Organisatie | Noord-Brabant |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 1 november 2022, houdende regels omtrent de verstrekking van subsidies ten behoeve van projecten op het gebied van water en bodem in de provincie Noord-Brabant (Subsidieregeling water en bodem Noord-Brabant) |
Citeertitel | Subsidieregeling water en bodem Noord-Brabant |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financieel kader |
Geen
Algemene subsidieverordening Noord-Brabant
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-11-2022 | nieuwe regeling | 01-11-2022 | 5146277 |
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat op 3 december 2021 het Regionaal Water en Bodem Programma 2022-2027 door Provinciale Staten is vastgesteld en Deltafondsmiddelen vanuit de Minister van Infrastructuur en Waterstaat ter beschikking zullen worden gesteld ter stimulering van het nemen van maatregelen in het kader van de tweede fase van het Deltaprogramma zoetwater;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze middelen willen inzetten om maatregelen te stimuleren die bijdragen aan de doelstellingen van genoemde programma’s en daartoe een nieuwe subsidieregeling wensen vast te stellen;
In deze regeling wordt verstaan onder:
ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;
DAEB-vrijstellingsbesluit: Besluit 2012/21/EU van de Europese Commissie betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen, PbEU 2012, L7;
Deltafonds: fonds als bedoeld in artikel 7.22a van de Waterwet;
Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ): regionale uitwerking van het Deltaprogramma Zoetwater voor de zandgronden in Zuid-Nederland met als doel de zandgronden in Noord-Brabant weerbaar te maken tegen watertekort;
DHZ-gebied: gebied als aangegeven op de kaart DHZ, opgenomen als bijlage 2 behorende bij deze regeling;
KRW: Kaderrichtlijn water, zijnde richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid, PB EU L 327/1;
landbouwer: natuurlijk persoon of rechtspersoon die producten van de bodem en van de veehouderij als bedoeld in bijlage I van het Verdrag betreffende de werking van de EU, produceert, fokt of teelt;
medeoverheid: overheid als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling informatieverstrekking sisa;
natte natuurparel: hydrologisch gevoelig gebied, dat vanwege specifieke omstandigheden van bodem en water hoge natuurwaarden vertegenwoordigt als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;
Natuurnetwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;
Regionaal water en bodemprogramma 2022-2027 (RWP): water- en bodembeleid van de provincie Noord-Brabant voor de periode 2022-2027, vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 3 december 2021;
spuk zoet water: specifieke uitkering van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat aan de provincie Noord-Brabant, gebaseerd op de Tijdelijke regeling stimuleren maatregelen tweede fase Deltaprogramma zoetwater;
Vogel- of Habitatrichtlijn: richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010 L 20) en richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEU 1992 L 206).
Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.
Om voor een subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
het project, bedoeld in artikel 1.4, onder d tot en met f, betreft maatregelen, die verder gaan dan de maatregelen die de subsidieaanvrager reeds op basis van wettelijke taken of afspraken in het kader van de KRW, het Natuur Netwerk Brabant en de Vogel- of Habitatrichtlijn verplicht is uit te voeren;
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het uurtarief van € 50.
Artikel 1.8 Niet-subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
In afwijking van het eerste lid, onder c, en het tweede lid, onder c en d, legt een subsidieontvanger die mede-overheid is, bij de aanvraag tot vaststelling, voor zover het een project als bedoeld in artikel 1.4, onder d tot en met f, betreft, financiële verantwoording af conform de vereisten van de Regeling informatieverstrekking sisa.
Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze regeling in de praktijk.
’s-Hertogenbosch, 1 november 2022
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. P.J. Buijtels
Bijlage 1 behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onder c, van de Subsidieregeling water en bodem Noord-Brabant
De N2000-habitattypen en de natuurtypen zoals vastgelegd op de ambitiekaart en de hydrologische randvoorwaarden van die natuurtypen zijn leidend.
