onder het sociaal netwerk zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub d van de verordening wordt verstaan de personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.
Artikel 2.1.6. Algemene voorzieningen
Onder een algemene voorziening zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub f van de verordening wordt verstaan een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, met een beperkte toegangsbeoordeling en die een adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een cliënt ondervindt.
Artikel 2.1.7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Onder een algemeen gebruikelijke voorziening zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub e van de verordening wordt verstaan een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.
Paragraaf 2.2. Passende bijdrage maatwerkvoorziening
Artikel 2.2. Resultaatgebieden passende bijdrage
Indien uit het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.4. van de verordening blijkt dat de cliënt niet zelf in staat is zijn beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid of participatie zoals bedoeld in artikel 4.1.1 lid 2 van de verordening weg te nemen of te verminderen, kan het college de passende bijdrage leveren binnen de volgende resultaatgebieden:
Indien uit het onderzoek blijkt dat de cliënt niet zelf in staat is zijn problemen bij het zich handhaven in de samenleving zoals bedoeld in artikel 4.1.2 lid 2 van de verordening weg te nemen of te verminderen, kan het college, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, de passende bijdrage leveren binnen de volgende resultaatgebieden:
Paragraaf 2.3. Ondersteuning bij het huishouden
Artikel 2.3.1. Ondersteuning bij het huishouden
Onder een schoon huis wordt het volgende verstaan: de woning moet schoon zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen, zoals onder andere neergelegd in een door een onafhankelijke derde afgegeven certificaat waaruit blijkt dat voldaan wordt aan onafhankelijke (Europese) kwaliteitsnormen (zoals ISO, HKZ) of een beschreven en toetsbaar kwaliteitssysteem, waaruit de technische kwaliteit blijkt met betrekking tot beoordeling van schoonmaakonderhoud.
De werkzaamheden, frequentie en tijdseenheid zijn mede afhankelijk van de persoonlijke situatie en leefwijze (gezinssamenstelling en gezondheid) van de cliënt. De inzet moet in ieder geval in voldoende mate aansluiten bij de persoonlijke situatie (mogelijkheden en beperkingen). Daarbij is het aan de cliënt om samen met de zorgaanbieder keuzes te maken en prioriteiten te stellen.
De werkwijze voor het bepalen van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning is als volgt:
Tijdens het gesprek wordt met cliënt doorgesproken welke activiteiten cliënt door middel van eigen kracht kan (laten) uitvoeren. Vervolgens wordt een gecontracteerde zorgaanbieder om advies gevraagd. De zorgaanbieder adviseert welke werkzaamheden noodzakelijk zijn, aanvullend aan de activiteiten die cliënt op eigen kracht kan (laten) uitvoeren, met welke frequentie deze moeten worden uitgevoerd en hoeveel tijd (minuten) hier in totaal per 4 weken aan besteed wordt. De zorgaanbieder vult hiervoor het zorgplan in. Het college toetst vervolgens of het opgestelde zorgplan aansluit op de hulpvraag van de cliënt en of het in overeenstemming is met wat de cliënt nodig heeft (passende bijdrage).
Bij klachten over de huishoudelijke ondersteuning kunnen cliënten hiervoor terecht bij de aanbieder. De aanbieder handelt de klacht af in overeenstemming met de klachtenregeling. Het college ziet toe op naleving van de klachtenregeling. Daarnaast kan het college een bemiddelende rol spelen indien de aanbieder en cliënt er samen niet uitkomen.
Artikel 2.3.2 Module extra hygiëne
In aanvulling op de voorziening als genoemd in artikel 2.3.1. kan het college de maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden module extra hygiëne toekennen. Deze maatwerkvoorziening kan bestaan uit:
De activiteiten die hieronder vallen zijn gelijk aan de activiteiten die vallen onder de ondersteuning bij het huishouden basis. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule.
De module Extra hygiëne kan worden ingezet als sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking van de cliënt die ertoe leidt dat de ondersteuning bij het huishouden die de cliënt nodig heeft de ondersteuning basis overstijgt en wanneer er sprake is van één van onderstaande redenen waardoor extra hygiëne in het huishouden noodzakelijk is:
Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief): ernstige klachten ten gevolge van COPD, medisch geobjectiveerde allergie voor huisstofmijt of een hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen. De module Extra hygiëne kan ook worden ingezet wanneer extra huishoudelijke ondersteuning noodzakelijk is in verband met thuiswonende kind(eren) jonger dan 12 jaar.
Artikel 2.3.3 Module maaltijdverzorging
Bij de afweging of een cliënt in aanmerking komt voor de module maaltijdverzorging wordt rekening gehouden met het feit dat:
de betreffende voorziening door cliënt kan worden bekostigd.
Eigen keuzes van de cliënt, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra ondersteuning voor boodschappen doen.
De module regie kan worden ingezet wanneer de cliënt niet in staat is tot regie voeren en het plannen van werkzaamheden met betrekking tot het organiseren van huishoudelijke taken ten gevolge van een objectiveerbare (medische) beperking. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is, naast een leefbaar huishouden, ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt bijvoorbeeld bij een terminale situatie of als disfunctioneren dreigt ten gevolge van dementie. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij de cliënt
Artikel 2.3.5 Module zorg voor minderjarige kinderen
De module zorg voor minderjarige kinderen kan worden ingezet bij acuut ontstane problemen bij de verzorging van minderjarige, gezonde kinderen ten gevolge van uitval van één van de ouders door een beperking. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van één van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Daarbij wordt ook rekening gehouden met gebruikelijke zorg.
