Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Winterswijk

Treasurystatuut gemeente Winterswijk 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWinterswijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Winterswijk 2022
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Winterswijk 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Treasurystatuut gemeente Winterswijk 2014.

Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum inwerkingtreding.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 van de Gemeentewet
  2. Financiële verordening gemeente Winterswijk
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-11-2022nieuwe regeling

03-11-2022

gmb-2022-498237

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Winterswijk 2022

De raad van de gemeente Winterswijk,

 

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, artikel 15 Financiële verordening gemeente Winterswijk, de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden, het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV), Algemene wet bestuursrecht (Awb), Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) en Europese regelgeving betreffende staatssteun;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk,

 

besluit: college B&W 27 september 2022, Zaaknummer 2043164

 

Het Treasurystatuut gemeente Winterswijk 2022.

 

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

 

  • -

    Financiering: het inzetten van eigen vermogen of het aantrekken van benodigde financiële middelen op de geld- en kapitaalmarkt.

  • -

    Garantstelling: een overeenkomst waarbij de gemeente stelt de schulden van een organisatie over te nemen of af te lossen bij een schuldenaar indien de betreffende organisatie hier niet zelf aan kan voldoen.

  • -

    Geldmarkt: de markt waarop financiële transacties met een looptijd korter dan een jaar plaatsvinden.

  • -

    Geldstromenbeheer: het managen van de geldstromen, zowel binnen de gemeente als tussen de gemeente en derden (betalingsverkeer).

  • -

    Intern liquiditeitsrisico: de risico’s van wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

  • -

    Kapitaalmarkt: de markt waarop financiële transacties met een looptijd langer dan een jaar plaatsvinden.

  • -

    Kasgeldlimiet: het percentage van het totaal van de jaarbegroting bij aanvang van het jaar, dat op basis van de Wet fido maximaal met externe financieringsmiddelen met een looptijd korter dan één jaar (in rekening courant dan wel via kortlopende leningen) gefinancierd mag worden.

  • -

    Koersrisico: het risico dat de financiële activa (zoals aandelen) in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

  • -

    Kredietrisico: de risico’s op een waardedaling van een vordering door het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij.

  • -

    Liquiditeitenbeheer: het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

  • -

    Liquiditeitenplanning: een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

  • -

    Medium term notes (MTN):

    Medium term notes (MTN) zijn verhandelbare leningen met een looptijd tussen de vijf en tien jaar. Qua structuur zijn het feitelijk gewone obligaties, alleen is de coupure doorgaans groter en/of is de looptijd korter. De handel in MTN’s vindt plaats op de onderhandse kapitaalmarkt en dus niet op de beurs, zoals bij gewone obligaties.

  • -

    Rating: de inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

  • -

    Renterisico: het risico van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten door rentewijzigingen.

  • -

    Renterisiconorm: De renterisiconorm (= 20% van de het begrotingstotaal) geeft aan welk deel van de vaste schuld maximaal in aanmerking komt voor aflossing en/of renteherziening. Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van het renterisico op langlopende leningen of vaste schuld (met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille.

  • -

    Rentetypische looptijd: het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding.

  • -

    Saldobeheer: het beheer van de saldi op de diverse rekeningen.

  • -

    Rentevisie: toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

  • -

    Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

  • -

    Uitzetting: het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

  • -

    Waarborg of borgstelling: Een overeenkomst waarbij de gemeente zich ten gunste van een schuldeiser verbindt voor de nakoming van de overeenkomst van de daadwerkelijk (hoofd)schuldenaar, voor het geval deze niet nakomt.

Artikel 2. Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente heeft tot doel:

  • 1.

    het financieren van de gemeentelijke uitgaven op basis van totaalfinanciering;

  • 2.

    het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 3.

    het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals rente-, koers-, krediet- en liquiditeitsrisico’s;

  • 4.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 5.

    het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

HOOFDSTUK 2: RISICOBEHEER

Artikel 3. Uitgangspunten risicobeheer

Voor risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Bij de uitvoering van alle treasury-activiteiten dienen de regels en bepalingen van dit Treasurystatuut alsmede die in Nederlandse en Europese wet- en regelgeving in acht te worden genomen.

  • 2.

    Uitzettingen (van overtollige liquide middelen) in het kader van de treasuryfunctie geschieden conform de regeling schatkistbankieren decentrale overheden.

  • 3.

    De treasury-activiteiten worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning. De liquiditeitenplanning bestaat uit een liquiditeitenplanning op korte termijn (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 4 jaar.

  • 4.

    Financieringstransacties en garantstellingen vinden uitsluitend plaats in euro’s.

