Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Kapverordening gemeente Hellendoorn 2022 |
Citeertitel | Kapverordening gemeente Hellendoorn 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Kapverordening |
Met de vaststelling van de Kapverordening gemeente Hellendoorn 2022 komt de Kapverordening gemeente Hellendoorn 2019 te vervallen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2024 | wijziging van de aanhef, artikel 1 en de Toelichting | 28-11-2023 | 2023-021515 | ||
12-11-2022 | 01-01-2024 | Nieuwe regeling | 11-10-2022 | 2022-021497 |
Nijverdal, 11 oktober 2022 Nr. 2022-021497
De raad van de gemeente Hellendoorn;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 september 2022;
gelet op artikel 5.1 van de Omgevingswet en de artikelen 149 en 154 van de Gemeentewet;
overwegende dat het gewenst is voorschriften vast te stellen ter bewaring van houtopstand in het belang van de handhaving van het natuur-, landschaps- of dorps-/stadsschoon of om andere redenen van milieubeheer;
I. vast te stellen de volgende Kapverordening gemeente Hellendoorn 2022
Het is zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden binnen de bebouwde kom een niet-gemeentelijke houtopstand, die staat vermeld op de door het college vast te stellen waardevolle bomenkaart, en houtopstanden die in het kader van een herplantplicht zijn geplant na 1 januari 2010, te vellen of te doen vellen.
Het is zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden binnen de bebouwde kom een niet-gemeentelijke houtopstand, staande in de Zeeheldenbuurt en Noetsele I, II en III in Nijverdal (zie bijlage Bebouwingscontour houtkap) met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1,30 meter boven maaiveld) te vellen of te doen vellen.
Het is zonder vergunning van het bevoegd gezag verboden buiten de bebouwde kom een niet-gemeentelijke houtopstand met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) en houtopstanden die in het kader van een herplantplicht zijn geplant na 1 januari 2010, te vellen of te doen vellen.
Artikel 5 Intrekken vergunning
De vergunning kan, voor wat betreft het onderdeel waarop deze verordening betrekking heeft, door het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, indien niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning hiervan volledig gebruik is gemaakt.
Artikel 6 Geldigheidsduur vergunning
Het college kan aan de vergunning het voorschrift verbinden dat de vergunning, voor zover deze betrekking heeft op het vellen van houtopstanden, een geldigheidsduur heeft van één jaar na het onherroepelijk worden van de vergunning.
Artikel 7 Bijzondere vergunningvoorschriften
Indien het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, kan tot de aan een vergunning te verbinden voorschriften behoren het voorschrift dat een geldelijke bijdrage moet worden gestort in het bomenfonds ten behoeve van herplant door de gemeente, indien op het perceel, waar de houtopstand stond, geen ruimte is voor gelijkwaardige herplant.
De eigenaar van de houtopstand meldt deze noodkap bij het bevoegd gezag en kan - indien toestemming wordt verleend - onmiddellijk tot kap overgaan. Het bevoegd gezag stelt vast of er sprake is van noodkap. Als bij de beoordeling van de vergunningaanvraag als bedoeld in het derde lid blijkt dat ten onrechte een beroep gedaan is op de procedure voor noodkap, kan het bevoegd gezag artikel 12 toepassen en/of een herplantplicht opleggen.
Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht
Uitgangspunt is dat de compensatie in de vorm van een herplant wordt uitgevoerd. Als de herplant niet door de eigenaar zelf uitgevoerd kan worden, wordt deze afgekocht door een storting in het bomenfonds. De gemeente voert vervolgens de herplant uit binnen een termijn van 2 jaar. Het college kan hier in bijzondere gevallen gemotiveerd van afwijken.
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, anders dan bij wijze van dunning, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond, waarop zich de houtopstand bevond, of aan degene, die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
Indien een houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond, waarop zich de houtopstand bevindt, of aan degene, die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn maatregelen te nemen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepenziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.
Artikel 15 Betreden van gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen, die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Uitgangspunt van deze Kapverordening is dat binnen de bebouwde kom geen vergunning meer nodig is voor het vellen van houtopstanden, tenzij de houtopstand voorkomt op de lijst en kaart met waardevolle boombeplanting met uitzondering van de bomen staande in de Zeeheldenbuurt en Noetsele I, II en III in Nijverdal. Buiten de bebouwde kom blijft het vellen van bomen met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) vergunningplichtig.
