Organisatie | Waadhoeke |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang gemeente Waadhoeke 2022 |
Citeertitel | Beleidsregels gemeentelijke taken uitvoering Wet kinderopvang gemeente Waadhoeke 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Handhaving Wet Kinderopvang gemeente Waadhoeke zoals vastgesteld door het college op 30 januari 2018.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-10-2022 | nieuwe regeling | 11-10-2022 |
Hoofdstuk 1 Toepassing en definities
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:
Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle voorzieningen voor kinderopvang, gastouderopvang en gastouderbureaus binnen gemeente Waadhoeke.
Mandaatbesluit en mandaatregister
In het bij het Mandaatbesluit Waadhoeke 2018 behorende register is vastgelegd dat beslissingen op wijzigingsverzoeken, aanvragen exploitatie voorzieningen voor kinderopvang, gastouderopvang en gastouderbureaus en handhaven van deze voorzieningen op grond van de Wet Kinderopvang zijn gemandateerd aan de afdelingsmanager van afdeling Samenleving.
De definities zijn de definities zoals deze zijn aangegeven in de Wet Kinderopvang en onderliggende regelgeving.
In dit beleidsstuk is vastgelegd hoe het beleid is dat gemeente Waadhoeke voert met betrekking tot de gemeentelijke taken die voortvloeien uit de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving.
Het vastleggen van dit beleid draagt bij aan:
De gemeentelijke visie op handhaving en de relatie met het dossier kinderopvang worden toegelicht. Er wordt ingegaan op de verschillende mogelijkheden binnen het toezicht, waaronder herstelaanbod en risicogestuurd toezicht. Er wordt uitgelegd hoe een aanvraag tot exploitatie afgehandeld wordt. En als laatste gaat het college in de beleidsregels in op de verschillende mogelijkheden voor handhaving bij het niet naleven van de kwaliteitseisen. Hierin wordt aangegeven welke strategie gevolgd wordt. Daarbij wordt per niet nageleefde kwaliteitseis bepaald welke handhaving daarop volgt, waarbij het afwegingsmodel richting geeft.
In het afwegingsmodel (in de bijlage) is vastgelegd:
2.3. Landelijke en gemeentelijke ontwikkelingen
De Wet kinderopvang is sinds 2005 van toepassing. Sindsdien zijn er veel ontwikkelingen geweest binnen de sector kinderopvang.
Zo bestaan er sinds 2018 geen peuterspeelzalen meer. Ook is er in datzelfde jaar een personenregister kinderopvang ingevoerd om continue screening in de kinderopvang te versterken. Daarnaast is in 2018 en 2019 de wetgeving dankzij de (wijzigings-) Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang behoorlijk aangepast.
Met ingang van 2022 is het voor gemeenten en GGD’en in de uitvoering van het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus mogelijk om keuzes te maken in de per inspectie te onderzoeken onderwerpen (de flexibele inspectieactiviteit).
Waar de toezichthouder eerder verplicht was om minimaal een vooraf landelijk bepaald aantal onderwerpen mee te nemen in het onderzoek, is er door de invoering van deze flexibele inspectieactiviteit meer ruimte voor de gemeente en de toezichthouder om variatie hierin aan te brengen.
Dit alles heeft ertoe geleid dat gemeente Waadhoeke haar beleidsregels in het kader van toezicht en handhaving van de kinderopvang heeft herzien en opnieuw vastgesteld.
Hoofdstuk 3. Kader, visie, ambitie
Aan kinderopvang worden kwaliteitseisen gesteld. Deze kwaliteitseisen staan in de Wet kinderopvang (Wko) en in de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen en aanverwante regelingen.
De regelgeving stelt kwaliteitseisen aan de volgende onderwerpen (in de GGD rapportages domeinen genoemd):
De Wko bepaalt dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor toezicht op en handhaving van deze eisen. De GGD is bij wet de aangewezen toezichthouder voor kinderopvang. Het college heeft de directeur publieke gezondheid van de GGD Fryslân aangewezen als toezichthouder.
De Inspectie van het Onderwijs is de tweedelijns toezichthouder en controleert jaarlijks of de gemeente haar wettelijke taken met betrekking tot de registervoering en de uitvoering van het toezicht, goed uitvoert.
De visie van gemeente Waadhoeke op handhaving kinderopvang is gericht op herstel en we werken vanuit het vertrouwen dat overtreders zich inzetten om de overtreding(en) ongedaan te maken en herhaling van de overtreding(en) te voorkomen.
Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt, grijpt de gemeente in met een (informele) handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, worden daarbij meegewogen. Het college start in beginsel een herstellend handhavingstraject maar kan daarnaast, indien aan de orde, bestraffend optreden door een bestuurlijke boete op te leggen voor de overtreding(en).
De gemeente Waadhoeke vindt kwalitatief goede kinderopvang zeer belangrijk. Kinderen moeten zich kunnen ontwikkelen binnen een -emotioneel- veilige, vertrouwde en gezonde omgeving. Het uitvoeren van toezicht- en handhavingstaken is essentieel voor een kwalitatieve goede kinderopvang. Toezicht en handhaving worden passend ingezet. De gemeente streeft naar een goede relatie met de houder en werkt vanuit vertrouwen.
Gemeente Waadhoeke heeft de volgende ambities:
Gemeenten en toezichthouders krijgen vanaf 1 januari 2022 de mogelijkheid om kinderopvanglocaties flexibel te inspecteren. Daardoor hoeven zij minder verplichte inspectiepunten tijdens het jaarlijks onderzoek te doorlopen en is er meer ruimte voor uitgebreider of diepgaander onderzoek. Dit helpt tegen de voorspelbaarheid van het toezicht en biedt meer ruimte tot (risicogericht) maatwerk.
Door de flexibilisering van het toezicht kan het toezicht gerichter worden ingezet, verbetert de effectiviteit van het toezicht en daarmee kan het een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de kinderopvang. De gemeente maakt hierover afspraken met de toezichthouder (de GGD) en legt dit vast.
Wel blijven er drie punten verplicht om standaard te toetsen, namelijk:
De toezichthouder kinderopvang van de GGD komt jaarlijks op alle kindercentra en gastouderbureaus en ziet wat daar in de dagelijkse praktijk gebeurt. Daarnaast onderzoekt de toezichthouder middels een steekproef van de in het LRK geregistreerde voorzieningen voor gastouderopvang, een deel van deze voorzieningen. De toezichthouder fungeert daarmee als de ogen en oren van de gemeente. Hij onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving.
De toezichthouder geeft geen advies aan de houder, maar kan wel toelichten wat er wordt getoetst en waarom.
De toezichthouder van de GGD voert de volgende onderzoeken voor de gemeente Waadhoeke uit:
Onderzoek voor registratie (OVR): naar aanleiding van een ingediende aanvraag tot exploitatie onderzoekt de toezichthouder of de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden volgens de voorschriften van de Wko en onderliggende regelgeving. De werkwijze volgens het principe ‘Streng aan de Poort’ kan hierbij worden toegepast. Zie toelichting 5.1.2.
De bevindingen tijdens een onderzoek en het oordeel van de toezichthouder worden in een inspectierapport vastgelegd. Deze inspectierapporten geven een beeld van de kwaliteit van de voorziening. De rapporten worden openbaar gemaakt in het LRK.
4.2. Risicogestuurd en onaangekondigd toezicht
Om een goed beeld te krijgen van een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, vinden de onderzoeken (met uitzondering van het onderzoek voor registratie) in principe onaangekondigd plaats.
Daarnaast wordt het toezicht op kindercentra en gastouderbureaus die daarvoor in aanmerking komen, risicogestuurd uitgevoerd. Dit betekent meer toezicht waar het nodig is, minder waar het kan. Om hier invulling aan te geven, wordt door de toezichthouder een risicoprofiel opgesteld of aangepast na ieder (daarvoor relevant) onderzoek. Aan de hand hiervan wordt de intensiviteit van het daarna volgende toezicht bepaald.
De gemeente Waadhoeke en de GGD werken met de landelijke werkwijze herstelaanbod. Door te werken met herstelaanbod verwacht de gemeente dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede en de gemeente hoeft minder handhaving in te zetten.
Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek.
Onderstaande voorschriften komen niet in aanmerking voor herstelaanbod:
Deze voorwaarden zijn niet geschikt bevonden om herstelaanbod aan te bieden. Dit is in lijn met het advies van VNG en GGD GHOR Nederland.
Het komt voor dat één of meerdere overtredingen zich niet lenen voor een herstelaanbod maar andere wel. Het is mogelijk om, rekening houdende met ernst en aard van overtredingen, voor enkele overtredingen herstelaanbod aan te bieden, terwijl dit voor (een) andere overtreding(en) niet geldt.
De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.
De gemeente weegt de oorspronkelijke overtreding en de resultaten van herstelaanbod mee bij haar beslissing om wel of niet te handhaven. Meer informatie staat in 6.3. Handhaving na herstelaanbod.
Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is (zijn) en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren.
De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. Hierdoor is de gemeente tijdig op de hoogte om eventueel vervolgstappen (zoals verlenging van het schriftelijk bevel) te nemen.
Volgens artikel 166, eerste lid, van de Wpo is het college verantwoordelijk voor het realiseren van voldoende aanbod voorschoolse educatie (Ve). Dit betekent dat gemeente Waadhoeke zorgt voor voldoende voorzieningen in aantal en spreidingen waar kinderen met een risico op een achterstand in de Nederlandse taal kunnen deelnemen aan voorschoolse educatie. Het college subsidieert deze voorschoolse educatie voor peuters van 2 tot 4 jaar. De toezichthouder toetst jaarlijks de basiskwaliteit van de door de gemeente gesubsidieerde voorschoolse educatie en legt de uitkomst vast in een inspectierapport.
Sinds 2008 voert de Inspectie van het Onderwijs het interbestuurlijk toezicht uit op de
kwaliteit van de kinderopvang. Doel daarvan is om de prestaties van het eerstelijnstoezicht door gemeenten verder te bevorderen en daarmee de kwaliteit in de kinderopvang op hoog niveau te brengen en/of te houden.
Gastouderopvang is kinderopvang in een gezinssituatie, op het woonadres van de gastouder of op het woonadres van één van de ouders die tot stand komt door de bemiddeling van een gastouderbureau. Daarnaast zien zij toe dat de gastouders bepaalde kwaliteitseisen voldoende naleven. Het college is verantwoordelijk voor het toezicht op de geregistreerde gastouderopvang en de onderzoeken vinden steekproefsgewijs en zoveel mogelijk onaangekondigd plaats. In 2022 is de intensivering van het toezicht op de gastouderopvang in gang gezet. Het doel hiervan is om alle gastouders minimaal 1 x per 3 jaar te bezoeken. Jaarlijks worden hierover afspraken gemaakt met de GGD.
Hoofdstuk 5. Aanvraag tot exploitatie
In de volgende gevallen spreken we wettelijk gezien van een aanvraag tot exploitatie:
In tegenstelling tot een aanvraag voor een nieuwe voorziening en een verhuizing, dient voor een houderwijziging een wijzigingsverzoek ingediend te worden.
Een nieuwe kinderopvangvoorziening mag pas in exploitatie genomen worden na schriftelijke toestemming daartoe verleend door het college, op een in dat besluit vastgestelde specifieke datum. Als er toestemming is gegeven, wordt de voorziening vervolgens in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerd. Om deze toestemming te verkrijgen, dient de houder een aanvraag tot exploitatie in bij de gemeente waar de beoogd te exploiteren kinderopvangvoorziening zich bevindt. De beslistermijn is 10 weken. Deze termijn kan in bepaalde situaties nog verlengd worden. Het is dus van belang dat de houder een aanvraag tijdig voor de gewenste startdatum indient. Een aanvraag wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld aanvraagformulier, te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.
Bij het indienen van een aanvraag voor een nieuwe kinderopvangvoorziening kunnen leges in rekening gebracht worden.
Zonder, of voorafgaand aan de schriftelijke toestemming tot exploitatie mag een kinderopvangvoorziening niet geëxploiteerd worden. Indien dit toch gebeurt, wordt dit ook wel aangeduid met illegale kinderopvang. De gemeente Waadhoeke treedt streng op tegen illegale opvang. Illegale opvang is op grond van de Wet op de economische delicten reden voor aangifte bij het Openbaar Ministerie 1 of het opleggen van een bestuurlijke boete door de gemeente.
Ook bij een kinderopvangvoorziening waarvan de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en die desondanks in exploitatie blijft, is sprake van illegale opvang met dezelfde gevolgen als hiervoor beschreven.
De gemeente wil dat er direct vanaf de start van de exploitatie van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang, verantwoorde en kwalitatief goede opvang geboden wordt. Voor een gastouderbureau geldt dat deze direct vanaf de start de werkzaamheden zo moet kunnen uitvoeren dat zowel het gastouderbureau als de door het gastouderbureau te begeleiden gastouders, aan de kwaliteitseisen voldoen. De gemeente laat daarom alle nieuwe aanvragen tot exploitatie uitgebreid toetsen door de GGD. Bij het uitvoeren van het toezicht kan maatwerk worden geleverd.
De toezichthouder zal bij het onderzoek voor registratie toetsen of er voldoende vertrouwen is dat er vanaf datum van exploitatie kwalitatief goede opvang of begeleiding geboden wordt. Uitgangspunt hierbij is dat al bij de aanvraag tot exploitatie (voor zover mogelijk) alle eisen beoordeeld worden. Aanvullend kan een gesprek met de houder duidelijkheid geven of hij ‘redelijkerwijs aan de kwaliteitseisen’ zal gaan voldoen. Op basis van dit totaal onderzoek vormt de toezichthouder een oordeel over de aanvraag tot exploitatie.
De gemeente neemt in de beoordeling van de aanvraag de kwaliteit van andere kinderopvangvoorzieningen van de houder en de daarbij behorende handhavingshistorie mee. Voortdurende, ernstige en/of vele overtredingen op deze voorzieningen vormen een indicatie voor de naleving van de kwaliteitseisen op een nieuwe voorziening. Signalen buiten het advies van de toezichthouder kunnen eveneens meewegen in de beoordeling van de aanvraag.
De gemeente kijkt naast de beoordeling op de eisen vanuit de Wet kinderopvang, bij een nieuwe aanvraag ook naar andere vergunningen die van belang zijn voor de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen.
De gemeente Waadhoeke vindt het van groot belang dat wanneer een kinderopvangvoorziening start met exploiteren, ook aan de andere benodigde eisen wordt voldaan.
Bijvoorbeeld: indien een kinderopvang zich wil vestigen in een schoolgebouw, heeft de school de mogelijkheden om gebouwdelen aan de onderwijsbestemming te verhuren aan de kinderopvang, toestemming college is hiervoor noodzakelijk, voldoet de locatie aan de eisen brandveilig gebruik, voldoet de locatie aan het laatste bouwbesluit en past de locatie binnen het bestemmingsplan. Als de vergunningen niet in orde zijn voor de aangevraagde voorziening kan deze niet in gebruik worden genomen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de aanvrager.
5.1.4. Onderzoek na registratie
Binnen drie maanden na de registratiedatum beoordeelt de toezichthouder of het kindercentrum in de praktijk aan de kwaliteitseisen voldoet. Hierbij wordt met name gekeken naar de uitvoeringspraktijk van het veiligheids-, gezondheids- en pedagogisch beleid, de inzet van het personeel en de wijze waarop de kinderen worden opgevangen.
5.1.5. Mogelijkheden na afwijzing aanvraag tot exploitatie
Wanneer een aanvraag tot exploitatie is afgewezen, kan de houder een nieuwe aanvraag indienen. Om een nieuwe aanvraag te kunnen indienen, moet er sprake zijn van nieuwe feiten en omstandigheden. Deze moeten door de houder bij de nieuwe aanvraag worden vermeld. Alleen als dat het geval is, wordt een nieuwe aanvraag in behandeling genomen.
Een kindercentrum of gastouderbureau dat wordt overgenomen, is meestal al in exploitatie en er worden kinderen opgevangen/bemiddeld.
Het is voor de continuïteit daarom van groot belang dat de oude en nieuwe eigenaar samen een overname goed regelen. Een houderwijziging wordt ingediend middels een door de rijksoverheid vastgesteld wijzigingsformulier. Deze formulieren zijn te vinden op www.rijksoverheid.nl en www.landelijkregisterkinderopvang.nl.
De gemeente Waadhoeke hanteert de volgende uitgangspunten bij een overname:
Bij een houderwijziging kunnen leges in rekening worden gebracht.
5.3.1. Verhuizing van een kindercentrum of voorziening voor gastouderopvang
5.3.2. Verhuizing van een gastouderbureau
Wanneer een gastouderbureau (GOB) verhuist, geldt een andere procedure. Wettelijk is vastgelegd dat een GOB geen nieuwe aanvraag tot exploitatie hoeft in te dienen wanneer het adres van een GOB wijzigt.
Bij de gemeente wordt ingediend:
Indien de verhuizing naar een andere gemeente is, moet het wijzigingsverzoek gestuurd worden naar de huidige gemeente van vestiging. Deze stuurt het verzoek door (na verwerking in het LRK), waarna de beoogde gemeente van vestiging een besluit zal nemen over het verzoek. Die gemeente kan de GGD vragen advies uit te brengen over het verzoek alvorens dat besluit te nemen.
Bij een verhuizing van een gastouderbureau worden geen leges in rekening gebracht.
Het college is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving en kan een handhavingsbesluit nemen indien is geconstateerd dat de kwaliteitseisen niet nageleefd zijn. Dit zal doorgaans blijken uit de inspectierapporten van de GGD. Het niet naleven van de kwaliteitseisen kan echter ook door de gemeente zelf worden geconstateerd. In beide gevallen zal de gemeente in principe handhaven.
De Wet kinderopvang verplicht gemeenten om na het onherroepelijk worden van een handhavingsbesluit, deze te publiceren in het LRK. Een handhavingsbesluit is pas onherroepelijk wanneer de procedures met betrekking tot bezwaar en beroep ten aanzien van dat besluit zijn afgerond. Hoe in bezwaar en/of beroep gegaan kan worden, wordt bij ieder besluit bekend gemaakt aan de ontvanger.
De gemeente heeft een beginselplicht tot handhaven. De wet- en regelgeving is hiervoor de basis en in deze beleidsregels wordt hier invulling aan gegeven. Goed handhaven betekent echter ook dat het college oog heeft voor de specifieke situatie van het geval. Individuele omstandigheden - verzwarend of verzachtend - kunnen van invloed zijn op het wel of juist niet geven van een maatregel nadat geconstateerd is dat een kwaliteitseis niet is nageleefd. Dat doet recht aan het feit dat niet alle situaties ‘standaard’ zijn. Handhaven is maatwerk.
6.1.1. Herstellend en/of bestraffend handhaven
De gemeente Waadhoeke heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:
Herstellend en bestraffend kunnen naast elkaar ingezet worden.
In 3.2. van deze beleidsregels is aangegeven dat de gemeente Waadhoeke de volgende visie heeft op handhaven:
De visie van gemeente Waadhoeke op handhaving kinderopvang is gericht op herstel en we werken vanuit het vertrouwen dat overtreders zich inzetten om de overtreding(en) ongedaan te maken en herhaling van de overtreding(en) te voorkomen.
Wanneer geconstateerd wordt dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt, grijpt de gemeente in met een (informele) handhavingsmaatregel. Feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan, worden daarbij meegewogen. Het college start in beginsel een herstellend handhavingstraject maar kan daarnaast, indien aan de orde, bestraffend optreden door een bestuurlijke boete op te leggen voor de overtreding(en).
In beginsel start het college een formeel herstellend handhavingstraject met een aanwijzing met hersteltermijn. Na de hersteltermijn volgt een nader onderzoek.
Blijkt uit het nader onderzoek dat de kwaliteitseis(en) nog niet of niet volledig worden nageleefd en/of is er vrees voor herhaling van de overtreding(en), dan zal er een afweging plaatsvinden over een vervolgstap in de handhaving. Dit is doorgaans het opleggen van een last onder dwangsom.
Leidt ook deze stap niet tot (volledige) naleving dan zal wederom een afweging over een vervolgstap plaatsvinden. In dat geval kan de last onder dwangsom worden verhoogd of kan een exploitatieverbod worden opgelegd. Het uiterste middel binnen een herstellend traject is het intrekken van de toestemming tot exploitatie.
Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
Naast een herstellend traject kan er zoals in 6.1.1. beschreven is, ook een bestraffend traject worden ingezet. Dit is een bestuurlijke boete. De boete kan opgelegd worden voor het overtreden van een bepaalde kwaliteitseis. Ook kan de boete opgelegd worden voor het niet opvolgen van een aanwijzing, een bevel of exploitatieverbod, het niet meewerken aan een vordering van de toezichthouder, illegale opvang of het niet tijdig doorgeven van een wijziging.
Om te komen tot de uiteindelijke beoordeling van de situatie en de in te zetten handhaving worden meerdere afwegingen gemaakt om te bepalen of en zo ja welke actie nodig is. Deze beoordeling van deze afwegingen kan leiden tot gemotiveerd afwijken van de reguliere escalatieladder.
Voor de herstellende handhaving zijn dit onder andere de volgende afwegingen:
6.1.4. Hersteltermijn/begunstigingstermijn
De gemeente geeft de houder bij een op herstel gerichte formele handhavingsmaatregel altijd een termijn om de overtreden kwaliteitseis alsnog na te leven. Dit heet de herstel- of de begunstigingstermijn. De hersteltermijn of begunstigingstermijn van een herstellende maatregel is afgestemd op een redelijke tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen. Bij de bepaling van de termijn wordt rekening gehouden met de aard en de ernst van de overtreding, waarbij het uitgangspunt is dat de overtreding zo spoedig mogelijk moet worden opgeheven. Zo zullen overtredingen die direct invloed hebben op de kwaliteit van de opvang en daarmee de veilige en gezonde omgeving, of die direct invloed hebben op de ontwikkeling van de kinderen, over het algemeen een korte hersteltermijn kennen.
Als uitgangspunt worden door de gemeente Waadhoeke de volgende termijnen gehanteerd:
De hersteltermijn zal met deze uitgangspunten bij elk handhavingsbesluit aan de hand van de specifieke situatie worden bepaald.
Voorafgaand aan het opleggen van een formeel handhavingsbesluit (m.u.v. een aanwijzing) op basis van een inspectierapport waarin de houder een zienswijzemogelijkheid is geboden, wordt eerst een voornemen van dit besluit aan de overtreder gestuurd met de mogelijkheid een zienswijze in te dienen.
Wordt een besluit tot handhaven (waaronder een aanwijzing) genomen op basis van een inspectierapport ‘nader onderzoek’ dan wordt eerst een voornemen besluit naar de overtreder gestuurd om een zienswijze te geven.
De aanwijzing wordt door de gemeente Waadhoeke doorgaans ingezet als eerste stap in het formele handhavingstraject. In een aanwijzing wordt aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder genomen moeten worden. Daarvoor krijgt de houder een hersteltermijn. Afhankelijk van de ernst en/of de gevolgen van de overtreding en de tijd die nodig is om de overtreding te beëindigen, zal deze hersteltermijn korter of langer zijn.
Na afloop van de hersteltermijn kan de gemeente de GGD opdracht geven om een nader onderzoek uit te voeren om te beoordelen of de overtreding van de kwaliteitseis is beëindigd.
6.2.3. De last onder dwangsom (LOD)
De last onder dwangsom is een herstelmaatregel die doorgaans wordt gegeven na het niet opvolgen van een aanwijzing. Of als al eerder een aanwijzing voor eenzelfde overtreding is gegeven.
Met een last onder dwangsom krijgt een houder wederom de plicht (last) opgelegd om een overtreding van een kwaliteitseis te herstellen binnen een aangegeven (begunstigings)termijn en daarna hersteld te houden.
Na afloop van de begunstigingstermijn geeft de gemeente de GGD opdracht om te controleren of de houder aan de last heeft voldaan. Wanneer de houder niet of niet op tijd herstelt, verbeurt de dwangsom van rechtswege en moet de houder deze van rechtswege betalen.
De gemeente stelt de hoogte van de dwangsom als volgt vast:
De gemeente Waadhoeke hanteert in beginsel het afwegingsmodel als uitgangspunt bij de bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom. De bepaling van de hoogte van de last onder dwangsom laat onverlet dat het college gehouden is de hoogte van de dwangsom af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Er kan sprake zijn van verzachtende omstandigheden; dit is maatwerk.
Een dwangsom kan worden opgelegd:
Hierbij wordt na de hersteltermijn per in het besluit aangegeven periode beoordeeld of wel of niet aan de last is voldaan en of deze derhalve is verbeurd of niet. Ook deze vorm is aan een maximum bedrag verbonden. Deze wordt ook in het besluit genoemd. Deze vorm van de last onder dwangsom wordt bij zogenaamde voortdurende overtredingen opgelegd. Dat zijn overtredingen die onafgebroken gedurende een langere periode aanhouden, zoals dat bijvoorbeeld bij een beleidsdocument het geval kan zijn.
Het betalen van de dwangsom kan voorkomen worden door tijdig herstellen en hersteld houden van de overtreding.