Artikel 4. Verstrekken van leningen, waarborgen en garantstellingen

Ten aanzien van het verstrekken van leningen, waarborgen en garantstellingen gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Leningen, waarborgen en garantstellingen worden uitsluitend verstrekt indien deze bijdragen aan de publieke taak van de gemeente en indien er geen derde is die de lening, waarborg of garantstelling kan verstrekken.

  • 2.

    Het college is bevoegd tot het verstrekken van leningen, waarborgen en garantstellingen waarbij de volgende criteria en voorwaarden gelden:

    • a.

      Er wordt geen lening, waarborg of garantstelling verstrekt aan een partij die activiteiten ontplooit in een markt waar andere commerciële ondernemingen gelijke producten of diensten aanbieden of aan ondernemingen waarbij het aandeelhouderschap niet voor eenieder in de lokale gemeenschap open staat en waarbij het bedrijfsresultaat terugvloeit naar een beperkte kring van private aandeelhouders;

    • b.

      Er wordt alleen een lening, waarborg of garantstelling verstrekt wanneer de aanvragende partij kan aantonen of aannemelijk kan maken dat zonder gemeentelijke lening, waarborg of garantstelling de uit te voeren activiteit niet, of tegen onevenredige meerkosten, van de grond kan komen. Enkel het behalen van een rentevoordeel als enige onderbouwing voor de gemeentegarantstelling is geen reden om de lening, waarborg of garantstelling te verstrekken. Wat als onevenredige meerkosten wordt gezien, wordt per aanvraag apart beoordeeld.

    • c.

      Er wordt alleen een lening, waarborg of garantstelling verstrekt indien er geen derde is die de lening, waarborg of garantstelling kan of wil verstrekken. Aan de gemeente moeten stukken overlegd worden waaruit blijkt dan aan tenminste twee partijen is gevraagd om een lening of garantstelling te verstrekken. Uit die stukken moet onderbouwd blijken waarom zij de lening of garantstelling niet willen verstrekken.

    • d.

      Als er mogelijkheden zijn voor participatie in de financiering van de activiteit of (on)roerende zaak door anderen (leden, gebruikers of sympathisanten van de organisatie of andere personen of instellingen), dan dienen deze benut te worden.

    • e.

      Indien de aanvragende partij voor de uit te voeren activiteit(en) (deels) bij een waarborgfonds aanspraak kan maken op financiering, dient deze mogelijkheid te worden benut.

    • f.

      De looptijd van de lening of garantstelling komt overeen met de economische of, indien korter, technische levensduur van de investering. Vervroegde aflossing is bij een lening vanuit de gemeente altijd mogelijk. Bij financiering door een bank stimuleert de gemeente om mogelijkheden tot vervroegde aflossing in de financieringsvoorwaarden op te nemen.

    • g.

      De lening die de gemeente verstrekt of garandeert kent jaarlijkse betaling van rente en aflossing en is lineair.

    • h.

      De aanvraag tot een lening, waarborg of garantstelling voldoet aan de eisen zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit statuut.

    • i.

      Een verzoek tot lening/garantstelling wordt nooit gehonoreerd wanneer voor de gemeente onzeker is of:

      • i.

        de investering/aankoop zal plaatsvinden;

      • ii.

        de aanvrager juiste en volledige informatie heeft verstrekt omtrent de aanvraag.

  • 3.

    Als aan bovenstaande voorwaarden en criteria is voldaan, neemt het college een voorgenomen besluit, stelt vervolgens de raad in de gelegenheid zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Daarna neemt het college een definitief besluit.

  • 4.

    In het voorgenomen besluit stelt het college tenminste het volgende aan de orde:

    • a.

      motivatie waarom de voorgestelde lening, waarborg of garantstelling bijdraagt aan de publieke taak van de gemeente, past binnen het gemeentelijk beleid en in overwegende mate ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Winterswijk;

    • b.

      een risicoanalyse van de organisatie die de lening, waarborg of garantstelling aanvraagt. Daarin komen tenminste aan de orde:

      • i.

        De financiële bestendigheid die beoordeeld is aan de hand van de meerjarige exploitatiebegroting en het meerjarig liquiditeitsoverzicht van de organisatie inclusief de aan de lening, borg- of garantstelling verbonden financieringslasten;

      • ii.

        De besturing van de organisatie;

      • iii.

        De wijze waarop de organisatie een bijdrage levert aan de doelstellingen en ambities van de gemeente.

    • c.

      Een overzicht van de zekerheden die de kans op het niet terugontvangen van de hoofdsom, rente en garantstellingsprovisie tot een minimum beperken. Bij de financiering van een onroerende zaak eist de gemeente een eersterecht van hypotheek en bij een roerende zaak een recht van pand op de waarde van de betreffende zaak of de daarmee te verwerven inkomsten. Alleen in uitzonderlijke gevallen kan van de benutting van deze zekerheden, mits zorgvuldig onderbouwd, afgeweken worden.