Beek- en kreekherstel (waaronder de realisatie van natuurvriendelijke oevers) omvat maatregelen die gericht zijn op het herstel van beken en kreken, zodat deze beken en kreken bijdragen aan een klimaatrobuust watersysteem dat ecologisch goed functioneert en waar de schade door droogte en wateroverlast acceptabel is.
Beek- en kreekherstel vinden plaats conform de HOW-systematiek (Handreiking Ontwikkeling Waterlopen).
Opheffen knelpunten vismigratie:
Uitvoering vindt plaats conform Handreiking Vispassages Noord Brabant (Brabantse Waterschappen, 2013);
het verbeteren van de bodemstructuur, waarbij de maatregelen aansluiten op de BOOT lijst;
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling regionaal water en bodem programma Noord-Brabant
Op 3 december 2021 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant het regionaal water en bodem programma 2022-2027 (RWP) vastgesteld. Door middel van het RWP is beleid vastgesteld om te komen tot een klimaatrobuust water- en bodemsysteem in 2050 en zorg te dragen voor veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem in de provincie Noord-Brabant. De provincie wil de uitvoering van projecten t.b.v. een klimaatbestendig en waterrobuust Brabant door andere partners initiëren en stimuleren en heeft daarvoor voorzien in financiële middelen. In deze subsidieregeling staat omschreven welke activiteiten voor een bijdrage in aanmerking kunnen komen en wat daarvoor de voorwaarden zijn.
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Op grond van paragraaf 1 van deze subsidieregeling wordt op onderdelen staatssteun verstrekt aan ondernemingen. Om die reden wordt gebruikgemaakt van het DAEB-vrijstellingsbesluit van de Europese Commissie. Om te voldoen aan de vereisten die gesteld worden in het genoemde vrijstellingsbesluit, zijn er enkele (deels van de Asv afwijkende) specifieke bepalingen opgenomen voor wat betreft de maximale hoogte van de subsidie, de weigeringsgronden, de hoogte van de subsidie, de verplichtingen en de financiële verantwoording achteraf.
Deze paragraaf staat open voor natuurlijke personen, rechtspersonen en voor samenwerkingsverbanden van deze. Waterschappen zijn echter uitgezonderd van deze regeling. Voor projecten uitgevoerd door de waterschappen, is de Bijdrageregeling regionaal water- en bodemprogramma Noord-Brabant opengesteld.
Op grond van deze regeling kunnen geen subsidies worden toegekend aan landbouwers. De reden dat deze zijn uitgesloten is gelegen in de staatssteunregels, die voor landbouwondernemingen strenger zijn dan voor andere ondernemingen.
Het is mogelijk subsidies (of bijdrages) uit verschillende provinciale regelingen te combineren, mits er sprake is van een duidelijk onderscheid in de begroting wat activiteiten betreft. Uit de begroting moet ten eerste blijken dat kosten slechts op grond van één (provinciale) regeling worden aangevraagd en ten tweede dat aan de benodigde cofinanciering wordt voldaan.
Kosten van dezelfde maatregel mogen niet meerdere keren gedekt worden door een subsidie of bijdrage. Het is wel mogelijk om een project in fasen te onderscheiden of een onderscheid in de specifieke maatregelen te maken.
Er kunnen geen losse onderzoeksprojecten worden aangevraagd voor de activiteiten genoemd in artikel 1.4, onder a tot en met c. Deze moeten altijd gepaard gaan met uitvoeringsmaatregelen. Voor de activiteiten genoemd in artikel 1.4, onder d tot en met f, is het wel mogelijk subsidie aan te vragen voor losse onderzoeksprojecten.
Dit onderdeel ziet op de kosteneffectiviteit van de maatregel. Een subsidieaanvrager zal in het projectplan moeten aangeven hoe groot het te verwachten effect is en dit moeten onderbouwen. Gedeputeerde Staten vinden maatregelen kosteneffectief wanneer er een redelijke verhouding bestaat tussen de mate van doelbereik van de maatregel en de hoogte van de kosten. Gedeputeerde Staten letten daarbij ook op de hoogte van het percentage overheadkosten.
