Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leudal

Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering 2023 Regio Midden-Limburg West

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeudal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering 2023 Regio Midden-Limburg West
CiteertitelSubsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering 2023 Regio Midden-Limburg West
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Subsidieverordening gemeente Leudal 2016

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-11-202201-11-2022Nieuwe regeling

07-11-2022

gmb-2022-501359

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering 2023 Regio Midden-Limburg West

 

Het college van burgemeester en wethouders van Leudal

gelet op de artikelen 1 en 2 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Leudal 2016, hieronder verder te noemen ‘de ASV’.

 

Besluit

vast te stellen de ‘Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering 2023 Regio Midden-Limburg West’.

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • -

      gecertificeerde instelling;

    • -

      jeugdhulp;

    • -

      jeugdhulpverlener;

    • -

      jeugdige;

    • -

      jeugdreclassering;

    • -

      kinderbeschermingsmaatregel;

    dat wat daaronder wordt verstaan in de Jeugdwet.

  • 2.

    In deze regeling wordt verder verstaan onder:

    • a.

      actieplan: plan waarin de gecertificeerde instelling uiteenzet op welke wijze zij zich wapent tegen omstandigheden, waaronder capaciteitsproblematiek, die de organisatie kwetsbaar maken voor discontinuïteit in de dienstverlening, en hoe de continuïteit van de dienstverlening wordt geborgd en de wendbaarheid van de organisatie wordt versterkt;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      exitplan: plan waarin de gecertificeerde instelling uiteenzet op welke wijze zij in het geval van een volledige of gedeeltelijke beëindiging van gesubsidieerde activiteiten, dan wel vanwege een andere oorzaak, zoals surseance van betaling of faillissement, deze activiteiten zal overdragen aan een andere gecertificeerde instelling, waarbij de uitvoering van de wettelijke taken tot aan de overdracht wordt geborgd;

    • d.

      onderaannemer: een gecertificeerde instelling die gehouden kan worden om in opdracht en namens en voor rekening en risico van een op grond van deze regeling gesubsidieerde gecertificeerde instelling werkzaamheden te verrichten met betrekking tot de uitvoering van de subsidiabele activiteiten;

    • e.

      subsidie: Een aanspraak op financiële middelen als bedoeld in artikel 4:21 lid 1 Algemene wet bestuursrecht;

    • f.

      toekomstplan: een concrete beschrijving van de toekomst/vervolg van de jeugdige bij het bereiken van het 18de levensjaar. Dit kán een separaat individueel plan/document zijn, maar mag ook onderdeel uitmaken van het individuele plan van aanpak. Bij het opstellen van dit toekomstplan wordt bewust aandacht geschonken aan de tijdige afstemming met gemeente (en andere benodigde ketenpartners).

    • g.

      wachttijd: van een wachttijd in de zin van het Normenkader jeugdbescherming en jeugdreclassering is sprake als er meer dan 5 werkdagen verstrijken tussen de datum van de beschikking van de Rechtbank en het eerste face-to-face contact met de jeugdige en/of de ouders.

 

Artikel 2 Doelgroep en subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Deze regeling is van toepassing op het verlenen van subsidie aan gecertificeerde instellingen voor het uitvoeren van activiteiten als bedoeld in het tweede lid, ten behoeve van jeugdigen ten aanzien van wie het college gehouden is voorzieningen op grond van artikel 2.4 van de Jeugdwet te treffen.

  • 2.

    Deze doelgroep wordt voor de uitvoering verdeeld in drie subgroepen, te weten:

    • a.

      Generale uitvoering jeugdbescherming en jeugdreclassering;

    • b.

      Jongeren met een (lichte) verstandelijke beperking;

    • c.

      Jongeren zonder vaste woon- of verblijfplaats, met een bepaalde culturele en/of godsdienstige achtergrond en complexe gezinssystemen.

  • 3.

    Subsidie kan worden verleend voor het uitvoeren van activiteiten zoals opgenomen in bijlage 1, voor zover het maatregelen betreft die reeds van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze regeling, of die zijn opgelegd na inwerkingtreding van deze regeling of waarvan de uitvoering na inwerkingtreding van deze regeling is overgenomen van een andere gecertificeerde instelling

  • 4.