Het vellen van gemeentelijke houtopstanden met een omtrek van 90 cm of meer (te meten op 1.30 meter boven maaiveld) blijft, zowel binnen als buiten de bebouwde kom, vergunningplichtig.
De definitie van het begrip boom wordt gegeven vanwege de discussie over wat wel en geen boom is. Dit treedt vooral op bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan kan worden teruggevallen op rechterlijke uitspraken of op vakliteratuur. Voor de minimale omtrek van 90 cm. is gekozen, omdat deze maat ook gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend geldt deze maat niet voor aanplant in het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht. Door de omtrek van 90 cm en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een houtopstand kunnen zijn. Bescherming van "boomgelijke" struiken is gewenst.
De boomwaarde-bepaling volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen is opgenomen, aangezien een landelijke uniformiteit in financiële benadering dringend gewenst is en deze methode de meest gebruikte blijkt. Uit de zich snel ontwikkelende rechtspraak blijkt dat ook de rechter steeds de boomwaarde (methode NVTB) erkent, zowel voor de gemeentelijke als voor de niet-gemeentelijke houtopstanden. De richtlijnen uit de methode NVTB worden regelmatig geactualiseerd. Beoogd is steeds de laatst bekende richtlijnen van toepassing te laten zijn.
De verordening kan ook van toepassing zijn op één enkele houtopstand. Vandaar het gebruik van het begrip houtopstand in het enkelvoud. Buiten twijfel is gesteld dat ook een houtwal als houtopstand wordt aangemerkt. In het algemeen vallen onder houtwal alle lintvormige begroeiingen van enige uitgestrektheid bestaande uit bomen. Het begrip omvat onder andere ook houtsingels, houtkaden en dergelijke.
Toegevoegd is de definitie van het begrip hakhout, omdat nog steeds dergelijk hakhoutgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen, als deel van het (bedrijfs-) huishouden, betekent een verbondenheid met bomen die op zich een te beschermen waarde vormt. Boomvormers, oftewel opnieuw uitgelopen boomstronken, kunnen door hun aard of omvang evenzeer bescherming behoeven als iedere andere houtopstand.
Dunning betreft het op afstand zetten van beplantingen door het vellen van bomen of struiken om redenen van verzorging van de totale opstand. Het voortbestaan en/of herstel van een aaneengesloten kronendak is uitgangspunt bij deze handeling. Het begrip vellen is niet omschreven. Voor de betekenis ervan dient te worden uitgegaan van het normale taalgebruik. Zo zal het omhakken of afzagen van een houtopstand zeker als vellen moeten worden beschouwd. De omschrijving van dunnen houdt in dat vellen, waarmee de overblijvende houtopstanden zijn gebaat, krachtens de Kapverordening is toegestaan. Opgroeiende beplantingen worden immers na verloop van tijd vaak zo dicht dat de bomen elkaar in de weg gaan staan en verstikking dreigt. Gaat men echter een bos of een groep bomen zodanig uitdunnen dat het verband of het karakter ervan vergaand en blijvend verloren gaat, dan is er geen sprake van dunnen, maar van verboden vellen. De resterende houtopstanden zullen in zo'n geval immers een grotere kans lopen bij storm om te waaien en voorts kan een aanzienlijke bodemverwildering worden verwacht. Ook van een handeling als snoeien (inkorten of wegnemen van takken) kan in het algemeen worden gezegd dat deze is toegestaan indien de te snoeien houtopstand daarmee gebaat is. Wordt echter - om maar een voorbeeld te noemen - de stam tot op betrekkelijk grote hoogte ontdaan van takken, zodat van de kroon slechts een klein deel overblijft, of wordt de top uit de houtopstand gezaagd, dan kan er sprake zijn van een handeling als bedoeld in artikel 1, tweede lid.
De definitie van knotten/kandelaberen is bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte houtopstanden. Deze definitie vult nader de mogelijkheid aan om zonder omgevingsvergunning voor de activiteit kap onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2, vijfde lid sub c. Ook voor de vakkundige begrenzing van het knotten als vermeld in artikel 2, vijfde lid sub a is deze definitie nuttig.
