Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borsele

Transitievisie Warmte Borsele

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorsele
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTransitievisie Warmte Borsele
CiteertitelTransitievisie Warmte Borsele
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-10-2022nieuwe regeling

13-01-2022

gmb-2022-481205

Z20.006973 D21.579344‎

Tekst van de regeling

Intitulé

Transitievisie Warmte Borsele

De gemeenteraad van Borsele;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders‎, zaaknummer Z20.006973 document D21.579344‎;

 

besluit:

 

  • 1)

    de Regionale Structuur Warmte (RSW) vast te stellen;

  • 2)

    de Transitievisie warmte (TVW) vast te stellen;

  • 3)

    schriftelijk bij het Rijk en de VNG kenbaar te maken dat de gezamenlijke ambities niet verwezenlijkt kunnen worden zonder Rijksbijdragen;

Beste inwoner van de gemeente Borsele, wat betekent deze Transitievisie Warmte voor u en wat kunt u doen?

 

In Zeeland maken we de overstap naar aardgasvrij. Vóór 2050 gaan we over op duurzame warmtebronnen om onze gebouwen te verwarmen en om te koken. De Transitievisie Warmte is een visie op de stapsgewijze overgang naar aardgasvrij en omschrijft de meest logische routes per wijk of dorp in onze gemeente om deze stappen te zetten. We laten zien wat die stappen inhouden en waar we mogelijk kunnen beginnen. De visie omschrijft ook hoe we dat de komende tijd willen gaan doen.

 

Vandaag een visie betekent niet dat we morgen aardgasvrij zijn. De visie geeft niet nu al een eindoplossing die in beton is gegoten. Dat komt omdat we nog aan het begin van de transitie staan en er nog veel onzekerheden zijn. Gelukkig hebben we nog tijd tot 2050, om ervaring op te doen en in te spelen op financiële en technische ontwikkelingen. We houden rekening met deze ontwikkelingen en richten ons vooral op maatregelen waarmee we de komende jaren uw woning voorbereiden op de transitie, met spijtvrije maatregelen.

 

In gebieden waar we al wel kansen naar aardgasvrij zien, gaat ook niet morgen de schop in de grond. We beginnen met verdere verkenning en planvorming. Dat betekent: een onderzoek naar de technische en financiële haalbaarheid, een verkenning van de bereidheid in een buurt om mee te doen, maar ook welke ondersteuning vanuit de gemeente nodig is. Daarbij kijken we ook naar wat nodig is om gebouwen stapsgewijs geschikt te maken voor andere warmtebronnen zodat ze ook straks comfortabel verwarmd kunnen worden.

 

Als u in één van deze gebieden woont, wordt u ruim van tevoren geïnformeerd en uitgenodigd om mee te denken. Om echt in wijken of dorpen te kunnen starten is het belangrijk dat er voldoende geld vanuit het Rijk is om de overgang naar aardgas betaalbaar te maken. Meeliften op een initiatief in wijk of dorp kan (financiële) voordelen hebben. Maar u bent vrij in uw keuze om daaraan deel te nemen of op termijn voor een eigen alternatief te kiezen.

 

Een overgrote meerderheid van de wijken en dorpen in Borsele zullen voorlopig niet van het aardgas af gaan. Wel willen we iedereen die dat wil de kans bieden om al stappen te zetten. We hebben namelijk de nadrukkelijke wens en uitdaging om snel werk te maken van de mogelijkheden om onze CO2-uitstoot terug te dringen. Te beginnen met gemiddeld 49% CO2-reductie in 2030. Dit realiseren we in eerste instantie door de vraag naar energie terug te dringen. We ontwikkelen daarom een aanpak om u te informeren en te helpen bij keuzes voor verduurzaming, waarbij isoleren een belangrijke eerste stap is. Door dat slim te doen, zet u een stap om de woning helemaal of grotendeels klaar te maken voor een aardgasvrije oplossing. Er zijn ook andere maatregelen die u nu al in uw woning kunt nemen om stappen te zetten naar aardgasvrij en eigen duurzame energie op te wekken. In bijlage E vindt u een uitgebreider handelingsperspectief.

 

Energiek Zeeland www.energiekzeeland.nl en Duurzaam Bouwloket kunnen u hierbij helpen www.duurzaambouwloket.nl. Meer informatie en suggesties om zelf aan de slag te gaan vindt u op www.iedereendoetwat.nl en www.milieucentraal.nl. Informatie over aardgasvrij wonen en voorbeelden vindt u ook op www.hierverwarmt.nl.

 

Voorwoord

 

Het is me een genoegen om deze Transitievisie Warmte (TVW) aan u te mogen presenteren.

 

Met deze Transitievisie Warmte maken we een start om Borsele aardgasvrij te maken. Dat betekent niet dat we morgen al aardgasvrij zijn. We hebben uw input, maar ook die van ondernemers en maatschappelijke organisaties, hard nodig om te zorgen dat gebouwen in Borsele in 2050 niet meer met aardgas verwarmd worden. We hebben dus nog de tijd, maar we kunnen niet op onze lauweren rusten. ‘Stilstand is achteruitgang’, dus waar het kan moeten we nu aan de slag met de energietransitie.

 

Belangrijk daarbij is dat het een haalbare, betaalbare en sociale warmtetransitie wordt waar iedereen aan mee kan doen. Kleine aanpassingen, zoals isolatie, ledverlichting en elektrisch koken zijn al een eerste aanzet naar een duurzamere Borsele.

 

Ik hoop dat deze visie voor iedereen een inspiratiebron mag zijn naar een duurzamere samenleving en een aardgasvrij 2050.

 

Met vriendelijke groet,

 

Wethouder

 

Arno Witkam

 

 

Samenvatting

In 2050 worden gebouwen in Nederland niet meer met aardgas verwarmd. Dat is nodig om onze CO2-uitstoot terug te dringen en klimaatverandering tegen te gaan. Ook willen we de afhankelijkheid van aardgas verminderen, zowel uit Groningen als uit het buitenland.

 

Daarom gaan we1 in Borsele onze gebouwen en huizen op een duurzame manier verwarmen. Deze overstap naar duurzame, aardgasvrije verwarming noemen we de warmtetransitie. Volgens het Nederlands Klimaatakkoord moeten alle gemeenten uiterlijk in 2021 hun Transitievisie Warmte (TVW) vaststellen. Hierin zijn de alternatieven voor aardgas en het handelingsperspectief per wijk of buurt nader uitgewerkt. De TVW wordt iedere vijf jaar herijkt om de nieuwste inzichten op het gebied van innovatie en wet- en regelgeving mee te kunnen nemen.2

 

Uitgangspunten en kijk op de warmtetransitie

Met input van inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties hebben we uitgangspunten en selectiecriteria opgesteld voor de warmtetransitie. Deze komen in hoofdstuk 2 aan bod.3 Op basis van deze uitgangspunten is de volgende kijk op de warmtetransitie geformuleerd:

We werken samen aan een haalbare, betaalbare en sociale warmtetransitie. Hierin zetten we ons met Zeeuwse samenwerkingskracht gecombineerd met lokaal maatwerk en eigenaarschap in om de doelstelling van 49 procent CO2-besparing in 2030 te realiseren. We streven vooralsnog geen vastgesteld percentage volledig aardgasvrije gebouwen na. We zien besparing als essentiële stap en vertalen dit naar een strategie om gemeentebreed in te zetten op isolatie en andere maatregelen, op zo’n manier dat we tevens de gebouwen klaarmaken voor de overstap naar aardgasvrij. Daar waar de isolatiestap al gezet is, informeren, motiveren en faciliteren we inwoners om de vervolgstap te zetten naar een hybride of volledig elektrische warmtepomp. We stimuleren daarnaast een verdere verkenning naar warmtenetten in onze gemeente

 

Het transitiepad naar aardgasvrije verwarming

Voor de verschillende buurten en dorpen in onze gemeente hebben we een transitiepad uitgestippeld waarin staat welke stappen op welke manier gezet kunnen worden naar een toekomst zonder aardgas.4 Dit is op basis van de huidige stand van de kennis, beschikbare techniek en wetgeving. Een transitiepad zegt iets over hoe kansrijk een alternatief voor aardgas is voor een buurt, en hoe we dat alternatief in die buurt stap voor stap realiseren.

 

Deze transitiepaden hebben we weergegeven in een transitiekaart (figuur 1). In elk transitiepad zijn enkele maatregelen nodig die gebouweigenaren die aan het begin van de warmtetransitie staan sowieso kunnen nemen. Het gaat dan om isoleren, ventileren, elektrisch koken en in sommige gevallen het aanpassen van de binneninstallatie. Met deze maatregelen besparen we energie, vergroten we het wooncomfort én bereiden we de woning voor op verwarmen zonder aardgas. Dit noemen we het ‘transitiegereed maken’ van het gebouw.

 

We onderscheiden voor Borsele de volgende transitiepaden

 

  • Hybride warmtepompen en lokale gasvrije opties

Borselse buurten, wijken en dorpen zijn divers, kennen relatief veel oudbouw, met veel woningen die gebouwd zijn tussen 1950 en 1980, en een lage bebouwingsdichtheid. Volledig gasvrije verwarming is dan vaak kostbaar en technisch ingewikkeld, zeker als het gaat om vooroorlogse gebouwen. Daarnaast bestaan deze buurten overwegend uit particuliere woningeigenaren, wat collectiviteit lastiger te organiseren maakt. Dit type buurt zien we in het grootste deel van Borsele. In deze buurten kiezen we er daarom voor om op natuurlijke momenten, tussen nu en 2050, zoveel mogelijk gas te besparen met isolatie, hybride warmtepompen en lokale, gasvrije warmteopties als dat haalbaar en betaalbaar is. De resterende gasvraag vullen we op termijn in met duurzaam gas.

 

  • Onderzoek lokaal/regionaal warmtenet

In 2020 hebben de gemeente en Zeeland Refinery een eerste haalbaarheidsonderzoek gedaan naar het gebruik van restwarmte van Zeeland Refinery. Rondom deze fabriek ligt een aantal dorpen die mogelijk verwarmd kunnen worden met restwarmte van deze fabriek en overige potentiële restwarmte bronnen. Dit gaat om de buurten Borsele, ‘s-Heerenhoek, Nieuwdorp, Lewedorp en Heinkenszand. Het onderzoek laat zien dat een warmtenet technisch realiseerbaar is. Warmtenetten kunnen gefaseerd worden aangelegd met een gebiedsgerichte aanpak waarmee per fase clusters van gebouwen van het aardgas zullen afgaan om te worden aangesloten op een collectief warmtenet. Uit vervolgonderzoek zal blijken of een lokaal warmtenet technisch, energetisch en financieel gezien kan concurreren met andere warmteopties. En of er nog andere lokale warmteleveranciers zijn.

 

  • Elektrische warmtepompen (all-electric)

Borsele kent geen volledige all-electric buurten, er zijn wel een aantal aandachtsgebieden binnen onder andere ‘s-Gravenpolder en Heinkenszand die kansrijk zijn om met all-electric oplossingen aan de slag te gaan. In een all-electricgebied ligt in de toekomst in principe alleen een elektriciteitsnet in de grond. Deze gebouwen maken gebruik van een warmtepomp voor verwarming. De keuze voor een warmtepomp zal door individuele gebouweigenaren gemaakt worden en afhankelijk zijn van natuurlijke momenten zoals vervanging van de Cv-ketel. Een aanpak om gelijktijdig als wijk of dorp de overstap te maken ligt daarom niet voor de hand. Nadruk zal gaan liggen op het gericht infomeren, motiveren en faciliteren van inwoners (een ‘doelgroepenaanpak’).

 

  • Bedrijventerreinen

Bedrijventerreinen in Borsele volgen een eigen transitiepad met veel aandacht voor maatwerk. Dat komt omdat de warmtevraag van bedrijven sterk verschilt, al naar gelang de functie van het bedrijf. Sommige bedrijven hebben helemaal geen warmtevraag, zoals opslagloodsen, anderen hebben een grote koudevraag, zoals kantoren en vrieshuiscomplexen, en weer anderen hebben hoge temperatuur nodig voor bedrijfsprocessen. We voorzien daarom meerdere oplossingen op een bedrijventerrein, zowel individueel als kleinschalig collectief.

 

  • Recreatieterreinen

Recreatievastgoed volgt net als bedrijventerreinen een eigen transitiepad zodat ook hier ruimte is voor maatwerk. Dit vastgoed heeft als kenmerk dat het terrein meestal een collectieve elektriciteit- en gasaansluiting heeftinfrastructuur op het park zelf is op eigen terrein, en dus vaak in eigendom. Voordeel is dat elektriciteit voor deze plekken goedkoop is dankzij een lage energiebelasting, waardoor elektrificeren loont. Ook worden de huisjes vaak meer gebruikt in de lente en zomer – dus buiten het stookseizoen. Daarom is bijvoorbeeld infrarood een mooie en betaalbare oplossing, aangevuld met een (zonne)boiler voor warm tapwater. De huisjes hebben een natuurlijk overstapmoment als de woningen een renovatiebeurt krijgen.

 

  • Nieuwbouw: altijd aardgasvrij en volgt de fasering van de gebiedsontwikkeling

Alle nieuwbouw in Borsele wordt, overeenkomstig landelijke wetgeving, aardgasvrij gerealiseerd. Voor de meeste nieuwbouwontwikkelingen zal gelden dat een warmtepomp de optimale warmteoptie is. Alleen voor grootschalige ontwikkelingen kan een collectieve warmteoptie, zoals een warmtenet of bronnet, worden onderzocht. Het moet dan gaan om aantallen vanaf ca. 50 woningen in dichtheden vanaf 30 woningen per hectare.

 

  • Startkansen

Naast de transitiepaden die we voor de gemeente per buurt hebben bepaald, zien we ook een aantal concrete startkansen:

Nadere uitwerking van de warmtenetkansen voor buurten Borsele, ‘s-Heerenhoek, Nieuwdorp, Lewedorp en Heinkenszand.