  • 5.

    Bij het definitieve besluit van het college is de conceptovereenkomst inbegrepen. In bijlage 2 zijn aanvullende bepalingen opgenomen die in de overeenkomst opgenomen moeten worden.

  • 6.

    Na het verstrekken van de lening, waarborg of garantstelling wordt -om de gemeente op de hoogte te houden van (financiële) ontwikkelingen van de aanvrager- gedurende de gehele looptijd van de lening of garantstelling jaarlijks een voortgangsgesprek gevoerd tussen de gemeente en de aanvrager. Daarnaast bericht aanvrager de gemeente proactief over zaken die een (financiële) impact kunnen hebben op de aanvrager zoals investeringen, onverwachte kosten of incidentele/structurele nieuwe, grote uitgaven.

  • 7.

    Beëindiging van de lening, waarborg of garantstelling:

    • a.

      De lening, waarborg of garantstelling eindigt van rechtswege wanneer de volledige hoofdsom en rentevergoeding zijn terugbetaald aan de geldverstrekker.

    • b.

      Bij surseance van betaling, faillissement, ontbinding van de aanvrager óf het niet naleven van de uit de lening- of garantstellingovereenkomst voortkomende voorwaarden, is het college van burgemeester en wethouders, zonder uitdrukkelijke ingebrekestelling, bevoegd al hetgeen op te eisen dat de gemeente heeft betaald.

    • c.

      In het geval het een garantstelling betreft zal eerst de openstaande verplichting van de aanvrager jegens de geldverstrekker worden voldaan, alvorens de gemeente een beroep doet op haar vordering.

Artikel 5. Renterisicobeheer

  • 1.

    Renterisicobeheer heeft tot doel de invloed van rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente te beperken.

  • 2.

    Het renterisico op de netto vlottende schuld is begrensd op de gemiddelde kasgeldlimiet, per kwartaal, volgens de Wet fido. Deze limiet mag niet langer dan twee achtereenvolgende kwartalen worden overschreden.

  • 3.

    Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm, volgens de Wet fido.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van een lening of uitzetting worden zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestructuur, de rentestand en de rentevisie.

  • 5.

    De gemeente streeft naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen, zodat een gelijkmatige renterisicospreiding binnen de gehele leningenportefeuille ontstaat.

HOOFDSTUK 3 GEMEENTEFINANCIERING

Artikel 6. Financiering

Bij het aantrekken van financieringen gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    financieringen worden enkel aangetrokken voor de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    het aantrekken van financiering gebeurt tegen zo gunstig mogelijke condities passend binnen het prudente risicobeleid;

  • 4.

    toegestane geldmarktinstrumenten zijn rekening-courant krediet bij banken, daggeld- en kasgeldleningen. Daggeld- en kasgeldleningen worden afhankelijk van de prijs rechtstreeks bij een bank of door inschakeling van een geldmakelaar afgesloten. Toegestane kapitaalmarktinstrumenten zijn onderhandse leningen en medium term notes (MTN);

  • 5.

    voor financiering langer dan 1 jaar vraagt de gemeente offertes op bij minimaal 3 instellingen voordat een financiering wordt aangetrokken.

Artikel 7. Uitzettingen

  • 1.

    Overtollige liquide middelen (boven het drempelbedrag schatkistbankieren) moeten in rekening-courant of in deposito bij het agentschap van het Ministerie van Financiën (schatkistbankieren) worden aangehouden of kunnen uitgeleend worden aan decentrale overheden, niet zijnde de toezichthoudende provincie.

Artikel 8. Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal een AA rating te hebben overeenkomstig de uitgangspunten van de wet fido;

  • 2.

    financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht (lidstaten Europese Unie en Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • 3.

    tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

HOOFDSTUK 4 KASBEHEER

Artikel 9. Geldstromenbeheer

  • 1.

    Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren worden de geldstromen op gemeenteniveau waar mogelijk op elkaar en op de liquiditeitenplanning afgestemd. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt zo efficiënt mogelijk uitgevoerd.

HOOFDSTUK 5 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 10. Taken en bevoegdheden

De taken en bevoegdheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Taken en bevoegdheden

Gemeenteraad

Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten en het treasurystatuut.

  • Het uiten van wensen en bedenkingen bij het voornemen van het college tot verstrekken van leningen, waarborgen en garantstellingen.

  • Het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening.

  • Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

  • Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasury beleid.

Financiële raadscommissie

  • Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de Gemeenteraad.