Met deze definitie van monumentaal wordt de omschrijving van de Bomenstichting gevolgd. Een uitzondering kan gemaakt worden voor bijvoorbeeld een herdenkingsboom of een houtopstand met bijvoorbeeld een hoge dendrologische, milieukundige, wetenschappelijke, cultuurhistorische of ecologische waarde. De monumentale houtopstand mag niet in een onherstelbare conditie verkeren (d.w.z. dat de boom in beginsel in een redelijke conditie te brengen moet zijn) en volledig verval moet niet binnen tien jaar te verwachten zijn.
op grond van artikel 5.8 Omgevingswet zal het college van burgemeester en wethouders in verreweg de meeste gevallen het bevoegd gezag zijn. Indien de aanvraag om omgevingsvergunning voor de kap van een houtopstand echter samenvalt met een aanvraag om een omgevingsvergunning op grond van artikel 5.9, 5.10 of 5.11 is een bestuursorgaan buiten de gemeente bevoegd op de aanvraag te beslissen;
Op de waardevolle bomenkaart staan de waardevolle, niet-gemeentelijke houtopstanden in de bebouwde kom. Deze kaart is dynamisch. Bomen kunnen door het college worden toegevoegd of afgevoerd. Een eigenaar kan een houtopstand zelf aanmelden voor de waardevolle bomenkaart. Ook derden kunnen een houtopstand voordragen. Dit moet dan vergezeld gaan van een verklaring van geen bezwaar van diegene van wie de houtopstand is. De voordracht zal dan getoetst worden aan de in artikel 1, derde lid gestelde criteria.
Om ook op te kunnen treden tegen ernstige, ondergrondse beschadiging bij bijvoorbeeld de aanleg van kabels en leidingen, is bepaald dat handelingen - zowel boven- als ondergronds - die de houtopstand kunnen doden of deze ernstig kunnen beschadigen dan wel ontsieren, onder het begrip “vellen” vallen. De expliciete, ondergrondse bescherming is nodig gezien de merkwaardige achterstelling van het kappen van wortels tegenover het afsnijden van takken (in artikel 5:44, tweede lid van het BW). Onder vellen is ook het verplanten inbegrepen. De houtopstand verdwijnt dan immers van de huidige standplaats.
De omschrijving heeft alleen betrekking op (actieve) handelingen en niet op het (passieve) nalaten van handelingen. Bijvoorbeeld het nalaten van onderhoud, het niet nemen van maatregelen om ernstig bedreigde houtopstand veilig te stellen, het lijdelijk toezien dat houtopstand - al dan niet door toedoen van anderen - te gronde gaat. Het gaat te ver om ook een dergelijk stilzitten onder het actieve begrip vellen te brengen, zulks mede vanwege de strafbaarstelling in artikel 12.
Tegen ernstige verwaarlozing kan echter wel worden opgetreden. In dat verband wordt verwezen naar artikel 10 en de toelichting daarop.
Dit artikel geeft de werkingssfeer van de verordening aan. De verordening geldt zowel binnen als buiten de bebouwde kom.
Het kapverbod is niet van toepassing op houtopstanden met een omtrek van 90 centimeter of minder (op 1.30 meter hoogte boven maaiveld). Uitzondering hierop vormen houtopstanden die in het kader van een herplantplicht zijn geplant.
Daarnaast is onderscheid gemaakt tussen houtopstanden binnen en buiten de bebouwde kom en tussen gemeentelijke en niet-gemeentelijke houtopstanden.
Op de waardevolle bomenkaart staan enkel niet-gemeentelijke houtopstanden binnen de bebouwde kom. Het vellen van deze houtopstanden is vergunningplichtig.
De waardevollebomenkaart is niet van toepassing op de Zeeheldenbuurt en Noetsele I, II en III in Nijverdal. Alle houtopstanden met een omtrek van 90 cm of meer zijn hier immers omgevingsvergunningsplichting.
Het vellen van niet-gemeentelijke houtopstanden met een omtrek van meer dan 90 cm (op 1.30 meter hoogte boven maaiveld) buiten de bebouwde kom is eveneens vergunningplichtig.
