Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijssen-Holten

Treasurystatuut gemeente Rijssen-Holten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijssen-Holten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Rijssen-Holten
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Rijssen-Holten
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 212 van de Gemeentewet
  2. Wet financiering decentrale overheden
  3. Financiële Verordening
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-11-2022nieuwe regeling

27-10-2022

gmb-2022-485534

Z2021038825

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Rijssen-Holten

 

1. Inleiding

 

Op 1 januari 2008 is de eerste versie van het treasurystatuut door het college van de gemeente Rijssen-Holten vastgesteld.

 

Op 30 oktober 2008 heeft er bij koninklijk besluit een enkele wijziging van de Wet financiering decentrale overheden (wet fido) plaatsgevonden. Deze aanpassingen zijn destijds in het bestaande treasurystatuut verwerkt en besluitvormend voorgelegd aan het college en informerend voorgelegd aan de raad. In dezelfde vergadering zijn ook de aanpassingen van de Regeling uitzettingen en derivaten (Ruddo) voorgelegd waarbij maatregelen zijn vastgesteld om risico’s op uitzettingen van decentrale overheden te verminderen. Dit statuut is vanaf 1 januari 2010 van kracht geworden.

 

Op 11 december 2013 heeft er een ingrijpende wetswijziging op de Wet financiering decentrale overheden plaatsgevonden waarbij het verplicht schatkistbankieren voor onder andere decentrale overheden is ingevoerd. Voor de gemeenten betekent dit een beperking van de handelingsvrijheid bij een situatie van overliquiditeit. Deze middelen kunnen onder aftrek van een drempelbedrag alleen nog maar uitgezet worden bij de schatkist of tussen decentrale overheden onderling uitgewisseld worden.

Dagelijks wordt bekeken of er sprake is van over- dan wel onderliquiditeit. Op basis van deze analyse wordt bepaald of er storting of een onttrekking uit de schatkist plaatsvindt. Onttrekking blijft beperkt tot het bedrag dat eerder is ingelegd. Deelname van de decentrale overheden aan schatkistbankieren draagt bij aan een lagere EMU-schuld van de collectieve sectoren (Rijk en decentrale overheden gezamenlijk). Hiermee kan de financieringsbehoefte van het Rijk worden vermindert wat weer vertaald wordt in een lagere staatsschuld.

 

Op 29 juni 2021 heeft er een wijziging op de Wet financiering decentrale overheden plaatsgevonden waarbij een wijziging is opgetreden op het drempelbedrag voor het schatkistbankieren. Dit drempelbedrag is het totaal aan middelen dat een decentrale overheid maximaal buiten de schatkist mag aanhouden.

 

Deze laatste wetswijziging en de wijziging van enkele bevoegdheden zijn vertaald naar het voor u liggende Treasurystatuut 2021.

2. Treasurystatuut

 

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Rijssen-Holten;

 

Gelet op artikel 212 van de gemeentewet, Wet financiering decentrale overheden en de Financiële Verordening ex artikel 212;

 

Besluit:

 

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

 

Datum

……………………………………………

Ondertekening

………………………………………………

 

I Begrippenkader

Artikel 1.  

In dit statuut wordt verstaan onder:

 

- Decentrale overheden

De decentrale overheid omvat publiekrechtelijke overheidslichamen met een zelfstandige boekhouding bestaande uit provincies, gemeenten, waterschappen en de gemeenschappelijke regelingen.

- Derivaten

Financiële beleggingsinstrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals opties, leningen, swaps of obligaties zijn. Volgens de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale (Ruddo) mogen derivaten uitsluitend worden gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren. Open posities worden niet toegestaan en een beperkt aantal eenvoudige instrumenten mogen gehanteerd worden. Daarnaast is het verboden om eenzijdige bijstortverplichtingen aan gemeenten op te leggen.