    De subsidiabele activiteiten dienen te worden uitgevoerd binnen de volgende kaders:

    • a.

      Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK);

    • b.

      Jeugdwet;

    • c.

      Normenkader ten behoeve van certificering van uitvoerende organisaties voor Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;

    • d.

      Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming;

    • e.

      De geldende, van toepassing zijnde beroepscode(s).

 

Artikel 3 Looptijd

  • 1.

    De subsidieregeling geldt voor activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid.

  • 2.

    De subsidie wordt per kalenderjaar verleend en vastgesteld.

  • 3.

    Periodiek wordt gezamenlijk geëvalueerd.

  • 4.

    De looptijd van deze subsidieregeling kan worden heroverwogen op basis van wijzigingen in wet- en regelgeving of beleidswijzigingen. Dit gebeurt altijd in overleg tussen de partijen.

 

Artikel 4 Indieningsvereisten aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie kan, in afwijking van het gestelde in artikel 6 lid 1 van de Asv, enkel worden ingediend vóór 1 augustus van het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt dat aanvragen gericht op de subsidiëring voor het jaar 2023 vóór 1 december 2022 moeten worden ingediend.

  • 3.

    De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Hierbij wordt in ieder geval aangeven voor welke subgroep (zoals bedoeld in artikel 2, lid 2) subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      een prognose, per subgroep, (gebaseerd op het gemiddelde van de verrichtte activiteiten in de afgelopen 3 jaar) gericht op het aantal te verrichten activiteiten als bedoeld in artikel 2, derde lid van deze regeling. Deze prognose sluit in eenheden aan op de in bijlage 1 bij de tarieven vermelde eenheden;

    • c.

      een plan van aanpak waarin ten minste aandacht wordt besteed aan de volgende inhoudelijke thema’s:

      • i.

        Werving, selectie en behoud personeel (arbeidsmarktproblematiek);

      • ii.

        Hoe de afgesproken caseloadverlaging wordt gerealiseerd;

      • iii.

        Hoe ingezet wordt op het gedachtegoed 1G1P1R;

      • iv.

        Hoe aangesloten wordt op het jeugdhulpstelsel per regio;

      • v.

        Hoe samen met de ketenpartners gewerkt wordt aan het verkorten van de doorlooptijden;

      • vi.

        Hoe de samenwerking met de lokale toegang verder gestalte krijgt.

  • 4.

    De gecertificeerde instelling die voor de eerste maal op basis van deze subsidieregeling subsidie aanvraagt, legt aanvullend over:

    • a.

      een exemplaar van de oprichtingsakte of statuten;

    • b.

      jaarstukken betreffende het laatst beschikbare verslagjaar;

    • c.

      een actieplan (als bedoeld in artikel 1 van deze regeling);

    • d.

      een exitplan (als bedoeld in artikel 1 van deze regeling) waarin uiteen gezet is op welke wijze de gecertificeerde instelling zich zal inspannen ten behoeve van:

      • i.

        het kunnen blijven uitvoeren van deze activiteiten totdat de uitvoering kan worden overgedragen aan een gecertificeerde instelling die ná haar in opdracht van het college deze activiteiten zal uitvoeren;

      • ii.

        het faciliteren van de overdracht van alle met betrekking tot de uitvoering van deze activiteiten te verrichten werkzaamheden, inclusief het leveren van alle voor de zorgcontinuïteit benodigde administratieve ondersteuning;

      • iii.

        de overname van het betrokken personeel door een gecertificeerde instelling die ná haar in opdracht van het college deze activiteiten zal uitvoeren;

      • iv.

        het zo veel mogelijk voortzetten van bestaande hulpverleningsrelaties tussen jeugdhulpverleners of medewerkers van de gecertificeerde instelling en jeugdigen of hun ouders.

  • 5.

    Indien de gecertificeerde instelling documenten genoemd in lid 4 van dit artikel wijzigt, worden de gewijzigde documenten overlegd aan het college.

 

Artikel 5 Hoogte subsidie

  • 1.

