Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hilversum

de Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Hilversum 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHilversum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingde Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Hilversum 2022
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp
Externe bijlageBesluit college beleidsregel Wet Bibob

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-11-2022beleidsregel

06-09-2022

gmb-2022-489718

Tekst van de regeling

Intitulé

de Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Hilversum 2022

 

 

B en W besluit

 

Burgemeester en wethouders van Hilversum, en de burgemeester van Hilversum ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

gelet op het voorstel “Beleidsregel toepassing Wet Bibob” met kenmerk 1193853,

 

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden.

 

Overwegende dat de gemeenteraad eind 2019 het actieplan ondermijning 2019 – 2022 heeft vastgesteld en daarmee heeft besloten de inzet op ondermijning en de toepassing van de Wet Bibob substantieel te intensiveren;

 

Overwegende dat het college van burgemeester en wethouders van Hilversum en de burgemeester van Hilversum op basis van het vorengaande tot het vaststellen van beleid bij de toepassing van de Wet Bibob over gaat;

 

Gelet op:

- het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

- de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Alcoholwet;

- artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

- artikel 3 van de Verordening Speelautomaten Hilversum 2000;

- de artikelen 2.1, 2.17, 2.19, 2.20 en 5.19 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

- de artikelen 2 en 3 van de Horecaverordening Hilversum 2021;

- de Algemene Plaatselijke Verordening (m.b.t. gemeentelijke vergunningen);

- de huisvestingsverordening Gooi en Vechtstreek 2019;

- Algemene Subsidieverordening Hilversum 2021;

 

 

 

besluiten vast te stellen:

 

 

de Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Hilversum 2022

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

1. De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

a. rechtspersoon met een overheidstaak: de Staat, een provincie, een gemeente, een waterschap, een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de politie, een openbaar lichaam voor beroep en bedrijf dan wel een ander openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen rechtspersoon met een overheidstaak.

b. bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum.

c. beschikking: een beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, goedkeuring, erkenning, registratie, aanwijzing of ontheffing.

d. betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de subsidieontvanger, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan of met wie wordt onderhandeld over een dergelijke transactie en de beoogd verkrijger van de erfpacht waarvoor toestemming is gevraagd als bedoeld in de begripsbepaling “vastgoedtransactie”.

e. Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet Bibob.

f. eigen Bibob-onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag, een (voorgenomen) vastgoedtransactie of een overheidsopdracht, waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of daaraan voorschriften te verbinden respectievelijk de overeenkomst niet aan te gaan dan wel te beëindigen, dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

g. Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid van de Wet Bibob.

h. overheidsopdracht: overheidsopdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012.

i. vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

i. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

ii. huur of verhuur;

iii. het verlenen van een gebruikrecht;

iv. de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren; of

v. toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

j. Landelijk Bureau Bibob. Er is een Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (artikel 8 Wet Bibob), hierna: het Bureau. Het Bureau heeft tot taak aan bestuursorganen op verzoek advies uit te brengen over de mate van gevaar. Het Bureau verricht hiertoe zelfstandig onderzoek (artikelen 8 en 9 van de Wet Bibob).

k. RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

l. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel

Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de rechtspersoon zijnde de gemeente Hilversum en diens bestuursorganen. De beleidsregel laat dus onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij verdere besluitvorming wordt betrokken.

 

Artikel 1.3 Uitvoering Bibob-onderzoek in afwijking van beleidsregel

Deze beleidsregel laat onverlet dat in afwijking van de hierna volgende bepalingen tot uitvoering van een onderzoek in het kader van de Wet Bibob kan worden besloten, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven.

 

Artikel 1.4 Geheimhouding

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is eenieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat.

 

Artikel 1.5 Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel

Volgens de Memorie van Toelichting op de Wet Bibob zijn de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Het bevoegde bestuursorgaan dient eerst te bekijken of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden mogelijkheden bieden om een vergunning al dan niet te weigeren of in te trekken. In dit kader wordt opgemerkt dat de beoordeling van de vergunningaanvraag op grond van de Wet Bibob slechts een aanvullende is op de reeds gangbare beoordeling op grond van de primaire wet en regelgeving. Kortom: alvorens advies wordt aangevraagd aan het landelijk Bureau Bibob, dient eerst te worden onderzocht of de gangbare en minder vergaande mogelijkheden kunnen worden benut.