Ten slotte is het vellen van alle gemeentelijke houtopstanden met een omtrek van meer dan 90 cm (op 1.30 meter hoogte boven maaiveld) vergunningplichtig. Hierdoor wordt de schijn van een mogelijke voorkeursbehandeling van de gemeente voorkomen.
Het vijfde lid betreft het knotten, kandelaberen of snoei van een boom met een volle kroon die door deze ingreep definitief verandert. Niet van toepassing zijn de terugkerende snoeimaatregelen, zoals benoemd in het zevende lid onder c.
Het percentage van 30 genoemd in het vijfde lid onder c is gebaseerd op het Handboek Bomen 2018, waar gesproken wordt over een kroonreductie van 20 tot 30% bij het innemen of het uitlichten van de kroonrand. Deze maatregel mag vergunningsvrij uitgevoerd worden. Alleen een krooninname van meer dan 30% valt onder de vergunningsplicht.
Het zevende lid onder a ziet op het geval dat houtopstanden moeten worden geveld ter bestrijding van de iepenziekte of in het kader van een instandhoudingsplicht dan wel krachtens bepalingen van de APV, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid.
Voor het bepaalde onder b en c geldt dat bij de eerste keer vellen nog geen sprake is van periodiek vellen. Daarom is de eerste maal wel een omgevingsvergunning voor de activiteit kap vereist. Is de eigenaar/zakelijk rechthebbende voornemens de betreffende houtopstand periodiek af te zetten dan zal dit schriftelijk, bij voorkeur in de vergunning, worden vastgelegd. Hiermee wordt voorkomen dat men geen vergunning aanvraagt, omdat men zogenaamd periodiek aan het vellen is, terwijl dat voor het laatst dertig jaar geleden is gebeurd. Na een dergelijke termijn kan de waarde van een houtopstand sterk zijn toegenomen. Dit geldt tevens voor het knotten/ kandelaberen.
Een huurder of pachter kan eigenmachtig geen omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit kappen indienen. In het algemeen is hij krachtens het privaatrecht immers niet gerechtigd om door velling over de houtopstand (die niet zijn eigendom is) te beschikken. Zie voor het opleggen van een herplant- of instandhoudingsplicht de toelichting op artikel 10, eerste lid.
In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag vergezeld moet gaan van een situatietekening.
Niet alleen de visuele eigenschappen (in het bijzonder indien een houtopstand als monumentaal is aan te merken), maar ook andere kwaliteiten van een houtopstand kunnen aanleiding geven tot het weigeren van een omgevingsvergunning voor de activiteit kap, bijvoorbeeld:
Voor de beoordeling van deze eigenschappen kunnen van belang zijn de (stam)omvang van de houtopstand, de plantwijze (alleenstaand of in groepen), de standplaats (tussen de bebouwing of in het buitengebied), de soort (snelgroeiend of langzaam groeiend).
De waarde van al deze eigenschappen, waaronder dus ook de visuele, is te vangen onder de termen “milieuwaarde” en “maatschappelijk belang”, vandaar de terminologie “andere redenen van milieubeheer of maatschappelijk belang”. Strikt genomen zou zonder beperking van de betekenis kunnen worden volstaan met de enkele toetsingsgrond “redenen van milieubeheer”.
De volgende redenen voor de wens tot kappen van een houtopstand sec zijn in de regel geen aanleiding om een omgevingsvergunning voor de activiteit kap te verlenen:
Het voorkomen van een houtopstand op de waardevolle bomenlijst betekent niet dat de houtopstand niet geveld mag worden. Het zorgt wel voor een zorgvuldiger afweging van de diverse belangen.
Artikel 5 Intrekken vergunning
Dit artikel blijkt nodig te zijn om misbruik van oude omgevingsvergunningen voor de activiteit kappen tegen te gaan. Houtopstanden groeien immers verder.
Artikel 7 Bijzondere vergunningvoorschriften
Het bevoegd gezag kan, behalve het stellen van een termijn, ook aanwijzingen geven met betrekking tot de herplantplicht. Denkbaar is dat een andere boomsoort wordt voorgeschreven (bijvoorbeeld iepen die beter bestand zijn tegen de iepziekte). Bij vervanging van een houtopstand kan worden gedacht aan herplant van een boom van vergelijkbare grootte of aanplant van meer dan één houtopstand. Uiteraard dient herplant bosbouwkundig verantwoord te zijn.