Het projectplan dient aandacht te besteden aan de wijze van communiceren over het project. Deze communicatie kan plaatsvinden door het aanbieden van informatie op bijvoorbeeld websites, via media, symposia en het uitbrengen van rapporten. Ook gaat het projectplan in op hoe de lessen die uit het project worden geleerd, worden verspreid binnen het werkveld. Dit kan bijvoorbeeld door de monitoring en de verspreiding van de resultaten daaruit, op te nemen in het project.
Het projectplan is vormvrij en geeft een beschrijving van het project en hoe aan de subsidievereisten wordt voldaan.
De begroting dient expliciet te zijn voorzien van een onderbouwing (uitgaven/inkomsten). Deze onderbouwing kan voor wat betreft de uitgaven bestaan uit bijvoorbeeld offertes, bestekken, prijsopgaven, overeenkomsten. Voor wat betreft de inkomsten kan, indien de dekking van buiten de aanvrager komt, de onderbouwing bestaan uit bijvoorbeeld schriftelijke toezeggingen of getekende overeenkomsten.
Voor alle opgevoerde kosten die de subsidieaanvrager betaalt (in het kader van dit project) dienen facturen aanwezig te zijn. Uitgaven- of inkomstenposten “in kind”, om niet of met gekapitaliseerde uren, zijn niet toegestaan. Dit betekent dus dat dekking in de vorm van uren niet is toegestaan.
Voor onderdelen van de begroting waar genoemde gegevens niet beschikbaar zijn, dient te worden toegelicht op basis waarvan deze onderdelen zijn berekend.
Artikel 1.7 Subsidiabele kosten
Onder de subsidiabele kosten voor onderzoek, voorbereiding en planvorming, vallen ook de noodzakelijke kosten voor het inhuren van derden, mits dit past binnen het maximale tarief genoemd in onderdeel f.
Artikel 1.8 Niet-subsidiabele kosten
Uit hoofde van de staatssteunregels mag de uitvoering van een project niet zijn begonnen voordat de aanvraag voor een subsidie is ingediend. Het ‘stimulerend effect’ van de subsidie zou dan ontbreken. Juridisch bindende toezeggingen tot uitvoering dan wel andere onomkeerbare handelingen, worden beschouwd als uitvoering. Zuiver voorbereidende handelingen daarentegen zijn wél toegestaan. In de onderdelen a tot en met c is aangegeven in hoeverre deze subsidiabel zijn.
De milieueffectrapportage (m.e.r.) brengt de milieugevolgen van een plan of project in beeld voordat er een besluit over is genomen. De plan-m.e.r. heeft betrekking op de beoordeling van plannen en programma’s op een abstracter niveau en in een eerder stadium dan de project-m.e.r.. Het opstellen van een plan-m.e.r. is niet subsidiabel, het opstellen van een project-m.e.r. die concreet gekoppeld is aan een uitvoeringsproject wel.
Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
In aanvulling op de in de regeling genoemde verplichtingen, is de subsidieontvanger op grond van artikel 17 van de Asv verplicht onverwijld een melding te doen indien hij de activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zal verrichten of indien hij niet, niet tijdig of niet geheel aan zijn verplichtingen zal voldoen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten de subsidieverlening wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag voor vaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Verdrogingsbestrijding ziet op kwalitatieve en kwantitatieve bestrijding van verdroging in de Natura 2000 gebieden. Dit betekent dat niet alleen de hoeveelheid grondwater maar ook de kwaliteit van het grondwater, de voedselrijkdom en het kalkgehalte van het water waarmee verzuring en vermesting worden tegengegaan, onder de subsidiabele activiteit kunnen vallen.
De verdrogingsbestrijding bij natte natuurparels kan bijvoorbeeld inhouden:
Bij beek- en kreekherstel kan o.a. aan de volgende maatregelen worden gedacht:
De aanleg van vispassages heeft tot doel de migratie mogelijkheden voor aquatische en semi-aquatische organismen te behouden, herstellen of verbeteren.