We zien mogelijkheden voor een gebiedsgerichte isolatieaanpak en voor een gebiedsgerichte all-electric aanpak in Kwadendamme. In hoofdstuk 5 wordt dit nader toegelicht.

 

Figuur 1: transitiekaart van de gemeente Borsele

 

Stappen richting de uitvoering

Als vervolg op deze TVW werken we aan een aantal stappen om met de uitvoering aan de slag te gaan. We beginnen met de voorbereiding om de transitiepaden naar de praktijk om te zetten. Dat doen we met een doelgroepgerichte aanpak en met een gebiedsgerichte aanpak.

 

Met de doelgroepgerichte aanpak willen we inwoners informeren, motiveren en stimuleren om hun woningen transitiegereed te maken en waar mogelijk al de overstap te maken naar een hybride warmtepomp of een volledig elektrische warmtepomp. We zien een rol voor de provinciale subtafel TVW5 om deze aanpakken, samen met vertegenwoordigers van andere Zeeuwse gemeenten, verder uit te denken en handen en voeten te geven met de beschikbare kennis en middelen. Communicatie, participatie en financiering zijn essentiële bouwstenen om hiermee aan de slag te kunnen. Op regionaal/provinciaal niveau zal voor participatie en communicatie een plan worden opgesteld met bruikbare kaders en handvatten om onze inwoners blijvend te informeren en betrekken. Een goed informatieloket moet bovendien zorgen dat de juiste informatie gebundeld en beschikbaar is, met handelingsperspectieven voor inwoners én de juiste verwijzing naar ondersteunende partijen en financieringsmogelijkheden om de drempel tot actie zo laag mogelijk te maken.

 

Voor de startkansen gaan we aan de slag met een gebiedsgerichte aanpak als opstap naar een (wijk)uitvoeringsplan. Hier zien we een rol om samen met de belangrijkste stakeholders uit de projectgroep de samenwerking voort te zetten en deze kansen met elkaar verder te verkennen. We maken hierbij dankbaar gebruik van de aanpak, kennis en middelen op regionaal niveau, maar maken de vertaalslag naar onze eigen lokale werkwijze. Als gemeente zien we in samenwerking met de projectgroep ook een rol in het naleven van de doelstelling voor 2030 en het monitoren van de voortgang om hierop tussentijds te kunnen bijsturen.

 

Om van transitievisie naar uitvoering te komen, is extra capaciteit nodig om gemeentelijke taken op het gebied van warmtetransitie en energiebesparing te kunnen uitvoeren, nog los van het opstellen en uitvoeren van (wijk)uitvoeringsplannen.6

1 Inleiding

 

Borsele gaat stap voor stap van het aardgas af. Vóór 2050 gaan we over op duurzame warmtebronnen om ons huis en alle andere gebouwen te verwarmen en om te koken. Om te bepalen hoe we dat gaan doen, stellen we een Transitievisie Warmte (TVW) op. In een TVW geven we aan hoe we dorpen en wijken aardgasvrij gaan verwarmen en koken, en welke stappen we daartoe kunnen zetten. De TVW is een visie op hoofdlijnen met de kennis van nu. De TVW geeft richting, maar biedt tegelijkertijd ruimte om bij te sturen en te leren. Daarom actualiseren we de TVW minimaal iedere vijf jaar.

 

1.1 Landelijke context

Net als alle andere landen moet Nederland een flinke inspanning leveren om de opwarming van de aarde te beperken tot maximaal 2°C, en met een streven naar niet meer dan 1,5°C. Daarover hebben we afspraken gemaakt in het Klimaatakkoord van Parijs. In 2019 ondertekenden overheden, organisaties en bedrijven in Nederland het Nationale Klimaatakkoord. Hierin staan concrete afspraken om de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49% te verminderen ten opzichte van 1990. Het Nederlandse doel is om in 2050 een volledig aardgasvrije samenleving te hebben. Voor de gebouwde omgeving zijn dit bijna acht miljoen woningen en één miljoen utiliteitsgebouwen.

 

Gemeenten hebben een regierol in deze transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving. Het Klimaatakkoord vraagt gemeenten om te werken aan plannen op drie niveaus, waartussen afstemming plaatsvindt (figuur 2):

  • 1.

    Op Regionaal niveau doen we dat in de vorm van de Regionale Energie Strategie (RES), waarin we duurzame energiebronnen in de regio in kaart brengen. Onderdeel van de RES is de Regionale Structuur Warmte (RSW), waarmee we de regionale beschikbare warmtebronnen, het verdeelvraagstuk van warmte binnen de regio, de benodigde infrastructuur en de ruimtelijke impact en kosten in beeld brengen.

  • 2.

    Op gemeentelijk niveau doen we dat in de vorm van de TVW, die elke gemeente uiterlijk eind 2021 vaststelt. De TVW beschrijft hoe de gemeente samen met stakeholders de warmtevraag in de gebouwde omgeving op een aardgasvrije en duurzame manier kan invullen en in welk tempo dat zal verlopen. Het aardgasgebruik van industriële bedrijven valt buiten de scope van de TVW.

  • 3.

    Op plekken waar we starten met een traject richting aardgasvrij stellen we een (wijk)uitvoeringsplan op wijk of dorpsniveau op. In het uitvoeringsplan kan worden bepaald hoe de uiteindelijke warmtevoorziening voor bijvoorbeeld een dorp of wijk eruit komt te zien. Daarbij worden de inwoners, overige gebouweigenaren en andere belanghebbenden nauw betrokken.

1.2 De warmtetransitie in Zeeland

De Zeeuwse overheden hebben besloten om samen de schouders te zetten onder de energietransitie in de provincie. Eén van de belangrijke onderdelen hierin is de verduurzaming van de gebouwde omgeving. Dat komt tot uiting in onder andere het Zeeuws Energieakkoord en de gezamenlijke aanpak richting een TVW per Zeeuwse gemeente.

 

Figuur 2 Planvorming op drie niveaus in de warmtetransitie

 

Zeeuws Energieakkoord (RES)

De ambitie van de RES in Zeeland is samengebracht onder de vlag van het Zeeuws Energieakkoord. Hierin staan afspraken hoe in 2030 en 2050 respectievelijk 49% en 95% CO2-uitstoot gereduceerd gaat worden binnen de sectoren Gebouwde Omgeving, Mobiliteit en Elektriciteit. Deze uitwerking van het Klimaatakkoord op Zeeuws niveau wordt ook wel “Parijs op z’n Zeeuws” genoemd. In de RES 1.0 wordt onderstreept dat de Zeeuwse gebouwde omgeving divers en uniek is, en dat er drie belangrijke knoppen zijn om aan te draaien: vermindering van de energievraag, verduurzaming van het energieaanbod en toepassing van duurzame installaties en producten. Veel is nog onduidelijk als het gaat om de bruikbaarheid van Zeeuwse warmtebronnen. En of ze, als ze bruikbaar zijn, ook daadwerkelijk efficiënt voor warmtevoorziening in de Zeeuwse gebouwde omgeving ingezet kunnen worden. Daarom wordt in de RES 1.0 het belang benadrukt van vol inzetten op energiebesparing, vooral door isolatie van gebouwen.

 

Regionale Structuur Warmte (RSW)

Onderdeel van de RES is de Regionale Structuur Warmte (RSW). De RSW geeft inzicht in een mogelijke regionale verdeling van warmtebronnen en welke toekomstige warmteinfrastructuur daarvoor nodig is. De RSW stelt vier conclusies:

  • Reduceren van de warmtevraag, bijvoorbeeld door isolatie, is altijd van groot belang in heel Zeeland.

  • Warmtenetten voorkomen elektrificatie en onnodige verzwaring van het elektriciteitsnet. Warmtenetkansen moeten we daarom onderzoeken.

  • Restwarmte is op een paar plekken in Zeeland zeer kansrijk, maar kent grote ontwikkelrisico’s. Daarnaast zijn er in Zeeland diverse lokale bronnen mogelijk, zoals zonthermie.

  • Er is niet alleen regionale afstemming nodig voor warmte, ook voor elektriciteit en duurzaam gas.

 

1.2.1 Zeeuwse aanpak van de TVW

Twaalf van de dertien gemeenten in Zeeland, te weten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen hebben in een gezamenlijk traject gewerkt aan de TVW 2021. Gedurende dit traject heeft op provinciaal niveau afstemming plaatsgevonden over het proces, over de gezamenlijke uitgangspunten en over inzichten in aardgasvrije oplossingen.

 

Figuur 3: Proces TVW met een provinciale basis en lokale verdieping

 

Met de provinciale basis is elke gemeente aan de slag gegaan met een lokaal traject, waarin samengewerkt is om te komen tot een visie per gemeente. Ook het gesprek met de samenleving is lokaal gevoerd. Provinciale afstemming bleef parallel aan het lokale traject plaatsvinden.

 

1.3 De warmtetransitie in Borsele

In Borsele zijn we al langere tijd bezig met beleid en uitvoering rondom verduurzaming van onze gemeente. Hier lichten we kort de lokale context en lopende activiteiten toe, waar deze TVW bij aan zal gaan sluiten:

 

  • We hebben op dit moment circa 11.900 woningen in onze gemeente, waarvan het overgrote deel nog aangesloten is op het aardgas.

  • Zeeland wordt gekenmerkt door veel landelijk gebied, zo ook Borsele. De bebouwing in onze gemeente is relatief oud en ook verspreid. Meer dan de helft van de woningen is gebouwd voor 1970, en zo’n 70% is in eigen woningbezit

  • RHEDCOOP: we werken al met enkele dorpen aan plannen voor energieneutrale dorpen in 2045

  • Restwarmteonderzoek Borsele. Een aantal Borselse kernen is gunstig gelegen ten opzichte van Zeeland Refinery, waarmee er zich een kans voordoet om een warmtenet te realiseren, naar de gebouwde omgeving, waarbij restwarmte wordt uitgekoppeld. Deze kans is reeds onderzocht door bureau Greenvis, wat heeft geleid tot een haalbaarheidsstudie met businesscase. Dit wordt op dit moment verder uitgewerkt

1.4 Wie hebben meegedacht?

1.4.1 Regionale en lokale stakeholders

 

Figuur 3 laat het proces zien hoe de TVW van Borsele tot stand is gekomen. In zowel het provinciaal als lokale traject hebben verschillende stakeholders meegewerkt. Deze regionale en lokale stakeholders worden hieronder kort geïntroduceerd.

 

TVW op provinciaal niveau

Onderdeel van het Zeeuws Energieakkoord is de provinciale projectgroep TVW Zeeland. Deze bevat een afvaardiging namens alle Zeeuwse gemeenten, de gezamenlijke woningcorporaties, netbeheerder Enduris, provincie Zeeland en Zeeuwind (namens alle energiecoöperaties en de Participatiecoalitie). De werkzaamheden van de provinciale projectgroep vinden plaats in afstemming met het Zeeuws Energieakkoord, RES Zeeland en Waterschap Scheldestromen. Deze partijen hebben deelgenomen aan gezamenlijke werksessies, waar onder andere de gezamenlijke uitgangspunten provinciaal zijn opgesteld en inzichten zijn opgehaald over aardgasvrije oplossingen. Als onderdeel van de provinciale projectgroep heeft de subtafel TVW met alle ambtelijk projectleiders van de 12 gemeenten tussentijds meegedacht met de visievorming.

 

TVW op lokaal niveau

Een lokale projectgroep van betrokken partijen heeft gewerkt aan de verschillende onderdelen van deze TVW, zoals de validatie van de transitiekaart en prioritering, het bepalen van een uitvoeringsstrategie en het bestuurlijke besluitvormingsproces. In deze projectgroep nam de gemeente deel waarbij verschillende beleidsvelden waren vertegenwoordigd, samen met woningcorporatie Beveland Wonen, netbeheerder Enduris en de provincie.

1.4.2 Inwoners en bedrijven

Om deze TVW tot stand te brengen, hebben we inwoners, bedrijven, gemeenteraden en andere stakeholders op verschillende manieren en momenten in het proces betrokken. 977 inwoners en bedrijven in Zeeland hebben via een enquête laten weten wat ze belangrijk vinden in de overstap naar aardgasvrij (zie bijlage A). 75 raadsleden hebben de enquête ingevuld. Uit Borsele hebben 70 inwoners deelgenomen aan de enquête. Deze inbreng is verwerkt in de uitgangspunten en in het hoofdstuk Uitvoeringsstrategie. Aanvullend volgt er nog een raadpleging van het inwonerpanel in Borsele.

 

Voor Borsele heeft daarnaast een lokale inwonersavond plaatsgevonden, namelijk op 1 juni 2021. Inwoners zijn toen geïnformeerd over de tussentijdse resultaten van de TVW, hebben ruimte gekregen om vragen te stellen en we zijn tijdens deze avond met inwoners in gesprek gegaan over vervolgstappen die nodig zijn richting uitvoering. Gezien het grote belang van isoleren als tussenstap naar uiteindelijke aardgasvrije oplossingen, hebben we inwoners vooral bevraagd op de belemmeringen waar zij nu tegenaan lopen bij het aan de slag gaan met isoleren en wat er nodig is om inwoners hierbij verder te helpen. Deze input is gebruikt om het hoofdstuk Uitvoeringsstrategie te verrijken.

 

Houd dit in gedachten bij het lezen van deTVW

De route naar aardgasvrij is niet in beton gegoten

Dit is een eerste TVW van de Borsele. Het beeld van de transitie naar een aardgasvrij Borsele geeft een duidelijke richting weer, maar moet de komende jaren steeds herijkt worden. Wel is zeker dat dat steeds meer individuele eigenaren de stap naar aardgasvrij zullen gaan zetten en dat het verder beperken van de warmtevraag in heel Borsele essentieel is.

 

We blijven continu leren en passen ons aan

Flexibel blijven in de uitvoering, continu leren, en ruimte bieden aan innovatie is belangrijk voor een haalbare en betaalbare transitie. Ook vinden we het belangrijk om initiatieven van onderop die passen binnen de uitgangspunten van deze TVW te stimuleren. Ook nieuwe wetgeving kan van invloed zijn op de uitvoering. In de nieuwe kabinetsperiode verwachten we bijvoorbeeld de Omgevingswet en de Wet collectieve warmtevoorziening.

 

1.5 Leeswijzer

Deze inleiding wordt gevormd door hoofdstuk 1. In hoofdstuk 2 gaan we in op de uitgangspunten en onze kijk op de warmtetransitie in Zeeland. In hoofdstuk 3 gaan we in op de techniek: welke duurzame alternatieven voor aardgas zien we en hoe komen we tot een voorkeur voor een warmteoptie per buurt. In hoofdstuk 4 leggen we uit welke transitiepaden naar aardgasvrij we voorzien voor Borsele en hoe we zijn gekomen tot de transitiekaart. In hoofdstuk 5 gaan we ten slotte in op de eerste stappen richting uitvoering die nodig zijn om na deze visie aan de slag te gaan met de warmtetransitie.

2 Uitgangspunten en kijk op de warmtetransitie

 

We hebben Zeeuws breed nagedacht over de uitgangspunten voor de warmtetransitie. Deze hebben we omgezet ten behoeve van de transitie naar een aardgasvrij Borsele. De inbreng van stakeholders en resultaten uit de eerste participatieronde zijn hierin meegenomen. De uitgangspunten zijn leidend om de warmtetransitie in de gemeente Borsele tot een succes te maken en bieden richting aan het bepalen van de voorkeursoptie(s) per wijk of dorp. De uitgangspunten zijn in dit hoofdstuk samengevat en in uitgebreidere vorm terug te lezen in de notitie van uitgangspunten en selectiecriteria als onderdeel van bijlage B. Dit hoofdstuk zal naast de uitgangspunten ook onze kijk op de warmtetransitie toelichten.

 

2.1 Uitgangspunten

Deze paragraaf beschrijft op beknopte wijze de uitgangspunten:

 

  • Iedereen kan meedoen: we streven naar haalbare en betaalbare oplossingen voor alle inwoners. Daar kunnen we provinciaal en lokaal aan bijdragen door uit te gaan van de laagste maatschappelijke kosten.7

  • We gaan voor een eerlijke en sociale transitie: we gaan zorgvuldig en stapsgewijs te werk, we houden rekening met individuele situaties of knelgevallen en zoeken naar de beste oplossing voor iedere situatie. De warmtetransitie mag geen energiearmoede veroorzaken of versterken en waar mogelijk moet de transitie deze zelfs verminderen.

  • Inwoners willen meedoen: voldoende draagvlak is cruciaal aangezien de warmtetransitie tot achter de voordeur zal komen. We geven gehoor aan ideeën en bieden ruimte aan eigen initiatieven. We streven naar een zo hoog mogelijk wooncomfort als belangrijke randvoorwaarde voor draagvlak en deelname aan de warmtetransitie.

  • Partijen zijn tevreden over de manier en mate van samenwerken: een robuust samenwerkingsverband als fundament voor de transitie geeft de visie draagkracht en is essentieel om er uiteindelijk voor zorgen dat uitgesproken ambities realiteit worden.

  • We maken optimaal gebruik van de kracht van Zeeuwse samenwerking, maar zetten in op lokaal maatwerk en eigenaarschap. De warmtetransitie vraagt om maatwerk op lokaal niveau, want geen gemeente is hetzelfde. Dit lokale vraagstuk biedt ruimte voor lokaal eigenaarschap en oplossingen door en voor de inwoners van een gemeente.

  • We zetten beweging in gang: quick-wins voor draagvlak en motivatie. Om ervoor te zorgen dat we in beweging komen, hebben we aandacht voor quick-wins. Deze snelle resultaten geven ons energie en motivatie en vergroten het draagvlak.

  • We streven naar een zo laag mogelijke maatschappelijke impact en zo hoog mogelijke maatschappelijke meerwaarde: dat de warmtetransitie impact gaat hebben op onze omgeving is een feit maar wát de maatschappelijke impact zal zijn, hebben we zelf in de hand. We sturen op een zo laag mogelijke maatschappelijke impact en zo hoog mogelijk maatschappelijke meerwaarde.

2.2 Kijk op de warmtetransitie

Op basis van de uitgangspunten is er een kijk op de warmtetransitie geformuleerd8. Met deze kijk op de transitie bepalen we de richting van de overstap naar aardgasvrij. Ook is de kijk op de transitie leidend voor de keuzes en aanpak in de TVW.

 

Samen werken aan een haalbare, betaalbare en sociale transitie

Samen werken we aan een haalbare, betaalbare en sociale transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving. We sluiten aan bij de Zeeuwse samenwerkingskracht en bredere energie- en CO2-doelstellingen, maar met lokaal maatwerk en eigenaarschap. Gericht op laaghangend fruit en kansen voor de korte termijn, die naast het bijdragen aan CO2-besparing, ook moeten zorgen voor draagvlak en motivatie om de vervolgstappen met elkaar te gaan zetten.9

 

Doelstelling van 49 procent CO2-reductie in 2030

Wij streven naar 49 procent CO2-besparing in 2030, zoals ook opgenomen in de RES. We stellen de TVW minimaal iedere vijf jaar bij. Hierdoor kunnen we meebewegen met nieuwe technische, financiële en beleidsmatige ontwikkelingen. We streven vooralsnog geen vastgesteld percentage volledig aardgasvrije gebouwen na. We richten ons op een percentage CO2-reductie. We streven daarbij het volgende tempo na:

 

  • 1990-2019: 22% CO2-reductie gerealiseerd

  • 2023: 5% extra CO2-reductie t.o.v. 1990

  • 2025: 10% extra CO2-reductie t.o.v. 1990

  • 2027: 16% extra CO2-reductie t.o.v. 1990

  • 2029: 23% extra CO2-reductie t.o.v. 1990

  • 2030: 27% extra CO2-reductie t.o.v. 1990

In bijlage G wordt de route naar CO2 besparing nader toegelicht.

 

Focus op besparen en individuele oplossingen

Dat doen we omdat we een spanningsveld zien tussen de versnelling die nodig is om deze doelstelling te behalen, en de tijd die nodig is om voldoende draagvlak en middelen te creëren. Enerzijds staan we ervoor open om te starten met planvorming in gebieden waar aardgasvrij haalbaar, betaalbaar en sociaal kan. Een collectieve oplossing zoals een warmtenet voor een dorp of wijk kan immers zorgen voor een duidelijke afbakening in de tijd en betere sturing op aardgasvrij. Anderzijds zien we dat de kansen voor dergelijke collectieve oplossingen vooralsnog niet aanwezig zijn in Borsele en dat het tijd kost om mensen eerst in het verhaal van de warmtetransitie mee te nemen.

 

De focus ligt daarom voor de komende tijd primair op CO2-besparing. Dat begint bij bewustwording en zuinig omgaan met energie. Grote stappen kunnen gezet worden met isoleren van gebouwen. Maar ook het laaghangend fruit zoals tochtstrippen en radiatorfolie kunnen helpen. Hier gaan we dan ook volop met elkaar op inzetten.

 

Vervolgens zien we vooral de overstap naar een (hybride) warmtepomp als logische vervolgstap voor een groot deel van de gemeente. De keuzes daarvoor moeten gemaakt worden door individuele eigenaren en zal vooral plaatsvinden op natuurlijke momenten, bijvoorbeeld bij renovaties of als de Cv-ketel aan vervanging toe is.

 

Versnelling door te informeren, motiveren en faciliteren

We blijven net als nu stevig inzetten op bewustwording en het informeren, motiveren en faciliteren van inwoners, bedrijven en andere betrokkenen. Wij zien een spanningsveld tussen de versnelling die nodig is om deze doelstelling te behalen en de tijd die nodig is om voldoende draagvlak en middelen te creëren. Bovendien zien we in Borsele slechts beperkte kansen voor grootschaliger collectieve oplossingen in onze buurten, wijken en dorpen op korte termijn. Dit komt voornamelijk door het landelijke karakter van onze gemeente.

 

We zien vooral individuele alternatieven voor aardgas als kansrijk. Zoals een hybride of volledig elektrische warmtepomp. De keuze daarvoor moet gemaakt worden door individuele eigenaren en zal vooral plaatsvinden op natuurlijke momenten, bijvoorbeeld als de Cv-ketel aan vervanging toe is. Dat betekent een meer geleidelijke transitie met tussenstappen zoals isolatie en hybridewarmtepompen.

 

Maar dat betekent nadrukkelijk niet dat we achterover gaan leunen, de focus ligt alleen anders, namelijk op CO2-besparing. We zetten onze Zeeuwse samenwerkingskracht in met lokaal maatwerk en eigenaarschap om inwoners zo goed mogelijk te informeren, motiveren en faciliteren om deze stappen te gaan zetten.

3 Duurzame alternatieven voor aardgas

 

Er zijn verschillende alternatieven voor het verwarmen met aardgas. Welk alternatief waar past is afhankelijk van de gebouwde omgeving en de beschikbaarheid van schone energiebronnen. In dit hoofdstuk beschrijven we welke technieken voor onze gemeente beschikbaar en logisch toepasbaar zijn.

 

3.1 Alle gebouwen klaar voor aardgasvrije verwarming

In het kort

Tussen nu en 2050 maken gebouweigenaren hun gebouwen klaar voor duurzame verwarming door optimaal te isoleren binnen de bestaande schil, door te ventileren en door elektrisch te koken. Dit noemen we het ‘transitiegereed maken’ van het gebouw. Daarmee beperken we de vraag naar duurzame energie en zijn we voorbereid op meerdere warmteopties. De stap naar schone verwarming kunnen we soms maken voordat we klaar zijn met isoleren. Maar ook dan is het belangrijk om daarna nog verder te isoleren.

 

De eerste stap naar schone verwarming is zuinig omgaan met energie. Door zuiniger om te gaan met energie hebben we minder (schone) bronnen nodig en maken we onze gebouwen geschikt voor duurzame technieken. We gaan zuinig om met energie door te isoleren, kieren te dichten, te ventileren, over te stappen naar elektrisch koken en door bewuster om te gaan met energie, door bijvoorbeeld een ruimte niet warm te maken als dat niet hoeft.

 

Een gebouw of woning is klaar voor meerdere duurzame warmteopties als we binnen de bestaande schil optimaal isoleren en kieren dichten. De schil bestaat meestal uit een dak, gevel, ramen en vloer. Bij isolatiemaatregelen is het altijd de vraag hoever we moeten gaan om, zoals we dat noemen, ‘transitiegereed’ te zijn. Met andere woorden om klaar te zijn om de overstap te maken naar een aardgasvrij verwarmingsalternatief. We nemen in de TVW als uitgangspunt dat aan het einde van de transitie zoveel mogelijk gebouwen minimaal dit niveau hebben bereikt. Met deze benadering sluiten we aan bij de landelijke standaard en streefwaarden, zoals genoemd in het Klimaatakkoord10. Naast de schil moeten we soms ook de binneninstallatie aanpakken. Die bestaat uit elektrisch koken, ventilatie en radiatoren of vloerverwarming.

 

Als we optimaal isoleren binnen de bestaande schil kunnen vooroorlogse woningen verwarmd worden met een duurzame warmteoptie die een temperatuur heeft van hoogstens 70°C, dat noemen we middentemperatuur. Naoorlogse woningen zijn dan geschikt om te worden verwarmd met een duurzame warmteoptie op zowel midden- als laagtemperatuur van hoogstens 50°C. Voor laagtemperatuur moeten dan ook nog de radiatoren geschikt worden gemaakt. Gebouweigenaren kunnen er altijd voor kiezen om méér te isoleren dan de bestaande schil.

 

Het aanpassen van onze woningen en gebouwen kost veel tijd. Daarom is het belangrijk om deze maatregelen stapsgewijs te nemen en zoveel mogelijk aan te sluiten bij natuurlijke vervangingsmomenten. De overstap naar duurzame warmteopties is niet altijd afhankelijk van het aanpassen van onze gebouwen: als het kan11 starten we eerder met overstappen op schone energie en gaan we ook daarna nog door met gebouwaanpassingen.

 

Tot slot is de overstap naar schone verwarming niet alleen een kwestie van techniek. Comfortbehoefte en gebruik veranderen ook. Energiezuinige gebouwen op schone energie vragen om een ander gebruik van verwarmingsapparaten en installaties.

 

3.2 Duurzame warmte, elektriciteit en gas

Duurzame warmte, duurzame elektriciteit, en duurzaam gas zijn alternatieve bronnen voor aardgas. Hier beschrijven we in hoeverre deze bronnen beschikbaar zijn voor Borsele.

3.2.1 Duurzame warmte

In het kort

Duurzame warmte is afkomstig van duurzame warmtebronnen en wordt met warmtenetten naar gebouwen gebracht. In Borsele zijn meerdere potentiële warmtebronnen, zoals zonthermie en restwarmte. Het gebruiken van lokale, duurzame warmtebronnen is efficiënt en zorgt dat we minder afhankelijk zijn van elektriciteit en gas. Daar tegenover staat dat warmtenetten nog niet overal liggen en een minimale schaal en dichtheid nodig hebben om succesvol te kunnen worden ontwikkeld.

 

Duurzame warmte is warm water dat wordt opgewarmd door een duurzame warmtebron. Het warme water wordt met geïsoleerde leidingen naar woningen en gebouwen gebracht, een zogenaamd warmtenet. In de woning is alleen een afleverset aanwezig. Dat zorgt voor de warmteoverdracht van het warmtenet naar de woning. Een warmtenet is een collectieve oplossing: een techniek voor de hele buurt waarbij meerdere gebouwen en woningen moeten meedoen.

 

Warmtenetten hebben een bron nodig. In Borsele kunnen we beschikken over verschillende potentiële warmtebronnen, zoals zonthermie en restwarmte. Het potentieel van deze bronnen wordt nader onderzocht, de richting van het onderzoek hangt samen met de kansen voor een warmtenet voor gemeente Borsele. Deze wordt verder toegelicht in hoofdstuk 4, paragraaf 4.2.