- Financiering

Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal een jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

- Geldstromenbeheer

Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

- Intern liquiditeitsrisico

De risico's van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

- Kasgeldlimiet

Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

- Koersrisico

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

- Kredietrisico

De risico's op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij;

- Liquiditeitenbeheer

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot een jaar;

- Liquiditeitenplanning

Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

- Rating

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

- Renterisico

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

- Renterisiconorm

Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal bestaande uit de totale lasten op de gemeentelijke begroting dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

- Rentetypische looptijd

Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

- Saldobeheer Rentevisie

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

- Schatkistbankieren

Bij wet fido geregelde verplichting tot het aanhouden van een privaatrechtelijke rekening-courant overeenkomst tussen de staat en decentrale overheden. Overtollige middelen mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden.

- Solvabiliteitsratio van 0% 

Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

- Treasuryfunctie

De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

- Uitzetting

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan decentrale overheden of aan de schatkist tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot een jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer. Tot aan het drempelbedrag heeft de gemeente de vrije hand tot uitzetting bij willekeurige marktpartijen.

 

II Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 2.  

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico's zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

3. Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 3.  

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    Het college van Burgemeester en Wethouders mag middelen uitzetten en garanties verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij. Tevens wordt bij het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak zekerheden geëist;

    Het verstrekken van hypothecaire geldleningen ten gunste van nieuwe aanvragen door het personeel is niet toegestaan. De ruimte binnen de bestaande leningovereenkomst kan nog wel worden gebruikt voor aanvullende hypotheek verstrekkingen.

  • 2.

    Het college van Burgemeester en Wethouders kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben. Het is expliciet verboden om aangetrokken middelen aan te trekken met als doel het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico's, waarbij vooraf instemming van het college van burgemeester en wethouders wordt gekregen.

 

IV Renterisicobeheer

Artikel 4.  

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3.

    Nieuwe leningen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning. Uitzettingen vinden alleen plaats in de schatkist bij het ministerie van Financiën of worden onderling uitgeleend aan andere decentrale overheden.

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zover als mogelijk afgestemd op de actuele rentestand, de rentevisie en de (indien aanwezige aantoonbare) relatie tussen afschrijvingstermijnen en de onderliggende activa.

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt opgenomen in de begroting op basis van de rentevisie van minimaal 2 vooraanstaande financiële instellingen;

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

     

V Koersrisicobeheer

Artikel 5.  

  • 1.

    De gemeente is bij wet verplicht tot uitzetten van overtollige middelen in de schatkist bij het ministerie van Financiën in de vorm van rekening courant of via deposito’s. Decentrale overheden mogen onderling de aanwezige overtollige middelen uitzetten zolang er maar geen (verticale) toezichtrelatie aanwezig is. De uitzetting bij decentrale overheden bestemd voor de uitoefening van de publieke taak mag in de vorm van rekening courant of via deposito’s waarbij een bestaande geldleningovereenkomst de basis vormt voor de transactie.

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico's door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

  • 3.

    Het drempelbedrag dat wettelijke bepaald is voor schatkistbankieren wordt primair ingezet als buffer voor onverwachtse uitgaven. De hoogte van het drempelbedrag is afhankelijk van de financiële omvang van een decentrale overheid, afgemeten aan de omvang van de begroting. Voor onze gemeente bedraagt de drempel minimaal € 1 miljoen of 2% van het begrotingstotaal (vanaf 1 juli 2021). Het is wettelijke toegestaan om dit drempelbedrag buiten de publieke uitgaven te houden en op rente te zetten bij een bancaire instelling met een minimale single A rating voor uitzettingen korter dan 3 maanden. Voor uitzettingen gedurende een periode langer dan 3 maanden wordt een AA-rating vereist.

 

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 6.  

  • 1.

    Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

    Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

    • -

      de schatkist in de vorm van het aanhouden van een rekening courant (rc) en/of in de vorm van één of meerdere deposito’s;

    • -

      andere decentrale overheden waarbij geen sprake is van een (verticale) toezichtsrelatie;

    • -

      overige financiële instellingen voor ten hoogste het gehanteerde drempelbedrag dat buiten de schatkist aangehouden mag worden. De financiële instelling moet een minimale single A rating van tenminste twee van de volgende erkende rating-bureaus: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zekerheden of garanties geëist.

