Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hengelo

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHengelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020
CiteertitelBeleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2019, 1e wijziging.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) gemeente Hengelo 2020

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-12-2020nieuwe regeling

10-11-2020

Gemeente nieuws, 01-12-20

3135713

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo;

 

gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020;

 

b e s l u i t e n:

 

vast te stellen de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1. Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    resultatenoverzicht: dit is een overzicht waarin de afspraken staan die tussen de gemeente, aanbieder en de cliënt zijn gemaakt naar aanleiding van de ondersteuningsbehoefte. Het resultatenoverzicht bevat in ieder geval de volgende onderdelen:de ondersteuningsbehoefte(n), niveaus en/of modules, de tijd per ondersteuningsbehoefte, de te behalen resultaten, de interventiebeschrijving, de verwachte start- en einddatum en de met de cliënt gemaakte afspraken.

  • b.

    Algemene dagelijkse handelingen (ADH): zijn de dagelijks terugkerende basishandelingen die iemand moet doen om zelfstandig te kunnen blijven leven op een binnen de maatschappij fatsoenlijk geacht niveau. Hieronder vallen ook handelingen als financiën/administratie, huishoudelijk werk, boodschappen doen, enzovoort.

  • c.

    Algemeen dagelijkse levensverrichtingen (ADL):

    Mensen zijn zelfredzaam in hun basale algemene dagelijkse levensverrichtingen als zij de volgende dingen kunnen:

    • 1.

      gaan zitten en opstaan uit een stoel;

    • 2.

      in- en uit bed stappen;

    • 3.

      de trap op- en aflopen;

    • 4.

      eten en drinken;

    • 5.

      aan- en uitkleden;

    • 6.

      het gezicht en de handen wassen;

    • 7.

      in bad gaan of douchen;

    • 8.

      van het toilet gebruik maken;

    • 9.

      zich verplaatsen naar een andere kamer op dezelfde verdieping;

    • 10.

      de woning verlaten en binnengaan;

    • 11.

      zich verplaatsen buitenshuis.

  • Persoonlijke verzorging valt onder de Wmo, wanneer de behoefte aan persoonlijke verzorging samenhangt met de behoefte aan begeleiding. Cliënt is in staat om ADL handelingen te verrichten, maar moet hiertoe wel aangespoord worden door zijn begeleider.

  • d.

    Algemene voorziening: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1.1.1 eerste lid van de Wet.

  • e.

    Beleidsregels: de vigerende Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo.

  • f.

    Budgetplan: overzicht van de door de cliënt of diens wettelijk vertegenwoordiger voorgenomen besteding van een aan te vragen persoonsgebonden budget.

  • g.

    Dagdeel: een aaneengesloten deel van de dag van maximaal vier uren.

  • h.

    Dienstverlening: ondersteuning op grond van een maatwerkvoorziening in het kader van de Wet die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een ingezetene, met uitzondering van ondersteuning in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen.

  • i.

    Etmaal: aaneengesloten periode van 24 uur.

  • j.

    Geobjectiveerde beperking: een langdurige beperking op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten.

  • k.

    Gezamenlijk huishouden: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 3 lid 3 en 4 van de Participatiewet.

  • l.

    Huisgenoot: De persoon met wie de cliënt duurzaam een gezamenlijk huishouden voert.

  • m.

    Leefeenheid: geheel aan personen, daaronder begrepen de partner en kinderen, waarmee de cliënt op hetzelfde adres woonachtig is, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

  • n.

    Licht huishoudelijk werk: opruimen, stof afnemen tussen heup-en ooghoogte, afwassen.

  • o.

    Opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • p.

    Overbelasting: een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan.

  • q.

    Partner: Huisgenoot met wie de cliënt is gehuwd of een relatie onderhoudt die daarmee gelijk kan worden gesteld.

  • r.

    Persoonsgebonden budget: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1. van de Wet.

  • s.

    Primaire ruimten: Onder primaire ruimten vallen in ieder geval: woonkamer, keuken, slaapkamer(s) voor zover in gebruik door personen binnen de gezamenlijke huishouding, verkeersruimten zoals hal, overloop en bijkeuken, badkamer, toilet, trap voor zover deze naar de hierboven genoemde ruimten leidt.

    Onder primaire ruimten vallen in ieder geval niet de berging, kelder, (berg)zolder en logeerkamer(s).

  • t.

    Regie: Vermogen van een persoon om zelf te bepalen op welke wijze hij het eigen leven inricht (wonen, werken, sociale contacten).

  • u.

    Stabiele context: niet of slechts licht aan verandering onderhevig, standvastig, duurzaam, stevig, zonder uitschieters, gelijkmatig en rustig.

  • v.

    Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, zijnde een algemene maatregel van bestuur.

  • w.

    Verordening: de vigerende Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo.

  • x.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • y.

    Zorgplan: schriftelijke vastlegging van de aard, omvang en wijze waarop de ondersteuning door de zorgaanbieder wordt verstrekt.

  • z.

    Zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, dweilen, schoonmaken van sanitair en keuken, bedden verschonen, hoog en laag stof afnemen, wassen beddengoed.

HOOFDSTUK 2 NADERE UITWERKING MAATWERKVOORZIENING

Paragraaf 2.1. Eigen mogelijkheden cliënt

Artikel 2.1.1. Eigen kracht

Onder eigen kracht, zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub a van de verordening wordt verstaan datgene wat binnen het vermogen van de cliënt ligt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of participatie te komen. De cliënt moet zich in hoge mate inspannen om dát aan te wenden wat binnen zijn eigen bereik ligt om in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien.

Artikel 2.1.2. Gebruikelijke hulp

  • 1.

    Onder gebruikelijke hulp zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub b van de verordening wordt verstaan hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Dit is de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.

  • 2.