College van B&W

(taken en bevoegdheden met een * kan het college mandateren aan medewerkers van gemeente Winterswijk)

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid .

  • Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

  • Het nemen van een besluit tot verstrekken van een lening of een garantstelling aan derden na de raad om wensen en bedenkingen te hebben gevraagd.

  • Het uitzetten van geldmiddelen conform de richtlijnen van het Schatkistbankieren *

  • Het uitzetten van geldmiddelen aan decentrale overheden, niet zijnde de toezichthoudende provincie.

  • Het aantrekken van geldmiddelen langer dan 1 jaar

  • Het aantrekken van geldmiddelen korter dan 1 jaar *

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit treasurystatuut treedt in werking op 4 november 2022.

  • 2.

    Met de inwerkingtreding van dit statuut komt te vervallen “Treasurystatuut gemeente Winterswijk 2014”, vastgesteld op 19 december 2013.

  • 3.

    Dit statuut wordt aangehaald als “Treasurystatuut gemeente Winterswijk 2022”.

Bijlagen

  • 1.

    Eisen aanvraag van lening, waarborg of garantstelling

  • 2.

    Aanvullende bepalingen voor de overeenkomst van te verstrekken geldlening, waarborg of garantstelling

  • 3.

    Toelichting op het Treasurystatuut gemeente Winterswijk 2022.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 november 2022.

de griffier,

w.g

R.J.F. Jansen

de voorzitter,

w.g

B.J.J. Bengevoord

Bijlage 1 Eisen aanvraag van lening, waarborg of garantstelling

 

Garantstelling- of leningsaanvragen moeten altijd, voorafgaand aan het aangaan van de verplichting, schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders ingediend worden.

 

Aanvragen moeten voorzien zijn van:

 

  • 1.

    Een exemplaar van bij notariële akte vastgelegde statuten of oprichtingsakte.

  • 2.

    Een opgave van de bestuurssamenstelling (namen, NAW-gegevens en functies).

  • 3.

    Informatie over de financiële waarde en de waarde voor de lokale gemeenschap van de met de lening of garantstelling te financieren investering. Bij onroerend goed (gebouwen) o.a. tekeningen en technische keuringsrapporten.

  • 4.

    Een document waaruit blijkt dat het onderpand vrij is van hypotheek (of van pand als het om roerende zaken gaat).

  • 5.

    De laatst bekende taxatiewaarde van het onderpand voor de OZB in het geval het gaat om een bestaand onroerende zaak.

  • 6.

    De jaarrekening van de laatste twee boekjaren (indien mogelijk).

  • 7.

    Een meerjarige exploitatiebegroting (t t/m t+3) waarin de lasten van de gevraagde financiering zijn verwerkt.

  • 8.

    Een gespecificeerde opstelling van de wijze van financiering van de voorgenomen investering.

  • 9.

    Een toelichting of eventueel gebruik wordt gemaakt van cofinanciering.

Bijlage 2 Aanvullende bepalingen voor de overeenkomst van te verstrekken geldlening, waarborg of garantstelling

 

Bij het opstellen van de overeenkomst van door gemeente Winterswijk te verstrekken geldlening, waarborg of garantstelling moeten de volgende bepalingen in acht genomen worden:

 

  • 1.

    Bij het verstrekken van een lening wordt het rentepercentage gehanteerd waartegen de gemeente op het moment, na positieve besluitvorming door de raad, bij het opstellen van de conceptleningsovereenkomst, bij eenzelfde looptijd als de te verstrekken lening, geld kan aantrekken bij de BNG Bank. Dit percentage wordt vermeerderd met 0,5-procentpunt ter dekking van administratieve lasten en als risico-opslag. Bij een afgegeven garantstelling brengt de gemeente deze 0,5% ook in rekening als garantstellingsprovisie, tenzij de aanvragende partij voor tenminste 10% van de totaalfinanciering gebruikmaakt van cofinanciering.

  • 2.

    De lening- of garantstelling-aanvraag wordt getoetst op regelgeving rondom staatssteun. Het in lid 1 vermelde rentepercentage, inclusief opslag, kan worden verhoogd met een extra toeslag om marktconformiteit te waarborgen vanuit deze toets.

  • 3.

    Indien de lening of garantstelling wordt afgegeven ten behoeve van een pand, heeft de aanvrager een instandhouding- en onderhoudsverplichting en dient dit pand ten alle tijden in een goede staat te houden. Tevens dient de aanvrager een opstal- en inventarisverzekering af te sluiten.

  • 4.

    De aanvrager is verplicht het college van B&W binnen één maand te informeren zodra niet aan de verplichtingen jegens de lening of garantstelling kan worden voldaan en niet (tijdig) kan worden betaald.