 

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 7.  

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico's door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot een jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal 2 jaar.

 

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 8.  

Valutarisico's worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro's.

4. Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 9.  

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van een jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak. Uitzondering hierop vormt de opname van hypothecaire ruimte binnen bestaande hypothecaire geldleningen.

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico's en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen en medium term notes (MTN);

  • 4.

    Indien financiering geldt voor een periode langer dan drie jaar vraagt de gemeente offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

 

X Langlopende uitzettingen

Artikel 10.  

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van een jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden.

 

XI Relatiebeheer

Artikel 11.  

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige dan wel marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht 1 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank, de Verzekeringskamer en de Europese Centrale Bank (ECB)..

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

5. Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

Artikel 12.  

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door een bank;

  • 3.

    Geconformeerd aan het contract voor financiële dienstverlening.

 

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 13.  

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen een rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt - conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan een jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 5.

    Bij het aantrekken van een kasgeldlening met een overeengekomen storting tot maximaal 10 miljoen euro kan volstaan worden met minimaal 1 offerte. Hiervan vindt achteraf schriftelijke vastlegging plaats. Overige aantrekkingen vinden plaats op basis van minimaal 2 offertes.

6. Administratieve orqanisatie en interne controle

XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14.  

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat hierbij schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere financieringstransactie te versturen naar de financiële administratie ter attentie van een andere medewerker dan diegenen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    Een financieringstransactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten. Schriftelijke vastlegging bestaat uit een intern opgemaakte notitie of van derde ontvangen bevestiging;

  • 6.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de financieringstransactie direct gecontroleerd door de functionaris belast met de interne controle nader benoemd als administrateur. Middels een checklist wordt vastgelegd of vanuit het vierogen-principe is gehandeld.

  • 7.

    Jaarlijkse vindt beoordeling plaats of gehandeld is volgens protocol.

 

XV Verantwoordelijkheden

Artikel 15.  

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

  • Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten middels de financiële verordening;

  • Het vaststellen, toezichthouden en uitvoering geven aan het treasurybelei•d vastgelegd in de treasuryparagraaf van de begroting en de jaarrekening.

Het college van B&W

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

  • Het vaststellen van het treasurystatuut

  • Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten leningen;

  • Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid via de treasuryparagraaf bij de jaarrekening;.

De portefeuillehouder financiën

  • Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

De controller

  • Het vastleggen en periodiek actualiseren van administratieve processen

  • Het jaarlijks beoordelen van de controleverslagen opgesteld door de medewerker belast met de interne controle binnen de afdeling financiën. Hierover wordt gerapporteerd aan het college.

De treasurer

  • Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;

  • Het opstellen van de rentevisie

  • Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van saldo- en liquiditeitenbeheer (geldleningen);

  • Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;

  • Het rapporteren aan B&W over de aangetrokken financieringen en uitgezette middelen.

  • Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen met betrekking tot beheersmatige activiteiten.

  • Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier

De budgethouder

  • Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten (liquiditeitenplanning).

  • Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling faciliteiten en bedrijfsvoering.

 

Functie

Verantwoordelijkheden

Administrateur

  • Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het hoofd faciliteiten en bedrijfsvoering; Het beheren van de geldstromen;

  • Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

  • Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

  • Het adviseren van de afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten; ;

  • Het afleggen van verantwoording aan het hoofd Faciliteiten en Bedrijfsvoering over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde beleids- en beheersmatige activiteiten.

  • Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;

  • Schatkistbankieren;

  • Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover jaarlijks rapporteren aan de concern controller

Kassier

  • Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen (saldoregulatie);

  • Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;

  • Het aanleveren van tijdige, volledige en juiste gegevens aan de financiële administratie inzake de liquiditeitspositie;

Sub-kassier

  • Het ontvangen van contante gelden en afstorten ervan aan de bank

De externe accountant

  • Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

 

XVI Bevoegdheden

Artikel 16.  