    De omvang van de subsidie wordt bepaald naar rato van de werkelijke duur van de uitvoering door de in bijlage 1 vastgestelde tarieven (p) per activiteit te vermenigvuldigen met het aantal eenheden per activiteit die zijn geleverd (q).

  • 2.

    De in bijlage 1 genoemde tarieven zijn uitgedrukt in het prijspeil van 2023. De tarieven worden jaarlijks voor aanvang van een nieuw subsidiejaar geïndexeerd met de definitieve OVA[1] van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar (t-1).

    [1] Overheidsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling.

  • 3.

    Bij het besluit als bedoeld in artikel 7 lid 1 worden de op grond van het tweede lid van dit artikel geïndexeerde tarieven vastgesteld voor het desbetreffende jaar en draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de vastgestelde tarieven.

 

Artikel 6 Inhoudelijke vereisten subsidie

  • 1.

    De gecertificeerde instelling die, al dan niet in samenwerking met een onderaannemer, een aanvraag doet voor de uitvoering van de subsidiabele activiteiten voor de subdoelgroep zoals beschreven in artikel 2 lid 2 sub b of sub c van deze regeling, beschikt over professionals met bijzondere expertise ten aanzien van de begeleiding en/of behandeling van jeugdigen uit de betreffende subgroep.

  • 2.

    Aanvullend op het voldoen aan de gestelde eisen voor certificering uit het Normenkader (artikel 3.4, lid 4 Jeugdwet), verwacht het college in aanvulling op onderdeel:

    • a.

      C.1.2 – Inzet gecontracteerd aanbod – dat bij het verlenen van toegang naar gespecialiseerde Jeugdhulp (zoals bedoeld in artikel 3.5, lid 1 Jeugdwet) wordt ingezet op door de gemeente gecontracteerd aanbod. Alleen in uitzonderlijk geval dat er geen adequate voorziening is ingekocht door de gemeente(n), wordt het regionale proces gevolgd voor de inzet van niet-gecontracteerd aanbod. Hierover vindt altijd overleg plaats met de gemeentelijke toegang.

    • b.

      D.5.1 – Gecertificeerde instelling moet in het kader van (zijn eigen) werkstroombeheer en/of wachtlijsten werkwijzen bepalen en hebben vastgelegd - waardoor:

      • i.

        Er bij de uitvoering van maatregelen géén sprake is van wachttijden en actief actie wordt ondernomen om wachttijden te voorkomen.

      • ii.

        Bij het voornemen tot een besluit tot een instroomstop hiervan uiterlijk 2 weken voor ingang van de instroomstop melding wordt gemaakt bij het college.

    • c.

      D.5. 3 – De processen gericht op de continuïteit van jeugdbescherming en jeugdreclassering – dat er zo veel mogelijk sprake is van een vaste medewerker voor de jeugdige en diens gezin.

    • d.

      D.5.4 – Prestatie-indicatoren (PI’s) – dat aanvullend hierop de volgende monitoringsinformatie per kwartaal wordt aangeleverd:

      • i.

        Realisatie (aantal maatregelen = Q), die in eenheden aansluit op de in bijlage 1 bij de tarieven vermelde eenheden;

      • ii.

        Trends en realisatie (aantal maatregelen = Q) over de jaren heen en over de PI’s uit het Normenkader.

    • e.

      E.1.2 – Ketensamenwerking:

      • i.

        Deelname aan (structurele) overleggen passend bij de uitvoering van deze subsidieregeling;

      • ii.

        Het gezamenlijk opstellen, uitvoeren, opvolgen en evalueren van samenwerkingsafspraken. Deze samenwerkingsafspraken maken onderdeel uit van deze subsidieregeling. Naast de voor gecertificeerde instellingen verplichte elementen n.a.v. het Normenkader bevatten deze samenwerkingsafspraken minimaal afspraken over:

        • -

          Wederzijdse stimulering van samenwerking tussen de gemeenten en gecertificeerde instellingen;

        • -

          Gezamenlijke definitiebepalingen (o.a. systeemgericht werken, regie, veiligheid);

        • -

          Een warme overdracht gericht op zorgcontinuïteit bij verhuizing van jeugdigen van/naar een andere gemeente, regio of het buitenland;

        • -

          de invulling van de wettelijk verplichte afstemming met de gemeente voor het inzetten van Jeugdhulp zoals bedoeld in artikel 3.5 van de Jeugdwet. Dit geeft tevens uitvoering aan de uitwerking van eis C.1.2);

        • -

          Uitvoering geven aan de afspraken:

          • a.

            Omtrent de uitgaven van bijzondere kosten conform de “Inhoudelijke regeling bijzondere kosten Limburg 2022”;

          • b.

            Omtrent de nazorg jeugdige ex-gedetineerden conform “Samenwerkingsconvenant tussen ketenpartners Nazorg Jeugd” van augustus 2020.

    • f.

      E.1.2. – doorlooptijden – dat de gecertificeerde instelling zich samen met ketenpartners inspant om de doorlooptijden van de jeugdbeschermingsmaatregelen te verkorten, zonder vergroting van het terugvalrisico;

    • g.

      E.1.2 – warme overdracht en nazorg – dat er sprake is van een doorgaande lijn zowel bij opschaling (warme overdracht na beschermingsplein/-tafel) naar de jeugdbescherming, als bij afschaling na einde van de jeugdbeschermingsmaatregel. Bij beëindiging van de jeugdbeschermingsmaatregel maakt de gecertificeerde instelling gebruik van het toetsingsoverleg/schakeloverleg dat daarvoor regionaal is ingericht.

    • h.

      E.1.2 – Anticiperen op meerderjarigheid/gerichtheid op langere termijn toekomstperspectief – dat in de werkwijze is geborgd dat uiterlijk twee jaar voor het bereiken van de meerderjarige leeftijd van de jeugdige waarop de jeugdbeschermingsmaatregel betrekking heeft, c.q. een half jaar voor het aflopen van de jeugdreclasseringsmaatregel een toekomstplan is opgesteld in overleg met alle relevante betrokkenen. Wordt er een jeugdbeschermingsmaatregel na het verstrijken van de 16-jarige leeftijd uitgesproken, wordt zo spoedig mogelijk gestart met het toekomstplan;

    • i.

      E.2.1 – Aandacht voor integraliteit – dat tijdens de uitvoering van de jeugdbeschermingsmaatregel wordt gewerkt volgens/aan de hand van het gedachtegoed 1Gezin,1Plan,1Regisseur.

  • 3.

    Bij de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering wordt, voor wat betreft de toegangsfunctie naar gespecialiseerde jeugdhulp (op basis van Jeugdwet):

    • a.

      aangesloten bij de in de gemeente c.q. jeugdregio gebruikelijke inkoopsystematiek, werkwijzen en methoden met betrekking tot de toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van voorzieningen op het gebied van de jeugdhulp;

    • b.

      blijk gegeven van kostenbewustzijn ten aanzien van de inzet van (gespecialiseerde) jeugdhulp;

    • c.

      de te bereiken doelen en resultaten zoals opgesteld voor de afgegeven bepaling jeugdhulp gemonitord en mét cliënt en zorgaanbieder geëvalueerd;

    • d.

      bij het inzetten van spoedeisende gespecialiseerde jeugdhulp tijdig en concreet nagedacht over structurele of tijdelijke inzet en, indien noodzakelijk, het vervolg daarop.

 

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist uiterlijk op 1 oktober van het jaar waarin de subsidieaanvraag is ingediend. De beslistermijn kan met ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt dat een beslissing op een subsidieaanvraag voor het jaar 2023 uiterlijk op 31 januari 2023 wordt genomen. De beslistermijn kan met ten hoogste acht weken worden verdaagd.

 

Artikel 8. Bevoorschotting

  • 1.

    De subsidieaanvraag op grond van deze regeling wordt tevens geacht een aanvraag te omvatten voor het verlenen van een voorschot als bedoeld in artikel 8 van de ASV. Als gevolg daarvan beslist het college op de aanvraag tot een voorschot op hetzelfde moment als waarop een beslissing wordt genomen op de subsidieaanvraag.