 

Artikel 1.6 Meerdere vergunningen of sectoren die onder de Wet Bibob vallen

Ingeval meerdere gemeentelijke vergunningen nodig zijn, vindt adequate afstemming en regie plaats. In de praktijk kan het voorkomen dat een vergunning van een ondernemer is c.q. wordt ingetrokken op grond van de Wet Bibob, terwijl deze persoon, dan wel zijn zakelijke relaties ook betrokken is (dan wel zijn) bij bijvoorbeeld een andere vergunningsaanvraag of verleende vergunning. Als er al een advies van het landelijk Bureau Bibob voorhanden is met betrekking tot deze persoon hoeft niet opnieuw een advies te worden gevraagd. Dit advies mag maximaal 5 jaar oud zijn.

 

Hoofdstuk 2 Beschikkingen

 

Artikel 2.1 Horeca, coffeeshops en seksbedrijven

1. In geval van een aanvraag als bedoeld in: de artikelen 3, 4 en 30a van de Alcoholwet, artikel 2 van de Horecaverordening Hilversum 2021 (exploitatievergunning horeca en coffeeshops) en/of artikel 3.2.1 van de APV (vergunning seks- en escortbedrijf) zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien

a. er sprake is van nieuwe vestiging van een inrichting of bedrijf en/of

b. er sprake is van een overname van een inrichting of bedrijf of wijziging van een exploitant en/of

c. er op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

2. Bovendien zal een eigen Bibob-onderzoek plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat over de aanvrager van een beschikking, betrokkene bij een vergunningaanvraag, (voorgenomen) vastgoedtransactie of betrokkene bij een overheidsopdracht, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau (artikel 11a Wet Bibob). Indien advies is uitgebracht bericht het Bureau over de mate van gevaar zoals dat is opgenomen in het advies.

 

Artikel 2.2 Evenementen

In geval van een aanvraag als bedoeld in de artikelen 2.2.1 jo 2.2.2 van de APV (evenementenvergunning), zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.3 Omgevingsvergunning bouw

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo of in geval van een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 5.19 vierde lid onder b van de Wabo zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten , indien op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.4 Omgevingsvergunning milieu

In geval van een aanvraag voor een vergunning of bij een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.5 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet

In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) anders dan de situaties bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van deze beleidsregel en in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet, zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.6 Subsidies

In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie of bij een reeds verleende (of vastgestelde) subsidie zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Artikel 2.7 Verleende beschikking

In geval van een reeds verleende beschikking zal het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-

onderzoek starten indien op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Hoofdstuk 3 privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf 1

1. De gemeente zal in beginsel altijd een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van dit artikel vindt in beginsel geen Bibob-toets plaats in geval van (limitatief):

a. vastgoedtransacties van de gemeente met een bedrijf, instelling of organisatie die in overwegende mate, dat wil zeggen in beginsel voor twee derde of meer, door publiek geld is gefinancierd (het financiële vereiste) en waarbij de inhoudelijke criteria voor het verstrekken van geldelijke uitkeringen of voorzieningen in beslissende mate wordt bepaald door de overheid (het inhoudelijke vereiste);

b. rechtspersonen met een overheidstaak en terrein beherende organisaties (zoals bijvoorbeeld Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten);

c. meerdere vastgoedtransacties met een derde binnen een aaneengesloten periode van 12 maanden of binnen één project, mits de wederpartij (betrokkene) aantoont of genoegzaam aannemelijk maakt dat min of meer sprake is van gelijke omstandigheden met betrekking tot de bedrijfsstructuur, financieringsconstructie en/of wijze van financiering, zakelijke partners en dergelijke als ten tijde van de vastgoedtransactie waarbij dit Bibob-onderzoek wel heeft plaatsgevonden.

3. In afwijking van het tweede lid van dit artikel zal de gemeente wel een Bibob- onderzoek starten indien op grond van:

 

 

Let op: vastgoedtransacties zijn privaatrechtelijke transacties. Om deze transacties te kunnen toetsen aan de Wet Bibob dan is het belangrijk om naast het opnemen van deze bepaling hierover in het Bibob beleid, in de betreffende overeenkomst OOK één of meerdere bepalingen hierover op te nemen. Daarnaast is het verstandig om ook de eventuele consequenties van een Bibob onderzoek in de overeenkomst op te nemen.

 

 

a. eigen ambtelijke informatie, en/of

b. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

c. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC,

d. en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

e. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

4. Indien is besloten tot het starten van een Bibob-onderzoek, komt er geen overeenkomst tot stand totdat het Bibob-onderzoek volledig is afgerond.

 

Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf

1. De gemeente zal, nadat een vastgoedtransactie tot stand is gekomen, in beginsel een

eigen Bibob-onderzoek starten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kan de gemeente, nadat een vastgoedtransactie tot stand is gekomen, periodiek een Bibob-onderzoek uitvoeren op momenten zoals in de overeenkomst bepaald.

 

Artikel 3.3 Overheidsopdrachten

In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob valt, zal de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:

i. eigen ambtelijke informatie, en/of

ii. informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of

iii. informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, en/of

iv. vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip) en/of

v. overige signalen

vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

 

Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-procedure bij beschikkingen

 

Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene

1. Het bestuursorgaan laat een aanvraag voor een beschikking in beginsel buiten behandeling, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

 

2. Het bestuursorgaan trekt een verleende beschikking in beginsel in op basis van artikel 4, eerste lid, van de Wet Bibob, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

3. Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om een formulier als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid Wet Bibob, volledig in te vullen, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4 eerste lid Wet Bibob). Het bestuursorgaan kan de weigering van de betrokkene om aanvullende gegevens te verschaffen aan het Bureau, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4 tweede lid Wet Bibob).

 

Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanvragen (tot wijziging) van een vergunning

1. Het bestuursorgaan zal in beginsel overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een vergunning of tot intrekking van een reeds verleende vergunning, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.

2. Het bestuursorgaan kan de weigering van de vergunninghouder om een formulier als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid Wet Bibob, volledig in te vullen, in beginsel aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel vier eerste lid Wet Bibob). Het bestuursorgaan kan de weigering van de aanvrager van een vergunning of de vergunninghouder om aanvullende gegevens te verschaffen, aanmerken als een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob (volgt uit artikel 4 tweede lid Wet Bibob).

3. Het bestuursorgaan kan bij een mindere mate van gevaar of bij een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3, zevende lid van de Wet Bibob in beginsel voorschriften aan een beschikking verbinden. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar.

 

Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

1. Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.

2. Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

 

Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-procedure bij privaatrechtelijke transacties

 

Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties

1. De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:

a. er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

b. er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

c. er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

d. er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

e. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a, tweede lid en artikel 7a, derde lid Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

f. betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 4 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

g. indien er sprake is van het niet verschaffen van de gevraagde gegevens en bescheiden, dan wel het nalaten van de gestelde vragen te beantwoorden zoals onder e. en f. is gesteld, kan dit een ernstig gevaar opleveren zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid Wet Bibob.

2. In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

 

Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde

1. Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.

2. Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.

 

Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen

1. In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan de informatie uit het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

2. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.

3. De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het Bureau gestelde vragen, dan wel niet of niet volledig verstrekken van de door het Bureau verzochte gegevens.

 

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

 

Artikel 6.1 Beperkt eigen onderzoek

1. Indien het bestuursorgaan eerder een eigen onderzoek naar een persoon of een rechtspersoon heeft uitgevoerd en dit onderzoek is minder dan twee jaar geleden afgerond zonder dat dit het treffen van maatregelen op grond van de wet tot gevolg heeft gehad, voert de gemeente bij een nieuwe aanvraag een beperkt eigen onderzoek uit.

2. Een beperkt eigen onderzoek als bedoeld in het eerste lid ziet enkel op:

a. de veranderingen in de omstandigheden van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon en wijzigingen binnen de rechtspersoon vanaf de afronding van het vorige eigen onderzoek; en

b. feiten en omstandigheden die ten tijde van het eerdere eigen onderzoek bij de gemeente nog niet bekend waren.

3. In afwijking van het eerste lid kan de gemeente alsnog een volledig eigen onderzoek uitvoeren indien het beperkte eigen onderzoek daartoe aanleiding geeft.

 

Artikel 6.2 Aanwijzing risicogebieden

Er kunnen risicogebieden in de gemeente aanwezig zijn die gevoelig worden geacht voor criminele invloeden. Deze risicogebieden kunnen, indien nieuwe ontwikkelingen dit noodzakelijk maken, door het College van burgemeester en wethouders worden aangewezen bij afzonderlijk besluit. In deze aangewezen risicogebieden kan bij elke aanvraag voor een ontheffing of vergunning een Bibob onderzoek worden ingesteld.

 

Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 7.1 Intrekking

De huidige beleidsregels toepassing Wet Bibob Gemeente Hilversum worden ingetrokken met ingang van het moment waarop deze beleidsregel in werking treedt.

 

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 6 september 2022.

 

Artikel 7.3 Evaluatie

Deze beleidsregel wordt uiterlijk 3 jaar na inwerkingtreding (of zoveel eerder indien noodzakelijk) geëvalueerd. Aandachtspunten daarbij zijn onder andere knelpunten bij de uitvoering van de wet, samenwerking tussen partners en met het RIEC Midden Nederland en het Landelijk Bureau Bibob, juridische en maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen.

 

Artikel 7.4 Hardheidsclausule

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan gemotiveerd afgeweken worden van de bepalingen uit deze beleidsregel als de toepassing ervan zou leiden tot uitzonderlijk onbillijke of onredelijke gevolgen.

 

Artikel 7.5 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2022, gemeente Hilversum.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Hilversum, gehouden op 6 september 2022.

 

Burgemeester en wethouders van Hilversum,

de gemeentesecretaris,

de burgemeester,

 

 

mr. C.P. Torres Barrera dr. ir. G.M. van den Top

 

 

 

de burgemeester van Hilversum,

 

dr. ir. G.M. van den Top

Toelichting

 

1.Inleiding.

Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok, was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door bijvoorbeeld gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en vastgoedtransacties. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.

 

2.De Wet Bibob algemeen.

De integriteit van bestuursorganen (bijvoorbeeld een gemeente of een provincie) wordt aangetast als er bij een (verleende) vergunning of bij of een vastgoedtransactie, gebruik wordt gemaakt van ‘crimineel’ geld of wanneer de kans groot is dat de vergunning wordt gebruikt om strafbare feiten te plegen. Ter bescherming van hun eigen integriteit, kunnen gemeenten of provincies sinds 1 juni 2003 de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur, kortweg de Wet Bibob toepassen. Deze wet dient primair ter inschatting van het integriteitsrisico van overheidsorganen. De Wet Bibob is dus geen instrument om vermoedelijke criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.

 

Voor de toepassing van de Wet Bibob in het algemeen geldt dat het slechts als ultimum remedium, als ‘laatste redmiddel’ dient te worden ingezet. De gemeente is hierdoor verplicht eerst de mogelijkheden na te gaan die de reguliere wetgeving biedt.

 

3.Waarom een beleidslijn?

Gemeenten zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de Wet Bibob. De Wet Bibob is een facultatieve wet. Dat betekent dat een bestuursorgaan zelf mag bepalen wanneer het dit instrument wel of niet toepast. Het invoeren en toepassen van een beleidslijn biedt het bestuursorgaan meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel de ambtenaren als aan de burgers.

 

Tevens voorkom je als bestuursorgaan willekeur in de toepassing van de Wet Bibob voor de burger. In de beleidslijn staat namelijk precies aangegeven op welke vergunningen, vastgoedtransacties, subsidies en overheidsopdrachten de Wet Bibob wordt toegepast en in welke situaties de Wet Bibob kan worden toegepast. Tevens geef je als bestuursorgaan een nadrukkelijk signaal af voor de bescherming van de eigen integriteit. Dit kan een preventieve werking tot gevolg hebben.

Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester willen voorkomen dat het ongewild criminaliteit faciliteert bij vergunningverlening, het aangaan van vastgoedtransacties, het verlenen van subsidies en het gunnen van overheidsopdrachten. Deze Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2022, Gemeente Hilversum is daarom een eerste aanzet naar een intensievere toepassing van de Wet Bibob. De Beleidsregel toepassing Wet Bibob 2022 Gemeente Hilversum (hierna: de beleidsregel) maakt het mogelijk dat er in een groter aantal gevallen Bibob-onderzoek wordt verricht.

De praktijk voorheen was dat er standaard een Bibob-onderzoek werd gestart bij horecabedrijven en enkele APV onderdelen. In de praktijk is gebleken dat dit toepassingsgebied verbreed diende te worden. Sommige vormen van (ondermijnende) criminaliteit bleven buiten zicht. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel is de verwachting dat in een groter aantal gevallen een Bibob-onderzoek zal worden gestart. Zo kan nog beter worden voorkomen dat criminaliteit wordt gefaciliteerd en wordt de concurrentiepositie van de bonafide ondernemer beter beschermd, binnen de mogelijkheden die de gemeente daarvoor heeft.

Er dient uiteraard ook een balans te zijn met de overige belangen die de gemeente behartigt, zoals het faciliteren van ondernemers, het tegengaan van overbodige regeldruk en het mogelijk maken van investeringen in de stad. Tegenover de frequentere toepassing van de Wet Bibob, is het Bibob-vragenformulier (het document waarmee de betrokkene wordt verzocht inzage te geven in de financiering en de zeggenschapsstructuur van de onderneming) daarom ondernemersvriendelijker opgesteld. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan het streven de bestuurlijke lasten voor ondernemers en inwoners zo laag mogelijk te houden. De informatie waarnaar wordt gevraagd is door bonafide ondernemers met een deugdelijke administratie relatief eenvoudig te overleggen. Zij zullen het Bibob-onderzoek dan ook doorgaans snel kunnen doorlopen.

 

4. Wetswijzing Wet Bibob d.d. 1 augustus 2020.

Op 1 augustus 2020 is de gewijzigde Wet Bibob (eerste tranche) in werking getreden.

Onderdeel van de wetswijziging is onder andere een verruiming van de mogelijkheden van overheden om eigen onderzoek (zie ook verder) te doen. Voortaan kan bijvoorbeeld ook justitiële informatie over bepaalde zakelijke relaties van de betrokkene zoals vermogensverschaffers, worden opgevraagd. Ook wordt het toepassingsbereik van de Wet Bibob uitgebreid. Zo vallen vanaf 1 augustus 2020 ALLE overheidsopdrachten onder de Wet Bibob.

 

Voorts zijn de mogelijkheden rondom vastgoedtransacties gewijzigd. Sinds 2013 valt de deelname van een rechtspersoon met een overheidstaak aan een rechtspersoon die een onroerende zaak in eigendom heeft of die (ver)huurt, onder het bereik van de Wet Bibob. Met de huidige wetswijziging valt ook de vergroting, vermindering of beëindiging van een dergelijke deelname onder de Wet Bibob. Tevens is de Wet Bibob nu ook van toepassing als de rechtspersoon de onroerende zaak pas ná de (vergroting, vermindering of beëindiging van de) deelname verwerft of gaat huren (artikel 1 eerste lid, begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’, sub 4 Wet Bibob). Het verlenen van toestemming door de eigenaar voor het vervreemden van erfpacht, wordt nu ook als een vastgoedtransactie gekwalificeerd. Een gemeente kan in dergelijke zaken daardoor de Wet Bibob toepassen alvorens over het verlenen van toestemming te beslissen (artikel 1 eerste lid, begripsbepaling ‘vastgoedtransactie’, sub 5 Wet Bibob).

 

Nieuw sinds de wetswijziging is dat het Bureau een adviesaanvraag buiten behandeling kan laten als:

a. het bestuursorgaan de resultaten van het eigen onderzoek niet met het Bureau heeft gedeeld, of

b. het bestuursorgaan onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht (artikel 9 vijfde lid Wet Bibob).

Hieruit blijkt onder meer dat het eigen onderzoek door bestuursorganen erg belangrijk is.

 

5.Toepassingsbereik Wet Bibob.

Gemeenten (als publiekrechtelijk orgaan) kunnen de Wet Bibob toepassen op:

- De beschikking ingevolge de artikelen 3 en 30a van Alcoholwet:

- Vergunning t.b.v. evenementen

- Vergunning t.b.v. seksinrichtingen

- Vergunning voor aanwezig hebben van kansspelautomaten

- Vergunningen vanuit de Huisvestingswet (voorwaarde is een daartoe geldende huisvestingsverordening)

- Huisvestingsvergunning

- Vergunning tot onttrekken, samenvoegen of splitsen van een woonruimte

- Vergunning voor splitsen van recht op gebouw in appartementsrechten

- Vergunningen/ontheffingen, voortkomende uit Gemeentelijke Verordeningen

- Omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten en milieuactiviteiten

- Subsidies.

 

Voor gemeenten als privaatrechtelijke partner geldt sinds 1 augustus 2020 dat:

- ALLE overheidsopdrachten kunnen worden getoetst aan de Wet Bibob

- Onder vastgoedtransactie wordt verstaan: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

i. het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

ii. huur of verhuur;

iii. het verlenen van een gebruikrecht;

iv. de deelname, met inbegrip van de vergroting, vermindering of beëindiging daarvan, aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of zal hebben of die onroerende zaak huurt, zal huren, verhuurt, of zal verhuren; of

v. toestemming voor vervreemding van erfpacht als bedoeld in artikel 91, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

 

6. Publiekrechtelijke beschikkingen.

In artikel 2.1 eerste lid zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag om (een wijzing van) een vergunning een Bibob-toets te doen. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door:

- zeer laagdrempelig door de geringe functie-eisen voor de onderhavige ondernemingen;

- grootschalig gebruik van cash-geld, waardoor zij extra bevattelijk zijn voor invloeden vanuit criminele organisaties voor "witwaspraktijken";

- bedrijfsmatige activiteiten die minder locatie/plaatsgebonden zijn, waardoor het waterbedeffect zich hier nadrukkelijk kan voordoen.

 

Daarnaast zijn er in dit beleid een aantal ‘kan’-bepalingen opgenomen. Uitgangspunt daarbij is dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden. De toepassing blijft in die zaken beperkt tot de gevallen waarin er sprake is van informatie of van bepaalde signalen waardoor er mogelijk een vergroot risico bestaat op criminele invloeden en dus een grote(re) kans op het schaden van de (eigen) integriteit.

 

7.Privaatrechtelijke transacties.

De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. In artikel 3.1 van deze beleidsregel wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven.

 

Dit betreft een uitbreiding van het Bibob-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar wordt beschouwd. Op onderdelen is echter gebleken dat deze sector erg kwetsbaar kan zijn. Ervaring leert dat de sector ‘vastgoed’ vatbaar is voor criminele inmenging dan wel dat er vaker sprake is van ondoorzichtige financieringsstructuren.

 

Dat is reden om bij de in art 3.1 tweede lid genoemde categorieën, standaard een Bibob-onderzoek te starten. Met het benoemen van deze categorieën wordt uiteraard geenszins beoogd ondernemers of instellingen op voorhand te criminaliseren.

 

In artikel 3.3 wordt de toepasbaarheid bij overheidsopdrachten omschreven. Sinds de wetswijzing van 1 augustus 2020 kunnen alle overheidsopdrachten worden getoetst aan de Wet Bibob. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke overheidsopdracht over te gaan tot een Bibob-toets. Aangeraden wordt de inzet nadrukkelijk te beperken tot die gevallen, waarbij de inzet gemotiveerd kan worden. Bijvoorbeeld doordat concrete informatie of een signaal daartoe aanleiding geeft.

 

8.Versterking eigen onderzoek

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, zal de gemeente in eerste aanleg gebruik maken van alle relevante gegevens uit haar eigen informatiehuishouding. Ook worden open bronnen geraadpleegd om te bezien of daar relevante informatie over een zaak voorhanden is.

 

De mogelijkheden tot het doen van eigen onderzoek door gemeenten zijn versterkt met ingang van de wetswijzing van 1 augustus 2020. Het bestuursorgaan krijgt toegang tot meer justitiële gegevens, niet meer enkel de gegevens van de betrokkene en (indirecte) bestuurders, maar ook van een aantal categorieën derden. Zie hiervoor artikel 15 eerste lid sub b juncto tweede lid van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens. De RIEC’s zijn bevoegd om het volledige eigen onderzoeksdossier van de gemeente als ook het advies van het Bureau in te zien.

 

Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie van bijvoorbeeld de Belastingdienst. Ook kan het RIEC het eigen onderzoek ondersteunen en in concrete gevallen adviseren om wel/niet over te gaan tot het indienen van een adviesaanvraag bij het Bureau. Indien de gemeente een advies van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor deze gemeente een vergewisplicht op. Uit artikel 28, tweede lid onder c Wet Bibob volgt dat dit advies kan worden voorgelegd aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.

De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor het bestuursorgaan, waarbij, in geval van weigering dan wel intrekking, het besluit afdoende gemotiveerd dient te worden .