  • 5.

    Indien de gemeentegarantstelling wordt aangesproken, en de gemeente (een) betaling(en) verricht aan de geldverstrekker, dient/dienen deze door de aanvrager in zijn geheel aan de gemeente te worden terugbetaald. Het aan de gemeente terug te betalen bedrag wordt verhoogd met een extra opslag van 1-procentpunt ter dekking van (administratieve) lasten van de gemeente. Vanaf de dag dat de gemeente de betaling(en) heeft gedaan, tot aan de dag dat terugbetaald wordt, wordt deze extra opslag in rekening gebracht. De aanvrager staat toe dat de gemeente openstaande betalingen mag verrekenen met uit te keren subsidies of andere betalingen. Eenzelfde verrekeningsmethodiek mag vanuit de gemeente worden toegepast wanneer het een lening betreft en de aanvrager niet tijdig aan de betalingsverplichtingen voldoet.

Bijlage 3 Toelichting op het Treasurystatuut gemeente Winterswijk 2022

 

ALGEMEEN

Treasury (Engels voor schatkist) staat voor het beheren van de “treasures”, de schatten, oftewel het geld van de onderneming. Treasury omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

 

Voor de treasuryfunctie geldt het volgende wettelijk kader:

  • Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) en de bijbehorende ministeriële regelingen (o.a. de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en Regeling schatkistbankieren decentrale overheden)

  • Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)

  • Algemene wet bestuursrecht (Awb)

  • Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)

  • Europese regelgeving betreffende staatssteun

  • Gemeentewet

Deze regelgeving wordt hieronder kort toegelicht.

 

Wet financiering decentrale overheden (Wet fido)

De Wet fido bevat de regels waaraan het financieringsbeleid moet voldoen en de wijze waarop de provincie als toezichthouder geïnformeerd dient te worden.

 

Besluit Begroting en Verantwoording (BBV)

Het BBV bevat voorschriften voor de begrotings- en verantwoordingsdocumenten van gemeenten. Het BBV schrijft voor dat zowel in de begroting als het jaarverslag een financieringsparagraaf opgenomen moet worden.

 

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Volgens de Awb worden zowel het verstrekken van geldleningen als het verlenen van garantstellingen aangemerkt als subsidieverlening. Een subsidieverhouding wordt vastgelegd in een beschikking, waarin essentiële elementen als aanduiding van de activiteiten en de verplichtingen en het subsidiebedrag zijn vastgelegd.

 

Wet houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof)

Wet met het doel het EMU-saldo en de EMU-schuld te beheersen (EMU= Economische en Monetaire Unie). Het EMU-saldo en EMU-schuld zijn de belangrijkste indicatoren voor de gezondheid van de overheidsfinanciën.

 

Europese regelgeving betreffende staatssteun

Regelingen met als doel het voorkomen van oneerlijke concurrentie tussen lidstaten. Het verstrekken van leningen of garantstellingen uit hoofde van de publieke taak dient aan deze regels te worden getoetst.

 

Gemeentewet

Op basis van artikel 212 Gemeentewet stelt de raad de financiële verordening vast. In deze verordening is o.a. vastgelegd dat de regels voor de financieringsfunctie zijn vastgelegd in het voorliggende treasurystatuut.

 

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasury-functie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido.

 

Met de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasury-activiteiten dienen te worden uitgevoerd. Bij het risicoprofiel voor de uitvoeringsregels ligt, in de lijn van de wet fido, de nadruk op prudent beheer en risicobeperking.

De paragraaf financiering in de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meergegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut.

Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De paragraaf financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

TOELICHTING PER ARTIKEL

Hierna worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

 

Artikel 1

Artikel 1 legt de begrippen uit die in het statuut gebruikt worden.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

De treasuryfunctie draagt zorg voor de financiering van de gemeentelijke uitgaven. Er is sprake van totaalfinanciering. Er wordt geen financiering voor specifieke projecten aangetrokken. Totaalfinanciering houdt in dat de gemeente alle uitgaven en investeringen van de gemeente gezamenlijk financiert. En dat de lasten van de financiering aan alle gemeentelijke taken worden toegerekend volgens dezelfde verdeelsleutel. Deze wijze van financiering leidt tot gelijkheid, eenvoud en efficiency.

Artikel 2 lid 2

De treasury dient ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 3

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. Met name in de artikelen 3, 4 en 5 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 4

De vierde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van treasury om het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 5

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat, maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijke rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte taak. Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3

 

Algemeen

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot uitzettingen in het kader van treasury. Dit betreft de voorwaarde van de “publieke taak” waaraan het verstrekken van leningen, waarborgen en garantstellingen moet bijdragen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury” (artikel 3) en het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” (artikel 4).

Artikel 3 lid 1

Bij de uitvoering van alle treasury-activiteiten dienen de regels en bepalingen van dit treasurystatuut, de wet financiering decentrale overheden (Wet fido), de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden het besluit Begroting en Verantwoording (BBV), Algemene Wet bestuursrecht (Awb), Wet Houdbare overheidsfinanciën (Wet Hof) en Europese regelgeving betreffende staatssteun in acht te worden genomen.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” een prudent karakter te hebben. Sinds 2013 mogen decentrale overheden overtollige middelen uitsluitend nog uitzetten in de schatkist van het Rijk. Aanleiding hiertoe ligt in gebeurtenissen in het verleden waar overheden gemeenschapsgeld verloren zijn doordat zij overtollige middelen uitzetten bij niet stabiele financiële instellingen. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is sindsdien wettelijk niet meer toegestaan.

Artikel 3 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn. Hiermee wordt beoogd interne liquiditeitsrisico’s te voorkomen.

 

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Om aansluiting te zoeken op de meerjarenbegroting van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van 4 jaar op te stellen.

 

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat team Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige teams over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 4 lid 1

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garantstellingen uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak/belang. Het is goed een onderscheid te maken tussen het maatschappelijk- en publiek belang. De (lagere) overheid grijpt regelmatig in de maatschappij in. Niet alles wat van maatschappelijk belang is dient door de overheid te worden aangepakt. Zo wordt het hebben van voldoende voedsel tegen een acceptabele prijs gezien als maatschappelijk belang. Echter zal de overheid geen staatsbakkerij beginnen; de markt dient het maatschappelijk belang hier prima door tegen een acceptabele prijs in brood te voorzien. Een maatschappelijk belang wordt pas een publiek belang als de markt niet in staat is het maatschappelijk belang te borgen en dit tegen een acceptabele prijs aan te bieden. Onder publiek belang wordt verstaan: ‘een maatschappelijk belang waarin het economische regelstelsel van de markt niet of onvoldoende kan voorzien, doordat het niet in de eerste plaats gaat om winstgevendheid, maar om algemeen nut’.

 

De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In geval een te realiseren voorziening, bijvoorbeeld op het gebied van welzijn, sport of cultuur, het algemeen gemeentelijk belang dient en zonder gemeentelijke financiering niet van de grond komt, kan overwogen worden tot het verstrekken van een lening, garantstelling of borgstelling.

 

In de volgende leden van artikel 4 komen de procedure, criteria en voorwaarden aan de orde.

Artikel 4 lid 2

In lijn met de Financiële verordening is het college bevoegd tot het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties. Voordat het college de daadwerkelijke verstrekking doet, moet de raad zijn wensen en bedenkingen aan het college meegeven.

De volgende voorwaarden en criteria gelden:

 

De activiteiten waarvoor de aanvragende partij een lening of garantstelling van de gemeente verlangt dienen het lokaal publiek belang, passen binnen staand gemeentelijk beleid en komen in overwegende mate ten goede aan de inwoners van de gemeente Winterswijk (artikel 4.1).

 

Er wordt geen lening, waarborg of garantstelling verstrekt aan een partij die activiteiten ontplooit in een markt waar andere commerciële ondernemingen gelijke producten of diensten aanbieden of aan ondernemingen waarbij het aandeelhouderschap niet voor eenieder in de lokale gemeenschap open staat en waarbij het bedrijfsresultaat terugvloeit naar een beperkte kring van private aandeelhouders (artikel 4.2.a). De Wet Markt en Overheid staat bevoordelingen van bepaalde (groepen van) ondernemers door overheden niet toe.

 

Er wordt alleen een lening, waarborg of garantstelling verstrekt wanneer de aanvragende partij kan aantonen of aannemelijk kan maken dat zonder gemeentelijke garantstelling/lening de uit te voeren activiteit niet, of tegen onevenredige meerkosten, van de grond kan komen. Enkel het behalen van een rentevoordeel als enige onderbouwing voor de gemeentegarantstelling is geen reden om de garantstelling/lening te verstrekken. Wat als onevenredige meerkosten wordt gezien, wordt per aanvraag apart beoordeeld (artikel 4.2.b).

 

Er wordt alleen een lening, waarborg of garantstelling verstrekt indien er geen derde is die de lening of garantstelling kan/wil verstrekken. Aan de gemeente moeten stukken overlegd worden waaruit blijkt dan aan tenminste twee partijen is gevraagd om een lening of garantstelling te verstrekken. Uit die stukken moet onderbouwd blijken waarom zij de lening of garantstelling niet willen verstrekken (artikel 4.2.c).

 

Als er mogelijkheden zijn voor participatie in de financiering van de activiteit of (on)roerende zaak door anderen (leden, gebruikers of sympathisanten van de organisatie of andere personen of instellingen), dan dienen deze benut te worden. De gemeente geeft er de voorkeur aan daarbij niet het eerste financieringsrisico te dragen. Dat kan geregeld worden door andere financiers een klein deel met een achtergestelde lening te laten financieren, waarbij de gemeente de senior financiering verstrekt of borgt. De maximale financiering is in veel gevallen beperkt tot 80% vanwege Europese staatssteunbeleid. Bijkomend voordeel van een financiering waarbij ook derden participeren is dat daarmee meerjarig extra kritisch vermogen wordt georganiseerd en ook een zeker draagvlak wordt aangetoond (artikel 4.2.d).

 

Indien de aanvragende partij voor de uit te voeren activiteit(en) (deels) bij een waarborgfonds (bijv. WSW en SWS) aanspraak kan maken op een financiering, dient deze mogelijkheid te worden benut (artikel 4.2.e).

 

De looptijd van de lening of garantstelling wordt afgestemd op de economische of, indien korter, technische levensduur van de investering. Vervroegde aflossing is bij een lening vanuit de gemeente altijd mogelijk. Bij een garantstelling ligt dit aan de financieringsvoorwaarden met de bank, maar de gemeente stimuleert wel daartoe mogelijkheden in de financieringsvoorwaarden op te nemen. De achtergrond hiervan is dat de financiële betrokkenheid wat de gemeente betreft niet langer dan nodig hoeft te bestaan. Ook de ontvanger van de lening of garantstelling kan hierbij ook belang hebben, bijvoorbeeld om de financieringslasten zo veel mogelijk te beperken (artikel 4.2.f).

 

De lening die de gemeente verstrekt of garandeert kent jaarlijkse betaling van rente en aflossing en is lineair. Want naarmate de looptijd van de financiering verstrijkt verliezen de vooraf gestelde zekerheden vaak een deel van hun kracht. Uit oogpunt van risicobeheersing ligt het daarom voor de hand te zorgen dat het totaal bedrag van rente en aflossing met de jaren afneemt (artikel 4.2.g).

 

De onderdelen h en i van het tweede lid van artikel 4 en bijlage 1 bevat een aantal eisen waaraan de aanvraag voor een lening, waarborg of garantstelling moet voldoen. Deze eisen zijn erop gericht dat wij over voldoende beeld en zekerheid krijgen van de aanvrager, diens financiële positie en de plannen waarvoor de lening, waarborg of garantie wordt aangevraagd.

Artikel 4 lid 3

Dit lid geeft de besluitvormingsprocedure weer. Deze is in lijn met de Financiële verordening.

Artikel 4 lid 4

In het voorgenomen besluit van het college moet aan de orde komen of dit aan de belangrijkste voorwaarden voor het verstrekken van een lening, waarborg of garantstelling voldoet. Dat zijn achtereenvolgens:

  • a.

    De motivatie waarom de voorgestelde lening, waarborg of garantstelling bijdraagt aan de publieke taak van de gemeente, past binnen het gemeentelijk beleid en in overwegende mate ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Winterswijk;

  • b.

    een risicoanalyse van de organisatie die de lening, waarborg of garantstelling aanvraagt. Daarin komen tenminste aan de orde:

    • i.

      De financiële bestendigheid die beoordeeld is aan de hand van de meerjarige exploitatiebegroting en het meerjarig liquiditeitsoverzicht van de organisatie inclusief de aan de lening, borg- of garantstelling verbonden financieringslasten;

    • ii.

      De besturing van de organisatie;

    • iii.

      De wijze waarop de organisatie een bijdrage levert aan de doelstellingen en ambities van de gemeente.

  • c.

    Een overzicht van de zekerheden die de kans op het niet terugontvangen van de hoofdsom, rente en garantstellingsprovisie tot een minimum beperken. Een eerste vereiste daarvoor is dat de meerjarige exploitatiebegroting en het meerjarig liquiditeitsoverzicht, inclusief de aan de lening, waarborg of garantstelling verbonden financieringslasten, geen tekorten vertoont. Bij de financiering van een onroerende zaak eist de gemeente een eersterecht van hypotheek en bij een roerende zaak een recht van pand op de waarde van de betreffende zaak of de daarmee te verwerven inkomsten.

Alleen in uitzonderlijke gevallen kan van de benutting van deze zekerheden, mits zorgvuldig onderbouwd, afgeweken worden.

Artikel 4 lid 5

Als de raad geen wensen of bedenkingen kenbaar gemaakt heeft, neemt het college het definitieve besluit. Daarbij is de conceptovereenkomst inbegrepen.

Bijlage 2 bij dit statuut geeft aanvullende bepalingen die in de overeenkomst opgenomen moeten worden. Deze aanvullende criteria zijn gericht op:

  • 1.

    Dekking van de kosten die de gemeente maakt voor de verstrekking, administratieve verwerking en als risico-opslag;

  • 2.

    Toetsen van staatssteunregelgeving;

  • 3.

    Waarborgen dat zorgvuldig wordt omgegaan met onze zekerheden.

Ook gaat bijlage 2 in op

  • 1.

    Informatieplicht indien de aanvrager zijn verplichtingen niet kan nakomen;

  • 2.

    Terugbetalingsverplichtingen.

Artikel 4 lid 6

Aangezien de gemeente risicodrager is, moet de gemeente op de hoogte blijven van (financiële) ontwikkelingen van de aanvrager. Daarom wordt gedurende de gehele looptijd van de lening of garantstelling jaarlijks een voortgangsgesprek gevoerd tussen de gemeente en de aanvrager.

 

Daarnaast moet de aanvrager de gemeente proactief berichten over zaken die een (financiële) impact kunnen hebben op de aanvragende partij zoals investeringen, onverwachte kosten of incidentele/structurele nieuwe, grote uitgaven.

Artikel 4 lid 7

Dit artikel geeft aan op welke momenten de lening, waarborg of garantie wordt beëindigd.

 

Normaliter eindigt de garantstelling- of leningsovereenkomst van rechtswege wanneer de volledige hoofdsom en rentevergoeding zijn terugbetaald aan de geldverstrekker. Echter, bij surseance van betaling, faillissement, ontbinding van de aanvrager óf het niet naleven van de uit de lening- of garantstellingovereenkomst voortkomende voorwaarden, zal het college van B&W, zonder uitdrukkelijke ingebrekestelling, bevoegd zijn al hetgeen op te eisen dat de gemeente heeft betaald. In het geval het een garantstelling betreft zal eerst de openstaande verplichting van de aanvrager jegens de geldverstrekker worden voldaan, alvorens de gemeente een beroep doet op haar vordering.

Artikel 5 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen.

Artikel 5 lid2

Om een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend, middels het percentage conform de richtlijnen van het Ministerie, van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 5 lid 3

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (i.c. 20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 5 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren.

De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 5 lid 5

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 6 lid 1

Artikel 2 lid 1 van de Wet fido schrijft voor dat Openbare lichamen uitsluitend ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen uitzetten of garanties verlenen. Voor het overige houden zij hun liquide middelen in ’s Rijks schatkist aan.

Artikel 6 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 6 lid 4

In dit lid worden limitatief de mogelijke financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekeningcourant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening-courant.

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma.

Artikel 6 lid 5

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete)-clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 7 lid 1

De kredietrisico’s worden beperkt doordat het voor de gemeente alleen mogelijk is geld uit te zetten bij de schatkist en bij andere decentrale overheden. Uitzettingen mogen, met de invoering van het schatkistbankieren, namelijk uitsluitend nog plaatsvinden bij de schatkist of decentrale overheden (onderlinge leningen).

Artikel 8

Dit artikel bepaalt de eisen die we stellen aan onze bankrelaties en de financiële instellingen waarmee we zaken doen. Het moet gaan om solide, betrouwbare partners in financiële dienstverlening.

Artikel 9

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 10

Dit artikel beschrijft de taken en bevoegdheden van gemeenteraad, financiële raadscommissie en college van burgemeester en wethouders.

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Om niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over (mandaat) aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardig kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Bijlage 1

Deze bijlage bevat een aantal eisen waaraan de aanvraag voor een lening, waarborg of garantstelling moet voldoen. Deze eisen zijn erop gericht dat wij over voldoende beeld en zekerheid krijgen van de aanvrager, diens financiële positie en de plannen waarvoor de lening, waarborg of garantie wordt aangevraagd.

Bijlage 2

Bijlage 2 bij dit statuut geeft aanvullende bepalingen die in de overeenkomst opgenomen moeten worden. Deze aanvullende criteria zijn gericht op:

  • 1.

    Dekking van de kosten die de gemeente maakt voor de verstrekking, administratieve verwerking en als risico-opslag;

  • 2.

    Toetsen van staatssteunregelgeving;

  • 3.

    Waarborgen dat zorgvuldig wordt omgegaan met onze zekerheden.

Ook gaat bijlage 2 in op

  • 1.

    Informatieplicht indien de aanvrager zijn verplichtingen niet kan nakomen;

  • 2.

    Terugbetalingsverplichtingen.