Het tweede lid zou strikt genomen kunnen worden gemist. Immers mislukt een beplanting, aangebracht krachtens het eerste lid, dan is er sprake van een teniet gaan van beplanting.
Ingevolge artikel 10, eerste lid, kan dan een verplichting tot herbeplanting worden opgelegd. Het kan echter gewenst zijn ter versnelling van het herstel de eventuele vervangingsverplichting gelijktijdig met de herplantplicht op te leggen.
Het vierde lid geeft de mogelijkheid aan dat daar, waar geen ruimte is voor herplant, de gemeente Hellendoorn de verantwoordelijkheid op zich neemt voor het zoeken van een nieuwe locatie waar aanplant een beleidsgerichte waardevermeerdering is op het gebied van bestemmings-/bomen- /groen- of landschapsplannen. Hiervoor dient de zakelijk gerechtigde van de grond dan een geldelijke bijdrage, gelijk aan de kosten van gelijkwaardige herplant, in het bomenfonds te storten.
Er is sprake van een acuut gevaar wanneer de situatie zo urgent is dat het eerst opstarten van een kapprocedure alvorens te kappen niet verantwoord is. Dat geldt eveneens voor een spoedeisend belang dat niet kan wachten voordat de kapprocedure voltooid is. De eigenaar van de houtopstand maakt deze afweging en kan na melding vervolgens direct tot kap overgaan.
Een houtopstand kan dood zijn. Dat wil niet zeggen dat deze geen leven in zich herbergt of geen enkele waarde meer vertegenwoordigt. Holtes in dode houtopstanden kunnen bewoond zijn. Daarom wordt er voor wat betreft de vergunningplicht geen onderscheid gemaakt tussen dode en levende houtopstanden.
Artikel 10 Herplant-/instandhoudingplicht
Het bevoegd gezag kan, zo volgt uit het eerste lid, een verplichting tot herbeplanting opleggen, indien houtopstand teniet is gegaan door verwaarlozing of door een calamiteit. Oplegging van een herplantplicht is in beginsel ook denkbaar, indien houtopstand teniet is gegaan door een velling ingevolge de Plantenziektenwet of een velling in het kader van een instandhoudingsplicht krachtens het derde lid, dan wel op grond van bepalingen van de APV, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid. Zie in dit verband ook het bepaalde in artikel 2, achtste lid, en voorts de toelichting op artikel 1, tweede lid (niet alleen actief handelen, maar ook passief nalaten) en artikel 7 (bijzondere vergunningvoorschriften). De zinsnede "uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is" geeft de mogelijkheid aan dat medewerking van anderen, bijvoorbeeld de pachter of huurder, noodzakelijk is. In het kader van een herplantplicht of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld worden en maatregelen genomen worden.
Het zesde lid heeft betrekking op het geval dat houtopstand, door welke oorzaak ook, is teniet gegaan.
Het achtste lid betreft een houtopstand waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat deze binnen afzienbare tijd teniet zal gaan. De gemeente zou in het laatste geval kunnen wachten totdat de houtopstand geheel teniet is gegaan om dan vervolgens op grond van het zesde lid een herplantplicht op te leggen. Het kan echter voorkomen dat de strekking van de verordening beter gediend is met behoud van bestaande houtopstanden dan met vervanging daarvan. Met name valt hierbij te denken aan grote houtopstanden. Deze zijn immers niet of slechts met grote kosten te vervangen en wat bijvoorbeeld schoonheid, luchtzuiverende kwaliteit, nestgelegenheid betreft wegen zij op tegen een veelheid van jonge houtopstanden.