    Bij gebruikelijke hulp wordt gekeken naar wat aan tijdsbesteding bij die activiteit bij een gezond persoon gebruikelijk is, maar ook naar de tijdsbesteding die deze activiteiten in verband met gezondheidsproblemen vervangt.

  • 3.

    Bij het oordeel of gebruikelijke hulp kan worden gevergd houdt het college in ieder geval rekening met:

    • a.

      de omvang van de ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      de leeftijd en de ontwikkelingsfase van inwonende kinderen;

    • c.

      de leerbaarheid van de cliënt en/of huisgenoten van wie gebruikelijke hulp kan worden gevergd;

    • d.

      de omstandigheid dat een huisgenoot regelmatig niet aanwezig is vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

  • 4.

    In geval de leefeenheid van de cliënt mede bestaat uit kinderen, dan gaat het college er vanuit dat de kinderen, afhankelijk van hun leeftijd en psychosociaal functioneren, een bijdrage kunnen leveren aan de huishoudelijke ondersteuning:

    • a.

      kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

    • b.

      kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden als opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien;

    • c.

      kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

    • d.

      Kinderen tussen 18-23 jaar worden verondersteld de taken van een eenpersoons huishouden te kunnen uitvoeren. De huishoudelijke taken voor een éénpersoons huishouden zijn: schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen.

Artikel 2.1.3. Uitzonderingen op het bieden van gebruikelijke hulp

  • 1.

    Voor zover een huisgenoot geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp voor de cliënt uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht. De reden dat de volwassen huisgenoot de vaardigheden niet kan aanleren, moet worden gemotiveerd.

  • 2.

    Voor zover een huisgenoot overbelast is of dreigt te raken, wordt van hem beperkt gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze dreigende overbelasting is opgeheven.

  • 3.

    In geval de cliënt een zeer korte, bekende levensverwachting heeft, kan ter ontlasting van de leefeenheid van de cliënt afgeweken worden van de gebruikelijke zorg.

Artikel 2.1.4. Mantelzorg

  • 1.

    Onder mantelzorg zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub c van de verordening wordt verstaan de zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan de cliënt, door personen uit diens directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie.

  • 2.

    Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid is en in staat geacht mag worden deze zorg te leveren.

Artikel 2.1.5. Sociale netwerk

Onder het sociaal netwerk zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub d van de verordening wordt verstaan de personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt.

Artikel 2.1.6. Algemene voorzieningen

Onder een algemene voorziening zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub f van de verordening wordt verstaan een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, met een beperkte toegangsbeoordeling en die een adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een cliënt ondervindt.

Artikel 2.1.7. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

  • 1.

    Onder een algemeen gebruikelijke voorziening zoals vermeld in artikel 4.1.1. lid 2 sub e van de verordening wordt verstaan een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

  • 2.

    Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorliggende voorziening waarvan gebruik moet worden gemaakt als deze voorhanden is en in redelijkheid een oplossing biedt voor de hulpvraag van de cliënt.

  • 3.

    Wanneer cliënt op grond van de beperkingen die hij ondervindt speciale uitvoeringen nodig heeft van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, komen alleen de meerkosten voor vergoeding in aanmerking.

 

Paragraaf 2.2. Passende bijdrage maatwerkvoorziening

Artikel 2.2. Resultaatgebieden passende bijdrage

  • 1.

    Indien uit het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.4. van de verordening blijkt dat de cliënt niet zelf in staat is zijn beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid of participatie zoals bedoeld in artikel 4.1.1 lid 2 van de verordening weg te nemen of te verminderen, kan het college de passende bijdrage leveren binnen de volgende resultaatgebieden:

    • a.

      Ondersteuning bij het huishouden;

    • b.

      Ondersteuning bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden;

    • c.

      Ondersteuning wonen en verblijf;

    • d.

      Ondersteuning gericht op woningaanpassingen;

    • e.

      Ondersteuning gericht op het zich verplaatsen binnen de leefomgeving.

  • 2.

    Indien uit het onderzoek blijkt dat de cliënt niet zelf in staat is zijn problemen bij het zich handhaven in de samenleving zoals bedoeld in artikel 4.1.2 lid 2 van de verordening weg te nemen of te verminderen, kan het college, onverminderd het bepaalde in het eerste lid, de passende bijdrage leveren binnen de volgende resultaatgebieden:

    • a.

      ondersteuning in de vorm van beschermd wonen;

    • b.

      ondersteuning in de vorm van (maatschappelijke)opvang.

 

Paragraaf 2.3. Ondersteuning bij het huishouden

Artikel 2.3.1. Ondersteuning bij het huishouden

  • 1.

    Huishoudelijke ondersteuning is het geheel of gedeeltelijk overnemen van huishoudelijke activiteiten/ taken. Het resultaat van de ondersteuning is dat cliënt beschikt over een schoon en leefbaar huis.

  • 2.

    Onder een schoon huis wordt het volgende verstaan: de woning moet schoon zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen, zoals onder andere neergelegd in een door een onafhankelijke derde afgegeven certificaat waaruit blijkt dat voldaan wordt aan onafhankelijke (Europese) kwaliteitsnormen (zoals ISO, HKZ) of een beschreven en toetsbaar kwaliteitssysteem, waaruit de technische kwaliteit blijkt met betrekking tot beoordeling van schoonmaakonderhoud.

  • 3.

    Leefbaar staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

  • 4.

    De cliënt dient gebruik te kunnen maken van een aantal primaire woonruimten. Het gaat over de primaire leefruimten in het huis die cliënt daadwerkelijk frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik heeft.

  • 5.

    Om te komen tot het resultaat ‘schoon en leefbaar huis’ moeten de navolgende werkzaamheden worden uitgevoerd: het afnemen van stof, vlekken verwijderen, stofzuigen, opruimen en reinigen van vloeren, sanitair en keuken, wasverzorging en ramen wassen aan de binnenkant.

  • 6.

    De werkzaamheden kunnen worden onderverdeeld in:

    • a.

      Wekelijkse (niet-uitstelbare) werkzaamheden: wachten tot de volgende week is niet mogelijk.

    • b.

      Maandelijkse (uitstelbare) werkzaamheden: deze werkzaamheden kunnen zo nodig verschoven worden naar de volgende weken.

    • c.

      Jaarlijkse (incidentele) werkzaamheden: Naast de werkzaamheden die frequent worden uitgevoerd, zijn er ook zogenaamde laag frequente werkzaamheden te benoemen: taken die niet behoren tot de gangbare standaard taken en zich (ook) kenmerken door een bepaalde mate van uitstelbaarheid.

  • 7.

    De werkzaamheden, frequentie en tijdseenheid die door de zorgaanbieder worden uitgevoerd zijn beschreven in het ondersteuningsplan.

  • 8.

    De werkzaamheden, frequentie en tijdseenheid zijn mede afhankelijk van de persoonlijke situatie en leefwijze (gezinssamenstelling en gezondheid) van de cliënt. De inzet moet in ieder geval in voldoende mate aansluiten bij de persoonlijke situatie (mogelijkheden en beperkingen). Daarbij is het aan de cliënt om samen met de zorgaanbieder keuzes te maken en prioriteiten te stellen.

  • 9.

    Bij het bepalen van de frequentie van de werkzaamheden in het kader van de ondersteuning houdt het college rekening met extra licht en zwaar huishoudelijk werk bij:

    • a.

      medisch geobjectiveerde allergieën voor huisstofmijt;

    • b.

      ernstige klachten ten gevolge van COPD-problematiek;

    • c.

      hogere vervuilingsgraad door gebruik noodzakelijke hulpmiddelen.

  • 10.

    De werkwijze voor het bepalen van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning is als volgt:

    • a.

      Uitgangspunt is dat met de cliënt die een hulpvraag heeft een gesprek wordt gevoerd. De uitkomst van het gesprek wordt beschreven in een gespreksverslag Wmo. Deze wordt opgestuurd naar de cliënt.

    • b.

      Tijdens het gesprek wordt met cliënt doorgesproken welke activiteiten cliënt door middel van eigen kracht kan (laten) uitvoeren. Vervolgens wordt een gecontracteerde zorgaanbieder om advies gevraagd. De zorgaanbieder adviseert welke werkzaamheden noodzakelijk zijn, aanvullend aan de activiteiten die cliënt op eigen kracht kan (laten) uitvoeren, met welke frequentie deze moeten worden uitgevoerd en hoeveel tijd (minuten) hier in totaal per 4 weken aan besteed wordt. De zorgaanbieder vult hiervoor het zorgplan in. Het college toetst vervolgens of het opgestelde zorgplan aansluit op de hulpvraag van de cliënt en of het in overeenstemming is met wat de cliënt nodig heeft (passende bijdrage).

    • c.

      Het college maakt de beschikking op en stuurt deze naar cliënt. Het onderzoeksverslag en zorgplan maken onderdeel uit van de beschikking. Tegen dit besluit kan bezwaar worden gemaakt conform de Awb.

    • d.

      Bij cliënten thuis wordt op basis van een steekproef een optische controle verricht om te bepalen of het resultaat schoon en leefbaar huis wordt bereikt.

    • e.

      Bij klachten over de huishoudelijke ondersteuning kunnen cliënten hiervoor terecht bij de aanbieder. De aanbieder handelt de klacht af in overeenstemming met de klachtenregeling. Het college ziet toe op naleving van de klachtenregeling. Daarnaast kan het college een bemiddelende rol spelen indien de aanbieder en cliënt er samen niet uitkomen.

Artikel 2.3.2 Module extra hygiëne

  • 1.

    In aanvulling op de voorziening als genoemd in artikel 2.3.1. kan het college de maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden module extra hygiëne toekennen. Deze maatwerkvoorziening kan bestaan uit:

    • licht huishoudelijke werk;

    • zwaar huishoudelijk werk.

    De activiteiten die hieronder vallen zijn gelijk aan de activiteiten die vallen onder de ondersteuning bij het huishouden basis. Alleen de frequentie van (enkele van) de activiteiten verschilt met de basismodule.

  • 2.

    De module Extra hygiëne kan worden ingezet als sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking van de cliënt die ertoe leidt dat de ondersteuning bij het huishouden die de cliënt nodig heeft de ondersteuning basis overstijgt en wanneer er sprake is van één van onderstaande redenen waardoor extra hygiëne in het huishouden noodzakelijk is:

    • medische beperkingen waardoor een meer dan gebruikelijke hygiëne noodzakelijk is;

    • medische/fysieke beperkingen die leiden tot een snellere vervuiling van het huis.

    Voorbeelden hiervan zijn (niet limitatief): ernstige klachten ten gevolge van COPD, medisch geobjectiveerde allergie voor huisstofmijt of een hogere vervuilingsgraad door gebruik van noodzakelijke hulpmiddelen. De module Extra hygiëne kan ook worden ingezet wanneer extra huishoudelijke ondersteuning noodzakelijk is in verband met thuiswonende kind(eren) jonger dan 12 jaar.

  • 3.

    De module Extra hygiëne wordt ingezet voor maximaal 90 minuten per week of maximaal 78 uren per jaar.

Artikel 2.3.3 Module maaltijdverzorging

  • 1.