  • 2.

    De bevoorschotting van de subsidie wordt bepaald op basis van de bij de aanvraag aangeleverde prognose maal tarief per activiteit.

  • 3.

    De subsidieontvanger kan gedurende de looptijd van de subsidie een aanvraag om aanpassing van de bevoorschotting indienen. Het college beslist binnen acht weken op de aanvraag tot aanpassing.

  • 4.

    Het college kan gedurende de looptijd van de subsidie de bevoorschotting aanpassen indien de realisatiecijfers in de voorafgaande periode daartoe aanleiding geven.

 

Artikel 9 Aanvullende weigerings- en intrekkingsgronden

  • 1.

    Subsidie kan worden geweigerd als:

    • a.

      niet is voldaan aan één van de in deze regeling genoemde vereisten;

    • b.

      uit de aanvraag naar oordeel van het college onvoldoende blijkt dat de aanvrager gedurende de volledige subsidieperiode in staat zal zijn te beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materieel voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten, uitgaande van de prognose en inhoudelijke uitgangspunten, bedoeld in artikelen 2 en 6.

  • 2.

    De subsidie wordt in ieder geval ingetrokken als het aan de subsidieontvanger afgegeven certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet wordt ingetrokken.

  • 3.

    De subsidie kan in ieder geval worden ingetrokken als:

    • a.

      naar oordeel van het college niet langer aannemelijk is dat de subsidieontvanger gedurende de resterende subsidieperiode kan beschikken over het kwalitatief en kwantitatief benodigde personeel en materieel voor de naar verwachting door hem uit te voeren subsidiabele activiteiten, uitgaande van de prognose bedoeld in artikel 7 lid 4 sub b;

    • b.

      er sprake is van frauduleus handelen;

    • c.

      naar oordeel van het college het handelen van bestuurders van de subsidieontvanger de zorgcontinuïteit of de regelmatige uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten in gevaar dreigen te brengen.

 

Artikel 10 Aanvullende verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Onverminderd de verdere in deze regeling opgenomen verplichtingen is de subsidieontvanger in ieder geval verplicht:

    • a.

      bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten in overeenstemming te handelen met alle toepasselijke regelgeving, de norm verantwoorde werktoedeling, de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling en de bij aanvraag overgelegde bescheiden;

    • b.

      gebruik te maken van het iJW berichtenverkeer voor gegevensuitwisseling (met uitzondering van de berichten voor declaratie/facturatie) en de Collectieve Opdracht Routeer Voorziening (CORV); daarenboven zal de subsidieontvanger medewerking verlenen aan de beantwoording van een eventuele additionele gegevensuitvraag door de subsidieverlener;

    • c.

      onverwijld melding te maken van dringende omstandigheden, waaronder in elk geval begrepen worden omstandigheden waarbij:

      • voorzien wordt dat de certificeringseisen in gedrang komen;

      • de continuïteit van de uitvoering van jeugdbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering in gedrang komt door onvoldoende capaciteit;

      • de continuïteit van de organisatie door problemen in de bedrijfsvoering in gedrang komt;

      • de subsidieontvanger gebruik moet maken van onderaannemers, waarbij de subsidieontvanger garandeert dat ook de onderaannemer voldoet aan alle toepasselijke regelgeving en normering;

      • er sprake is calamiteiten.

    • d.

      zodra daar redelijkerwijs aanleiding toe is, uitvoering te geven aan het exitplan. In dat geval vindt tussen het college en de gecertificeerde instelling goed onderling overleg plaats en wordt over de procedure en eventuele kosten verbonden aan het exitplan op dat moment door het college in redelijkheid beslist.

    • e.

      aangesloten te zijn bij de verwijsindex, bedoeld in artikel 7.1.2.1 van de Jeugdwet, en hiervan gebruik te maken in overeenstemming met de met het college gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 7.1.3.1, eerste lid, van de Jeugdwet;

    • f.

      medewerking te verlenen wanneer het college een extern (accountants)onderzoek instelt als het beschikt over signalen dat de gecertificeerde instelling in een risicovolle situatie verkeert (financieel en/of inhoudelijk);

    • g.

      actief deel te nemen en bij te dragen aan de in de regio gebruikelijke vormen van overleg op uitvoerings- , beleids- en bestuurlijk niveau.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      iedere gebeurtenis of ontwikkeling waardoor de financiële situatie van de gecertificeerde instelling substantieel verslechtert;

    • b.

      de uitkomst van de jaarlijkse controle, bedoeld in artikel 3.2.3 van het Besluit Jeugdwet, onder gelijktijdige overlegging van de betreffende rapportage;

    • c.

      het risico op het ontstaan van wachttijden en de acties die daarop genomen worden;

    • d.

      het voornemen tot een instroomstop en de acties die daarop worden genomen;

    • e.

      uitkomsten van onderzoeken door een Inspectie naar aanleiding van incidenten in de casuïstiek.

  • 3.

    De subsidieontvanger behoeft de voorafgaande toestemming van het college voor:

    • a.

      de rechtshandelingen genoemd in artikel 4:71, eerste lid, onder a tot en met f en h tot en met j, van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      een fusie als bedoeld in artikel 309 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • c.

      samenwerking met anderen bij de uitvoering van de subsidiabele activiteiten;

    • d.

      substantiële wijziging van een van de in artikel 4, vierde lid, genoemde bescheiden.

  • 4.

    De subsidie op grond van deze regeling mag uitsluitend worden aangewend voor het uitvoeren van activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

 

Artikel 11 Egalisatiereserve

  • 1.

    De subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Voor zover de subsidie op grond van deze regeling en/of voorgaande regelingen heeft bijgedragen aan de egalisatiereserve mag deze uitsluitend worden aangewend voor het uitvoeren van activiteiten waarvoor subsidie is verleend.

  • 3.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, d en e, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

  • 4.

    Bij de subsidieverlening kunnen nadere verplichtingen worden gesteld ten aanzien van de egalisatiereserve.

 

Artikel 12 Subsidievaststelling

  • 1.

    In afwijking van / conform het gestelde in artikel 9 lid 1 van de ASV, dient subsidieontvanger na afloop van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft voor 1 april van het daarop volgende jaar een aanvraag tot vaststelling in te dienen.

  • 2.

    Het verzoek tot subsidievaststelling bevat, in afwijking van artikel 10 van de ASV:

    • a.

      een door een bevoegde functionaris ondertekende bestuursverklaring;

    • b.

      een overzicht van de uitgevoerde gesubsidieerde activiteiten en een productieverantwoording via het format zoals landelijk afgestemd en gepubliceerd op de website i-Sociaal Domein. Deze moeten aansluiten bij de eenheden per maatregel zoals weergegeven in bijlage 1. Daarbij geldt dat de data in het berichtenverkeer leidend zijn voor het vaststellen van de subsidie;

    • c.

      een controleverklaring op de door het college gesubsidieerde activiteiten in de brede zin van dat jaar, opgesteld en ondertekend door een onafhankelijk accountant;

    • d.

      het op het betreffende kalenderjaar ziende jaardocument maatschappelijke verantwoording gericht op de provincie Limburg;

    • e.

      een geanonimiseerd overzicht van de gedurende het afgelopen jaar ingediende klachten, de aard van de klachten en de geboden oplossing;

    • f.

      gegevens over de meting van cliënttevredenheid.

  • 3.

    Voor de documenten zoals genoemd in lid 2 sub c en d geldt, in afwijking van de termijn in lid 1, dat deze uiterlijk 1 juni moeten worden ingediend.

  • 4.

    Bij verleningsbeschikking kan het college, in afwijking van het bepaalde in lid 2, andere termijnen voorschrijven, en aanvullende afspraken maken over aard en frequentie van de ingevolge lid 2 te overleggen informatie.

 

Artikel 13 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 november 2022. De startdatum van de activiteiten behorende bij deze regeling is 1 januari 2023.

  • 2.

    Activiteiten (zoals bedoeld in bijlage 1) die in 2022 of eerder zijn gestart, worden op basis van deze nieuwe regeling voortgezet.

  • 3.

    Deze subsidieregeling kan in onderling overleg worden gewijzigd of ingetrokken als daar aanleiding toe is. Daaronder vallen in ieder geval maar niet uitsluitend wijzigingen in wet- en/of regelgeving en/of financiële kaders en relevante beleidswijzigingen.

  • 4.

    Partijen treden met elkaar in overleg als daar bij de uitvoering van deze subsidieregeling aanleiding toe is. Het kan daarbij zowel gaan om (problemen bij) de uitvoering van jeugdbescherming of jeugdreclassering als om de gehanteerde tarieven of de financiële positie van de subsidieontvanger.

  • 5.

    Deze subsidieregeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering 2023 Regio Midden-Limburg West’.

  • 6.

    Per 1 januari 2023 wordt de Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022 ingetrokken. Een op basis van de Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022 ingezette activiteit geldt als activiteit toegekend volgens deze subsidieregeling.

  • 7.

    Aanvragen tot vaststelling van de subsidie 2022 die verleend zijn op grond van de Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze regeling, worden afgehandeld krachtens de Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022, welke hiertoe zijn rechtskracht behoudt.

  • 8.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022 waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze regeling, wordt beslist op grond van de Subsidieregeling jeugdbescherming en jeugdreclassering gemeente Leudal 2019-2022, welke hiertoe zijn rechtskracht behoudt.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 november 2022

Burgemeester en wethouders van Leudal,

De gemeentesecretaris, De burgemeester,

mr. drs. J.J.Th.L. GeraedtsD.H. Schmalschläger

Bijlage 1 Tarieven uitvoeren subsidiabele activiteiten

Voor de tarieven 2023 is gerekend met de definitieve OVA van 2022 ad 4,42%.

Tabel 1. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten doelgroep generale JB/JR (art. 5a)

Product

Tarief (*)

Caseload- verlaging (****)

Product-code

Eenheid

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 1

€ 1.145,83 (**)

€ 147,33

48A01

per maand

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 2 en verder

€ 950,33 (**)

€ 121,91

48A02

per maand

Voogdij

€ 651,92 (**)

€ 83,09

48A03

per maand

Jeugdreclassering (JR)

€ 752,00

n.v.t.

47A01

per maand

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) advies

€ 2.225,19

n.v.t.

47A02

beschikking/ advies (stuks)

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) begeleiding

€ 751,13

n.v.t.

47A03

per maand

Intensieve trajectbegeleiding CRIEM (ITB CRIEM) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 2.139,57

n.v.t.

47A04

per maand

Intensieve trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 1.608,07

n.v.t.

47A05

per maand

Samenloop van een OTS en jeugdreclassering

€ 213,28

n.v.t.

47A06

per maand

Scholing- en trainingsprogramma (STP) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 2.139,57

n.v.t.

47A07

per maand

Opslag(***) inzet Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET-JB)

1,7x reguliere kostprijs van de maatregel

(*) Tarief is opgebouwd uit het tarief 2022, opslag van 7%, tijdelijke opslag ten behoeve van caseloadverlaging van 14,94%, OVA 2022 4,42% en de bijzondere kosten € 149,23

(**) Inclusief bijzondere kosten

(***) De VNG-factsheet stelt een bekostiging van 2,7x reguliere kostprijs van de maatregel. De GI krijgt voor betreffende jeugdige 1x op basis van de reguliere maatregel bekostigd. Er rest dan een opslag van 1,7x voor de inzet van het LET-JB.

(****) Voor de jaren 2023 en 2024 worden de tarieven tijdelijk met 14,94% verhoogd om de caseloadverlaging te bereiken. In 2024 vindt een evaluatie plaats ten aanzien van de bereikte resultaten betreffende de daadwerkelijke caseloadverlaging.

 

Tabel 2. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten JB/JR doelgroep (L)VB (art. 5b)

Product

Tarief (*)

Caseload-verlaging (****)

Productcode

Eenheid

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 1

€ 1.150,50 (**)

€ 146,25

48A01

per maand

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 2 en verder

€ 956,58 (**)

€ 121,08

48A02

per maand

Voogdij

€ 660,25 (**)

€ 82,50

48A03

per maand

Jeugdreclassering (JR)

€ 746,69

n.v.t.

47A01

per maand

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) advies

€ 2.209,53

n.v.t.

47A02

beschikking/ advies (stuks)

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) begeleiding

€ 745,73

n.v.t.

47A03

per maand

Intensieve trajectbegeleiding CRIEM (ITB CRIEM) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 2.122,86

n.v.t.

47A04

per maand

Intensieve trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 1.595,54

n.v.t.

47A05

per maand

Samenloop van een OTS en jeugdreclassering

€ 211,71

n.v.t.

47A06

per maand

Scholing- en trainingsprogramma (STP) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 2.122,86

n.v.t.

47A07

per maand

Opslag(***) inzet Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET-JB)

1,7x reguliere kostprijs van de maatregel

(*) Tarief is opgebouwd uit het tarief 2022, opslag van 7%, tijdelijke opslag ten behoeve van caseloadverlaging van 14,94%, OVA 2022 4,42% en de bijzondere kosten € 304,57

(**) Inclusief bijzondere kosten

(***) De VNG-factsheet stelt een bekostiging van 2,7x reguliere kostprijs van de maatregel. De GI krijgt voor betreffende jeugdige 1x op basis van de reguliere maatregel bekostigd. Er rest dan een opslag van 1,7x voor de inzet van het LET-JB.

(****) Voor de jaren 2023 en 2024 worden de tarieven tijdelijk met 14,94% verhoogd om de caseloadverlaging te bereiken. In 2024 vindt een evaluatie plaats ten aanzien van de bereikte resultaten betreffende de daadwerkelijke caseloadverlaging.

 

  Tabel 3. Tarieven en prognose uitvoering subsidiabele activiteiten JB/JR doelgroep jeugdigen zonder vaste woon- of verblijfplaats, met een bepaalde culturele en/of godsdienstige achtergrond en complexe gezinssystemen (art. 5c)

Product

Tarief (*)

Caseload-verlaging (****)

Productcode

Eenheid

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 1

€ 1.149,25 (**)

€ 147,75

48A01

per maand

Ondertoezichtstelling (OTS) jaar 2 en verder

€ 953,17 (**)

€ 122,25

48A02

per maand

Voogdij

€ 653,92 (**)

€ 83,34

48A03

per maand

Jeugdreclassering (JR)

€ 754,43

n.v.t.

47A01

per maand

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) advies

€ 2.231,46

n.v.t.

47A02

beschikking/ advies (stuks)

Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) begeleiding

€ 753,39

n.v.t.

47A03

per maand

Intensieve trajectbegeleiding CRIEM (ITB CRIEM) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 2.144,79

n.v.t.

47A04

per maand

Intensieve trajectbegeleiding Harde Kern (ITB Harde Kern) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 1.612,24

n.v.t.

47A05

per maand

Samenloop van een OTS en jeugdreclassering

€ 213,97

n.v.t.

47A06

per maand

Scholing- en trainingsprogramma (STP) begeleidingsmaanden op jaarbasis

€ 2.144,79

n.v.t.

47A07

per maand

Opslag(***) inzet Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming (LET-JB)

1,7x reguliere kostprijs van de maatregel

(*) Tarief is opgebouwd uit het tarief 2022, opslag van 7%, tijdelijke opslag ten behoeve van caseloadverlaging van 14,94%, OVA 2022 4,42% en de bijzondere kosten € 149,23

(**) Inclusief bijzondere kosten

(***) De VNG-factsheet stelt een bekostiging van 2,7x reguliere kostprijs van de maatregel. De GI krijgt voor betreffende jeugdige 1x op basis van de reguliere maatregel bekostigd. Er rest dan een opslag van 1,7x voor de inzet van het LET-JB.

(****) Voor de jaren 2023 en 2024 worden de tarieven tijdelijk met 14,94% verhoogd om de caseloadverlaging te bereiken. In 2024 vindt een evaluatie plaats ten aanzien van de bereikte resultaten betreffende de daadwerkelijke caseloadverlaging.