Krachtens het achtste lid kan de zakelijk gerechtigde worden verplicht tot het in stand houden van dergelijke houtopstanden. Deze verplichting kan inhouden het ongedaan maken of voorkomen, voor zover mogelijk, van (dreigende) ernstige beschadiging of aantasting ten gevolge van weersomstandigheden, ziekten, verwaarlozing, vraat door dieren, het weghalen van bosstrooisel, bouw- en sloopwerkzaamheden, het aanleggen van terreinverhardingen, het storten van afval, enz. De maatregelen hoeven niet beperkt te blijven tot de bedreigde houtopstand zelf. De verplichting tot instandhouding behoeft niet te betekenen dat van een groep bijeen staande houtopstanden alle houtopstanden moeten blijven staan. Om besmetting met ziekten te voorkomen kan zo nodig de verplichting worden opgelegd bepaalde houtopstanden te kappen en van het terrein te verwijderen. Gaat het om een sterk verouderd bomenbestand dan dient te worden bedacht dat ook houtopstanden niet het eeuwige leven hebben. In zo'n geval kan het aanbeveling verdienen het bestand geleidelijk te vervangen door maar een deel in stand te houden en de rest te kappen onder het opleggen van een herplantplicht. De instandhoudingsverplichting krachtens de verordening mag uiteraard niet leiden tot strijd met verplichtingen krachtens hogere regelingen, zoals bijvoorbeeld de Plantenziektenwet.
Overigens kunnen verwaarloosde houtopstanden uit een oogpunt van milieubeheer van belang zijn. Zo kunnen vermolmde houtopstanden bijvoorbeeld een nestplaats bieden voor zeldzame soorten vleermuizen. Een "opknapbeurt" in een dergelijk geval zou uiteraard minder gewenst kunnen zijn.
Op 1 januari 1991 verviel de door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gecoördineerde iepenziektebestrijding. Het Ministerie acht de ziekte beheersbaar, omdat ten gevolge van de aanpak de infectiedruk op een laag niveau is gebracht.
De iepenziekte ontstaat doordat een schimmel de houtvaten, de stam en de takken verstopt. Hierdoor wordt de sapstroom tussen de wortels en de houtopstand verstoord en krijgen de bladeren geen voedingsstoffen en water meer. De houtopstand is dan ten dode opgeschreven. Dit proces kan zich binnen enkele weken voltrekken. De schimmel wordt overgebracht door de iepenspintkever. De kevers leggen hun eitjes onder de schors van zieke of dode iepen. De jonge kevers vliegen naar gezonde houtopstanden in de buurt, die zodoende worden aangetast. Soms dragen de wortels zonder tussenkomst van de kever de schimmel aan elkaar over.
Verspreiding van de iepenspintkever is tegen te gaan door ziek of dood iepenhout in de periode mei t/m augustus binnen één maand te vernietigen. Iepenhout afkomstig van najaars- en voorjaarsstormen moet voor 1 mei zijn vernietigd. Om de ziekte tegen te gaan, is het noodzakelijk alle iepen, zowel op particuliere terreinen als op publiekrechtelijk beheerde terreinen, tweemaal per groeiseizoen te controleren op de aanwezigheid van de ziekte.
In dit artikel is niet alleen strafbaar gesteld het zonder vergunning vellen van houtopstand, maar ook het niet voldoen aan een herplant- of instandhoudingsverplichting. Op grond van artikel 154 Gemeentewet kan op overtreding van gemeentelijke verordeningen hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste of tweede categorie worden gesteld, alsmede openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. De wetgever geeft de gemeentelijke wetgever de mogelijkheid om op overtreding van de bepalingen twee verschillende geldboetemaxima te stellen, namelijk van de eerste categorie (tot maximaal € 450,--) en van de tweede categorie (tot maximaal € 4.500,--). Bij de concrete strafoplegging mag de rechter geen hogere boete opleggen dan het voor het betreffende delict geldende maximum.
Artikel 15 Betreden van gebouwen en terreinen
De betredingsbevoegdheid van de opsporingsambtenaren is reeds geregeld in het Wetboek van Strafverordening. Artikel 15 regelt alleen de betredingsbevoegdheid van de toezichthoudende ambtenaren. Omdat de verordening ook van toepassing kan zijn op houtopstand, die door bebouwing is omsloten, kan de betredingsbevoegdheid zich ook uitstrekken tot gebouwen. Het binnentreden van woningen tegen de wil van de bewoners is slechts onder voorwaarden mogelijk (zo dit al noodzakelijk is).