Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Verordening loonkostensubsidie Ede 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening loonkostensubsidie Ede 2022
CiteertitelVerordening loonkostensubsidie Ede 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Ede 2017.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-11-202201-07-2022nieuwe regeling

06-10-2022

gmb-2022-471394

329115

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Ede 2022

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 augustus 2022, kenmerk 329115;

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

besluit:

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1.

    Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2.

    Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon behoort tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, of als bedoeld in artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet;

    • b.

      die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en

    • c.

      die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

  • 1.

    Het college stelt de loonwaarde van een persoon vast te stellen vast overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021.

  • 2.

    Overeenkomstig artikel 10d eerste lid onder b van de wet kan het college de vaststelling van de loonwaarde van een persoon zoals genoemd onder het eerste lid, in overleg met een werkgever, achterwege laten en de dienstbetrekking tot stand laten komen.

  • 3.

    De aan een werkgever te verstrekken loonkostensubsidie als bedoeld in het tweede lid en artikel 10d onder het vijfde lid van de wet bedraagt maximaal 50% van het wettelijk minimumloon, gedurende maximaal 6 maanden.

  • 4.

    In deze verordening wordt verstaan onder loonwaarde: loonwaarde als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel g van de Participatiewet.

Artikel 3. Overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Ede 2017 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Ten aanzien van de werknemer waarvoor of door wie een aanvraag voor het verlenen van loonkostensubsidie is ingediend voor de dag van inwerkingtreding van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 blijft tot het moment waarop de loonwaarde opnieuw wordt vastgesteld, bedoeld in artikel 10d, zesde lid, van de Participatiewet, de verordening bedoeld in het eerste lid van toepassing.

Artikel 4. Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot aan het moment van inwerkingtreding van het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Ede 2022.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 6 oktober 2022, zaaknummer 329115,

De raad voornoemd,

dr. G.H. Hagelstein

de griffier,

mr. L.J. Verhulst

de voorzitter.

Toelichting

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

 

  • -

    de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

  • -

    de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

Op 1 januari 2017 is de ‘Wet stroomlijning loonkostensubsidie Participatiewet’ in werking getreden1. Dat heeft geleid tot wijziging van artikel 10d van de Participatiewet en daaraan verbonden inhoudelijke aanpassingen van de regeling met betrekking tot loonkostensubsidie.

 

In de Participatiewet is middels artikel 10d, tweede lid, een nieuwe doelgroep opgenomen voor loonkostensubsidie. Deze doelgroep is opgenomen in de verordening en betreft jongeren:

 

  • -

    van het praktijkonderwijs, bedoeld in artikel 10f van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • -

    het voortgezet speciaal onderwijs, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de expertisecentra, of

  • -

    de entreeopleiding, bedoeld in artikel 7.2.2., onderdeel a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

die binnen 6 maanden na het verlaten van school zijn gaan werken. Het college hoeft voor deze doelgroep niet meer vast te stellen of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. De werkgever van deze jongeren kan – ook als de dienstbetrekking al tot stand is gekomen – de gemeente verzoeken de loonwaarde vast te stellen.

 

Daarnaast kan het college nog steeds op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet).

 

Heeft het college vastgesteld dat een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die persoon vast, tenzij gekozen is voor forfaitaire loonkostensubsidie (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

 

De loonwaarde is een percentage van het wettelijk minimumloon voor de door een persoon – die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie – verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).

 

De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, p. 60).

 

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.

 

  • -

    doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, alsmede personen als bedoeld in artikel 10d, tweede lid;

  • -

    loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet): vastgesteld percentage van het wettelijk minimumloon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

  • -

    dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, van de Participatiewet): een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking. 

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

 

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve.

 

Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

 

  • -

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

  • -

    personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • -

    personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en

  • -

    personen die werken op een beschutte werkplek (artikel 10b, negende lid, van de Participatiewet).

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, p. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

 

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

Conform artikel 6, tweede lid, stelt de raad bij verordening de wijze waarop de loonwaarde wordt bepaald vast. Daartoe wordt in deze verordening aansluiting gezocht bij de uniforme landelijke methodiek die is opgenomen in het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021 en de Regeling loonkostensubsidie Participatiewet 2021.

 

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

 

Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.

 

Artikel 3. Overgangsrecht

Voor de vormgeving van het overgangsrecht is aangesloten bij het overgangsrecht dat is opgenomen in het Besluit loonkostensubsidie Participatiewet 2021.


1

‘Wet van 17 november 2016 tot wijziging van de Participatiewet, de Wet tegemoetkomingen loondomein, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten in verband met stroomlijning van de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet en enkele andere wijzigingen' (Stb. 2016-444).