De ondersteuning voor minderjarige kinderen is tijdelijk (maximaal 3 maanden) in afwachting van een structurele oplossing. Met deze module wordt ouders de mogelijkheid geboden een oplossing te creëren. Van hen mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij wordt ook rekening gehouden of er andere mogelijkheden zijn. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden of kan de cliënt op eigen kracht, of met behulp van mensen om zich heen zorgen voor de kinderen.
Paragraaf 2.4. Ondersteuning bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden
Artikel 2.4.1 Ondersteuningsbehoefte
De groepsgerichte ondersteuning moet programmatisch/methodisch zijn, gericht op het structureren van de dag, op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen. Groepsgerichte ondersteuning houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven resultaat waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent anders dan arbeid of onderwijs. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de cliënt per dagdeel minimaal 3 uren deelneemt aan de groepsgerichte ondersteuning.Er geldt een norm van maximaal 8 cliënten per begeleider. Indien vervoer van en naar de groepsgerichte ondersteuning noodzakelijk is, wordt de groepsgerichte ondersteuning zo dicht mogelijk bij het woonadres van cliënt georganiseerd.
Artikel 2.4.2 Ondersteuningsbehoefte 1 (OB1)
De cliënt heeft ondersteuning nodig die gericht is op het uitvoeren van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden:
Artikel 2.4.3. Ondersteuningsbehoefte 2 (OB2)
Cliënt heeft ondersteuning nodig bij terugkrijgen van de regie over en uitvoering van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden. Het doel van de ondersteuning is om de zelfredzaamheid te stimuleren en tekorten daarin aan te vullen. Het uitgangspunt hierbij is dat er nog ontwikkeling mogelijk is, gekoppeld aan een bepaalde termijn.
De ondersteuning is gericht op het terugkrijgen en/of vergroten van de regie:
Het college bepaalt de omvang van de ondersteuning (ondersteuningsbehoefte(s), niveau(s), tijdseenheid en de periode waarin het gestelde resultaat bereikt moet gaan worden). Hierbij worden één of meerdere aanbieders gezocht die op maat de betreffende ondersteuning kunnen bieden aan cliënt. Indien nodig kan op basis van de vraagverheldering consultatie ingezet worden om met de expertise van een aanbieder de ondersteuningsvraag nader aan te scherpen.
De aanbieder stelt vervolgens samen met de cliënt een plan van aanpak op (zorgplan) waarin is uitgewerkt hoe de resultaten bereikt gaan worden. De aanbieder betrekt bij het opstellen van het zorgplan de cliënt en zijn naasten actief; de vraag, behoefte, wensen en doelen van de cliënt zijn vastgelegd en sluiten aan bij de leefomgeving en achtergrond van cliënt.
Paragraaf 2.5. Ondersteuning Wonen en verblijf
Artikel 2.5. Ondersteuning tijdelijke vervanging van de thuissituatie (Dakje 1)
Het gaat om kortdurend verblijf voor de cliënt om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten van zijn/haar taak (respijtzorg). De cliënt verblijft tijdelijk in een 24 uurs voorziening ter vervanging van de eigen thuissituatie (Dakje 1). Afhankelijk van de mogelijkheden en behoeften van de cliënt wordt de huisvesting vormgegeven. Er is een professionele begeleider aanwezig voor de cliënt op de vaste momenten dat de cliënt dit nodig heeft en op de momenten dat de cliënt alarmeert. De mate waarin dit noodzakelijk is, is leeftijd- en persoonsafhankelijk.
Paragraaf 2.6 Ondersteuning gericht op woningaanpassingen
Artikel 2.6.2. Ondersteuning gericht op verplaatsen binnen de leefomgeving
Onder de leefomgeving als bedoeld in lid 1 wordt uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
HOOFDSTUK 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Artikel 3.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb
Het college verstrekt in overeenstemming met artikel 2.3.6 tweede lid van de Wet een pgb indien:
de cliënt dan wel zijn (wettelijk) vertegenwoordiger naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger in staat is te achten de aan de pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.
Artikel 3.2. Eisen beheer van een pgb
Om na te gaan of de cliënt of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het PGB om kan gaan, wordt de bekwaamheid van de aanvrager beoordeeld.
is de cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger in staat de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitatiegesprekken, het laten opstellen van correcte zorgovereenkomsten gelijk aan het model van de SVB, danwel het corrigeren van facturen, het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg en het aansturen en aanspraken van de zorgaanbieder op zijn verplichtingen.
Artikel 3.3. Verplichtingen en kwaliteitseisen
Degene die cliëntgebonden ondersteuning levert, moet een door de overheid erkende, afgeronde, zorggerelateerde (gericht op mensen) opleiding hebben of daarmee gelijkgestelde werkervaring, passend bij de te verrichte activiteiten en bij de persoonlijke kenmerken en omstandigheden, complexiteit en aard van de problematiek van de cliënt en op het niveau zoals bepaald in artikel 2.4.5 lid 1. Op verzoek moet dit aangetoond worden. Bij informele ondersteuning kan hiervan worden afgeweken indien dit naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.
De cliënt moet naar het oordeel van het college in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Indien de cliënt zich laat vertegenwoordigen geldt het volgende: de persoon/organisatie die de cliënt vertegenwoordigt, is niet tevens uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.
De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend voor een voorziening in de vorm van dienstverlening, sluit met de aanbieder een zorgovereenkomst (conform het model van de SVB), waarin onder andere afspraken zijn opgenomen over de wijze van declareren. Een declaratie van een aanbieder bevat in ieder geval:
Hiernaast wordt de declaratie door de aanbieder ondertekend.
Declaraties op basis van maandloon zijn niet toegestaan, tenzij het college hiervoor toestemming heeft verleend.