Bij een exploitatieverbod verbiedt de gemeente de houder om een voorziening voor kinderopvang in exploitatie te nemen of te houden. Dit is een zwaar handhavingsmiddel vanwege de verstrekkende gevolgen voor de houder, de ouders en de kinderen.
De gemeente Waadhoeke kan een houder in de volgende gevallen een exploitatieverbod op leggen:
Bij het exploitatieverbod stelt de gemeente een maximale termijn. Dit is geen hersteltermijn zoals eerder in 6.1.4. beschreven.
Zodra de houder de maatregelen uit het exploitatieverbod of het eventueel daaraan voorafgaande bevel of de aanwijzing heeft opgevolgd, dient hij de gemeente daarover schriftelijk te berichten. De houder geeft in dat bericht een opsomming van de genomen maatregelen waaruit moet blijken dat hij aan de kwaliteitseisen zal gaan voldoen. De gemeente kan de GGD opdracht geven om naar aanleiding van deze melding op korte termijn te onderzoeken of de kinderopvangvoorziening voldoet aan de kwaliteitseisen van de Wko en onderliggende regelgeving. Hierna informeert de gemeente de houder of het verbod nog blijft gelden.
Indien bij het verstrijken van de gestelde termijn de kwaliteitseisen niet voldoende worden nageleefd, volgt het besluit tot intrekken van de toestemming tot exploitatie. De houder kan ook zelf verzoeken de gemeente de gegeven toestemming tot exploitatie in te trekken.
6.2.6. Intrekken toestemming tot exploitatie in vervolg op handhaving
Het intrekken van de toestemming tot exploitatie is een uiterste handhavingsmiddel. De gemeente zal in de basis een zo licht mogelijk handhavingsmiddel inzetten om het doel (herstel) te bereiken (subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel). Het intrekken van de toestemming tot exploitatie vanwege het niet of niet langer voldoen aan de wettelijke voorschriften wordt ingezet wanneer eerder ingezette handhavingsmiddelen zoals een aanwijzing, last onder dwangsom of een exploitatieverbod niet het beoogde (blijvende) herstellende effect hebben.
Wanneer de toestemming tot exploitatie is ingetrokken, wordt de voorziening uit het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) verwijderd. Dit betekent dat er geen sprake meer is van kinderopvang in de zin van de wet. Er mag geen opvang of bemiddeling meer plaatsvinden. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale opvang en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet op de economische delicten.
6.2.7. De bestuurlijke boete (hierna: boete)
Een boete bestraft een overtreding die in het verleden begaan is. Een boete kan gelijktijdig opgelegd worden met een aanwijzing, een last onder dwangsom of een exploitatieverbod.
Een boete is onvoorwaardelijk en moet altijd worden betaald. Het is, in tegenstelling tot de andere hierboven behandelde maatregelen, een punitieve (bestraffende) sanctie. De boete verschilt daarin van de dwangsom. Bij de dwangsom kan het betalen van het bedrag namelijk worden voorkomen door de overtreding tijdig te herstellen en hersteld te houden. Bij de boete is dat niet het geval.
Een boete kan door de gemeente Waadhoeke worden opgelegd bij:
Hoogte van een boete en grootte van de organisatie
De Wet kinderopvang geeft de gemeente de bevoegdheid om voor een overtreding / het niet naleven van een kwaliteitseis uit de Wko een boete op te leggen van maximaal €45.000. Voor de hoogte van boetes zijn in het afwegingsmodel normbedragen opgesteld.
Proportionaliteit en een goede dosering zijn een belangrijk uitgangspunt bij handhaving. Gemeente Waadhoeke hanteert daarom vier categorieën waar de boetebedragen op worden afgestemd:
Ad 1. Voor een grote organisatie geldt het volledige normbedrag zoals opgenomen in het afwegingsmodel handhaving (zie bijlage).
Ad 2. Voor een middelgrote organisatie is twee derde van het normbedrag de richtlijn.
Ad 3. Voor een kleine organisatie is dat één derde deel.
Ad 4. Voor voorzieningen voor gastouderopvang is dat één vijfde deel van het normbedrag. Dit geldt niét voor die voorwaarden in het afwegingsmodel waar specifiek gastouder staat vermeld. Daar is de hoogte van de som al afgestemd op deze voorziening.
Bij de bepaling van de grootte van de organisatie is de registratie in het LRK op het moment van begaan van de overtreding het uitgangspunt. Hierbij wordt over gemeentegrenzen heen gekeken.
Na bepaling van de categorie en het bijbehorende normbedrag kan er een verlaging of verhoging van het bedrag van toepassing zijn, afhankelijk de ernst van het feit, de verwijtbaarheid of de omstandigheden van het geval, de eventuele verzachtende of verzwarende omstandigheden.
Verzachtende en verzwarende omstandigheden
De gemeente Waadhoeke kan de boete verlagen indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan kan sprake zijn onder andere bij:
De gemeente Waadhoeke kan de boete verhogen indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven. Hiervan kan sprake zijn onder andere bij :
Wanneer er meerdere overtredingen zijn waar een boete voor wordt opgelegd, worden de bedragen bij elkaar opgeteld tot één bedrag.
6.3. Handhaving na herstelaanbod
Wanneer er herstelaanbod heeft plaatsgevonden, kan dit van invloed zijn op de handhaving die de gemeente inzet op de overtredingen die primair door de toezichthouder geconstateerd zijn.
Wanneer het herstelaanbod niet gedaan is, of wanneer de houder het niet aangenomen heeft, wordt dit niet gezien als verzwarende omstandigheid voor de handhaving.
Hoofdstuk 7 Overgangs- en slotbepalingen
De ‘Beleidsregels Handhaving Wet Kinderopvang gemeente Waadhoeke’ zoals vastgesteld door het college op 30 januari 2018 worden ingetrokken op de in 7.1. bedoelde datum.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Waadhoeke, d.d. 11 oktober 2022.
Het college van burgemeester en wethouders,
M.C.M. Waanders
burgemeester
J.K. Ykema,
gemeentesecretaris
Last onder dwangsom per constatering2 | |||
Niet voldoen aan de definitie van kinderopvang, gastouderopvang, gastouder of gastouderbureau. | N.v.t., intrekken toestemming tot exploitatie is aan de orde. | ||
Start exploitatie voor ontvangst toestemming college3 of voor de datum waarop college bepaald heeft dat exploitatie mag aanvangen. | Gelijk aan bedrag boete 4e categorie zoals opgenomen in artikel 23, vierde lid, Wetboek van Strafrecht (WvSr)* | ||
Houder geeft wijziging van in het LRK opgenomen gegevens later door / niet door terwijl dit zou moeten gebeuren zodra de houder bekend is met deze wijziging. | |||
Niet nakomen van een vordering tot medewerking van de toezichthouder. | Gelijk aan bedrag boete 2e categorie | ||
Niet opvolgen van exploitatieverbod gegeven opgelegd op grond van artikel 1.66 Wet kinderopvang. | |||
Niet nakomen van een afspraak zoals genoemd in artikel 167 Wet op het primair onderwijs. |
*De in het artikel 23, vierde lid, Wetboek van Strafrecht genoemde bedragen worden elke twee jaar, met ingang van 1 januari van een jaar, bij algemene maatregel van bestuur aangepast aan de ontwikkeling van de consumentenprijsindex sinds de vorige aanpassing van deze bedragen.
De houder zorgt er niet voor dat conform het beleid gehandeld wordt | |||
De houder voldoet niet aan de eisen gesteld aan veilige en gezonde kinderopvang4 . | |||
De houder voldoet niet aan de eisen mbt formatie en/of kwalificatie. | |||
De houder voldoet niet aan de eisen mbt de VOG’s en het personenregister kinderopvang. | |||
De houder voldoet niet aan de eis mbt de voertaal, taaleis VVE en de taaleis BSO. | |||
De houder voldoet niet aan het ouderadviesrecht / klachtrecht. | |||
De houder van het gastouderbureau voert aantoonbaar de kassiersfunctie en/of de verplicht gestelde gesprekken niet uit. | |||
*voor voorzieningen voor gastouderopvang geldt als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsmodel met 0,2 kan worden vermenigvuldigd.
Overtreding van art. 1.45 en 1.46 Wko is een misdrijf conform art. 1 lid 2 Wet op de economische delicten. College zal eerst aangifte hiervan doen bij het OM, indien het OM aangeeft niet te vervolgen of de bestraffing aan het college over te laten, volgt oplegging van een boete maximaal gelijk aan de boete zoals genoemd in de Wet op de economische delicten.