    In aanvulling op de voorziening als genoemd in artikel 2.3.1. kan het college de maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden module maaltijdverzorging toekennen. Deze maatwerkvoorziening kan bestaan uit:

    • broodmaaltijd bereiden (smeren);

    • broodmaaltijd klaar zetten;

    • warme maaltijd bereiden, koken of opwarmen;

    • warme maaltijd klaarzetten;

    • tafel dekken;

    • koffie/thee zetten voor bij de maaltijd;

    • afwassen of in/uitruimen vaatwasmachine;

    • boodschappen samenstellen;

    • boodschappen inkopen;

    • boodschappen opslaan.

  • 2.

    De module maaltijdverzorging kan worden ingezet als sprake is van een objectiveerbare (medische) beperking die ertoe leidt dat de cliënt niet in staat is zelf of met ondersteuning van het sociale netwerk het resultaat ‘het beschikken over de benodigde dagelijkse maaltijden’ te bereiken.

  • 3.

    Bij de afweging of een cliënt in aanmerking komt voor de module maaltijdverzorging wordt rekening gehouden met het feit dat:

    • a.

      cliënt gebruik kan maken van voorliggende voorzieningen zoals een maaltijdservice (‘’tafeltje-dek-je’’ of vergelijkbaar) of een boodschappendienst;

    • b.

      de betreffende voorzieningen ook daadwerkelijk beschikbaar zijn;

    • c.

      de betreffende voorziening door cliënt kan worden bekostigd.

      Eigen keuzes van de cliënt, zoals de keuze voor speciaal voedsel dat maar beperkt wordt aangeboden, waardoor extra reizen nodig is of het doen van boodschappen in een groot aantal winkels, resulteert niet in extra ondersteuning voor boodschappen doen.

  • 4.

    Voor de module maaltijdvoorziening gelden de volgende normtijden:

Activiteit

Frequentie

Tijdsbesteding

Broodmaaltijd bereiden en klaarzetten, tafel dekken, koffie/thee zetten, afwassen of in-en uitruimen vaatwasmachine

 

Maximaal twee keer per dag

15 minuten per maaltijd

Warme maaltijd bereiden, koken of opwarmen en klaarzetten, tafel dekken, koffie/thee zetten, afwassen of in-en uitruimen vaatwasmachine

 

Maximaal één keer per dag

15 minuten per maaltijd (opwarmen)

 

30 minuten per maaltijd

(koken)

Boodschappen samenstellen, inkopen en opslaan

 

Maximaal 60 minuten per week

  • 5.

    Het college kan, als er kinderen in het huishouden zijn die jonger zijn dan 12 jaar, aanvullend op de in lid 4 genoemde normtijden extra ondersteuning van maximaal 20 minuten per maaltijd inzetten.

  • 6.

    Het college kan aanvullend op de in lid 4 genoemde normtijden extra ondersteuning van maximaal 60 minuten per week inzetten bij het doen van de boodschappen. Hierbij houdt het college rekening met de volgende factoren (meerdere opties mogelijk):

    • Leefeenheid van meer dan vier personen.

    • Thuiswonende kinderen jonger dan 12 jaar.

    • Afstand tot dichtstbijzijnde winkel is meer dan 2 kilometer.

Artikel 2.3.4 Module regie

  • 1.

    In aanvulling op de voorziening als genoemd in artikel 2.3.1. kan het college de maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden module regie toekennen. Deze maatwerkvoorziening kan bestaan uit:

    • (ondersteuning bij) organisatie van de huishoudelijke taken zoals stofzuigen, afstoffen, dweilen etc.;

    • plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden;

    • overnemen van de regie van het huishouden (handhaven, verkrijgen of herkrijgen van structuur in het huishouden);

    • advies, instructie en voorlichting omgaan met (technische) hulpmiddelen;

    • advies, instructie en voorlichting huishoudelijke taken: boodschappen doen, maaltijd bereiden, het licht en zwaar huishoudelijke werk, de was-verzorging en de dagelijkse organisatie van het huishouden.

  • 2.

    De module regie kan worden ingezet wanneer de cliënt niet in staat is tot regie voeren en het plannen van werkzaamheden met betrekking tot het organiseren van huishoudelijke taken ten gevolge van een objectiveerbare (medische) beperking. Het doel van het voeren van de regie over het huishouden is, naast een leefbaar huishouden, ook het ondersteunen bij het organiseren van het huishouden. Het overnemen van de regie over het huishouden kan noodzakelijk zijn als in redelijkheid niet meer van cliënt verwacht kan worden dat hij zelfstandig beslissingen neemt bijvoorbeeld bij een terminale situatie of als disfunctioneren dreigt ten gevolge van dementie. Daarbij geldt voor de hulp een extra verantwoordelijkheid bij het signaleren van ongewenste situaties of toenemende kwetsbaarheid bij de cliënt

  • 3.

    Voor de module regie gelden de volgende normtijden:

 

Activiteit

Tijdsbesteding

a.

Organisatie van de huishoudelijke taken/overnemen van de regie van het huishouden

Maximaal 30 minuten per week

b.

Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

Maximaal 30 minuten per week

c.

Advies, instructie en voorlichting omgaan met (technische) hulpmiddelen

Maximaal 30 minuten per week voor de duur van maximaal 6 weken

d.

Advies, instructie en voorlichting huishoudelijke taken: boodschappen doen, maaltijd bereiden, het licht en zwaar huishoudelijke werk, de was-verzorging en de dagelijkse organisatie van het huishouden

Maximaal 30 minuten per week voor de duur van maximaal 6 weken

  • 4.

    Het college kan aanvullend op de in lid 3 sub a. en b. genoemde normtijden extra ondersteuning inzetten van maximaal 30 minuten per factor per week. Hierbij houdt het college rekening met de volgende factoren (meerdere opties mogelijk):

    • Thuiswonende kinderen jonger dan 16 jaar.

    • Psychogeriatrische problematiek en/of gedrags- problematiek.

    • Communicatieproblemen als gevolg van beperkingen (hieronder valt niet het niet machtig zijn van de Nederlandse taal.)

Artikel 2.3.5 Module zorg voor minderjarige kinderen

  • 1.

    In aanvulling op de voorziening als genoemd in artikel 2.3.1. kan het college de maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden module zorg voor minderjarige kinderen toekennen. Deze maatwerkvoorziening kan bestaan uit:

    • naar bed brengen / uit bed halen;

    • wassen en kleden;

    • eten en/of drinken geven;

    • babyvoeding (flesje/ borstvoeding);

    • luier verschonen;

    • naar school/crèche brengen/halen.

  • 2.

    De module zorg voor minderjarige kinderen kan worden ingezet bij acuut ontstane problemen bij de verzorging van minderjarige, gezonde kinderen ten gevolge van uitval van één van de ouders door een beperking. Uitgangspunt is hierbij dat bij uitval van één van de ouders, de andere ouder deze zorg of zijn aandeel in de zorg daar waar mogelijk overneemt. Daarbij wordt ook rekening gehouden met gebruikelijke zorg.

  • 3.

    Voor de module zorg voor minderjarige kinderen gelden de volgende normtijden:

Activiteit

Tijdsbesteding

Naar bed brengen / uit bed halen

Maximaal 10 minuten per kind

Wassen en kleden

Maximaal 30 minuten per kind

Eten en/of drinken geven

Maximaal 20 minuten (broodmaaltijd) of 25 minuten (warme maaltijd) per kind

Babyvoeding (flesje/borstvoeding)

Maximaal 20 minuten per kind

Luier verschonen

Maximaal 10 minuten per kind

Naar school/crèche brengen/halen

Maximaal 15 minuten per gezin

  • 4.

    De ondersteuning voor minderjarige kinderen is tijdelijk (maximaal 3 maanden) in afwachting van een structurele oplossing. Met deze module wordt ouders de mogelijkheid geboden een oplossing te creëren. Van hen mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste zullen inspannen om die oplossing zo snel mogelijk te vinden. Daarbij wordt ook rekening gehouden of er andere mogelijkheden zijn. Zijn er algemene, collectieve of voorliggende voorzieningen aanwezig die tot het gewenste resultaat kunnen leiden of kan de cliënt op eigen kracht, of met behulp van mensen om zich heen zorgen voor de kinderen.

  • 5.

    Individuele ondersteuning voor structurele opvang van kinderen en het passen op kinderen vallen niet onder deze module.

 

Paragraaf 2.4. Ondersteuning bij algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden

Artikel 2.4.1 Ondersteuningsbehoefte

  • 1.

    De ondersteuning stelt de cliënt in staat de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden te kunnen uitvoeren.

  • 2.

    Er zijn twee ondersteuningsbehoeften die als volgt zijn onderverdeeld:

    Ondersteuningsbehoefte 1 (OB1) en Ondersteuningsbehoefte 2 (OB2). Deze ondersteuningsbehoeften zijn gericht op het in staat stellen van de cliënt om dagelijkse handelingen en vaardigheden uit te kunnen voeren.

  • 3.

    De ondersteuning kan bestaan uit individuele begeleiding of groepsgerichte begeleiding.

  • 4.

    De individuele ondersteuning is gericht op het structureren van de dag, praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen.

  • 5.

    De groepsgerichte ondersteuning moet programmatisch/methodisch zijn, gericht op het structureren van de dag, op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen. Groepsgerichte ondersteuning houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven resultaat waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent anders dan arbeid of onderwijs. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de cliënt per dagdeel minimaal 3 uren deelneemt aan de groepsgerichte ondersteuning.Er geldt een norm van maximaal 8 cliënten per begeleider. Indien vervoer van en naar de groepsgerichte ondersteuning noodzakelijk is, wordt de groepsgerichte ondersteuning zo dicht mogelijk bij het woonadres van cliënt georganiseerd.

Artikel 2.4.2 Ondersteuningsbehoefte 1 (OB1)

De cliënt heeft ondersteuning nodig die gericht is op het uitvoeren van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden:

  • a.

    Het doel van de ondersteuning is om de zelfredzaamheid te stimuleren en tekorten daarin aan te vullen. De cliënt heeft ondersteuning/begeleiding nodig in zijn/haar ontwikkeling, die gericht is op het uitvoeren of aanleren van algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden.

  • b.

    Het kan ook zijn dat overname (deels) noodzakelijk is omdat cliënt geen regie meer kan voeren en hierin geen ontwikkeling meer mogelijk is. Ontwikkeldoelen zijn dan niet meer gericht op het vergroten van eigen regie maar op stabilisatie.

Artikel 2.4.3. Ondersteuningsbehoefte 2 (OB2)

Cliënt heeft ondersteuning nodig bij terugkrijgen van de regie over en uitvoering van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden. Het doel van de ondersteuning is om de zelfredzaamheid te stimuleren en tekorten daarin aan te vullen. Het uitgangspunt hierbij is dat er nog ontwikkeling mogelijk is, gekoppeld aan een bepaalde termijn.

De ondersteuning is gericht op het terugkrijgen en/of vergroten van de regie:

  • a.

    het overzien van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden;

  • b.

    en het leeftijdsadequaat uitvoeren van de algemeen dagelijkse handelingen en vaardigheden.

Artikel 2.4.4 Niveaus ondersteuningsbehoefte

  • 1.

    Zowel bij ondersteuningsbehoefte OB1 als ondersteuningsbehoefte OB2 zijn er drie niveaus van ondersteuning te onderscheiden die een verschillend deskundigheidsniveau van de zorgaanbieder eisen:

    • a.

      Niveau A wordt ingezet als overwegend en in belangrijke mate sprake is van de volgende kenmerken:

      • er is doorgaans geen of in beperkte mate sprake van gedragsproblematiek;

      • er is sprake van een stabiele (ontwikkel en opvoed) context;

      • er is sprake van zorg die in te plannen is op vaste begeleidingsmomenten dan wel de hulpvraag die met een incidenteel kort interventiemoment tussen aanbieder en cliënt op te lossen of uit te stellen is;

      • de kans op risicovolle situaties en of escalatie is gering;

      • de cliënt heeft voldoende inzicht: kan veranderingen in eigen ondersteuningsbehoefte signaleren en hierop reageren;

      • de cliënt of het gezinssysteem is gemotiveerd om ondersteuning te ontvangen.

    • b.

      Niveau B wordt ingezet als overwegend en in belangrijke mate sprake is van de volgende kenmerken:

      • er is sprake van gedragsproblematiek die belemmerend werkt bij de uitvoering van de ondersteuning;

      • de kans op risicovolle situaties en of escalatie is aanwezig maar niet groot;

      • de cliënt of het gezinssysteem kan/kunnen veranderingen zelf signaleren, maar is/zijn onvoldoende in staat om hierop te reageren;

      • de motivatie van de cliënt/gezinssysteem voor het ontvangen van de ondersteuning is wisselend.

    • c.

      Niveau C wordt ingezet als overwegend en in belangrijke mate sprake is van de volgende kenmerken:

      • er is doorgaans sprake van ernstige gedragsproblematiek die belemmerend werkt bij de uitvoering van de ondersteuning;

      • de ondersteuning is niet routinematig;

      • er is geen stabiele (ontwikkel- en/of opvoed-) context;

      • er is hoog risico op escalatie/gevaar;

      • met de cliënt/gezinssysteem is het niet mogelijk om afspraken te maken over de planning doordat de situatie sterk wisselend is en onvoorspelbaar: voortdurend is herziening van de planning van de ondersteuning nodig;

      • de cliënt of het gezinssysteem kan/kunnen veranderingen zelf in het geheel niet signaleren;

      • er kan verscherpt toezicht nodig zijn;

      • de cliënt of het gezinssysteem is structureel niet of nauwelijks te motiveren tot het ontvangen van de ondersteuning of het ondergaan van een behandeling.

Artikel 2.4.5. Kwaliteitseisen

  • 1.

    De aanbieder is verplicht de cliëntgebonden zorg uit te laten voeren door een medewerker die beschikt over een door de overheid erkend diploma van een zorggerelateerde (op mensen gerichte) opleiding of over daarmee, aantoonbaar, gelijkgestelde werkervaring:

    • c.

      voor de ondersteuningsbehoefte 1 niveau A en B geldt dat dit diploma minimaal op MBO 3 niveau moet zijn;

    • d.

      voor de ondersteuningsbehoeften 1 niveau C en ondersteuningsbehoefte 2 niveaus A, B en C dat diploma op minimaal MBO 4 niveau moet zijn.

  • 2.

    Er vindt periodieke evaluatie plaats tussen cliënt, de aanbieder en/of het college.

  • 3.

    De aanbieder voert jaarlijks een cliënttevredenheidsonderzoek uit.

  • 4.

    De aanbieder informeert cliënten voorafgaande aan de uitvoering van het zorgpan over algemene zaken, klachtenregeling, vertrouwenspersoon en cliëntenraad.

  • 5.

    De aanbieder heeft een vastgelegde klachtenprocedure en er is een onafhankelijke klachtencommissie ingericht.

Artikel 2.4.6. Procedure

  • 1.

    Op basis van de vraag van de cliënt worden door het college, in afstemming met de cliënt, één of meerdere specifieke resultaten afgesproken die met de ondersteuning bereikt moet worden. Deze worden vastgelegd in het onderzoeksverslag Wmo. Deze wordt opgestuurd naar de cliënt.

  • 2.

    Het college bepaalt de omvang van de ondersteuning (ondersteuningsbehoefte(s), niveau(s), tijdseenheid en de periode waarin het gestelde resultaat bereikt moet gaan worden). Hierbij worden één of meerdere aanbieders gezocht die op maat de betreffende ondersteuning kunnen bieden aan cliënt. Indien nodig kan op basis van de vraagverheldering consultatie ingezet worden om met de expertise van een aanbieder de ondersteuningsvraag nader aan te scherpen.

  • 3.

    Het college geeft de te behalen resultaten van de ondersteuning door aan de aanbieder via een resultatenoverzicht.

  • 4.

    De omvang en het niveau van de ondersteuning wordt doorgegeven aan de aanbieder via een iWmo bericht (Vecozo)

  • 5.

    De aanbieder stelt vervolgens samen met de cliënt een plan van aanpak op (zorgplan) waarin is uitgewerkt hoe de resultaten bereikt gaan worden. De aanbieder betrekt bij het opstellen van het zorgplan de cliënt en zijn naasten actief; de vraag, behoefte, wensen en doelen van de cliënt zijn vastgelegd en sluiten aan bij de leefomgeving en achtergrond van cliënt.

  • 6.

    De resultaten worden regelmatig besproken tussen aanbieder en cliënt en zo nodig bijgesteld. Indien er sprake is van een wezenlijke wijziging, vindt het bijstellen van de resultaten altijd in overleg met het college plaats.

  • 7.

    Het college maakt de beschikking op en stuurt deze naar cliënt. Het gespreksverslag en het resultatenoverzicht maken onderdeel uit van de beschikking. Tegen dit besluit kan bezwaar worden gemaakt conform de Awb.

 

Paragraaf 2.5. Ondersteuning Wonen en verblijf

Artikel 2.5. Ondersteuning tijdelijke vervanging van de thuissituatie (Dakje 1)

  • 1.

    Het gaat om kortdurend verblijf voor de cliënt om de mantelzorger tijdelijk te ontlasten van zijn/haar taak (respijtzorg). De cliënt verblijft tijdelijk in een 24 uurs voorziening ter vervanging van de eigen thuissituatie (Dakje 1). Afhankelijk van de mogelijkheden en behoeften van de cliënt wordt de huisvesting vormgegeven. Er is een professionele begeleider aanwezig voor de cliënt op de vaste momenten dat de cliënt dit nodig heeft en op de momenten dat de cliënt alarmeert. De mate waarin dit noodzakelijk is, is leeftijd- en persoonsafhankelijk.

  • 2.

    Een dakje bestaat uit de volgende elementen:

    • a.

      Accommodatie;

    • b.

      Eten en drinken;

    • c.

      Hotelmatige aspecten (zoals schoonmaak, keuken, portier, gastvrouw, slaapdienst, bewaking en nachtwacht);

    • d.

      Leefklimaat (dagelijkse/nachtelijke zorg ter vervanging van de zorg in de eigen natuurlijke omgeving).

  • 3.

    Bij 6 cliënten of minder moet minimaal 1 begeleider aanwezig zijn.

 

Paragraaf 2.6 Ondersteuning gericht op woningaanpassingen

Artikel 2.6.1. Ondersteuning gericht op het woningaanpassingen

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken voor de aanpassing van de woning waarin de cliënt zijn hoofdverblijf heeft, als een verhuizing geen adequate oplossing biedt voor cliënt. Deze aanpassingen kunnen zowel onroerende als roerende zaken betreffen.

  • 2.

    Als een cliënt in een instelling woont, kan het college een maatwerkvoorziening verstrekken voor het bezoekbaar maken van een woning waarin de cliënt regelmatig komt, in de zin dat de woonkamer en het toilet door hem bereikt en gebruikt kunnen worden. Voorwaarde is dat de woning in Hengelo staat.

  • 3.

    Onverlet hetgeen is bepaald in de artikelen 4.1.1 en 4.1.3. van de verordening, kan het college voor de kosten van een verhuizing een persoonsgebonden budget verstrekken.

  • 4.

    Een woonvoorziening heeft uitsluitend betrekking op woonruimten die:

    • a.

      nodig zijn voor het normale gebruik van de woning, en

    • b.

      daadwerkelijk in gebruik zijn.

  • 5.

    Een woningaanpassing kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      er sprake is van een zelfstandige woning;

    • b.

      de aan te passen woning in de gemeente Hengelo staat;

    • c.

      de woning naar verwachting nog minstens tien jaar in stand blijft.

  • 6.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      het toekennen van woonvoorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en bij kamerverhuur;

    • b.

      het toekennen van woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van woongebouwen, die specifiek gericht zijn op ouderen en mensen met beperkingen;

    • c.

      het toekennen van woonvoorzieningen in levensloopbestendige woongebouwen, die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen of hadden kunnen worden meegenomen.

  • 7.

    De aanvraag voor een woonvoorziening kan worden geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing, die niet noodzakelijk was vanwege belemmeringen in het normale gebruik van de woning als gevolg van beperkingen, en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen -op dat moment beschikbare- meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • c.

      deze betrekking heeft op woonvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders dan:

      • -

        het verbreden van toegangsdeuren;

      • -

        het aanbrengen van elektrische deuropeners;

      • -

        aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

      • -

        het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders;

      • -

        het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning.

    • d.

      de cliënt verhuisd is naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;

    • e.

      de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning het gevolg zijn van de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • f.

      de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud of alleen bedoeld is ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan een woning mogen worden gesteld.

Artikel 2.6.2. Ondersteuning gericht op verplaatsen binnen de leefomgeving

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verstrekken als uit het onderzoek bedoeld in artikel 2.4. van de verordening blijkt dat cliënt beperkingen heeft bij het verplaatsen in de leefomgeving.

  • 2.

    Beperkingen bij het verplaatsen in de leefomgeving worden aanwezig geacht als de cliënt het openbaar vervoer niet kan bereiken of niet kan gebruiken als gevolg van een geobjectiveerde beperking.

  • 3.

    Onder de leefomgeving als bedoeld in lid 1 wordt uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 4.

    Een maatwerkvoorziening als bedoeld in lid 1 kan bestaan uit:

    • a.

      het gebruik van het Collectief VraagafhankelijkVervoer tegen gereduceerd tarief;

    • b.

      een verplaatsingsmiddel in bruikleen;

    • c.

      een persoonsgebonden budget voor:

      • i.

        een verplaatsingsmiddel;

      • ii.

        het gebruik van individueel (rolstoel) taxivervoer;

      • iii.

        gebruik van een eigen auto;

      • iv.

        aanpassing van de eigen auto;

  • 5.

    Het maximale aantal kilometers dat mogelijk wordt gemaakt is 1.500 kilometer per jaar.

  • 6.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in lid 5.

  • 7.

    Indien de beperking genoemd onder lid 1 kan worden weggenomen door gebruik van het CVV wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld. Indien het CVV een passende bijdrage levert ligt het primaat van toekenning bij het CVV.

HOOFDSTUK 3 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 3.1 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb

Het college verstrekt in overeenstemming met artikel 2.3.6 tweede lid van de Wet een pgb indien:

  • a.

    de cliënt dan wel zijn (wettelijk) vertegenwoordiger naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake, dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn (wettelijk) vertegenwoordiger in staat is te achten de aan de pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • b.

    de cliënt zich gemotiveerd op het standpunt stelt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen.

  • c.

    naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt.

Artikel 3.2. Eisen beheer van een pgb

  • 1.

    Om na te gaan of de cliënt of diens vertegenwoordiger op verantwoorde wijze met het PGB om kan gaan, wordt de bekwaamheid van de aanvrager beoordeeld.

    De beoordelingscriteria zijn:

    • a.

      is de cliënt – al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk of diens (wettelijke) vertegenwoordiger - in staat de eigen (gezins-)situatie te overzien, zelf de zorg te kiezen, te regelen en aan te sturen;

    • b.

      is de cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger goed op de hoogte van de rechten en plichten die horen bij het beheer van een pgb;

    • c.

      is de cliënt of diens (wettelijke) vertegenwoordiger in staat de verantwoordelijkheid van de opdrachtgeverstaak op zich te nemen, zoals het zoeken van een zorgaanbieder, het voeren van sollicitatiegesprekken, het laten opstellen van correcte zorgovereenkomsten gelijk aan het model van de SVB, danwel het corrigeren van facturen, het bewaken van de kwaliteit en voortgang van de zorg en het aansturen en aanspraken van de zorgaanbieder op zijn verplichtingen.

  • 2.

    Het college kan bij de beoordeling gebruik maken van de pgb-test zoals deze wordt aangeboden door Per Saldo. De uitslag van de test wordt door het college betrokken bij de beoordeling van de bekwaamheid van de cliënt.

  • 3.

    Het college neemt bij haar afweging of een cliënt een pgb kan beheren het volgende mee:

    • -

      aangetoond onrechtmatig gebruik van voorzieningen in Wlz, Zvw, Participatiewet, jeugdwet of Wmo, minder dan 5 jaar geleden;

    • -

      gok-, drugs- of alcoholverslaving;

    • -

      eerdere faillissement;

    • -

      surseance van betaling;

    • -

      WSNP;

    • -

      het leiden van een zwervend bestaan, zonder vaste woon- of verblijfplaats,

    • -

      analfabetsime of onvoldoende taal- of rekenvaardig;

    • -

      dementie.

Artikel 3.3. Verplichtingen en kwaliteitseisen

  • 1.

    De ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen moet naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit zijn en in voldoende mate bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteunings- en budgetplan opgenomen beoogde resultaat.

  • 2.

    Bij de beoordeling van de kwaliteit van de ondersteuning zoals bedoeld in het eerste lid neemt het college in haar afweging het volgende mee:

    • -

      De aanbieder van de ondersteuning heeft in het verleden aantoonbaar slechte kwaliteit zorg geleverd. Dit kan blijken uit de ontbinding van de zorg-in-natura overeenkomst met aanbieder voor overeenkomstige zorg;

    • -

      De aanbieder is in het verleden betrokken geweest bij faillissementen en/of surseances van betaling.

  • 3.

    Degene die cliëntgebonden ondersteuning levert, moet een door de overheid erkende, afgeronde, zorggerelateerde (gericht op mensen) opleiding hebben of daarmee gelijkgestelde werkervaring, passend bij de te verrichte activiteiten en bij de persoonlijke kenmerken en omstandigheden, complexiteit en aard van de problematiek van de cliënt en op het niveau zoals bepaald in artikel 2.4.5 lid 1. Op verzoek moet dit aangetoond worden. Bij informele ondersteuning kan hiervan worden afgeweken indien dit naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.

  • 4.

    De cliënt moet naar het oordeel van het college in staat zijn de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Indien de cliënt zich laat vertegenwoordigen geldt het volgende: de persoon/organisatie die de cliënt vertegenwoordigt, is niet tevens uitvoerder van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht, tenzij dit, gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college aanvaardbaar is.

  • 5.

    De cliënt aan wie een persoonsgebonden budget is toegekend voor een voorziening in de vorm van dienstverlening, sluit met de aanbieder een zorgovereenkomst (conform het model van de SVB), waarin onder andere afspraken zijn opgenomen over de wijze van declareren. Een declaratie van een aanbieder bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de dagen waarop is gewerkt;

    • b.

      het uurtarief;

    • c.

      het Burgerservicenummer en de naam en het adres van de cliënt en de aanbieder;

    • d.

      het nummer waarmee die aanbieder staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

    Hiernaast wordt de declaratie door de aanbieder ondertekend.

    Declaraties op basis van maandloon zijn niet toegestaan, tenzij het college hiervoor toestemming heeft verleend.

  • 6.

    De cliënt aan wie een tegemoetkoming op grond van artikel 4.2.3 lid 4 sub b van de Verordening is toegekend, dient hiervoor een Verklaring zoals genoemd in artikel 2ab lid 1 van de Uitvoeringsregeling Wmo in bij de SVB.

  • 7.

    Het college kan andere eisen stellen aan de in lid 4 bedoelde zorgovereenkomst indien het persoonsgebonden budget wordt besteed aan informele ondersteuning.

  • 8.

    In de zorgovereenkomst, als bedoeld in het vierde lid, sluit de aanbieder zich aan bij de afspraken die zijn vastgelegd in het ondersteunings- en budgetplan over de kwaliteit en het resultaat van de maatschappelijke ondersteuning.

  • 9.

    Een cliënt aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt kan de ondersteuning betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk onder de voorwaarde dat deze persoon niet heeft aangegeven dat de ondersteuning aan de cliënt hem te zwaar valt.

  • 10.

    De cliënt is verplicht bij aankoop van mobiliteitsbevorderende voorzieningen zoals bedoeld onder 2.6.2. lid 4 sub c onder i een onderhoudscontract en een verplichte verzekering voor deze voorziening af te sluiten.

  • 11.

    In de beschikking kunnen nadere (aanvullende) voorwaarden opgenomen worden.

Artikel 3.2. Combinatie van voorzieningen

Betreft de aanvraag meerdere voorzieningen dan heeft cliënt de keuze om de voorzieningen gedeeltelijk in de vorm van een pgb en gedeeltelijk in natura aan te vragen.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1. Intrekken oude regeling, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

  • 2.

    Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregels, worden de beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2019, 1ewijziging ingetrokken.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2020”.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

de burgemeester,