In onderstaande tabel staan na besluitvorming door het college de bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde flattering.

 

Voorbereiding door (eerste handtekening)

Autorisatie door (tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1 . Het uitzetten van middelen via callgeld,

Treasurer

Administrateur

2. Het aantrekken van middelen via callgeld of kasgeld

Treasurer

Administrateur

3.A Betalingsopdrachten voorbereiden

 

3.B Betalingsopdrachten versturen

Incassomedewerker

 

Autorisatiefunctionaris cf overzicht bank

 

 

Autorisatiefunctionaris cf overzicht bank

Bankrelatiebeheer

4. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Administrateur

Algemeen directeur

5. Bankcondities en tarieven afspreken

Administrateur

Algemeen directeur

Risicobeheer

6. Het afsluiten van derivatentransacties

Hoofd faciliteiten en bedrijfsvoering

College van B&W

Financiering en uitzetting

7. Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Administrateur

Algemeen directeur

8. Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen en MTN's zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Administrateur

Algemeen directeur

9.A Het uitzetten van middelen via MTN's, CD's, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut en nader benoemd in artikel X langlopende uitzettingen met een looptijd van ten minste 1 jaar

 

9.B Het uitzetten van middelen via (staats)obligaties

 

9.C Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Administrateur

 

 

 

 

 

Hoofd faciliteiten en bedrijfsvoering

 

Hoofd faciliteiten en bedrijfsvoering

Algemeen directeur

 

 

 

 

 

College van B&W

 

College van B&W

10. Het beleggen van middelen in garantieproducten

Afdelingshoofd faciliteiten en bedrijfsvoering

College van B&W

11. Het garanderen van middelen uit hoofd van de publieke taak

Afdelingshoofd faciliteiten en bedrijfsvoering

College van B&W

 

XVII Informatievoorziening

Artikel 17.  

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

 

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1. Gegevens met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Kwartaal / Incidenteel *

afdelingshoofd

Beleidsmedewerker belast met opstellen liquiditeitsplanning

2. Liquiditeitenplanning

Naar behoefte

Beleidsmede-werker belast met opstellen liquiditeits-planning

Treasurer

3. Schatkistbankieren

Dagelijks

Administrateur

Kassier

3. Beleidsplannen treasury in treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

4. Evaluatie en verantwoording van treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van de jaarrekening

Jaarlijks

Treasurer

Gemeenteraad

5. Informatie aan derden (CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Ambtenaar belast met invulling van IV-3

Derden

6.A Leningenbesluit van uitgezette middelen via MTN’s, CD’s, onderhandse geldleningen met een looptijd van tenminste 1 jaar

 

6.B Uitzetting van middelen via (staats)obligaties

 

6.C Garantiebesluiten die voortvloeien uit verstrekkingen van middelen aan derden uit hoofde van de publieke taak

binnen 14 dagen na besluit

 

 

 

per uitzetting eenmalig vooraf

 

per verstrekking eenmalig vooraf

Treasurer

 

 

 

 

Hoofd faciliteiten en bedrijfsvoering

 

Hoofd faciliteiten en bedrijfsvoering

College van B&W

 

 

 

 

College van B&W

 

 

College van B&W

 

* bij het opstellen van de begroting/beleidsplan, bijstelling in elk geval bij de voor- en najaarsnota en bij het constateren van belangrijke afwijkingen van de prognose.

 

XVIII Inwerkingtreding

Artikel 18.  

Dit treasurystatuut treedt vanaf 01-07-2021 in werking.

