Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wierden

Nadere regels Subsidie peuteropvang en Voorschoolse educatie (VE) gemeente Wierden 2023

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWierden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels Subsidie peuteropvang en Voorschoolse educatie (VE) gemeente Wierden 2023
CiteertitelNadere regels Subsidie peuteropvang en Voorschoolse educatie gemeente Wierden 2023
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-2022wijziging

27-09-2022

gmb-2022-491299

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels Subsidie peuteropvang en Voorschoolse educatie (VE) gemeente Wierden 2023

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden;

 

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Wierden 2015;

 

besluit vast te stellen:

Nadere regels Subsidie peuteropvang en Voorschoolse educatie (VE) gemeente Wierden 2023

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

a. Bestuursrechtelijke handhaving: handhaving in de vorm van een genomen besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom, bestuursdwang of een bestuurlijke boete.

b. College: het college van burgemeester en wethouders van Wierden.

c. Dagopvang: kinderopvang voor kinderen van 0-4 jaar gedurende tenminste 6 uur per dag.

d. Doelgroeppeuter: Wierdense peuter met een VE-indicatie.

e. Houder: de rechtspersoon aan wie een kindcentrum toebehoort, waarbij onder kindcentrum wordt verstaan een in Wierden gevestigde locatie voor kinderopvang die in het LRK staat geregistreerd als kinderdagverblijf.

f. Inkomensverklaring (voorheen IB 60): een officiële verklaring van de Belastingdienst inzake de inkomensgegevens van een persoon in een bepaald belastingjaar.

g. Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van het Rijk aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRK geregistreerde kinderopvang.

h. Landelijk maximum uurtarief: landelijk maximum uurtarief voor de kinderopvangtoeslag voor de dagopvang.

i. LRK (Landelijk Register Kinderopvang): Register waarin kinderopvanglocaties zijn opgenomen die zijn goedgekeurd door de gemeente en GGD.

j. Ouderbijdrage: financiële vergoeding die ouders moeten betalen voor de afname van een peuterplaats.

k. Ouder: ouder of wettelijke verzorger van een Wierdense peuter.

l. Peutergroep: een vaste groep kinderen in de kinderopvang (stamgroep) voor kinderen van 2 – 4 jaar met een aanbod van VE en dat als VE-locatie is geregistreerd in het LRK.

m. Peuterplaats: plaats in een peutergroep.

n. Peuterplaats regulier: peuterplaats van minimaal 240 en maximaal 320 uur per jaar verdeeld over twee dagen per week, voor een doelgroeppeuter van 2 tot 2,5 jaar of voor een niet-doelgroeppeuter van 2 jaar tot de start van de basisschool.

o. Peuterplaats VE: peuterplaats voor een doelgroeppeuter van minimaal 960 uur in de periode van 2,5 jaar tot de start van de basisschool.

 

p. Peuteropvang: peutergroep met een aanbod van maximaal 40 weken per jaar en maximaal 5,5 uur per peuter per dag.

q. Subsidiejaar: het jaar waarover subsidie wordt aangevraagd.

r. Verzamelinkomen: term dat de Belastingdienst hanteert voor het totale bedrag van het bruto inkomen uit werk en woning, het inkomen uit aanmerkelijk belang en het belastbare inkomen uit vermogen en spaargeld minus de aftrekposten.

s. VE (Voorschoolse educatie): het aanbod van een VE-programma binnen de kinderopvang bedoeld voor doelgroeppeuters.

t. VE-programma: een voorschools programma waarin op een gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek, en sociaal-emotionele ontwikkeling.

u. VE-toeslag: een vergoeding in de vorm van een jaarbedrag per doelgroeppeuter aan de houder voor de extra kosten van het VE-aanbod, zoals extra personele inzet voor dossiervorming, extra overleg met ouders, warme overdracht naar de basisschool en VE- trainingen.

v. VE-indicatie: een indicatie die wordt afgegeven door de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) aan kinderen die in aanmerking komen voor Voor- en Vroegschoolse Educatie.

w. Wierdense peuter: in de gemeente Wierden woonachtig kind van 2 tot 4 jaar.

 

Artikel 2. De aanvraag

1. Een aanvraag kan alleen worden ingediend door een houder van kinderopvang.

2. De aanvraag moet ontvangen zijn vóór 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

3. Alleen aanvragen die voor de datum genoemd in lid 1 compleet zijn ontvangen, dus inclusief alle in artikel 5 genoemde bijlagen, worden in behandeling genomen.

4. Een onderbouwde aanvullende aanvraag in het betreffende subsidiejaar op een reeds ingediende aanvraag ten behoeve van uitbreiding van peuterplaatsen, is mogelijk voor houders die het lopende jaar reeds subsidie hebben ontvangen op basis van de nadere regels Subsidie peuteropvang en VE gemeente Wierden.

 

Artikel 3. Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Houder dient voor het aanvragen van subsidie:

1. Het online formulier “Subsidie aanvragen” van de Gemeente Wierden in te vullen

2. Het ‘Format Subsidieaanvraag peuteropvang en VE Wierden’ bij te voegen.

 

Artikel 4. Subsidiabele activiteiten

Subsidie is beschikbaar voor het aanbod van de volgende peuterplaatsen:

1. Peuterplaats regulier voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag in de peuteropvang.

2. Peuterplaats VE voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag in de peuteropvang.

3. Peuterplaats VE voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag in de peuteropvang.

4. Peuterplaats VE voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag in de dagopvang.

 

Artikel 5. Hoogte van de subsidie

1. Alle subsidietarieven en -bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de index die wordt gebruikt door het ministerie van SZW voor het landelijk maximum uurtarief, tenzij er gegronde redenen voor het college zijn om hiervan af te wijken.

2. Het college subsidieert per geplaatste peuter per uur (dus naar rato van de geplaatste periode) de volgende peuterplaatsen:

a. Peuterplaats regulier voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag in de peuteropvang: minimaal 240 en maximaal 320 uren per jaar maal het landelijk maximum uurtarief, minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage over de afgenomen uren.

b. Peuterplaats VE voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag in de peuteropvang: 640 uren per jaar maal het landelijk maximum uurtarief minus de in rekening gebrachte ouderbijdrage. De ouderbijdrage wordt over 320 uur per jaar in rekening gebracht.

c. Peuterplaats VE voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag in de peuteropvang: 320 uren maal het landelijk maximum uurtarief. Ouders nemen aanvullend nog tenminste 320 uur per jaar af, waarover deze ouders kinderopvangtoeslag (kunnen) aanvragen.

3. Voor alle doelgroeppeuters (in peuteropvang en dagopvang) stelt het college een VE- toeslag beschikbaar, ongeacht of de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Indien een doelgroeppeuter een gedeelte van het jaar gebruik maakt van de peuterplaats VE, wordt dit bedrag naar rato van de periode van plaatsing verstrekt.

4. Voor alle doelgroeppeuters (in peuteropvang en dagopvang) die op 1 januari van het betreffende jaar een peuterplaats VE bezetten, stelt het college een vast subsidiebedrag beschikbaar voor de bekostiging van de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker VE.

 

Artikel 6. De ouderbijdrage

1. De hoogte van de ouderbijdrage voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag wordt door de houder bepaald op basis van de door ouders te overleggen Inkomensverklaringen (zie Artikel 7 lid 1) en eventueel aanvullende documenten zoals genoemd in Artikel 7 lid 2 of lid 3.

2. Houder hanteert voor de ouderbijdrage voor ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag de VNG-adviestabel ouderbijdragen peuteropvang van het betreffende jaar.

3. Houder hanteert voor de ouderbijdrage voor doelgroeppeuters voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag het landelijk maximum uurtarief.

4. Houder int zelf de ouderbijdragen en is verantwoordelijk voor het risico van niet-betalers.

 

De ouderbijdragen en subsidie per bezette peuterplaats zijn in onderstaand schema opgenomen.

PER BEZETTE PEUTERPLAATS peuterplaats regulier peuterplaats VE in peuteropvang peuterplaats VE in dagopvang

met recht op kinderopvang- toeslag ouderbijdrage:

uren die zij afnemen

x door houder gehanteerd uurtarief gemeentesubsidie:

geen ouderbijdrage:

tenminste 320 uur per jaar

x landelijk maximum uurtarief

gemeentesubsidie:

320 uren per jaar

x landelijk maximum uurtarief

+ VE-toeslag

+ subsidie inzet PBM’er VE* ouderbijdrage:

uren die zij afnemen x landelijk maximum uurtarief gemeentesubsidie:

geen subsidie voor extra uren, wel VE-toeslag

+ subsidie inzet PBM’er VE*

zonder recht op kinderopvang- toeslag ouderbijdrage:

over 240-320 uren per jaar

o.b.v. de VNG-adviestabel

gemeentesubsidie:

240 – 320 uren per jaar x landelijk maximum uurtarief minus de gefactureerde ouderbijdrage ouderbijdrage:

over 320 uren per jaar

o.b.v. de VNG-adviestabel

gemeentesubsidie:

640 uur per jaar

x landelijk maximum uurtarief minus de gefactureerde ouderbijdrage

+ VE-toeslag

+ subsidie inzet PBM’er VE* n.v.t.

* de subsidie voor de inzet van de pedagogisch medewerker VE wordt gebaseerd op het aantal doelgroeppeuters per 1 januari van het betreffende jaar

 

Artikel 7. Toetsing recht op een gesubsidieerde peuterplaats

1. Voor het toetsen of een peuter in aanmerking komt voor een gesubsidieerde peuterplaats, dient de houder vast te stellen of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende ‘Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag’, in combinatie met een Inkomensverklaring van (bei)de ouder(s) .

2. Indien ouders aangeven dat het verwachte verzamelinkomen over het subsidiejaar wijzigt ten opzichte van het verzamelinkomen dat is aangegeven op de Inkomensverklaring(en) dan kunnen zij deze verklaring(en) aanvullen met documenten waaruit de hoogte van het verwachte verzamelinkomen over het subsidiejaar blijkt. Dit kunnen zijn: salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging in ieder geval geldt voor de eerste maand van plaatsing op een peuterplaats.

3. Indien op de inkomensverklaring is vermeld ‘geen inkomensgegevens bekend’ kan een kind toch geplaatst worden en ontvangt houder subsidie voor deze peuterplaats. In dit geval blijkt het verwachte verzamelinkomen over het subsidiejaar uit documenten als salarisstrook, uitkeringsspecificatie, werkgeversverklaring, verklaring van schuldsanering etc. Uit de documenten dient te blijken dat de inkomenswijziging structureel is, en in ieder geval geldt voor de eerste maand van plaatsing op een peuterplaats.

 

 

Artikel 8. Voorwaarden om voor subsidie in aanmerking te komen

Onverminderd de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 6 van de Algemene subsidieverordening Wierden 2015 en de eisen die zijn opgenomen in deze nadere regels, gelden de volgende voorwaarden:

1. De locatie van peuteropvang of dagopvang is in de gemeente Wierden gevestigd en is als kinderdagverblijf in het LRK geregistreerd. De peuteropvang en/of dagopvang voldoet daarmee aan alle landelijk geldende wet- en regelgeving voor de kinderopvang.

2. Op elke peutergroep met gesubsidieerde VE-kindplaatsen wordt VE aangeboden. Dit aanbod is ook als zodanig in het LRK geregistreerd. Het VE-aanbod voldoet daarmee aan alle landelijk geldende wet- en regelgeving voor VE.

3. Er is of wordt geen bestuursrechtelijke handhaving van kracht voor één van de Wierdense locaties van de houder (hetzij een locatie van de voorschool, hetzij voor buitenschoolse opvang of gastouderopvang).

 

Artikel 9. Gemeentelijke eisen gedurende de subsidieperiode

1. Houder geeft bij plaatsing van een kind op een beschikbaar gekomen peuterplaats, doelgroeppeuters voorrang.

2. Houder werkt samen met het basisonderwijs zodat een doorgaande lijn met het basisonderwijs ontstaat.

3. Houder draagt doelgroeppeuters warm (mondeling) over aan de leerkracht en/of IB-er van de basisschool.

4. Houder werkt samen met de Jeugdgezondheidszorg en de gemeentelijke zorgstructuur.

5. Houder werkt actief mee aan de ontwikkeling van het Wierdense VE-beleid en verbindt zich aan de toepassing daarvan binnen het eigen VE-aanbod.

6. Houder publiceert uiterlijk op de datum van de start van de te subsidiëren activiteiten op de eigen website het overzicht van de geldende ouderbijdragen per soort peuterplaats en per inkomensgroep.

7. Houder levert, indien voor de gemeente Wierden van belang en het college daarom verzoekt, gegevens met betrekking tot het inhoudelijke aanbod en/of het aantal bezette peuterplaatsen en de gefactureerde ouderbijdragen.

 

Artikel 10. Verdeelcriteria

De subsidieverlening voor peuterplaatsen geschiedt volgens een aantal verdeelcriteria. Deze zijn in volgorde van prioriteit:

1. Aanvragen van houders die in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar van de aanvraag gemeentelijke subsidie hebben ontvangen voor peuteropvang en/of VE. Het aantal aan te vragen peuterplaatsen per houder bedraagt maximaal het aantal bezette plaatsen op peildatum 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar van de aanvraag.

2. Aanvragen voor nieuwe locaties van houders die in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar van de aanvraag gemeentelijke subsidie hebben ontvangen voor peuteropvang en/of VE. Deze aanvragen worden geprioriteerd op basis van de OAB- problematiek van de basisscholen in de nabije omgeving (vestiging in of op maximaal 10 minuten loopafstand van school). Hiervoor worden de meest recente achterstandsscores per basisschool gebruikt van het CBS (Dossier Onderwijsachterstanden, Achterstandsscores primair onderwijs (z.d.)). Daarbij geldt: hoe hoger de achterstandsscore van de (hoogst scorende) basisschool, hoe hoger de prioriteit.

3. Aanvragen van houders die in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar van de aanvraag geen gemeentelijke subsidie hebben ontvangen voor peuteropvang en/of VE. Deze aanvragen worden ook geprioriteerd op basis van de OAB-problematiek van de basisscholen in de nabije omgeving (vestiging in of op maximaal 10 minuten loopafstand van school). Hiervoor worden de meest recente achterstandsscores per basisschool gebruikt van het CBS (Dossier Onderwijsachterstanden, Achterstandsscores primair onderwijs (z.d.)). Daarbij geldt: hoe hoger de achterstandsscore van de (hoogst scorende) basisschool, hoe hoger de prioriteit.

 

Artikel 11. Verantwoording subsidie

In afwijking van de artikelen 17 en 18 van de Algemene subsidieverordening Wierden 2015

1. levert houder op uiterlijk 1 juni van het jaar volgend op het subsidiejaar een inhoudelijke en een financiële eindrapportage aan het college aan. In de inhoudelijke eindrapportage dient houder aan te geven op welke wijze het gesubsidieerde aanbod heeft voldaan aan de gemeentelijke eisen zoals in Artikel 9 opgenomen. De financiële eindrapportage vindt plaats middels een door de gemeente beschikbaar gesteld format.

2. voorziet houder voor subsidies van € 50.000 - en hoger de financiële eindrapportage van een controleverklaring.

3. geldt voor subsidies tot € 50.000 dat het college bij houder nadere gegevens kan opvragen dan wel de administratie kan raadplegen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde voorwaarden te controleren. Daartoe is houder verplicht het college desgewenst inzage te geven in diens administratie betreffende onder meer:

a. inkomensverklaringen of andere bewijzen van de hoogte van het verzamelinkomen;

b. verklaringen geen recht op kinderopvangtoeslag van ouders;

c. plaatsingsovereenkomst of contract waaruit aantal uren, soort peuterplaats, ouderbijdrage en start- en (verwachte) einddatum blijken.

d. VE-indicaties, afgegeven door de JGZ, voor plaatsingen van doelgroeppeuters.

 

Artikel 12. Vaststelling subsidie

1. De vaststelling van de subsidie vindt plaats door toepassing van de formules uit artikel 5 lid 2, 3 en 4 en op basis van de informatie uit de eindrapportage en de (eventuele) controle daarop uit artikel 11.

 

2. Indien uit de controles genoemd in artikel 11 blijkt dat (een deel van) het verleende subsidiebedrag niet conform de voorwaarden uit deze nadere regels verantwoord kan worden, zal de gemeente het betreffende bedrag terugvorderen.

 

Artikel 13. Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

 

Artikel 14. Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels Subsidie peuteropvang en VE gemeente Wierden’.

 

Artikel 15. Inwerkingtreding

1. Deze nadere regels treden in werking per 1 november 2022.

2. De “Subsidieregeling Reguliere peuteropvang gemeente Wierden 2018” wordt ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders d.d. 27 september 2022 Burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden,

de secretaris, de burgemeester,

 

 

Marcel Klos Doret Tigchelaar