 

Sommige warmtebronnen hebben een lage temperatuur waardoor zij een grote warmtepomp bij de bron nodig hebben om een voldoende hoge temperatuur te maken. Alleen op de koudste dagen van het jaar maakt een warmtenet vaak nog gebruik van zogenaamde piekvoorzieningen die op gas werken. Nu is dat aardgas, maar dat kunnen we in de toekomst verduurzamen met duurzaam gas en warmte-opslag.

 

Er zijn nog maar enkele warmtenetten in Zeeland. In Borsele kennen we enkel een warmtenet tussen een aantal bedrijven (Sloewarmte) dat vooralsnog niet bruikbaar is voor de gebouwde omgeving. Warmtenetten zijn kostbaar om aan te leggen. Daarom moeten bij de aanleg van een warmtenet meerdere gebouwen in een buurt ongeveer tegelijkertijd aansluiten. Hierdoor is het voor warmtenetten gunstig als er veel gebouwen in een buurt staan, de kosten per gebouw nemen dan af. In buurten waar weinig gebouwen staan is een warmtenet vaak niet haalbaar.

 

Een ander kenmerk van warmtenetten is de ruimte die zij innemen in de ondergrond. Bij het aanleggen van warmtenetten is het daarom belangrijk goed te kijken naar de beschikbare ruimte in de ondergrond. Tot slot is het uiteraard zaak om oog te hebben voor de duurzaamheid en leveringszekerheid van de nieuwe warmtebron.

3.2.2 Duurzame elektriciteit

In het kort

Verwarmen met elektriciteit kan als we gebruikmaken van warmtepompen. Als we te veel gebouwen gaan verwarmen met elektrische warmteopties is er op de koudste dagen onvoldoende duurzame elektriciteit. Ook is er momenteel onvoldoende ruimte in het elektriciteitsnet om de stroom aan te voeren. Het uitbreiden van het elektriciteitsnet is kostbaar en tijdrovend. Dat betekent dat we elektriciteit voor onze verwarming efficiënt moeten inzetten zodat uitbreiding van het elektriciteitsnet selectief kan plaatsvinden

 

We kunnen verwarmen met elektriciteit door gebruik te maken van individuele warmtepompen per woning. Warmtepompen halen warmte uit bijvoorbeeld lucht, de bodem of uit zon. Woningen kunnen daarbij gebruik maken van een eigen bron. Bijvoorbeeld een buitenunit voor buitenlucht, een bodemlus voor bodemenergie of zonthermische panelen voor zon energie. Als meerdere woningen gelijktijdig willen verduurzamen in een collectief kan ook overwogen worden een collectieve bron te realiseren met een bronnet. Bijvoorbeeld een bodemenergie uit een WKO bron. Hiervoor is wel voldoende schaal en dichtheid nodig.

 

Naast warmte uit een bron gebruiken warmtepompen ook elektriciteit. Warmtepompen produceren het meest efficiënt warmte bij een lage temperatuur. Om een woning met lage temperatuur te kunnen verwarmen moet deze voldoende zijn geïsoleerd en geventileerd en moeten de radiatoren voldoende capaciteit hebben voor lage temperatuurverwarming. Er komen ook individuele warmtepompen op de markt, die met wat hogere temperaturen kunnen verwarmen. Hierdoor kunnen bestaande radiatoren mogelijk behouden blijven. Voor de productie van warmte voor warm tapwater kunnen warmtepompen ook temperatuur van 65°C produceren. Hiervoor moet aanvullend een boilervat van 150 liter of groter in de woning geplaatst worden, omdat warmtepompen niet voldoende capaciteit hebben om in de piekvraag van warm tapwater te voorzien voor douchen.

 

Duurzame elektriciteit wekken we in 2030 volgens de RES 1.0 vooral uit zonne- en windenergie aangevuld met gasturbines. Hoeveel zonne- en windenergie er is hangt af van het weer. Warmtepompen hebben veel elektriciteit voor ruimteverwarming nodig als het buiten koud is. Dit noemen we de ‘piekvraag’. Het is ingewikkeld om de piekvraag in te vullen met duurzame elektriciteit, omdat er dan gelijktijdig nauwelijks aanbod is van zonne-energie en het ook niet altijd waait. In de toekomst kunnen compacte warmtebatterijen in de woning daarin een rol spelen.

 

De ruimte op het elektriciteitsnet is beperkt en als gevolg van elektrisch koken, elektrische auto’s en lokaal opgewekte stroom van zonnepanelen zal het elektriciteitsnet op de meeste plekken moeten worden verzwaard. Als we warmtepompen gaan gebruiken voor onze verwarming zal het elektriciteitsnet extra moeten worden verzwaard. Dat komt omdat warmtepompen op koude dagen allemaal tegelijk veel stroom nodig hebben. Die extra verzwaring van het elektriciteitsnet zal niet alleen moeten plaatsvinden in de buurt, maar ook op gemeentelijk, regionaal en zelfs (inter)nationaal niveau. Het uitbreiden van het elektriciteitsnet is erg kostbaar en kost ook veel tijd. Daarom moeten we goed inspelen op de toename van warmtepompen in de gemeente, in continue afstemming met de netbeheerder, zodat uitbreiding van het elektriciteitsnet selectief kan plaatsvinden. Bij hybride warmtepompen speelt dit probleem minder, omdat daar de piekvraag wordt opgevangen door het gasnet, zodat het elektriciteitsnet niet op de piek hoeft te worden gedimensioneerd.

3.2.3 Duurzaam gas

In het kort

De toekomstige beschikbaarheid van duurzaam gas is erg onzeker: we weten niet precies hoeveel er komt en wanneer het komt. Duurzaam gas zal met name nodig zijn voor verduurzaming van de industrie en zwaar transport. Als het beschikbaar komt voor de gebouwde omgeving, moeten we het vooral inzetten om de zogenoemde piekvraag te verduurzamen: de extra energie die nodig is op de koudste dagen van het jaar. Ondertussen moeten we overal zoveel mogelijk gas besparen om een blijvende afhankelijkheid van aardgas te voorkomen.

 

Er zijn twee vormen van duurzaam gas: groen gas en duurzame waterstof. Groen gas komt vooral uit de landbouw. Duurzame waterstof is waterstof gemaakt van duurzame elektriciteit. Gassen hebben als voordeel dat zij hoge temperaturen maken, veel hoger dan de gebouwde omgeving nodig heeft. De beschikbaarheid van duurzaam gas is momenteel erg beperkt en blijft dat naar verwachting ook. Daarom verwachten we dat duurzaam gas nu en in de toekomst vooral ingezet zal worden om sectoren te verduurzamen die bijna niet zonder gas kunnen, zoals de industrie.

 

Als er duurzaam gas beschikbaar komt voor woningen en gebouwen zal dat naar verwachting beperkt zijn. Het is belangrijk dat we dit dan zo goed mogelijk gebruiken. Het meest logische gebruik van duurzaam gas is voor de piekvraag: de extra energie die nodig is op de koudste dagen van het jaar. Alle duurzame technieken hebben dit nodig: warmtenetten hebben centrale gasketels voor koude dagen, hybride warmtepompen hebben naast de warmtepomp een gasketel in de woning, en voor onze elektriciteit hebben we een voorziening nodig op de momenten dat de zon niet schijnt en de wind niet waait.

 

Hittestress en koudevraag

Hitte in en rond gebouwen wordt een steeds belangrijker onderwerp. De laatste jaren zijn er steeds vaker hittegolven in Nederland. Vooral de dagen waarbij temperaturen oplopen tot boven de 30 graden kunnen zorgen voor overlast van warmte in de gebouwde omgeving. Het effect van hitte wordt versterkt in buurten, wijken of dorpen met veel hoogbouw en verstening. De eerste effecten van klimaatverandering worden hiermee zichtbaar.

 

Hitte is niet alleen een probleem van gebouwen en gebruikers van gebouwen, maar ook van de leefomgeving rond gebouwen. Ook wordt hittestress niet alleen veroorzaakt door gebouweigenschappen (o.a. mate van isolatie, glaspercentage, zonwering en oriëntatie) maar ook door locatiespecifieke eigenschappen (verstening en bebouwingsdichtheid).

 

Isolatie zorgt er in de winter voor dat de warmte onze woningen en gebouwen minder snel verlaat. Een prettig bijeffect is dat isolatie er ook voor zorgt dat deze woningen en gebouwen in de zomer koeler blijven. Dat komt doordat de isolatielaag de warmte buiten houdt. Als de warmte eenmaal binnen is, raken (zeer) goed geïsoleerde woningen wel moeilijker hun warmte kwijt.

 

Warmteoverlast kan voorkomen worden door:

 

  • -

    Gebouwen aan te passen en te voorkomen dat deze verregaand opwarmen;

  • -

    Actief koelen van gebouwen en/of ruimtes om warmte kwijt te raken.

Het voorkomen van veel warmte is vaak beter dan het actief massaal gaan koelen van gebouwen. Dit kan door beschaduwing, reflectie, verdamping en ventilatie. Dit soort maatregelen worden ook wel ‘klimaatadaptieve maatregelen’ genoemd.

 

Afhankelijk van de gekozen warmteoplossing in een buurt, wijk of dorp zijn er andere mogelijkheden om hittestress te voorkomen of actief te koelen:

 

  • Isolatie: door te zorgen dat woningen en gebouwen voorzien worden van basisisolatie wordt warmte beter buitengehouden;

  • Warmtenet: aanleg van een warmtenet is een logisch moment om in de wijk ook klimaatadaptieve maatregelen te nemen. Daarnaast is adsorptiekoeling een mogelijkheid voor specifieke ouderencomplexen of kantoren;

  • Bronnet: bij aanleg van een bronnet ontstaat er ook de mogelijkheid tot koeling via de warmte-infrastructuur;

  • All-electric: als er laagtemperatuur radiatoren zijn geplaatst is koeling mogelijk.

 

Tabel 1: Samenvatting van verschillende warmteopties

 

Warmte

Elektriciteit

Duurzaam gas

Gebouw-maatregelen

Stapsgewijs naar maximale isolatie binnen de bestaande schil, ventilatie, kieren dichten en elektrisch koken.

Stapsgewijs naar maximale isolatie binnen de bestaande schil, ventilatie, kieren dichten en elektrisch koken.

Stapsgewijs naar maximale isolatie binnen de bestaande schil, ventilatie, kieren dichten en elektrisch koken.

Techniek in de woning

Afleverset (koffertje met leidingwerk).

Elektrische warmtepomp en een afgiftesysteem dat geschikt is voor lage temperaturen.

Hybride warmtepomp.

Ondergrondse infrastructuur

Warmtenet.

Extra verzwaard elektriciteitsnet.

Bestaand gasnet.

Bronnen

Duurzame, lokaal beschikbare warmtebronnen.

Op termijn duurzame elektriciteit.

Op termijn duurzaam gas en duurzame elektriciteit.

4 Borselse transitiepaden naar aardgasvrij

 

In het vorige hoofdstuk hebben we duurzame warmteopties beschreven en gekeken in hoeverre deze bronnen beschikbaar zijn voor Borsele. In dit hoofdstuk beschrijven we de verschillende transitiepaden om in 2050 bij een aardgasvrije gebouwde omgeving uit te komen. In een transitiepad schetsen we per buurt de route om tot een warmteoptie te komen. In het transitiepad schetsen we zowel een fasering als tussenstappen, hoe we omgaan met meerdere warmteopties binnen een buurt en wat voor aanpak erbij hoort. De transitiepaden laten we zien in de transitiekaart.

 

We onderscheiden verschillende transitiepaden, afhankelijk van de eigenschappen en kansen van de buurt. In Borsele zijn dit de meest logische transitiepaden:

 

  • Hybride warmtepompen en lokale gasvrije opties

  • Onderzoek lokaal/regionaal warmtenet

  • Elektrische warmtepompen

  • Warmteopties voor bijzondere gebieden, zoals bedrijventerreinen, nieuwbouwlocaties en recreatievastgoed

4.1 Hybride warmtepompen en lokale gasvrije opties

Wat?

Borsele kent veel vooroorlogse buurten. Deze buurten volgen veelal de hybride route. In deze buurten is de overstap naar duurzame technieken moeilijker dan elders, dat komt doordat gebouwen in deze buurten lastiger te isoleren zijn en er vaak veel verschillende gebouwen door elkaar heen staan.

 

Naast isolatie, ventilatie en elektrisch koken, beginnen we in deze buurten met de overstap naar hybride warmtepompen. Een hybride warmtepomp is een warmtepomp met een Cv-ketel ernaast voor koude dagen en voor warm tapwater. Hybride warmtepompen besparen snel veel gas en CO2-uitstoot. De ouderdom van het gebouw zal vaak bepalend zijn of de overstap naar een elektrische warmtepomp logisch is, of dat een hybride warmtepomp logischer is. Een hybride warmtepomp kan een tussenoplossing zijn voor een elektrische warmtepomp als de woning nog onvoldoende is geïsoleerd, en een hybride warmtepomp kan alleen een eindoplossing zijn als er op termijn voldoende duurzaam gas beschikbaar komt.

 

Bij het herijken van de TVW houden we in de gaten hoeveel duurzaam gas er beschikbaar komt. Ondertussen blijven we inzetten op voldoende stapsgewijze isolatie volgens de landelijke Standaard voor woningisolatie, zodat we zoveel mogelijk voorbereid zijn op elektrische warmtepompen, mocht er in de toekomst onvoldoende duurzaam gas beschikbaar zijn

 

Ook voor de kleine kernen en buitengebieden van Borsele geldt het hybride pad: we zien veel diversiteit van bebouwing en een relatief groot aandeel vooroorlogse bebouwing. Oude en nieuwe gebouwen staan door elkaar heen, en uitbreidingsgebieden zijn vaak relatief klein geweest. Daarnaast zijn er heel wat monumentale gebouwen

 

Waar?

Dit transitiepad komt voor in bijna heel Borsele, met uitzondering van het industriegebied en de onderzoeksgebieden voor een mogelijk warmtenet op restwarmte.

 

Hoe?

Gebouweigenaren maken hier hun gebouwen transitiegereed door zoveel mogelijk op natuurlijke momenten te isoleren volgens de landelijke Standaard en door te ventileren, kieren te dichten en over te stappen naar elektrisch koken. Wij gaan hen hier actief over informeren en stimuleren. Daarnaast gaan we in deze buurten starten met het overstappen op hybride warmtepompen en waar mogelijk naar elektrische warmtepompen of kleinschalig collectieve opties.

 

Het is in deze gebieden logisch om een doelgroepgerichte aanpak (zie hoofdstuk 5) te kiezen waarbij eigenaren van gebouwen met dezelfde kenmerken geholpen worden door een aanpak die past bij hun gebouw.

 

4.2 Onderzoek lokaal/regionaal warmtenet

Wat?

In warmtenetbuurten krijgen zoveel mogelijk gebouwen en woningen een warmtenetaansluiting. De temperatuur van dat warmtenet is afhankelijk van de beschikbare bronnen. Bij het bepalen van de temperatuur van het warmtenet is het belangrijk dat die temperatuur ook op lange termijn CO2-neutraal kan worden geleverd. Wanneer de brontemperatuur te laag is voor verwarming van gebouwen, is er soms nog een collectieve warmtepomp bij de bron nodig.

 

Een warmtenet is een oplossing voor de hele buurt, maar toch kan een gebouw soms een eigen oplossing krijgen, bijvoorbeeld omdat het gebouw afwijkt van de rest van de buurt. We verwachten daarom dat er ook op kleine schaal warmtepompen zullen voorkomen in warmtenetbuurten.

 

Waar?

Warmtenetten zijn het meest logisch in naoorlogse buurten met een hoge bebouwingsdichtheid. In deze buurten staan veel flats die relatief eenvoudig en tegen relatief lage kosten zijn aan te sluiten. Ook zijn er in deze buurten veel sociale huurwoningen waardoor een warmtenet relatief eenvoudig is te organiseren. In Borsele is in mindere mate sprake van een dergelijke stedelijke situatie, maar doet zich wel de mogelijkheid voor een warmtenet verder te onderzoeken omdat er een potentiële warmtebron in de nabijheid ligt. Delen van de gemeente waar warmtenetten een rol zouden kunnen spelen zijn buurten Borssele, 's-Heerenhoek, Nieuwdorp, Lewedorp en Heinkenszand.

 

Hoe?

In tegenstelling tot gas en elektra zijn warmtenetten voor de gebouwde omgeving nog niet aanwezig. De ontwikkeling van nieuwe warmtenetten én duurzame bronnen is afhankelijk van drie voorwaarden:

 

  • Er is voldoende schaal en dichtheid in een buurt. Bij een te lage dichtheid of een te laag aantal woningen is een warmtenet vaak niet haalbaar. Er is geen gouden regel, maar als richtlijn kan een minimum van 30 woningen per hectare worden aangenomen.

  • Er is in de buurt een grote gebouweigenaar aanwezig die in korte tijd veel woningen en gebouwen kan aansluiten. Dit is in de praktijk vaak een woningcorporatie, maar het kunnen ook georganiseerde particuliere gebouweigenaren of VvE’s zijn. Zij maken het mogelijk dat daarna overige gebouweigenaren kunnen aansluiten.

  • Er is in de buurt perspectief op een duurzame bron. Die bron hoeft niet altijd in de buurt zelf aanwezig te zijn, maar hoe groter de afstand tussen de bron en de buurt, hoe kostbaarder het wordt om de warmte te transporteren en hoe minder efficiënt het warmtenet.

Een warmtenet realiseren we met een gebiedsaanpak. Daarbij stemmen we zoveel mogelijk de werkzaamheden op elkaar af. De tijd die nodig is om een gebied aan te sluiten, inclusief het opstellen van een uitvoeringsplan, is vijf à tien jaar. Wij doen uitgebreid onderzoek naar de opties van een lokaal/regionaal warmtenet in onze gemeente.

 

4.3 Elektrische warmtepompen

Wat?

Bij dit transitiepad stappen we over naar elektrische warmtepompen. Uiteindelijk is er dan alleen nog een elektriciteitsnet in de wijk nodig. Dit heet ook wel ‘all-electric’. Voordat een woning over kan naar een elektrische warmtepomp moet deze volledig transitiegereed zijn én beschikken over een afgiftesysteem voor lage temperaturen. Hybride warmtepompen, waarbij een cv-ketel bijspringt als het buiten heel koud is en dient voor warm tapwater, zijn een tussenoplossing voor gebouwen die nog onvoldoende zijn geïsoleerd. In deze buurten kunnen gebouweigenaren ook kiezen voor kleinschalig collectieve oplossingen met bijvoorbeeld WKO. Ook dan is er vaak nog een warmtepomp in het gebouw of de woning aanwezig.

 

Waar?

In Borsele zien we geen volledige buurten waar de all-electric oplossing de voorkeur heeft, maar er is wel sprake van deelgebieden binnen buurten waar all-electric een logisch transitiepad voor is, zoals in Heinkenszand, ’s Heerenhoek, Lewedorp en ‘s Gravenpolder. Buurten waar de warmtepomp de meest logische route is, zijn relatief nieuwe buurten, gebouwd na 1990, die al goed geïsoleerd zijn of buurten met een lage bebouwingsdichtheid aan de rand van de stad.

 

Hoe?

De route naar elektrische warmtepompen wordt bepaald door de gebouweigenaren. Zij zullen tussen nu en 2050, zoveel mogelijk op natuurlijke momenten de overstap maken, dit doen zij door hun gebouw geschikt te maken voor verwarmen met lage temperatuur.

 

Het is van belang om de overstap naar elektrische warmtepompen stapsgewijs te doen. Ten eerste omdat er nog innovaties worden verwacht, zoals warmteopslag in de woning, en warmtepompen die nog steeds efficiënter worden. Daarnaast zijn dit vaak relatief nieuwe buurten waar gasleidingen nog niet zijn afgeschreven. Bovendien is de klimaatwinst in deze buurten beperkt omdat deze al vrij goed geïsoleerd zijn.

 

Wanneer gebouweigenaren overstappen naar elektrische warmtepompen zal uiteindelijk het elektriciteitsnet extra moeten worden verzwaard. De netbeheerder houdt in de gaten wanneer dit nodig is, en zij kiest samen met de gemeente een natuurlijk moment uit om het elektriciteitsnet te verzwaren, bij voorkeur op een moment dat de maatschappelijke kosten zo laag mogelijk zijn. Aanvullend onderzoeken we overeenkomstig de duurzaamheidsvisie hoe en waar de benodigde energie kan worden opgewekt zodat we weten in hoeverre wij zelfvoorzienende energieneutrale dorpen kunnen ontwikkelen (RHEDCOOP).

 

Het is in deze gebieden logisch om een doelgroepgerichte aanpak te kiezen waarbij eigenaren van gebouwen met dezelfde kenmerken geholpen worden door een aanpak die past bij hun gebouw.

 

4.4 Warmteopties voor bijzondere gebieden

Wat?

In de gebouwde omgeving zijn verschillende gebieden met een warmtevraag die afwijkt van bestaande woonwijken. Voor deze gebieden geldt dat per type gebied moet worden bekeken welke warmteoptie optimaal is.

 

We onderscheiden de volgende bijzondere gebieden:

 

  • Bedrijventerreinen: in het Sloegebied, maar ook in diverse dorpen vinden we bedrijfspanden en utiliteitsgebouwen op bedrijventerreinen. Voor bedrijventerreinen geldt dat de warmtevraag sterk afhankelijk is van het type bedrijven op het terrein. Over het algemeen hebben bedrijven een grotere koudevraag dan woningen en is het aantal eigenaren beperkt, waardoor kleinschalig collectieve oplossingen met warmtepompen en WKO logische opties zijn. In het geval van hallen of loodsen geldt dat er wellicht helemaal geen warmtevraag is.

  • Recreatieterreinen: recreatievastgoed ligt vaak op terreinen die beschikken over een grote, zakelijke elektriciteits- en gasaansluiting. De infrastructuur op het terrein is eigendom van een beheerder. Voordeel is dat elektriciteit op deze plekken goedkoop is dankzij een lage energiebelasting, waardoor elektrificeren loont. Dit, gecombineerd met het feit dat de warmtevraag in het laagseizoen beperkt is, maakt dat infrarood aangevuld met een (zonne)boiler voor warm tapwater een betaalbare en logische oplossing is. Ook bij permanente bewoning is dit een logische warmteoptie als de woningen beschikken over enige mate van isolatie en het te verwarmen oppervlak beperkt blijft.

  • Gebiedsontwikkeling: op verschillende plekken in Borsele wordt in de toekomst gebouwd. Zoals in de wijk Platepolder in Heinkenszand waar straks een paar honderd woningen komen. Op dergelijke gebiedsontwikkelingslocaties ligt de keuze voor de duurzame warmteoptie vaak nog open. Bij vrijwel alle nieuwe woningbouw zal een elektrische warmtepomp de meest logische keus zijn. Alleen bij locaties waar in korte tijd veel woningen in hoge dichtheden (meer dan 100 woningen) worden gebouwd is het logisch om een collectieve oplossing zoals een warmtenet of bronnet te onderzoeken.

Waar?

Naast het Sloegebied, vinden we concentraties bedrijven in de kleinere bedrijventerreinen naast de dorpen. Daarnaast kent Borsele op verschillende plekken in de gemeente recreatievastgoed, zoals op Scheldeoord en in Heinkenszand. Tot slot kent Borsele nieuwbouwlocaties in onder andere Heinkenszand en Ovezande.

 

Hoe?

Voor bedrijventerreinen, recreatieterreinen en gebiedsontwikkelingslocaties geldt dat een gebiedsgerichte aanpak logisch is om voor die locatie de optimale warmteoptie te kiezen en ontwikkelen. In alle gevallen is er namelijk maar sprake van één of enkele eigenaren of ontwikkelaars. De gemeente kan een rol spelen om deze eigenaren, samen met andere belanghebbenden en marktpartijen, te helpen met een aanpak om te komen tot de overstap naar aardgasvrij. Dat kan bijvoorbeeld de vorm hebben van een gebiedsgericht warmte uitvoeringsplan.

 

4.5 De transitiekaart voor Borsele

4.5.1 Hoe is de transitiekaart tot stand gekomen?

De transitiekaart is tot stand gekomen op basis van een vergelijkende analyse en zorgvuldige afwegingen per buurt, waarbij onze uitgangspunten leidend zijn geweest:

 

  • Een vergelijkende analyse van drie verschillende modelstudies waarmee we inzicht hebben gekregen in de laagste maatschappelijke kosten voor warmteopties per buurt.

  • Als buurtgrenzen zijn de buurtgrenzen aangenomen zoals het CBS die hanteert. Omdat die grenzen niet altijd logisch of herkenbaar zijn, hebben we daarbovenop gebieden gemarkeerd waar de gebouwde omgeving afwijkt van de rest van de buurt, en waar dus ook een ander transitiepad gevolgd zal worden.

  • Omstandigheden per buurt in overleg met de betrokken partijen. Het gaat dan bijvoorbeeld over plannen rondom de restwarmtestudie, van inwonerscollectieven, gebiedsontwikkelingen en het goed meenemen van buurten die al (deels) aardgasvrij zijn.

De technische achtergrond die hoort bij de Zeeuwse transitiepaden en een toelichting op de vergelijkende analyse is te vinden in bijlage F.

4.5.2 Wat betekent de transitiekaart?

De transitiekaart laat zien welk transitiepad we in welke buurt doorlopen. Zoals eerder aangegeven beschrijft de TVW de hoofdlijnen van het transitiepad en is het nog geen definitief besluit voor een bepaalde warmteoptie per buurt. Wel biedt de transitiekaart een richtlijn waarmee we als gemeente stappen kunnen zetten:

 

  • Op basis van de transitiekaart kunnen we per buurt duidelijkheid geven aan gebouweigenaren over welke maatregelen zij moeten nemen voor hun gebouw. Die maatregelen zijn in deze TVW al op hoofdlijnen beschreven.

  • Met de transitiekaart kunnen we uitvoeringsplannen voor buurten gaan opstellen. Daarin worden zaken zoals techniek, betaalbaarheid en uitvoering voor een buurt duidelijk.

  • De transitiekaart opent het gesprek voor ons als gemeente en onze partners, zoals de woningcorporaties, inwonerscollectieven en netbeheerders. De gemeente kan de transitiekaart gebruiken als onderbouwing om bepaalde initiatieven van partners te steunen.

  • De transitiekaart biedt een onderbouwing voor het gebruik van nieuwe wet- en regelgeving (bijvoorbeeld de Warmtewet) en middelen die de gemeente ontvangt van de Rijksoverheid. Zo verwachten we bijvoorbeeld dat gemeenten tijdens de nieuwe kabinetsperiode instrumenten tot haar beschikking zal krijgen voor warmtenetten in de bestaande bouw.

4.5.3 Tot welk eindbeeld leidt de transitiekaart?

Nu maken we in bijna de hele gemeente nog gebruik van aardgasverwarming. In 2050 hebben we te maken met verschillende warmteopties die gebruik maken van duurzame elektriciteit, duurzaam gas en lokale, duurzame warmtebronnen. Wij hebben uitgerekend hoeveel energie onze mix van warmteopties in 2050 zal gebruiken op jaarbasis. Dit is te vinden in paragraaf 2.3 van bijlage F. Daarbij hebben we gekeken naar het hele energiegebruik in de gebouwde omgeving, dus verwarming, koeling, apparaten, licht en elektrisch koken bij elkaar.

 

Om te beginnen zien we dat we in de toekomst veel minder energie gaan gebruiken in de gebouwde omgeving. Dat komt vooral omdat we gaan isoleren. Daarnaast zien we dat we veel minder gas gaan gebruiken. Dat komt omdat we verwachten dat duurzaam gas schaars zal blijven en we dus onze gasvraag zo klein mogelijk moeten maken. In de toekomst gebruiken we alleen nog duurzaam gas voor de piekvoorziening van warmtenetten en voor hybride warmtepompen. We zien dat ons elektriciteitsverbruik zal toenemen. Dat komt vooral omdat we op verschillende plekken in de gemeente gebruik zullen maken van warmtepompen.

 

Voor de levering van schone elektriciteit en gas zullen we afhankelijk zijn van de verduurzaming van de landelijke elektriciteits- en gasvoorziening, omdat we daarvoor een nationale infrastructuur hebben. Tegelijkertijd onderzoek wij de mogelijkheden om deze wel lokaal op te wekken.

4.5.4 Alles gekleurd, overal starten?

De doelstelling is om in 2050 woningen en gebouwen in Borsele aardgasvrij te verwarmen. Alle buurten zullen hier dus op den duur mee aan de slag moeten, daarom hebben alle buurten een transitiepad. Belangrijk om te realiseren bij het lezen van de kaart, is dat de (tussen)stappen en de snelheid en intensiteit daarvan, sterk kunnen wisselen. Een dat een transitiepad een proces beschrijft en niet een moment waarop de schop in de grond gaat. Concrete stappen zoals een buurtaanpak of een haalbaarheidsonderzoek vinden plaats in uitvoeringsplannen als vervolg op de TVW. Deze worden vanaf 2022 ontwikkeld.

 

Dat wil niet zeggen dat er nog niks moet en kan gebeuren. Gemeentebreed zijn energie besparen en het transitiegereed maken van gebouwen de eerste stappen richting aardgasvrij. Dat zal bij voorkeur gebeuren op natuurlijke momenten, bijvoorbeeld bij renovaties of bij afschrijving van de Cv-ketel als dat haalbaar en betaalbaar is voor de gebouweigenaar. Het doel van de TVW en de transitiekaart is om inzicht te bieden in de richting voor de komende jaren.

 

5 Stappen richting uitvoering

 

De warmtetransitie is complex en wordt niet van de ene op de andere dag uitgevoerd. Er zijn aanpassingen aan gebouwen en infrastructuur nodig, er zijn duurzame energiebronnen nodig, en er komen grote investeringen bij kijken. Deze transitie vraagt ook om nieuwe vormen van samenwerken met gebouweigenaren, met inwoners en met het bedrijfsleven en de provincie. Het vraagt tevens om veranderingen binnen de gemeentelijke organisatie. Samenwerken in de warmtetransitie betekent meer dan het naast elkaar uitvoeren van de projecten van de individuele stakeholders. Enerzijds dient er coördinatie te zijn op de (samenhang tussen) de specifieke projecten en opgaven. Anderzijds liggen er stevige uitdagingen op het gebied van samenwerking, strategie, communicatie & participatie en financiering. Dit vraagt om een gestructureerde aanpak en sturing. De gemeente neemt hierin de regie. In dit hoofdstuk maken we een doorkijk naar de eerste stappen richting uitvoering.

 

De gemeente Borsele hanteert een aantal kaders bij de uitvoering van de warmtetransitie waar de komende jaren gestalte aan gegeven wordt. Deze kaders zijn als volgt.

 

  • We kiezen er voor om geen wijken aan te wijzen die binnen de komende 8 jaar van het gas af gaan

  • Overeenkomstig eerdere besluiten streven we wel naar bepaalde percentages energiebesparing per jaartal

  • We willen voor de eerstvolgende herijking van de TVW (2026) al een definitieve keuze kunnen maken voor all-electric gebieden, bijvoorbeeld in 2022 (optioneel)

  • We willen voor de eerstvolgende herijking van de TVW (2026) al een definitieve keuze kunnen maken voor gebieden waar we op gebruik van restwarmte in gaan zetten. Bijvoorbeeld voor 1 december 2023 (optioneel)

  • We kiezen ervoor om in te zetten op vraagreductie (isoleren), bewustwording, efficiënt gebruik van energie e.a.

  • Verschillende van onze activiteiten zullen gericht zijn op al onze dorpen en wijken. Voor pilots e.a. onderzoeken we in eerste instantie de optie om binnen de meest actieve dorpen aan de slag te gaan. Zoals bijvoorbeeld de dorpen die actief zijn in RHEDCOOP.

  • Voor de zomer van 2022 ontwikkelen we een projectplan voor de ontwikkeling van de WUP voor onze dorpen

  • Voor 1 juli 2023 is voor ieder dorp een WUP opgesteld

5.1 De transitiepaden omzetten naar praktijk

Verschillende transitiepaden vragen om verschillende type aanpakken. Wij voorzien voor onze gemeente een gemeentebrede doelgroepenaanpak en een gebiedsgerichte aanpak.

5.1.1 Doelgroepenaanpak voor individuele maatregelen

In het vorige hoofdstuk hebben we gezien dat er in veel transitiepaden maatregelen nodig zijn die vragen om een doelgroepgerichte aanpak. Een dergelijke aanpak is bedoeld om individuele gebouweigenaren te faciliteren en motiveren bij de keuzes die zij moeten maken voor het nemen van individuele stappen zoals isolatie of een warmtepomp. Elke woningeigenaar is anders en heeft een eigen type woning en beslismoment. Het is mogelijk om hierin een aantal verschillende doelgroepen te formuleren als we kijken naar de meest logische stappen die een gebouweigenaar kan zetten, bijvoorbeeld op basis van bouwjaar van de woning. Met deze doelgroepenaanpak maken we onderscheid in een aanpak voor het isoleren van gebouwen en een aanpak voor de overstap naar (hybride) warmtepompen. Bij het categoriseren van doelgroepen onderscheiden we de volgende groepen:

 

Isolatieaanpak

 

  • <1950 focus op isolatie, maatwerk, i.v.m. grote diversiteit

  • 1950-1975 isolatie met gestandaardiseerde aanpak naar transitiegereed (max 70 graden)

  • 1976-1990 isolatie met gestandaardiseerde aanpak naar transitiegereed.

Aanpak (hybride) warmtepompen

 

  • > 1990 Hybride warmtepomp

  • > 2005 all-electric

Uiteraard hangt het van de gebouweigenaar af of er al maatregelen aan het gebouw zijn getroffen. Het verkrijgen van meer informatie over reeds genomen renovatiemaatregelen en over een mogelijk CV-ketel vervangingsmoment, kan helpen om gerichter inzichtelijk maken waar de komende tijd stappen gezet kunnen worden. Een analyse is noodzakelijk om op basis van de actuele situatie van een gebouw te kunnen beoordelen welke vervolgstappen nodig zijn.

 

Sturingsmogelijkheden

Vanuit de gemeente zijn er momenteel weinig sturingsmogelijkheden om het daadwerkelijk nemen van maatregelen te stimuleren. Het nemen van deze individuele maatregelen vindt dus plaats op basis van vrijwilligheid zolang er geen wetgeving is om deze sturing mogelijk te maken. Met de juiste boodschap en middelen willen we de verschillende benoemde doelgroepen stimuleren om toch de stappen richting transitiegereed te zetten. Hoe we inwoners daarin willen ondersteunen, beschrijven we in paragraaf 5.2. Uit de verschillende Zeeuwse informatieavonden met inwoners blijkt dat inwoners sterk gemotiveerd zijn om hun woningen te isoleren. Zowel voor het comfort dat het oplevert, als voor de financiële besparingen en de klimaatwinst. Om de juiste stappen te kunnen zetten willen inwoners beter inzicht krijgen in welke maatregelen ze kunnen nemen en wat daarvoor natuurlijke momenten zijn.

5.1.2 Gebiedsgerichte aanpak: drie aanknopingspunten

Naast de kansen om op basis van doelgroepen stappen te maken in de transitie, liggen er ook nadrukkelijk mogelijkheden om gebiedsgericht aan de slag te gaan. Daarnaast is een gebiedsgerichte aanpak een welkome aanvulling op een doelgroepenaanpak, omdat je op een gebied meer grip hebt als gemeente en partners, waarmee de besparingsdoelstellingen voor 2030 haalbaarder worden. Vanuit het Klimaatakkoord zijn zogenaamde (wijk)uitvoeringsplannen (WUP) bestempeld als middel om gebiedsgericht te werken

 

(Wijk)uitvoeringsplannen

Een wijkuitvoeringsplan (WUP) beschrijft hoe de gemeente de gebiedsgerichte aanpak in een wijk of dorp wil (laten) uitvoeren of regisseren. Het plan beschrijft voor één of meerdere gebieden op welke aardgasvrije warmteoplossing deze gebieden overgaan en (indien al mogelijk) per wanneer. Het beschrijft ook welke maatregelen in het gebied nodig zijn om de stap naar aardgasvrij te maken en welke partijen daarbij een rol spelen. Het wijkuitvoeringsplan biedt daarmee een totaaloverzicht van de stappen die door diverse partijen gezet gaan worden om de isolatie-aanpak en/of de aardgasvrije warmteoplossing voor het gebied te realiseren. Het uitvoeringsplan wordt opgesteld in samenwerking met bewoners, gebouweigenaren en stakeholders, zoals netbeheerders en woningcorporaties.

 

Vanuit onze kijk op de warmtetransitie, zien we drie aanknopingspunten voor een gebiedsgerichte aanpak om binnen buurten, wijken of dorpen verder te gaan verkennen:

 

  • 1.

    Clustering

Gebouwen met vergelijkbare eigenschappen zoals het bouwjaar, kennen vaak een vergelijkbare oplossing. Als deze gebouwen geclusterd zijn binnen een gebied, kan een gebiedsgerichte aanpak uitkomst bieden. De aandachtsgebieden in de transitiekaart laten deze clustering zien. In bijvoorbeeld een all-electric aandachtsgebied staan woningen geclusterd waar een collectieve inkoopactie voor warmtepompen opgezet kan worden. Gezien de homogeniteit in bouwjaren van na 1990 is hier namelijk waarschijnlijk al voldoende isolatie aanwezig om deze stap te zetten.

 

Daarnaast zou een clustering van woningen waar een isolatieslag wenselijk is een kans kunnen zijn om met een collectieve isolatieaanpak te starten. Deze isolatiekansen hebben we inzichtelijk op blokniveau, en zijn gezien de kleinere schaal niet zichtbaar op de transitiekaart. We lichten dit in het kader op de volgende pagina verder toe.

 

  • 2.

    Aansluiten bij de sociale energie in een buurt, wijk of dorp (sociale warmte)

In de Zeeuws-brede samenwerking is verkend waar sociale energie in een buurt, wijk of dorp aanwezig is om met aardgasvrij aan de slag te gaan. De zogenoemde sociale warmtebronnen. Deze zijn samengebracht in de Sociale Warmte Atlas Zeeland. De Sociale Warmte Atlas is een digitale tool die specifiek voor de Zeeuwse TVW’s is ontwikkeld. De atlas bestaat uit meerdere kaarten, die verschillende aspecten laten zien van de sociale warmte in Zeeland.

 

Sociale energie is essentieel in een buurt om initiatieven vanuit de wijk van de grond te krijgen. Niet alleen omdat het mogelijk een initiatiefnemer de kar kan trekken, maar ook omdat wijk of dorp als sociaal netwerk kan dienen en op die manier draagvlak of gezamenlijk initiatief gecreëerd kan worden. Voorbeelden van sociale warmtebronnen om bij aan te sluiten zijn:

 

  • Initiatiefnemers, verenigingen, inwonerscollectieven, energie coöperaties, VVE’s, dorpsraden en -werkgroepen die in de buurt, wijk of dorp aan de slag willen met verduurzaming.

  • Partijen die als katalysator kunnen werken, zoals een kerkgemeenschap, vereniging of school. De gemeente kan, samen met een dergelijke partij een isolatie aanpak opzetten en uitvoeren.

  • Andere organisaties die met duurzame maatregelen aan de slag willen zoals lokale ondernemers

  • 3.

    Aansluiten bij andere lokale opgaven en kansen

De warmtetransitie in een wijk staat nooit op zichzelf. Vaak zijn er andere opgaven op het gebied van renovatie, vergroening, veiligheid en andere thema’s die ook spelen in een wijk. Het is belangrijk dat ambities en plannen worden afgestemd daar waar dat logisch is, en dat werkzaamheden worden gecombineerd om overlast voor inwoners en kosten te besparen. Aan de andere kant wordt het te complex als we in alle wijken alles met alles verknopen. Een balans tussen integraliteit en focus is essentieel. Er zal afstemming plaatsvinden met en over:

 

  • Het natuurinclusief aanpassen van gebouwen, zoals bij de pilot “Proactieve Soortenbescherming” in Nieuwdorp, waar bij het isoleren van de woningen rekening wordt gehouden met de instandhouding van soorten als de huismus, gierzwaluw en gewone dwergvleermuis;

  • Aangrenzende duurzaamheidsthema’s zoals klimaatadaptatie, circulariteit, opwek duurzame energie, en mobiliteit;

  • Opgaven in de openbare ruimte, zoals rioleringsopgaven;

  • Sociale thema’s zoals energiearmoede, leefbaarheid en sociale problemen in een buurt, wijk of dorp;

  • De drukte in de ondergrond;

  • Plannen van stakeholders zoals de woningcorporatie, waarmee de gemeente samen verkenningen kan doen. Bijvoorbeeld waar renovatieplannen gaan plaatsvinden en kansen liggen voor de collectieve inkoop van isolatie. Daarbij kan verkend worden of er isolatie kan worden aangeboden aan de particulieren in die buurt, wijk of dorp.

 

Van aanknopingspunten naar startkansen

Op basis van de aanknopingspunten kunnen we in Borsele de komende tijd verder verkennen waar we gebiedsgericht aan de slag willen. We gebruiken de Energie Transitie Atlas om inzichtelijk te maken of en hoe deze aanknopingspunten elkaar kunnen versterken.

 

De atlas maakt het mogelijk om op kleinere schaal naar kansen te kijken dan het CBS-buurtniveau zoals aangehouden in de transitiekaart. Op dit kleinere schaalniveau kunnen we clustering van vergelijkbare woningen, sociale warmtebronnen en koppelkansen beter inzichtelijk maken en over elkaar heen leggen. Op dat niveau wordt ook de kaartlaag interessant met isolatiekansen per deelgebied en zelfs op blokniveau.

 

 

Om isolatiekansen inzichtelijk te maken is gefilterd op: bovengemiddelde warmtevraag, bovengemiddeld gasverbruik, en de aanwezigheid van startkansen voor isolatiemaatregelen (spouw, zoldervloer en grondvloer)

 

In de kaart op de vorige pagina zien we hoe deze aanknopingspunten samenkomen in Kwadendamme.

 

Hier zien we op verschillende plekken isolatiekansen, het gasnet is ouder dan 30 jaar en zijn drie inwonersinitiatieven die mogelijk willen bijdragen dorpsgerichte acties. om hier met de warmtetransitie aan de slag te gaan. Ook voor het gebied Oude Vreeland zien we potentie. Dit blok is namelijk aangemerkt als kansrijk blok voor elektrische warmtepompen (zie transitiekaart). Tot slot zien we dat er verschillende inwonersinitiatieven/-collectieven op het dorp zijn waarmee we het gesprek kunnen starten.

 

Deze inzichten op wijkniveau kunnen helpen om gebieden op kansrijkheid te beoordelen en deze kansen in de tijd uiteen te zetten. . De komende periode vullen we de Atlas verder aan met bruikbare data om de drie aanknopingspunten (isolatiepotentie, sociale energie in de buurt en andere lokale opgaven en kansen in de buurt) verder aan te vullen en uit te diepen.

 

Tegelijkertijd blijven het data en modellen die zijn gevisualiseerd in kaarten, en ziet de wereld er in het echt complexer en genuanceerder uit. We zien de kaarten daarom als basis voor de belangrijkste vervolgstap, namelijk het gesprek blijven voeren met de projectgroep, en lokale betrokkenen om de kaarten met lokale kennis te valideren en verrijken en op die manier weloverwogen keuzes te maken over welke startkansen we wanneer verder willen verkennen. Het vormt daarmee

 

5.2 Hoe gaan we inwoners informeren, motiveren en faciliteren?

Communicatie

Communicatie met inwoners is een cruciaal onderdeel voor een succesvol verloop van de warmtetransitie. Het onderwerp leeft onder inwoners en ondernemers omdat de bijbehorende werkzaamheden en aanpassingen zich voor een deel achter de voordeur afspelen. Met het opstellen van een heldere communicatiestrategie en een communicatieaanpak zetten we de eerste stappen voor een succesvolle samenwerking met onze inwoners. Daarom zetten we in op de volgende punten:

 

  • Communicatie via verschillende kanalen: in algemene zin (periodiek) over het nut en de noodzaak van de warmtetransitie en in specifieke zin over isoleren en andere praktische maatregelen die gebouweigenaren kunnen nemen;

  • Inwoners die aan de slag willen voorzien van objectieve, heldere en toegankelijke informatie. Zoals informatie over handelingsperspectieven op de gemeentelijke website, via een energieloket zoals Energiek Zeeland. Deze informatie is eenduidig en Zeeuws-breed afgestemd. We bouwen hierbij voort op bestaande structuren en op wat al goed gaat, en vullen aan waar verbetering mogelijk is.

  • Zelf inwoners binnen de doelgroepenaanpak actief benaderen toegespitst op hun situatie

  • Communiceren (periodiek) over het proces dat plaatsvindt door de verschillende stappen die in de gemeente worden gezet in de warmtetransitie. Vroegtijdig communiceren in buurten waar vervolgstappen in de transitie voorzien worden;

  • Inspirerende voorbeelden delen, zoals het Duurzaamheidshuis in Goes, maar ook voorbeelden binnen de eigen gemeente. Bijvoorbeeld met een Borselse Duurzame Huizenroute

Participatie

Hoe verder we komen richting uitvoering, hoe concreter de plannen worden en hoe belangrijker de inbreng van inwoners wordt om mee te denken en te beslissen in de planvorming voor hun wijk of dorp.

 

Terugblik inwonersavond 1 juni 2021

Op 1 juni 2021 vond de eerste inwonersavond over de Transitievisie plaats. Iedereen die dat wilde kon digitaal aan de bijeenkomst deelnemen en zijn of haar inbreng geven. De avond was goed bezocht, met bijna 30 inwoners uit Borsele, Driewegen, Hoedekenskerke, Lewedorp, Ellewoutsdijk, ’s-Heerenhoek, Ovezande, Baarland en Heinkenszand. De concept transitiekaart werd besproken en in kleinere groepen werden ervaringen en tips uitgewisseld met en tussen bewoners. Deze feedback is meegenomen in het schrijven van deze gehele visie., Enkele tips willen we in het bijzonder uitlichten.

Energiebesparing in Borsele: tips van inwoners

 

  • Zorg voor onafhankelijk en persoonlijk advies aan huis. Inwoners willen weten waar ze moeten beginnen met isoleren en wanneer een hybride of volledig elektrische warmtepomp voor hen het meest geschikt is.

  • Doe een studie naar een warmtenet in het Sloegebied

  • Werk aan een gedetailleerde planning wanneer wijken van het gas af gaan, zodat eigenaren hun verbouwplanning erop aan kunnen passen.

  • Betrek ook de eigenaren van Scheldeoord in de transitie.

  • Hoe duurzaam de restwarmte van Zeeland Refinary is, is twijfelachtig, omdat het afkomstig is van fossiele brandstoffen; misschien dat de grote vrieshuiscomplexen in Borsele duurzamere restwarmte kunnen bieden.

  • Heb ook aandacht voor het gedrag van de bewoner, aangezien dat aanzienlijke invloed heeft op hun gebruik.

  • Stel besparingsambassadeurs aan in wijken: inwoners met een voorbeeldwoning waarin alle effecten zichtbaar zijn.

  • Communiceer gericht en duidelijk over campagnes, collectieve inkoopacties en subsidies die beschikbaar komen. En richt je ook op Zeeuwen die graag zelf willen klussen i.p.v. het laten doen door een aannemer.

 

We zullen daarom een participatiestrategie gericht op de warmtetransitie opstellen waarin we kaders beschrijven over wanneer inwoners op welke manier kunnen meedenken en hoe we hen willen bereiken (inwonersparticipatie). Tegelijkertijd zullen er ook steeds meer initiatieven vanuit inwoners en organisaties ontstaan waarbij een samenwerking met de gemeente gezocht wordt. De participatiestrategie moet daarom ook laten zien op welke manier wij bereid zijn om te ondersteunen in gebiedsgerichte projecten die opgezet zijn vanuit lokale initiatiefnemers (overheidsparticipatie). De betrokken inwoner(-collectieven) zullen we actief betrekken bij de ontwikkeling hiervan.

 

Financiering

Er zijn verschillende mogelijkheden om inwoners financieel te ondersteunen bij maatregelen in de woning. Denk aan subsidies, leningen, en collectieve inkoopacties. We willen samen met Zeeuwse partners de bestaande financiële instrumenten voor alle inwoners in Zeeland nog beter inzichtelijk en toegankelijk maken. We onderzoeken ook hoe we bestaande instrumenten kunnen doorontwikkelen en kijken naar de mogelijkheden van nieuwe instrumenten, passend bij de gemeentelijke of Zeeuwse aanpak.

 

We willen verdere kansen voor gemeente overstijgende constructies verkennen. Te denken valt aan een provinciale lening, provinciale gebouwgebonden financiering, provinciale collectieve inkoop en samenwerking met Zeeuwse installateurs.

 

Daarnaast willen we Zeeuws-breed inwoners kunnen informeren over financiële instrumenten die beschikbaar komen vanuit het Rijk. Hoewel iedere eigenaar de maatregelen individueel treft, kan er altijd een collectief aanbod georganiseerd worden, waar meerdere eigenaren tegelijk gebruik van kunnen maken.12

 

Tijdens de inwonersavond is duidelijk naar voren gekomen dat gebouweigenaren willen weten van welke middelen ze gebruik kunnen maken om maatregelen te nemen, zoals rekentools, woningscans, (digitale) loketten, subsidies, leningen en voorbeeldwoningen. Er werd een duidelijke behoefte geuit aan een overzichtelijke en makkelijk toegankelijke plek waar deze informatie te vinden is. Wij hechten eraan dat informatie duidelijk en centraal te vinden is.

 

5.3 Zeeuws-brede samenwerking: hoe gaan we het organiseren?

In de voorgaande paragrafen zijn de doelgroep- en gebiedsgerichte aanpak beschreven die we in samenwerking met betrokken partijen na de TVW kunnen uitwerken. Daarnaast liggen er concrete aanknopingspunten om bepaalde onderdelen van de uitvoeringsstrategie Zeeuws-breed met andere gemeenten op te pakken. De voordelen van regionale en provinciale samenwerking zijn schaalvoordeel in de uitvoering en uitvoeringskosten, het kunnen leren van elkaars ervaringen, en uniformiteit in communicatie, voorlichting en andere uitingen richting inwoners.

 

Als gemeente hoeven we niet op alle vlakken zelf het wiel uit te vinden. We leren graag van elkaar. De samenwerkingskansen waarop we elkaar kunnen versterken op provinciaal niveau worden daarom omschreven in de volgende paragrafen. Tevens wordt in een stappenschema toegelicht hoe de Zeeuws-brede samenwerking verder georganiseerd kan worden.

5.3.1 Zeeuws-brede doelgroepen aanpak: samen aan de slag met besparen en woningen transitiegereed maken

Aan de slag gaan met besparen en transitiegereed maken van woningen met een doelgroepgerichte aanpak is in alle Zeeuwse gemeenten de eerste stap. Het ligt dan ook voor de hand om hier samen in op te trekken, door ervoor te zorgen dat middels het standaardiseren van een isolatie- en/of installatieaanpak: elke Zeeuwse inwoner kan gebruik maken van hetzelfde verduurzamingspakket dat voor het bouwjaar of woningtype van zijn of haar woning relevant is. Dit verduurzamingspakket zou door de hele provincie heen op dezelfde manier aangeboden kunnen worden via uniforme communicatie. Het Duurzaam Bouwloket en Energiek Zeeland kunnen hierbij een belangrijke rol spelen in de uniformiteit. Bijvoorbeeld in het aanbieden van woning- of straatscans in heel Zeeland.

 

Ook kan er via de Zeeuws-brede samenwerking worden afgesproken om per gemeente te focussen op een bepaalde doelgroep (op basis van woningtype en bouwjaar, zie paragraaf 5.1.1) door middel van gerichte campagnes. Zo kan elke gemeente zich toespitsen op één doelgroep en leren hoe deze het beste benaderd kan worden. Deze ervaringen kunnen vervolgens Zeeuws-breed worden uitgewisseld.

5.3.2 Zeeuws-brede gebiedsgerichte aanpak

Ondanks dat een gebiedsgerichte aanpak in de basis plaatsvindt in een afgebakend gebied dat binnen de gemeente ligt, zijn er kansen voor een Zeeuws-brede samenwerking – met name als het gaat om kennisuitwisseling. Een gebiedsgerichte aanpak richt zich met name op een verdere verkenning van de haalbaarheid voor een warmteoptie in een wijk of dorp. Hierin wordt intensief samengewerkt met lokale stakeholders en gebruik gemaakt van de gemeentelijke en lokale kennis in dat gebied. Voordeel van een dergelijke lokale aanpak is dat er beweging en betrokkenheid kan ontstaan van onderop door de betrokkenheid van lokale initiatiefnemers (woningcorporatie, inwonersinitiatief of gemeente). Dergelijke initiatiefnemers zorgen voor betrokkenheid van inwoners door te fungeren als ambassadeur en dragen bij aan het draagvlak van een bredere groep inwoners in de omgeving.

 

In de verschillende gemeentes in Zeeland zien we duidelijke gebiedsgerichte kansen. De Zeeuws-brede samenwerking leent zich bij uitstek als platform voor kennisuitwisseling over deze gebiedsgerichte ervaringen. Tevens zouden er binnen deze samenwerking afspraken kunnen worden gemaakt tussen gemeentes om te focussen op een uitvoeringsplan warmtenet in de ene gemeente, een uitvoeringsplan all-electric wijk in de andere gemeente, en een aanpak recreatiepark in een volgende gemeente. Denk hierbij ook aan het ontwikkelen van Zeeuwse-brede onderzoeken en demonstratieprojecten, bijvoorbeeld voor zonthermie, aquathermie en andere onderwerpen. Op deze manier kunnen er in de verschillende gebiedsgerichte plannen lessen worden opgehaald die kunnen terugvloeien naar de Zeeuws-brede samenwerking. Dit komt de versnelling van de warmtetransitie in Zeeland ten goede.

5.3.3 Zeeuws-breed uniform communiceren over dezelfde inkoopacties en financieringsmogelijkheden

Er liggen Zeeuw-breed kansen om richting inwoners en andere betrokken partijen inzicht te geven in de beschikbare financieringsmogelijkheden op zowel, regionaal, provinciaal als landelijk niveau. Of informatie op het gebied van voorbeeldwoningen die in naburige gemeenten te bezoeken zijn, en voorlichtingsavonden en evenementen die georganiseerd worden in Zeeland over besparen en transitiegereed maken.

 

Ook de aanpak voor bedrijventerreinen kan Zeeuws-breed opgepakt worden. Bijvoorbeeld door goede voorbeelden (provinciaal/regionaal) te verzamelen en de lessen te delen in een makelaarsrol. Of door kansen voor een financieel haalbare oplossing te delen.

5.3.4 Stappen richting Zeeuws-brede samenwerking

De voordelen van een Zeeuws-brede samenwerking op de verschillende aanpakken is in de voorgaande paragrafen toegelicht. Deze paragraaf zal verder ingaan op hoe de stappen die nodig zijn om de Zeeuws-brede organisatie op te zetten. Figuur 4 geeft een voorstel voor een mogelijke samenwerkingsvorm voor een Zeeuws-brede samenwerking.

 

Voor de verdere organisatie van de Zeeuws-brede samenwerking zien we de volgende stappen die na de TVW moeten worden uitgewerkt:

  • 1.

    Zoveel mogelijk aansluiten bij de bestaande structuren. Binnen het al bestaande samenwerkingsverband, de RES-organisatie en de provinciale TVW- tafel (bestaande uit alle gemeenten en andere samenwerkingspartners), onderzoeken we de wijze waarop we ons het beste kunnen organiseren. Hier kan gekeken worden of de huidige TVW-tafel moet worden aangevuld met andere partijen. Gemeenten houden net als nu regie over deze tafel.

  • 2.

    Afspraken maken voor een intensievere thematische Zeeuwse samenwerking. Bijvoorbeeld op basis van onderstaande schema. Onder andere door de kennis en capaciteit van gemeenten te bundelen over deze thema’s. Zo zetten we de bestaande/toekomstige capaciteit zo efficiënt mogelijk in. Hoewel de samenwerking intensiever is blijft er nog steeds ruimte voor lokale afweging.

 

Figuur 4: Themagerichte samenwerkingskansen binnen de Zeeuwse warmtetransitie

 

5.3.5 Doorlopend: afstemming met stakeholders

Bovengenoemde manier van organiseren zorgt ervoor dat partijen op verschillende niveaus en op verschillende onderwerpen doorlopend met elkaar in gesprek blijven. Dat is belangrijk omdat we nadrukkelijk al onze partners en hun kennis en kunde nodig hebben om de warmtetransitie tot een succes te maken en we de beschikbare middelen zo slim mogelijk in willen zetten.

 

Wanneer wij bijvoorbeeld stimuleringsmaatregelen voor (hybride) warmtepompen ontwikkelen is het van belang dat zowel de netbeheerder als de gemeente dit monitoren. Wanneer we weten hoe de transitie verloopt in buurt, wijk of dorp houdt de netbeheerder op die manier grip op de impact op het energienetwerk. Tijdige afstemming realiseren we door de plannen van de gemeente te vergelijken met de prognoses van het netwerkbedrijf.

 

Ook met Beveland Wonen wordt doorlopend afstemming gezocht om renovatieplanningen op elkaar af te stemmen en mogelijk nieuwe aanknopingspunten te identificeren. Met hen wordt bijvoorbeeld ook gekeken of collectiviteit georganiseerd kan worden, bijvoorbeeld wanneer isolatiepakketten worden ingekocht door corporaties. Mogelijk kunnen particulieren in die wijken dan aanhaken bij de inkoop die de corporaties voor hun woningen doen.

 

5.4 Gemeentelijke invulling: gemeentelijke rol en capaciteit

5.4.1 Gemeentelijke rol

Vanuit het Klimaatakkoord wordt de gemeente als regisseur bestempeld in de warmtetransitie. We geven hier invulling aan door het verdere proces van de warmtetransitie in onze gemeente te blijven leiden en de daartoe zo belangrijke samenwerking met onze belangrijkste partners voort te zetten en uit te breiden. We zien ons daarin vooral als ‘trekker van het gesprek en hebben een belangrijke uitvoerende rol met ons grote gebouwbezit in de gemeente. We zien daarbij partijen als Beveland wonen en het netwerkbedrijf als centrale partners om gezamenlijk en met gedeelde verantwoordelijkheid de warmtetransitie verder te brengen. Als concrete vervolgstap op de TVW, zien wij dan ook het voortzetten van de projectgroep als lokale ‘TVW-tafel’. Een belangrijke taak van deze tafel is het verder verkennen en opstarten van uitvoeringsplannen voor de meest kansrijke startgebieden. Inwoners(collectieven) zijn een van de belangrijkste partners bij deze stap en met hen zullen we de actieve samenwerking zoeken. Belangrijke derde taak is het monitoren van de voortgang en de relatie tussen de voortgang en het gestelde doel voor 2030.

 

Hoewel de ontwikkeling van de doelgroepenaanpak vooral bij de provinciale subtafel TVW ligt, zien wij een rol in het vertalen van deze aanpak en bijbehorende middelen naar een lokale inzet die passend is voor en herkend wordt door de inwoners van Borsele. We zijn aanspreekpunt voor onze inwoners en organisaties en houden hen andersom blijvend betrokken om gezamenlijk in de warmtetransitie op te trekken. Naast een regierol, zie we hier een motiverende en faciliterende rol met bijbehorende taken zoals eerder beschreven in paragraaf 5.2. Als gemeente ‘lenen’ we dus aanpakken en middelen uitgewerkt op de provinciale subtafel TVW, maar zorgen we ook dat inzichten daar weer naar terugvloeien. Dat kunnen lessen zijn uit gebiedsgerichte projecten waar andere gemeenten gebruik van kunnen maken. Maar ook monitoringsresultaten om gezamenlijk met andere gemeenten de provinciale voortgang van de warmtetransitie accuraat te blijven volgen en waar nodig de strategie bij te sturen.

5.4.2 Gemeentelijke capaciteit

Tot slot vraagt de warmtetransitie veel van de gemeente én betrokken partijen.. Het rapport Van Parijs naar praktijk13 laat zien dat een aanzienlijke groei in het aantal fte nodig is om de taken die in het klimaatakkoord aan gemeenten is toebedeeld te kunnen invullen. De indicaties uit het rapport zijn één onderdeel van de totale kosten die de uitvoering van het Klimaatakkoord met zich meebrengt.

 

Het rapport laat zien dat er veel uitvoeringskracht nodig is – van planvorming tot uitvoering. Hoeveel capaciteit er extra nodig is, hangt onder andere sterk af van het aantal (wijk)uitvoeringsplannen waaraan wordt gewerkt. Om de transitie echt in een stroomversnelling te brengen zijn dan ook financiële middelen vanuit de Rijksoverheid een noodzaak.

 

Tenslotte is naast de inzet van de gemeente ook inzet van andere partijen nodig. Ook daar zal nog gewerkt moeten worden aan de uitbreiding van de capaciteit. Het gaat dan bijvoorbeeld om de netbeheerders, de corporaties maar ook de installatie- en bouwbranche.

 

5.5 Actieagenda: stappen richting uitvoering voor de komende twee jaar

In de volgende tabel is de actieagenda opgenomen met daarin de acties voor de komende twee jaar die voortvloeien uit de hiervoor besproken stappen richting uitvoering. Dit zijn acties die in ieder geval in de komende twee jaar worden opgestart, om de transitie op gang te laten komen. Met deze scope van twee jaar wordt dus niet bedoeld dat de acties na twee jaar ten einde komen. De tabel is onderverdeeld in drie onderdelen: van transitiepaden naar praktijk, informeren motiveren en faciliteren en tot slot het onderdeel samenwerking en organisatie

 

Tabel 2: actieagenda voor stappen richting uitvoering de komende twee jaar

 

Van transitiepaden naar praktijk 

 

Provinciaal

Gemeentelijk

Doelgroepen-aanpak

Uitwerken van de doelgroepenaanpak ( op basis van bouwjaar) voor 1) besparing en transitiegereed en 2) (hybride) warmtepompen

Combineren van de provinciale doelgroepenaanpak met de Borselse aanpak voor gerichte communicatie

 

Uitwerken aanpak voor specifieke groepen als:

  • -

    Monumenteneigenaren

  • -

    Vereniging van Eigenaren

  • -

    Huurders (samen met corporaties)

 

 

 

 

Gebiedsgerichte aanpak

Afstemming bovenlokale warmtebronnen (RSW)

 

Tweejaarlijkse update van de RWS

Kennis verrijken: isolatiekansen valideren, koppelkansen in beeld en sociale warmtebronnen verder verkennen

 

Kennisdeling en uitwisseling over (proces richting) wijk uitvoeringsplannen.

 

Opstellen van gezamenlijk aanpak voor opstellen uitvoeringsplannen.

Startkansen in dorpen/wijken identificeren. Benoemen voor welke gebieden een warmteplan ontwikkeld moet worden en wie hiervoor verantwoordelijk is

 

Uitwerken van een standaard procesaanpak voor 1) bedrijventerreinen en 2) recreatiegebieden

Lokale invulling geven aan de procesaanpak voor bedrijventerreinen en recreatiegebieden

 

 

Gezamenlijk verkennen/ontwikkelen van demonstratieprojecten rondom onderwerpen als collectieve toepassingsmogelijkheden van aquathermie, zonthermie, energieopslag e.a.

 

Geïdentificeerde startkansen verder verkennen in een (opstap naar een) uitvoeringsplan

 

Inwoners informeren, motiveren en faciliteren

 

Provinciaal

Gemeentelijk

Communicatie

Opstellen gezamenlijk communicatie items die Zeeuws breed gedeeld kunnen worden.

Uitvoering en toespitsing op gemeentelijke situatie

 

Faciliteren regionale energieloketten als duurzaam bouwloket, platform energiek zeeland, monumenten-

paspoort van erfgoed Zeeland.

Inbedden van de informatie op de gemeentelijke kanalen en bij de afdeling communicatie, zodat inwoners bij hun eigen gemeente de weg kunnen vinden

 

Ondersteunen kennisuitwisseling tussen Zeeuwse inwonerscollectieven via organisaties als de ZVKK, Dorpen voor Morgen, de Zeeuwse participatiecoalitie e.a.

 

Participatie

Opstellen van handvaten voor een participatieaanpak

 

 

Inwonerparticipatie in de Zeeuwse warmtetransitie verder stimuleren en te faciliteren.

 

Financiering

Afstemmen van financieringsmogelijkheden

Ontwikkelen van instrumenten.

 

 

Kansen voor nieuwe regionale constructies collectieve inkoop en samenwerking met installateurs op Zeeuws breed niveau

 

Monitoring en evaluatie

Regionale afstemming over beschikbaar stellen van data.

 

Monitoring stand van zaken op Zeeuws breed niveau.

Evaluatie van de uitvoering van de TVW op Zeeuws breed niveau en voorstel voor actualisatie.

 

 

 

 

 

Samenwerking en organisatie

 

Provinciaal

Gemeentelijk

Rol en taken

Voortzetten

 

Rol van de subtafel TVW bestaat uit uitwisseling, afstemming en monitoring

Regierol in de samenwerking met stakeholders en bijbehorende taken verder uitwerken en uitvoeren

 

Afstemming binnen overleg Zeeuwse Overheden

Faciliterende rol in de ondersteuning van inwoners en bijbehorende taken verder uitwerken en uitvoeren

 

 

Verwachtingen over uit te voeren taken, benodigde capaciteit en verzoek meer capaciteit neerleggen bij Raad

 

 

Aldus vastgesteld tijdens de raadsvergadering van 13 januari 2022‎.

griffier,

voorzitter,


1

In de TVW spreken we vanuit we/wij perspectief. Daarmee bedoelen we de gemeente die in samenwerking met betrokken partijen in een lokale werkgroep en in gesprek met de samenleving deze visie heeft opgesteld.

2

Onderdeel van deze visie is een begrippenlijst in bijlage C.

3

Zie bijlage B voor de volledige notitie met de uitgangspunten en selectiecriteria

4

In de vergelijkende analyse die gebruikt is om richting te geven aan het transitiepad per buurt, gebruiken we voor de definitie van buurten de zogenaamde CBS-buurtgrenzen. Deze CBS-buurtgrenzen zijn nuttig omdat deze landelijk gebruikt worden, waardoor ook de vergelijkende analyses uitgevoerd kunnen worden. Deze buurtgrenzen hoeven niet altijd in lijn te zijn met wat door inwoners als logische grenzen gezien wordt, of wat logisch is om als grens te hanteren voor een mogelijke vervolgstap zoals een isolatie-actie. Deze CBS-grenzen zijn dan ook niet leidend geweest in het bepalen van acties voor het vervolg na deze TVW voor de verschillende wijken en dorpen in onze gemeente.

5

De subtafel TVW is een overleggroep op provinciaal niveau over de TVW waaraan 12 Zeeuwse gemeenten deelnemen.

6

Adviesrapport Van Parijs naar praktijk | Publicatie | Raad voor het Openbaar Bestuur

7

De term laagst maatschappelijke kosten komt uit het Nederlandse Klimaatakkoord. Daarin is afgesproken dat de TVW uitgaat van de laagste maatschappelijke kosten van de hele warmteketen: dat gaat over de kosten van de energiebron, de infrastructuur, en kosten voor de aanpassingen die in het gebouw zelf. Door als gemeente in deze visie de laagste maatschappelijke kosten als uitgangspunt te nemen brengen we gezamenlijke betaalbaarheid dichterbij. Maar daarmee geeft de visie geen inzicht in, en doet die geen uitspraak over de betaalbaarheid voor individuele stakeholders. Deze en andere termen worden in de begrippenlijst in bijlage C ook toegelicht.

8

De begrippen warmtetransitie en Transitievisie Warmte lijken op het eerste gezicht veel op elkaar, maar zijn twee verschillende begrippen met allebei een andere scope. De warmtetransitie bestrijkt de gehele periode tot 2050 om over te stappen op duurzame alternatieven voor aardgas. De Transitievisie Warmte is een concrete opdracht vanuit het Klimaatakkoord aan gemeenten om de warmtetransitie aan te zwengelen, de alternatieven voor aardgas inzichtelijk te maken en handelingsperspectief voor de korte termijn te bieden. De TVW kent een scope van vijf jaar – wanneer de herijking van de visie plaatsvindt.

9

Deze visie is gebaseerd op de uitgangspunten zoals geformuleerd in de betreffende notitie, te vinden in bijlage B

10

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2021), Standaard en Streefwaarden: uitkomst traject begeleidingscommissie.

11

Lees: als een bron voldoende hoge temperatuur heeft om een woning met beperkte maatregelen binnen de schil toch comfortabel te verwarmen. Bij slecht geïsoleerde woningen is dan vaak hogetemperatuurverwarming nodig van boven de 70 graden.

12

In bijlage D treft u een overzicht van financieringsinstrumenten en initiatieven die reeds in de Zeeuwse gemeenten worden uitgerold. Leningen die genoemd zijn, zijn niet allemaal op dit moment actief. Mogelijk worden er nieuwe rondes waarin deze leningen worden vrijgegeven uitgeschreven.

13

https://www.raadopenbaarbestuur.nl/documenten/publicaties/2021/01/25/advies-van-parijs-naar-praktijk