7. Memorie van toelichting

 

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente Rijssen-Holten op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). In het treasurystatuut geeft het gemeentebestuur aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het "risicoprofiel" van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

 

De treasuryparagraaf bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido, de Regeling uitzetting en derivaten en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente "duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities". De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken dan wel haar overtollige middelen uit te zetten bij de schatkist of andere decentrale overheden. De condities die daarbij worden bedongen, dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico's: renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's, interne liquiditeitsrisico's en valutarisico's. Het is de taak van de treasury dergelijke risico's tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan onder andere uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten binnen de wettelijke kaders (dan wel zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico's worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico's; de treasuryfunctie is immers geen winstgerichte afdeling ("profit center"). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut dient desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de "publieke taak" waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen "uit hoofde van de publieke taak" en het uitzetten van middelen "uit hoofde van treasury".

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettinqen "uit hoofde van treasury" (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

 

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriele regelingen wordt het begrip "prudent" nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten - het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen - zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

 

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve geen betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de "publieke taak" van de gemeente .

Artikel 3 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico's.

Gezien de (mogelijke) complexiteit van derivaten en de beperkte kennis binnen de organisatie omtrent dergelijke instrumenten, zal vooraf advies worden ingewonnen van een onafhankelijke adviseur. Het college van burgemeester en wethouders neemt hierover een besluit.

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot een jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Per kwartaal wordt door het CBS toezicht gehouden op overschrijding van de kasgeldlimiet. Frequente overschrijding wordt teruggekoppeld met de provincie.

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico's op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal per 1 januari van enig jaar (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 4 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen dan wel uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn. Uitzettingen bij decentrale overheden vereisen een langere horizon dan de uitzettingen bij de schatkist waarbij dagelijks afroming of bijstorting plaatsvindt.

Artikel 4 lid 4/5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd bij decentrale overheden indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van leningen en uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling/rentestijging op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de "nominate waarde") uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld, participatie in BCM-fondsen of deposito's worden geen koersrisico's gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito's en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico's worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen (minimale) rente worden uitgekeerd.

 

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

 

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de "publieke taak" van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2

Koersrisico's kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar - wegens wijziging in de liquiditeitenplanning voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico's zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1.

Ter beperking van kredietrisico's zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen. Uitzettingen aan decentrale overheden wordt niet getoetst aan de kredietwaardigheid. Provinciaal wordt namelijk getoetst of een gemeente nog kredietwaardig is. Voor uitzetting van de drempelbedragen vindt wel toetsing plaats volgens de hieronder beschreven rating.

 

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating "agencies" zoals Standard & Poor's, Moody's en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor's en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody's kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D.

Een A-rating staat voor "zeer kredietwaardig".

 

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een "solvabiliteitsvrije status") is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten. Overtollige gelden als belegging uitlenen aan woningcorporaties is niet toegestaan. Bij leningen aan woningcorporaties moet sprake zijn van een publiek belang.

Artikel 6 lid 2

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico's te beheersen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico's doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

 

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Gelet op complexe materie (verloop meerjarige investeringsplanning, grondexploitatie) is gekozen om een liquiditeitenplanning met een periode van 2 jaar op te stellen.

 

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden (bezwaren/ beroep/ arbeidsmarktfactoren/ economische situatie/etc.) die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de concernstaf taakveld financiële administratie juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 9 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal € 453.000. Deze maakt onderdeel uit van een Medium Term Note programma.

Artikel 9 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan een jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt.

 

In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 1

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de "tegenpartijen". De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de AFM staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum indien mogelijk af te stemmen op verwachte ontvangsten. Ook het tijdig en tegen het juiste volume terughalen vanuit de schatkist zal op elkaar afgestemd moeten worden. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (dan wel middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat de kosten van het overboeken van middelen tussen verschillende banken worden vermeden.

Artikel 13 lid 1

Het saldo- en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente . Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van de rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot een gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend (systeem van concernrekening met meerdere (sub) rekeningen).

Artikel 13 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet ("rood") te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico's, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico's van de gemeente.

Artikel 17 pt-1

Afdelingen dienen "incidenteel" informatie te verschaffen in een zo vroeg mogelijk stadium waarin zich significante wijzigingen aandienen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering /afwijking ontvangsten/ subsidiebijdragen).

 


1

Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein.